1 hoopt-en gelooftdat de Hemel o tot hare Verlos sing heeft gezonden! Waren het negersgij zoudt hen ipóedig verlossenen het negerschap zou zijn eigen meineed boetenmaar het Zijn Christenen hunne i ove'rhcerschers zijn dé Turken, en men móet vol 'achting, voorbij zeilen en de vlag van de halve maan", vriendse'iappelijkgroeten; Doch kan ik terwijl ik j mij zöó een afschuwelijk schrikbeeld vóorstelleon- regtvaaïdig tegen Frankrijk zijn Heeft .het niet reeds de zegepraal van een Onderdrukt volk bevestigd." Met welke dankbaarheid róeraen niet duizenden van Helle nen, welke het bloedbad ontkwamen, 'den Admiraal Halgan met den teedersten naam van iVeldoener der Griekenach! Hoe gaarne zou zijn hart hen door een ander soort van ondersteuning Bijstaan? Er is nog een edel man zijn naSm is mij ontgaan; hij is medelid 'dezer Maatschappijmisschien hoort hij mijik zwijge van hem Üit bescheidenheid; Wij warenin het vorige jaar, aan dezelfde önaariheenUijkHeden blootgesteld j toen wij van dé helden van Spanje spraken'. Heil dei- vereeniging i waai- menbij dè hulde aan den roem xoodanige verlegenheden gevóeld! onder Frailkrijks schild J onder dé bescherniing vin het witte vaandel en den naam vhn Lodewyk 'de XVIII, aan de boorden van onze schepertlil de huizen det FranSche Konsuls hebben vele bewoners Van Smyrna, SidoniaSeco, lpsara en KonStantinöpel veilige bescherming gevonden. Toen LodeWyk den XVHI den revolutionaire geest aan gene Zijde der Pyrenëen had te bestrijden, dacht hij altijd, voi liefiie, aan de Grieken: hij schreef: redt allen, die gij redden kuntKarei de X Zal schrijven Snelt ben allen ter hulpe He witte Ölifant in Ava, de eigenlijke hoofd stad van het birmanische rijk. Öe residentie van den witten Olifant is naast het koninklijke paleismet het welk dezelve door eene op pilaren rustende gallerij verbonden is; Aan het uiter ste einde dezer gallerij verbergt een zwart fluweel met kostbaar goud gestikt voorhangsel het vergode dier voor de oogen der onheiligen. Voor dit Vborhangsel lagenop rijke tapijtende aan hem toegebragte ge schenken als met goud en zllvér geborduurde mous'é- liftetilinnen, rozenolierozenwaterthee enz. Na dat wijzegt üe Schrijver eenen geruimen tijd ge wacht hadden j zoo alS gewoonlijk het géval bij de Birmanische PrinSen is.,' \Verd het voorhangsel opge trokken en wij zagen het daórluchtige diervan eene kleine gedaante ert zandkleur,' hóe het, onschuldig, met zijnen snuit speelde, eh de hem toegebragte hél de, schoort de BirmSnèn' Zich vóór hém, 'diep', ter aarde bogennier eens scheen op té merken. Het woonhuis van dert Witten Olifant Is eene hoOge galle rij welke zoo Wel van binnen'als van Büitenrijk verguld is è'h die op 64 pilarenwaarvan 36 even zoo rijk verguld zijn, rust. Eene zware Zilveren ketting dient zijne voorpootenen een gewoon koord zijne acluerpooten tot kluisters.' Zijn leger bestéat uit éen dikken stroomatrasmet het fijnste blaauwe linnen over trokken ovef welke een deken van karmosijnkleur is Uitgespreid, De Olifanr voert eenen gewonen hof- stoet: hij hééft een IVoongdee of eersten Minister, een Moondank of Staats-secretaris, een Seregee of onderse cretaris, een Rakaan of Rekestmeester en" andere on dergeschikte ambtenaren, wélke allen tegenwoordigwa- renom ónS te ontvangen. BöVendien heeft hij vele bedienden, welke zijne goederen, die hij veel Bezit, beheerenen eene lijfwacht, 1000 man sterk, om niet Van de menigte oppassers en andere bedienden ré spre ien. Zijné pronkdekkén getuigen van buitengewone pracht: zij zijn van een gouden stof vervaardigd, en met groote édele gesteentenparelen «phiren tii robij nen bezet. 6e nap, öit welke hij eet en drinkt, en al wat hij vóöf zijne 6'ehöeften noddig heeftis met goud en edéïe gesteenten versierd. Tóén het voor hangsel opgetrokken wierdbögeerden dè GrOolé rijks dignitarissen dat wij oiii ook ter aarde zouden bui gen: zij stónden echter niet daarój», toen zij zagen, dat wij hief in niet vee! zin hadden. De Olifanrkwam ons voor een ziek geweest zijnde dier te zijn, welks klenr door een soort van uitslag veranderd is geworden. Mensehen-eters. Onlangs" heeft Kaptein Cruise eene geheele nieuwe reisbeschrijving uitgegeven, waar in de ontzettendste berigteo over de mewchen-cier» jn Nicuw-Zeelapd, aan wier bestaan men veelal twijfelde, voorkomen. De Couties of de slaven worden opgesmuld, wanneer de meester trek in dezelven heeft. Men slaat hen slechts onder hét eerste,, het beste, dikwijls zelfs onder geen Voorwendsel, dood. Hét dóode ligchaam wordt als dan met aarde bedekt: wanneer het eenige dagen zoo ge- légen heeft, dan halen de Heer en zijne vrienden het lijk voor den dag, en nu eet men hetzelve, als het beste ge'regt van eenen gruwelijken maaltijd. De offi cieren van den Héér Cruise waren hier van ooggetui gen'. Mén merkte hen niet op, dewijl zij zich hiel den als 'of zij niets zagendocli een matroos uit hun gevolg werd verzocht om aan dézen maaltijd der Can- nibalen deel te nemen. De zendelingen, welke on der het geleide van dén Heer Cruise waren, zagen het, hoé een Heer zijnen slaaf met eene Rno'ds doodsloeg, dewijl hij zich verstout had eene vervloeking tegen hem uit te spreken: dadelijk werd het ligchaam gerei nigd én géwasschen: de Heef droeg het "zelve op zijn* rug wêgóm het, op een nabijliggend klein eiland met Zijne vrienden op te eten. De krijgsgevangenen, welke terstond slaV'en Worden, vermoordt men, wan neer de overwinnaar honger of wel trek naar derzelver vleesch heeft. De Nungatendeof de vrije nienschen worden niet gegeten. Men begraaft hen in gewijde aarde met dezelfde plégtigHeden welke te Otaheiti en te Owaihi in gebruik zijn. Hunnè beenderen worden in eene Mórai bewaard; Geórge III.van 1760 tot 1781. aan goud 3°>457>4S7 P- ziléer 7,126 30,464,583 van 1781 tot 1803 aan goud 33,3(0,831 p.st. zilvef 56,473 33.367,3°5 vani 1803 tót Maart 1810 aan goud 22,445,253 6 3 W g U, 1) s I S 5U 8S '8 «j »o e c o ■3 I H e -o a - u P s ïP i> s F WD g N qj n I I o J* o •-=? t: cc 2 s at k-13 "3 a 2 cc o ;cj CC <D Jb dZ. tuo <5 1 -e 1 c_» *-» 2 J 31 S 1 :=r- bjo N c - r S C O I -V s-J O W O .Ï2 8 ^3 -C -S3 B c k. <u j ^4 "o a o -CS 01 "T? E u U D S bo bD X n hn y N R ^5 •r o 5 c cc cc o 2v O - cc "E I a O n !- S tie ld in Engeland. Er ft uit oorspronkelijke geloofwaardige Stukkenéén overzigt opgemaakt van het, in Engelandsedert de regering van Karei de II.in den jare i 660tot den jare 1810 geslagen goud- en zilvergeld, het wélk ons waardig schijnt hier opgenomen worden. Onder- Karei il.van 1660 tot 1685, werd gestempeld; Jacobus II. en Willem III.van 1685 tot 1702 2,737,637 Annavan 1702 tbt 1714 2,691,626 George I.van 17(4 tot 1727 8,725,921 George II., van 1727 tot 1760. aan goud 11,662,216 p.st. zilver 304,360 11,966(576 Pd s S "2 a aM 5 ;3 E e! o e a O t« 0 O 1 a> SP-M 7,524,105 p. st. s m 60 O s - c .E c "C cc o rJ CC be U) S N D TS bfi Z. R c 6 -3 N S I -O 1 «- v, "a 55 04 C -5 M g S 3 .5 ■ia cj S c Si O 'C o o Pc «5 O 5 co ^-.3 S a -o .3 *-J &31 w CJ M o a 71 52 J. a .a4 0 s 3 •E, N ft n :a* n WD w N -S 2 i° S f a 3 S> S E <U o> 12 O." M S g O S .2 S S - Il j 3 e S? o <u fcJD w-4 J QJ t-U 1 3 N a i S Sf C M <u TA 0 's o* B I S qj o Q fed 2 E ec ca sz X "f O *-» ty W oS N -a W ui g I cd té zam'ên 'I George III en IV. j vöfi8rj,töt i-i»4 aan goud 24,700,000 zilvef 8,000^300 86,277,141 i, 119,923,606 p. st. P ru V S - A* "O Ï2 2 «C o QJ 'rs r bJD <P WD t £b qj W5 y s» e- a 2d cc a Nj -c •fe I f g u j a ;a* -Q 3 1 WD S O .3 ■tt 'Z O E a 1 3 g S «O .2 SP* o -3 p* Sb. g CJ o 2 cc .3. Jo «2 O -O .2 W> ti QJ E -3 *5 O as 35 t- QJ1 JS, O a> qj "U 'S t- 11 3 a s 3 1- 2 «t O g 3 o o N Voóf de jafen 18 ro fot 1817, werd 32,700,000 gesteld Hier bij gevoegd het geslagen gond in 1824 zie de Courant kvaa 9 Maatt 1. 1. 27,3f«,994 4,065,075 ■-«Ju 5* -a -3 u sj C ar- a- .e .s |f «j 2 - I <U 3 •3 .SP Zoo Bedraagt de geheele som van hetsedert de herstelling der Ko ninklijke waardigheid in Engeland, gcslagén goud en zilver t 184^65,075 p. st.' Hag- of iVetkbladch in Griekenland. In' Griekenland worden thans de volgende bladen ge drukt in Missolunghide Krmijk van Griekenlandin het Grieksch en de Telegraaf, in verscheidene taleth Te Hijdrade Vriend der IVettente Athenede vrijt Drukperste lpsarahet Journaal van lpsara. De laatstg drie in de Grieksche taal.' Het vtrvtlg tp ie iaat van dext bladtlj <5 u C dj CS QJ S T3 O u C 5 3 T. I S a 3 a 0 z m/3 Mi» Tb ■ix* J2 ÏSg S-ë - 11 - 2 2 a o te -g «>i -g f u 2 O 11 -S' I S: 5? u. -c b a e Ai P S ïïS fa -= JJ 2 a bS S 5 S 5 S" 3 "v 5 te g - '8 1 "5 S a V agg „O "I a S f *3 a O 2 9 «3-Sö I -o 'l-s -SI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1825 | | pagina 3