fi 1 »voners van Indien, welke zicli aan de Braminenonder worpen en hunnen Godsdienst aangenomen hebben. I>e trotsche Adel kan zichbezwaarlijkooit zoo geheel van den burgerlijken stand afgezonderd heb- ben dan de onderscheidene Kasten der Indianen en de Indianen van voornamere Kasten doenvoorna melijk de Braminen. Zij gelooven niet allééndat het hun eene schande is zich tot een lager ras van menschen op eenige wijze te vernederenmaar elke Kast gelooft zich door aanraking zelfs van lagere Kastenveront reinigd en moet de vastgestelde reinigings-plegtigheden ondergaan, eer zij iets mogen verrigten. Het is natuur lijk, dat deze naauwkeurige inachtneming van het on derscheid der Kasten envoornamelijkde" wetdat niemand de werkzaamheid zijner voorvaderen welke die ook zijn moge mag verlatenom eene voordeeiiger te beginnenvan welke wet echter de Grooten zich vrij gemaakt hebbender beschaving des volks onoverko melijke hinderpalen in den weg sfelt. Voornamelijk worden zeer onderdrukt de zoogenaamde Parreiers, welke, gedeeltelijk, lijfeigenen van grondbezitters zijn, gedeeltelijk zich met verachtelijke en niet belangrijke bezigheden waar onder hier het ambacht van schoen maken behoort)moeten onderhouden. Even gelijk voor heen volgens harde zedewetten onechte kinderen ver klaard warengeen eerlijk ambacht te mogen uitoeffe- nen gelijk de séherpregter en zijne knechts uitgeslo ten waren van de verkeering met alle andére standen, zoo, en nog stelselmatiger en harder is de verachting en onderdrukking die de Parreiers van de andere vier Standen in indiên moeten verdragen. Onder deze om standigheden is het niet te verwonderen dat deze talrij ke klasse hoogst onwetendmorsigaan ligchaam en ziel verwaarloosd, aan eene verbetering van hunnen toestand geheel niet kgn denkenen de verachting der hoogere standen schijnt te verdienen. Eene tweede hoofdzaak welke ovef den tegenwoordi- gen toestand der beschaving in Indien vele ophelde ring geeft, is de geschiedenis der onderdrukking door vreemde veroveraars. De Braminen hebben, in de oud ste tijden het grootste gedeelte der oorspronkelijke be woners van het middenste en zuidelijke Indiendoof list en geweldaan zich onderworpen en hun een zwaar Priesterlijk juk opgelegdde Braminen daar en tegen, zoo wel als het geheele volk, moeten hunne j halzen buigen onder hetijzeren juk der Mongolen i welke alle de slechte hoedanigheden van hunne Maho- metaansche geloofsgenooten en van de losbandige gêvoel- looze Tartaren in zich ver'eénigen wij zwijgen van de voorbijgaande en gedeeltelijke overheersching der Telin- I gischeMahrattische en Portugesche veroveraarswelke i ook het hunne bijgedragen hebbenom de burgerlijke orde te verstoren en, het volkskarakter te bederven. De toestand van den Tamulononder welk volk ik levebevatin zoo verre hij medelid der burgerlijke maatschappij ishet volgende karakter een uitwendig welvoegelijkzachtmoedig en beleefd gedrag beveelt, de medeleden der vier kasten meer of minder aan •zoo lang zij met hoogere te doen hebben, maar tegetl i lagere zijn zij heerschznchtjg en barschlaagheid i vleijerij en lust tot bedrog, is hier het algemeene Volkskarakter. Geen kan op het woord van eenen an deren vertrouwen en het is eene algemeene grondstel ling onder hen dat menzonder bedrog geen levens onderhoud kan verkrijgen. De Vrouw is de slavin van den .Mangaat hij op den wegdan moet zij eenige treden, achter hem gaan: zü mag niet met hem etenmaar z,;j moet hemen alle de kinderenzoo wel de dochtersals de zonenbedienen. Dewijl de dan seressen in de Pagodische tempelsin het lezen en schrijven onderwezen worden, zoo houdt men het Voor onwelvo egelijk, om eenige Indische Vrouw deze kunst te leert :n. De Indiane is alzoo geheel ongeschikt de huishouding te verzorgen: zij is doorgaans niets meer, dan de flavin van haren man en hare zonen. Huisselijk g eluk is alzoowat de Europeanen daar van mogen denkt :nonder de Indianen bij zulke omstandig heden niet t e vinden. De Tamulon heeft weinig be- mot- hóeften. R ijst met eene peperachtige saus, Carry ge ts in noemd en vruchten zijn de eenige spijzen dewijl de Indianen 01 ter het algemeen weinig vleesch eten. Een uit- acht ellen li inge en anderhalf el breede doek van boom- be- wolom 1 et lijf geslagen is hunne geheele kleeding van ofschoon 1 :jj welke met Europeanen te doen hebben Met en rijk zij' ,1meerder kleeding dragen. Hunne huizen best" zijn klein e morsigeongeschikte hutten en hoofdza- In- kelijk vo or den regentijd gebouwdzeer velenzelfs ope- in Madr os, slapen voor hunne hulzen onder den bloo- ider- ten hem el. Dewijl hunne geringe behoeften zeer spoe- ond- digbev ,-edigd zijn en de vroegere roofzuchtige Rege- k de ringen alle nijverheid en hoogere werkzaamheid en den ku nstvlijt' onderdrukt hebbenzoo is werkeloosheid het oot den er- tot brd ene tide Ier. tost >oe- t ook nijn lebt zoo I'S» een algemeene karaktertrek des volksen het geen zij wenschen te verkrijgen, zoeken zij niet door werk zaamheid en inspanning der geestkrachtenmaar door list en bedrog te verkrijgen. Met opzigt tot de wetenschappen, zouden de Tamulen het zeer verre brengen wanneer er eerst een vrijer geest onderhen ontwikkeld werd. Het eenige hetwelk zij,-in eenen zekeren trap, wetenschappelijk doen, is de beoefening hunner taal. De Tamulische taal schijnt nooit door eenë vreemde geweldige inmenging aan hare grammatikale zuiverheid geleden en zich van eeuw tot eeuw naar eigene regelen beschaafd te hebben. Zij bezitten, benevens talrijke beschrijvingen van de daden hunner Goden, in het Sankritisch verhaald, een aantal vanzoo als het schijnt, oorspronkelijke werken van zoo hoogen ouderdom dat de geleerde Tamulen hunne onkunde over den tijdwaar in zij geschréven zijn, moeten betuigen. Alle deze werken zijn echter meest zedékuiidige voorschriftenmaar derzelver taal is zoo veroud, dat zij eenen Uitlegger behoeden, en derzelver verklaringen zijn-zoo donker, dat zij ook nog bijzondere uitleggingen noodig hebben. Dit geldt ..voor namelijk vaneen zeer oud Grammatikaal werk het welk in velerlei omwerkingen aanwezig iswaar van eene tegenwoordig als van het hoogste gezag erkend is en gevolgd wordt. Behalve dithebben zij eennaar een bijzonder plan ingerigtzeer volkomen Woorden boek het welkmet opzigt tot de zuiverheid der woor den, een beslissend gezag heeft. Een Tamulon, welke op de geleerdheid wil aanspraak makenmoet alle deze werken van buiten leeren; namelijk: het Woordenboek, het welk, benevens drie of vier verzamelingen van ze- dekundige spreuken en lofzangen op de Goden vanhunne bijzondere sekteop de scholen geleerd wordt. Een Tamulonwelke zijne taal grondig wil kennen moet daar toe negen of tien jaren onafgebroken bededenge durende welken tijd, buiten eenig Sanskritischhij geene vreemde taal leert, ten einde hij zijne eigen taal des te beter beoefenedoch zijne kennis wordt niet uitgebreidnoch zijn geest verhevendewijl by grootendeelsongerijmde en" aandootelijke Gefchiede- nissen der Goden en Schriften moet beoefenen, welke eene zeer onvolmaakte Zedekunde, en valfchè grónd- stellingen der natuurleer bevatten. Zelf mijne Tamuli sche taalmeesterwelke nog in hetdoor de Regering opgerigteen onder Europesche ambtenaren staande Collegie te fMadrasopgevoed iswas zeer verwon derd, toen ik hem zeide en het hem bewees datplan- ten en boomen geene zielen hadden. Hij geloofdadat alles, het geen, gelijk als de mensch groeideook, als de menschziel en ièven had. Volgens een van hunne voornaamste klassische boekenzijn de pevels in de.zee geyallene regendruppelen, welke een dier op gevangen heeft, en als ik, in den loop van mijn onder wijs, mijnen Taalmeester dit, of eenig ander soortge lijk gevoelen wederlegde, dan werd hij driftig, en zeideTirtonwallwearf de naam des Schrijvers van mijn lesboek) kon in geen geval dwalen; allés, het geen hij zeidewas ontwijfelbare ontegensprekelijke waarheid." Ik vond het goed met mijne wedcrleggingen te wachtentot dat hij op dezelve beter zou zijn voorbe reid. Het is mij niet genoeg gebleken hoe zij de regten beoefenen. Dewijl de Indianen in burgerlijke zaken zich naar de wetten van Monu en inkriminele naar de Ma- homethaansche wetten gedragenzoo verre namelijk beide met de Engelsche wetten eenigzins overeen te brengen zijn, zoo zijn aan de Engelsche Regters Regtsgeleerden van beide Godsdiensten toegevoegd op wier inlichting zij regt spreken. Het is alzoo wel te vermoeden, dat de Indianen zich meer op dé beoefe ning der Regtsgeleerdheid, dan op die van eenige an dere wetenschap toeleggen daarenboven hebben de In dische Regtsgeleerdenmet opzigt tot de erfverdee- lingenzelfs in Bengalenwaar het Sanskrit algemeen beoefend wordt, Monu's wetten verwaarloosd en zich inbreuken veroorloofd. Met de aardrijkskunde en de Geschiedenis zijn de Tamulen geheel onbekend. On langs nog verwonderde zich een Indiaan zeer sterk dat het water in Europa van dezelfde kleur en ge daante was, als in Indien. Hij scheen te denken, dat de Europesche en Indische wateren even zoo van el kander onderscheiden waren als de gelaatskleur. Doch in weerwil van deze onwetenheid en deze werktuige lijke nabootsing van oude en vaste gewoonten geeft hun huiine - bewonderingswaardige regelmatige dui delijke beredeneerdebepaalde tamulische taal zulk een scherpzinnigheid en leert ben zoo geregeld denken, dat zij ons dikwijls in bewoudering brengenen in ons de verwachting regtvaardigen, datwanneer eerst hunne geest van de kluisters des bijgeloofs bevrijd isen voor hun de wijde, vrije velden der wetenfehappen geopend Het vervolg óf> de kant ven den e bindt.. a -g - a w Ai-p-o <u te c .75 s i jk 1 o w e a CJ O a 73 «5 -O M ■- S I -C cj <U P XJ P- E3 e - O w 2' P '-<5 &ësS"eg-ff Jf. C _r- c c .as .1° s o S) N <uf *>3 g.fc g V. §"2*2 bD«-i - O Z s E a O bO,Q „i -S «.2 g'g - 2 o a P *-* o d /Tl Tt bö W QJ VO Q QJ ~-l -I r—f S c"H"° f- BZ Hi S ai r r bD. t GJ -» »S O O -b; u- "2 Sff 5"? e 3-= - 5 -a T. or a - P Ui „-60 -hé r> M.O ijS-So ZMiZ oi!-* O 5J a? fep -2 r- S 1 y "2_-s >T3 23 O bxjns S £X>> n tz N 3 n c S 1 V JTJ B C e A Gj C -2 <u S"13 PQ S QJ cj "S s i «a"S P S li-S -TPs ca *5» i t- tv i i a a as; g» 2 o s:=?= "S-Sei! •=■0 I BÜ 3C5"" >- H.ÜP--S «-S - Si -i ■S g 5 rC S O u -s „a o a .2 iS o •■3 S"0 e c CJ .s I- O O *a 2 o Oy O o C P O «U :2 N I c o öj .^2 c- -C w-c V2Ï fl C P. u i te y n M - - uu CL, 5rJ ««'OS r o -V w 2-ê-c E g g(g E gb S tl *C -C -C1 u O CJ C <u -C O a c -„.g 1 S3 n - O (x <u 2 1) p i-» 5 .SPW 2 -w a '5ui gig s .§2 z eoCJ^JSTaCJ CJ b I o -C a U •-'' O 2 S4 S W) N 2 <D Q bD CD N o 5 gsw-S §5 a a a iag» g 8.S.« 2 1 VA to ho P - la P biv.aö 09 o .01 >C>-5~U3>>- *C O) 11 QJ S Jt b| Sï I-ë ca O cj -tl G S s o c S-ë S 2 al g g g^A/ JJ QJ .j CJ CJ t* «J <u -O -C W g o a a n p C 5)®" i 5 "v g O s a 5? C*S fesf 55 8- - CN. 1 b» P "a* V- Cy CJ LP r< C "c5 ■*u I i> p cj S P 5 o «2 l-P cj bijCj o a N cj ca a c 5^ c p O CXtG 2 P CJ S fc e c op <u cj ra, cj a "cj o in O-O 45 cü 0.0 CJ M CJ -O 2 bC*P a a »- w a iï* C o i> cj.S Ofc o B-IJS O O o fe o -a g S 13 tJ CJ -O g Bh- *a w 5 P CJ CJ 03 5 5 -P tc bD O u. N r o 60 -3-v °"5is •5 5ÜÏ13 Soö.sg P "O -b: gj N iv Xi ca ui bp --a o P .SP.— O a> 3 B SS 2?*$ >-eg"sp> o po a w w iS-o Sb".3 «u a P p p bD QJ CJ CJ CJ 7 ■na UP a a - cj g. <u ca .22 fca 5 :p S t:- - o p g O o .2 a O cu -o 't: 01 p gj -o 2 1 •S ."■S" 1 2 C CJ n O a a» -c 2 QJ ia1 CJ o gj cj O ^a o P 5- if «si O r; O l. |Tv» o o B« g§ ;u ji c o o A c nioO u b a .B -a :c> 12 5 3 N S e - -s g- s S 3 60 ^2 g-1 jNtng? S B»soï;» «J> a-6. a g g *a P .„*o o S N O O Q B s -S-S °s ■§s| i72 cj ca: a c» 2 '•<- o'w H O W cj a *a a o 33 a CJ "P* o c* -u N p >*p g o a P 2 ^2^3, .Z,N r.s cj •S'PSJ^ a rP a CJ *a p 5 o c .S, S o o 'si OI rj W w S s o X3 a o 3 O w S c O CJ o cj o c O ca O O a co CJ co O Mr-a - a; §a.ëj"5 j.'a bo S CJ o -na •P 2 bc W— bD 2 Ü13 e HJq -2 w S 2 SI su s C CJ o CJ c g B E S S ui o 2 o c pa O P C c - r H O S? !ÜSjO^'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1825 | | pagina 3