Xj -ff n M ff ff -ff ff uppe', een merkwaardig règtsgeding behandeld, waar van wij het volgende, verhaald vinden. Peter Frans Stevenszonder beroepvoorheen ge woond hebbende te Brusfelwas aan den aldaar nog Wonenden Koopman Johan Baptist Van Maldervol gens deszelfs verklaring fchuldig de fom van 209,370 frankenen werdbij een doox de Regtbank van Koophandel te Brusfel, op deii 3 April 1817, geflagen, en op den 28 Julij 1818 door het Hof van appel al daar bekrachtigd, vonnis, bij perfoonlijke gijzeling, tot de betaling verwezen. Stevens ontvlugtte aan de uitvoering van dit vonnisen hield zichvijf jaren langverborgen. In den loop van den vorigen Zomer tevond hij zich te Aken, om de baden te gebruiken, en werd aan zijnen Schuldeifcher van Malder verraden. Deze laatfle droeg nu zijne fchuldvordering aan den 'Boekhandelaar Julius Laruelle, te Aken, over, en deze bewerkte, op den 24 Junij 1. 1. bij den Prefident van Tiet Koninklijk Landgerigt aldaar een bevel, volgens Tiet welk, op den volgenden dag, Stevens perfoonlijk (gegijzelden deszelfs goederen in beflag genomen wer- "den. Den 26 daaraanvolgende verkreeg Stevens ver- of, om Laruelle te laten dagvaardenten einde de provifoire gijzeling en het beflag der goederen, ais 'ilrijdig met de wet, te hooren opheffen, en den 28 daar na liet Laruelle Stevens dagvaarden, om het von nis van de Luikfche Regtbank executoir en de in- beflagneming der goederen voor Wettig en geldend te hooren verklaren. Na verhoor van de beide partijen j verklaarde het Koninklijk Landgeregt te Akenop den 2 Julij, dat de gijzeling van Stevens moest Opgeheven en dezelve in Vrijheid gefield worden. Laruelle kwam [in appel tegen dit vonnis voor het Rynfche Geregts- jhof van beroep, waar de zaak op den 27 Julij be jliandeld werd. Hier beweerde Stevens, dat een Ko- ininklij^e Pruisfifche Regtbank niet bevoegd was om jhet van eene buitenlandfche Regtbank geflagen vonnis over een alleen tusfchen buitenlanders ontdaan Regts- geding uitvoerbaar te verklaren zelf dan nietwan neer eene der partijen zichtoevalligvoor een' kor- 1 ten tijd op het Pruisfich grond-gebied bevond: dat de, 1 Aoor,van Malder gefchrevene Cesfie van zijne vórde ring aan eenen Pruisfifchen onderdaan Laruelledie grondfleiling niet kon veranderendewijldoor zulk eene overdragt de regtsverbindtenisfen des fchuldenaars niet verergerd mogten worden, en dat de Cesfie bui ten dien alleen verzonnen wasdewijl door dezelve de gevraagde eisch van de fchuld aan Laruelle op geene wijze had kunnen overgedragen worden. Stevens drong daar Op aan, dat het, door Laruelle aangevangenappel zou verworpenhet arrest opgeheven worden en, in het geval het noodig zijn mogtden Ap pellant, onder piegtigen eedete doen verklaren, dat hij, door de voorgewende Cesfie, waarlijk de eigenaar der innefchuld van van Malder geworden zij. Laruelle beweerde daar en tegendat het Pruisfifche Geregt wel degelijk verpligt en geregtigd wasde vol trekking van een regterlijkvonnis, fchoon ook door eene buitenlandfche Regtbank geflagen aan eenen voortvlug- igen fchuldenaar, welke nergens eene vaste woonplaats had op Pruisfisch grondgebied te doen uitvoeren en des temeer, dewijl de Eisfcher door de Exekutie namelijk Laruelle, een Pruisfich onderdaan, en Stevens door de cesfie van de fchuldvordering aan Laruelle geenszins benadeeld wasterwijl ookin Luikals de vroegere woon- en gerigtsplaats van Stevensde perfoon lijke gijzeling op het voorliggende geval toepasfelijk volgens het oordeel van de daar zijnde Regtbank was uitgefproken dat voor *t overige de tegenflrijdige eed vordering, als hier van geen belang, moest wegvallen, en drong hij daar op aan, om het appel aan te nemen, het vonnis van het Koninklijke Landgerigt te vernieti gen en de perfoonlijke gijfeling van den gearrelleerden zoo wel als de inbeflagneming van alle zijnebij hem gevonden goederenwelke een vermogen van meer dan een millioen bedroegenvoor wettig te verklaren. De Advokaten Rittman en Muller uit Keulen en Pel- ier uit Akenwaar van de eerfte voor Laruelle en de beiden laatfle voor Stevens optradenpleitten in deze zaak met kracht en geleerdheid. Het Hof van appel gaf, den 2 Augustus, een vonnis, ,bij het welk, met verwerping van de eedvordering, het Vonnis van het Koninklijk Landgerigt te Aken van den 2 Julij werd verworpenen de perfoonlijke gijzeling van Stevenszoo wel als de inbeflagneming der bij hem ge vonden goederen, voor geldend en wettig verklaarden den. gearresteerden in de kosten .verwezen wordt. Deze uitfpraak rust, voornamelijk, op de volgende gronden 1. Dat de Regtbankcn verpligt zijn, ook aan vreem delingen eene onpartijdige Geregtigheid te laten we dervaren. 2. dat, dewijl de buitenlander, waar hij ook zijne vaste woonplaats heeft, met regt eifchen kan, voorden Rcgter van zijne Woonplaats te regt gefield te worden de voortvlugtige echter, welke, onder dit voorwend- felde Regtbanken der geheeie wereld kon beflrijden en alzoo in ftaat gefield wordendoor dit onfeilbare middelzijne fchuldeifchers te bedriegen en van het hunne te berooven op dezen eisch geene aanlpraak kan maken 3. dat, dewijl het overal geoorloofd is eenen vooft- vlugtigen fchuldenaar in perfoonlijke gijfeling te nemen, om zich, op deze wijze, van de betaling der fchuld te verzekeren, en, dat de wet van ro September 1807, offchoon hoofdzakelijk ten voordeele van de Inlanders uitgevaardigdin de algemeenheid harer verordeningen op het tegenwoordig geval gehégl toepasfelijk is 4. dat, dewijl de perfoonlijke gijfeling ook reeds bij de Koninklijke Nederlandfche Regtbanken door het tegen den Gearresteerden uitgevaardigde vonnis erkend is, 5. het er niet op aankome of de Appellant Laru elleals Cesfionaris en Mandataris in rem juam, of als bloote Gevolmagtigde van zijnen aangegeven Cedent en mandatarius in rem alienam te befchouwen zijdaar in het eene zoo wel, als het andere geval de Regterlijke uitfpraak tegen den gearresteerden gegrond blijft. E T3 e. 2 0 es "S '*1 ff r tr e-\ CD <D xi Q CJ m *-> s? _r 3 5 if Sr- G gj r 8 -5 •5 s g S E n, B *S) a 1 CJ -ff <D C3 Ui -e C o -e ij 2 O x> o 3 c o k O -G S 5 1 ff 1 I O h .O QJ Z. S .5? CJ - I 5 CÖ O -G •SP c CJ CJ ±3 cj - T3 as "ff 'o •ff cj *7 N b— c O 0 i - Si o 2 -S Cf ctj -ff CJ KJ H J-l S- ff 0 0 s aD A CJ '3 N s e "O ZJ bD K- W lx g c< x3 <u 2 -° .a .5 J p 0> -v .ff "g 'U H u jj aj ff o »-« O, 2 JS XI E CJ -ff O ff O ff a cj F "g bO O) c cj .2 Antwoord van een Poortfehrijvcr, Eene ware Gefchiedenis- Ruim dertig jaren geleden kwam een oude boer met wankelende fc'nreden, op eenen ftok leunende aan de poort van eene hofftad aan. De Poortlchrijver keek uit zijn wachthuisje en riep hem toe: Van waar komt gijoüde?l' y, Gints, uit het bosch."" Waar gaat gij dan henen?" Niet verder, dan hier."" E11 wat zult gij hier doen, als ik vragen mag Ach ik wil mijn' oudften Zoon bij de Regering aanklagen." Uw eigen Zoon waarom?" Ei watik heb zes jaren geleden, aan mijne zés Zonen mijne have en goed afgeflaanop dat ik in rust mijne dagen zou kunnen eindigen. De oudflé kreeg bijna allesen beloofde mij tot aan mijnen dood te onderhouden en te verzorgen. Maar dat wil hij nu niet langer doenen bij mijne andere Zonen vinde ik Ook geene hulp daarom wil ik mij met een klaagfehrift tot de hoogvorstelijke regering vervoegen."" Maar hoe 'oud zijt gij dan?" drie en Zeventig jaar,"" nu, dan kan ik u wel het antwoord geven, en gij be hoeft u niet bij de Regering te vervoegen. Gij weet immersdat in den bijbel ftaatdat ons leven niet meer dan zeventig jarën isgij hebt reeds drie jaren re veel geleefd." De Grijsaard zag den poortfehrijver mét verbazing aanen zeidenuals dat waar is dan doe ik het besteindien ik weder te rug keereonze lieve Heer zal mij toch fpoedig tot zich nemen" voegde hij er weemoedig bijen zette zich op eenen ftcen voor de poort neder om uit te rusten." De Grijsaard is geftorveiidoch op den (leen voor de poort zitalle Zondagen de oudfte Zoon en bedélt. ■o S CU St ff -ï; s a a p.. cj O rff O rS-* -o F O g O cj <2 - bC CJ C""i faD e. s e '5 m a .V 2 c B o c O CJ Ê-l T3 CJ T3 ,ti' «o CJ ff tü 1 s '2 t( 6(0 S -o ff 5 CU 1^5 C W> CJ 2 e; c G cu CJ 4-1 CJ T3 ba VN s 1 s E S CJ CJ v- *-* CJ CJ CJ z ff CJ •ff a •ff CS 3 CO ff - 3 oï ■rS "5 o .0 cj ff '-CJ O CJ cj r£, -ff ;ff -G q C\ lx. O cl II co i» 2 o I r-. CO O N 'C ds S e >5 Cl Sil ff CO »-H g 4-» <5 M a ff CJ e -2 e e C N CN es CJ 3 CJ x -I 1 GJ "5 CU w JO 3 fej O N O g \o «O CN Cl OD CC w B On O 6 ,0 r. D O 0, S NO Enge Ifche Dagbladen. Het London mechanics register bevat het volgende be langrijke finantielé belang der Dagbladen in Groot- Brittannie. De, te London, dagelijks, met uitzondering van den Zondaguitkomende veertien dagbladenacht morgen- en zes avond-bladenhouden een honderd en twintig Geleerden, als Redakteursbezig, welke, wekelijkste zamen 600 pd ft. of jaarlijks 31,200 pd ft. dat is 343,200 Guldens hororarium genieten. De andere veertig bladen, welke, te London, Zondags of twee bf driemaal in de week "verfchijnenveroorzaken aan de kosten van redaktie eene maandelijkfche uitgaaf van 1600 pd. ft. en alzoo jaarlijks 19,200 pond. fterl. (ƒ211,200 De overige uitgaaf bedraagt aan de verdere kosten van knechts enz. voor de gezamenlijke vier en vijftig tijdfehriften 1500 pd. ft. wekelijks en Zetters en Drukkers', beloopt te zamen 1500 per- fonen. De zetters, welke aan een ochtendblad nrbei- deiy, verdienen wekelijks 2 pd. ft. 8 fchell. Dié van een avondblad 5 fchellings minder. In de gezamenlijke liet vervolg ot> de kant van deze b/adz.j o 1 9 - bD cj "C. G a ■3 O) N- g 3 Q o Q CJ "ff CJ bD ja -ff 2 cj iff "ff V- CS e: e; F -ff n 1 ai -ff O 1 5 s" CJ J_, «N GJ 'C ff PQ OJ si' s S-.S O H "S s Oh CJ 1 8 M a Oh O hO o XJ N bP o 13 <2 -F •S cn ffr a CJ bJD O es O. -ff Ph M es u 2 iff Is O. co S. m •^«2 Is- - R 5 sï g IS b£) rt Ov ff Oh M (X,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1825 | | pagina 3