5 re
0 re
to
S 5
ex. 2
rr O-
n
IE 2.
u
B
a
r» O
S> - w
3 re*
s:
!T a
- 9
-j re -i
re
-»> ra cr
re 2.
O m
!*-" jo t
O S* -
O o
- a*
X
re
5
i O -
re
re E
B
1
co O
A
W Cl
O re -•
O O
re (ft
-* S*
re r S*
o P o
N re a
a: 2
«re -
M re
»c re re
d d
a n a
re 2 o
o re
re £D 17
S 3
P ere n
g
33 -1
o
a d
a: w tT 2
r» r> -
s 3 r
n S
ft tq o To
S 3
3 *v
o. 1;
re
s
S,
ja D. t*
■^•o tr
re 2. 3
J? S
a: X
0 a
re
!aS°
XS re r. cl
»- *r a
s
CO"
ft It -
3 E.
a ere
to g
I
5 3-
5
B
n -i re
cr
o a
5. D.
a-
re E
E
s
f° 5
5
B S
«E re
a- S 2
o
a re 05 2"
Q. U
re re q.
5» =r
o
S o
a o re
-O
s. o
Sir
.- B s
Z rr
re re-
o
2
tr re re
b n r
2- 5" a
re re
Cu re
s s
s -
5
o D
re*
re X re
a o
o- E-
H
D re
- d
s B
B S
r- 3
ro
o to
•"3!
2 S,
m o-
P- re
c? c 1
re re
es
1 T
ST i
s
3 JT
n re n re
O
O
Z
to
a re
re. o
re
- a
w
o. 2
N N
3 o 5
s
I S
re
o
re -». re o —v o
re -6
o
St- d re
a
re 2
a a
2
S 3
to rr
o cr re
re re o
re o-
p« 5 c- -
•V.
K
re 2. o-
5^5
re X g*
- re O
C
r
o
pr 2 re
C
TO
re o l
B O J" I
cr 0 c
o 2
O TO
re n>
V» re «I
a O
p. o 5
r
"°;:s
S
a 2 -
e o s
re aq Q t\.
cr D
re
'«2.S*
3 rr re o
B Q.
re m a «a
MENGELINGEN.
zedelijke verbetering
VAN RET
lot deh gevangenen.
J
Flat ju^itiaptrtat mundus. Doch zoo' dit
alleen de bedoeling des Regts zijn, dat herzelve alleen
noodzakelijk ware ter verhoeding vao den geheelen
ondergang der wereld V Berust dan het algemeen heftaor
niet iö de banden der Hoogde Regtvaardigbeid welke
in de gevolgen der «nvelen waar aaa de menfehenzich
fchuidig Q3Eken t weldadige middelen heeft gelegd tot
derzelver zelfsvtrbetering en wederkering tot pllgt?
Aan de tegenwoordige ordre is de verzachting van het
lot en de verbetering van den zedeljjken toeftand der ge
vangenen. Het geen weleer tot de p}a dejlderia van
opregte menfeheovrienden behoorde en waardoor zich,
vooral een howard, heeft beroemd gemaaktis thans
door edele Mannen opgevat, en kan de pogiDg om des
wegens een Genoo^tfchap op te rigten, niet öbd prjjzens»
waardig geoordeeld wordefi,
Die een oogmerk wil moet ook de middelen willen
om hetzelve te bereiken. Het is zeker geld, hetwelk
bier, gelQk b$ de meeste raenfchelijke inrigtingen op
deD voorgrond ftaatals tot de volvoering der bedoe*
lingeo onontbeerlijk» doch hetzelve is geenszins ge-
Dó^gzaara, om het menschlievend plan tot ftand te bréb-
geo. Er moeten vele vooroordeelen opgeheven, weg
geruimd en geheel vernietigd worden. En dit is hoogst-
morQeliJk zoo de Wergevende Magt daar roe niet
medewerkt, en de ftrafwetten zoodanig ipgcript of ge-
w^zigd wordendat zi0 de zoo heilzame bedoeling io
de haod werken.
Geltfkbet eene zeer moeijel^jke raak is den Zedej^keo
toeftand der gevangeoen ftaanJe derzelver gevingeuis
groAdig te verbeteren komt her ons nog moejjelijker
taak voor, om hen, na het verlaten der gevangenisfeo
weder ln de MaatfchappQ als verbeterde fchepfelen
op te voeren en aan haar, als werkzame leden, terug te
geven. Het is wear, datniet betfehavot, nietdeftraf,
maar de gepleegde misdaad, met al derzelver omftan
digheden, den mensch oatëert eo zQne fchande uit-
maskr, doch heeft deze waarheid een algemeen vooroor,
deel tegen zich. In de oogeo der menigte is hij fchuldig
die op een regterljjk vonnis wordt veroordeeld. Zij
onderzoekt niet naar de omftandigheden des gc-rtrafren
ooderfcbftdr niet de aanleidtog, de opvoeding, deo
toeftand des ongeinkbigen de menigvuldige bijoorzaken
deo oorfprong, de verleiding, de onbedachtzaamheid
en zoo vele andere bionnen, waar uit de kwaden voort»
vloeijen. Z0 bedenkt niet, dat de fchuldlge eenmaal
onfchuldig wasen vooral dat een misdrijf, hoe verach
telijk, fnood en ftrafbaar ook, vaak uit onvoorzlgtig-
beid onbewaakte drift en onbeteugelde neigiog gepleegd
den geheelen mensch zoo niet kan aantasten, dat hg
daar dnor rot allen goed ongefchikt is eo voor zich
zelven voor de MaatfchappQ geheel verloren moet ge
acht worden. Zij pleegt geen raad met het diep berouw
bet fmarrelijk gevoel-, hetwelk deo ftraffcbuldigeo fol
tert noch me? het goede voornemen om z^ne migdaad,
zoo her mogelijk is door een opvolgend goed gedrag
te herrtellen. Wij fpreken hier niet van moedwillige,
verharde booswichten, welke, als ballasten der Maft.
frhappv) fteeds op roof en moord bedacht, voor geen
eergevoel, voor geeoe verbetering vatbaar z$omaar
van de ODgelnkkigen welke niet geheel zedeloos en
misdadig, io hunne eigen harten het gevóél vao hunne
misdaad en fchande omdragen, en misfchieD geene boos-
doeners zonden geworden zön zoo zfl niet onbedacht
zaam aan de verleiding gewaagd en io de gelegenheid
geweest waren, om hunne pligten te fchenden. Wie
eens geftoleo beeftnoemt de menigte, altijd een dief.
Een nogerblik van overijling kan de blsam van veracb
ting en fchande niet dan zeldzaam opheffen. De kerker
voert het vooroordeel van misdaad en (ebandeuiet zich.
De fchavotffraf weert allen terugtred in de Maatfcbappij
Wie zou eenen bekenden dief in zijnen dienst wie
eenen gefchavotteerdeo io zijne woning opDecen
Deze z^n vooral de bedenkingen, welke de gefprek
ken uitmakeD en aan de bereiking vin het edel oog
merk, om de gevangenen aan de Maatfcbappij verbe
terd en met genoegzaam vertrouwen op die verbetering
aan de Maatfcbappij en hunnen pligt terug te geven
bedenkingen ecfcwr, welke fteeds de oogelukkigen tot
verbetering van hun eigen lot, op de wreedaardig!!?
■wijze, regeogewetkteo bij verachting en afwijzing,
hen dikwijls, ja tegen gevoel, en z:d door de ootzet-
teo-dffe nooddruft en grievenden wolfshonger tot oog fnoo-
der gruwelen verleid hebben dan waartoe zij ooit ver
vallen zijazoo de metscbiievenheid zicb hnaner had
angetrokkeo en zij eerst teo prooi aan eigen verderf,
a» (lsgtoffexs van bcillooa vooroordeel wierdca.
Maar koé ru deze vooroordeelen tekeeffn? De «lecscfc
is een gezellig wezen. Mij verecoigt zich met andere^
eo vormt eese Maatfcbappij. Miar dezelfde mensch 5*
eeo z?meoget!eld wezen- Verichcideoe driftca netgis*
gen, begeerten en aanlagen liggen in hem en ontkiessea
»n deze z^ne vereenigiog roet andere, weike in
eenzamen toeffand zouden fiapeoof vóór hen gefeeëi
roodeloos z%a. Zij kunnen ten goede, röaar ook te&
kwade werken. De mensch is een zinnelijk ea zedp.l^k
wezen te fader. Aan züne Rede getrouw, zouden z^cè
driften de heilzaamfte uitwerking hebben, msar azc ba
ren teugel losgerust, ontaardt bij io los'oaodigheid es
hg misbruikt z^oe vrijheid tea aanzien vao anderesi
De ervaring vao eeuwen heeft bewezen, dat er, bij
ftnrm der driften, w^ze wetten nodig z^o, die deozel-
ven beteugelen, en onderdrukken, rioe feoog mco
Rede ook in den mensch moge ver heffe en de Gods
dienst van verbindende kracht aanbevelen, nóóit febéi
ren deselveo dat algemeen vermogen te bezitreo wiey
door bet kwaad koo voorgekomen of verhinderd wordrs-
Zg vermogten immer veel, doch konden nooit, als al
gemeen geldig, befebouwd worden*
Elke ftaat gevoelde daarom ook, zelfs b$ de eerfte
oprjgting deszelfs behoefte aan wetten, welke door feet
zwaard der geregtigheid rooeaten gehandhaafd wordeg»
Deze wetten wareninden beginne meestalftrengde nootf-
zlikeigkheidom opftanden te bedwingen, de fe!fs«
zuebt te betoomso de orde te handhaven, het gezsg
te vestigen, vorderde die geftrengheiden hield heg
dreigende zwaard opgeheven. Waar het beftuor niet
io vaste banden is, vernietigt zich hetzelve reeds io de
opkotnat. Van töd tot t^d echter ondergingen deze
geftreoge wetgevingen veranderingenwelke, naar ma
te van de toenemende befchaviog der volkeren, tevens
aanmerkelijk verzacht werden. Wö fidderen bQ de
uitgedachte ftrafwetteo der eerfte volkeren, bjj de
wreedfte llgcbaamspgoiglögen en fcbnkkeigkfte dood*
ftrafiVn, en danbeo, dat die bloedige dagen voor ons
verleden en ons niets dan eeo p0nigend gevoei over
laten van de wreedheid der raecfcben. Hoe onverlich
ter eeoig volk is, hoe ftrenger de ftrafwetten moete»
zflo: hoe befebaafder eene Natie, hoe zachter de ze
den zijaen de w::ï«o ook raioder met bloed bebos*
ven gefchreven te worden.
Wat z0n ftrsffeo en welke is derzelver oogmerk 9
ze twee vragen 2fn hoogstbelaogr0k. Zoo als de on
dervinding bewezen heeft, kan geen Staat zonder wet
ten, eo ook nier zonder ftrafwetten beftaan. Er zij a
middeleu coodig zoo wel om het kwaad voor te koi.
men, als om hetzelve te ftraffen; doch de ftraf kas
cooit worden aangemerkt als genoegzaam, om het be
gane kwaad te vergoeden, en dar de gertrafre, door het
ondergaan der ftraf, geboet heeft en co vrj) is vaa
vorige misdaad. Hoe zwaar bf ligt eenige ftraf wezes
moge, dei misdaad blijft dezelfde en wordt door'gee®
ligcbaaimpïjn fmart, ji zelfs den dood, znnder zede*
10ke verbetering des geftraften niet uitgewischt. .Straf
alleen kac dus de bedoeling niet zgo.'Dc geregtigbeid
houdt haar zwaard niet opgeheven als doei, al» oog
merk van wraak, als vergelding voor gedaso onregr,
als oorzaak van fmart en pijn voof den genen tegca
wilke zö bet vonnis velt eo uitvoert. Zij ftraft nier»
alleen om te ftrjflfco of te verderven. De wreedcard»
deoBgevoelige de onbefchaafde de door drift vervoerd®
alleen kan fmart als fmart, k waad a's ktvsa^voor vcgoe-
ci .g befebouweo, en zich voldaan houden met eenelag«
wraak, met 2goen belediger fcoirt en kwelling aao ta
doen ODeer en febande te berokkenen en hem in bet
verderf te ftorten: Doch de wijze fielt zich fcjj de firsf*
fên. (leeds de zedel^ke verbetariog des paiadadigeu voor,
en doet dezelve daartoe ftrekkeo. De ftr&f is geen oog
merk, masr heilzaam middel, om door pijnlijk gevoel
van de fchande der misdaad het berouw op te wekkes w
om daaruit herftel van wangedrag te doen .gehorca
worden. De ftraf tegen den overtreder van de wet tr.oct
eene nieuwe beweegreden zöo, ora hem tot eerbied en
gehoorzaamheid te verpligteo. Het is een mecsterftuk
der ftrafwetten, bet gewigt der ftrsffea zoo in terigten,
dat de burger zoo dikw01s verkeerd® feartstogceo of
misdadige begeerten op hem de overhand krijgen aitjjd
tot de zijde der pligten overgaat. En. wanneer w$
met den mensch raadplegen, zou dit niet zelden hec
heilzaam gevolg zijn. H0 toch hoe verwaarloosd ea
bedorvenbeefe altijd cog achting voor het zutvero
pligt9gebod en eerbiedigt hetzelve, door eigen gevo i»
in aDdereo. De fcoodfte booawiebt buigt zich ncriec
voor de braafheid en regtfebapeoheid des waardigco
mans, en zal dien liever vertrouwen, dao den mede»
ftacder z0cer wandadca en zelf den vriend zijoct mis*
dadige ge&eimeo.
Het la intusfeheo niet mogel0fr hoe befchaafd eeo©
Maatfchappij ook z0n moge, de ftrsffeo te vernietigen.
Er is ali0d onkruid onder de tarwe. Goede'wenen
fchenbeo ens wel het geluk van den gezefligeo (laar,
maar Z0 weigeren ocs dasrectegeo die, welke wg in
den ftaat der nature kanoec genieten: zij bevelen wcê
ffrrplg op de Kant <ran de>s Pladsi,}