a
e c
to to to
C
£5 5
-1-
•?r
ill
fchier tot ceo axioma gemtikt bèt'fc* Het is mlsfchlen
ook daarom, d»r oiemand bet beeft gewaagdtegeo
dezelve te opponerenhet geeo eciiter te verwondereo
is, dewijl men den twist over dit onderwerp aan de
crde van deo dag beeft géfteld.
Her geeo deze Disfertatic van den verdienstelijken
Schrijver eeD buitengewóón aanzien geeft, maarnogtins
eeoe nuttige en noodzskeigke opheldering bijzet, zgo
de twee daar bö gevoegde uiiflaande platen, welke de
lelijke tongen voordellen, over welke gefproken wordt.
Zij zij o geteekend door den bekwamen Springer, en in
ïlecndruk overgebragtwelke kunst, fchoon aog niet
volmaakt, echter hare vorderingen ook hier aanwijst.
Twee gedichtenhet eene van den .Kandidaat ia de
iWedicflnen den Heer g. ,'C. b. sur inga r ia bet
ÏNederlatdscb het andere van den Medifcben Student
9. A. jeltes, in het Lat0o, doen zoo wel den
heiden jeugdige Dichters als deo nieuwen Doctor eere
aan. Het eerfte noemen wij fchoonp om deszelfs een
voudigheid en hartelijkheid: het laatfte verdient alle
aaomoedigiogen 'toont oca, dat de Latgrfcfe Dicht
kunst oog geenszios zoo geheel wordt verwaSnoosd
dar wij deswegens bet grootfte verwjjr te wacbien hebben.
Het is zóó aangenaam den lof van verdieoftelgke en
veel belovende jongeliogen te vermelden. Her is vreugde
iet opkomende geflacht te aacfchouwen als bet treedt
jo de voetftappen van wijze VadPren. Her is de billijke
trots der Leeraren bekwame Leerlingen te vormen: bet
is de roem der Scholen, w»ar uit zij voortreden, Zij
zQo met regr: farcnium amor et Jpe> patriae.
Vervolg en flot der beoórdeeting van twee Franféhe
Werken, Zie N°. 14.
De vorige beoorieeüog betrof bet werk van den
Heer bouilly, vertellingen voor Je Moeders Van huis
gezinnen. Zij eindigde mr-t de opgave vsn eene ver
keerde aanhaling uit eenen Latïjofcbao diebter én de
bedenking dat Iarijrfcbe verfen zéér ongepast zijn in
eeD boek voor vrouwen dewijl bet nog altijd eene
groote bijzonderheid is, dat de dochters van Eva zich
op de taal der Geleerden bevlijtigen. Geen Beoordeelaar
2*1 echter het genoegen hebben dit verwijt aan den
Heer Dupaty te doen. Zijn werk draagt den titel van;
f Art Poetique des Demoifeltes et des 1 tunes eens. I
Hoewel hQ nier minder dan fwee en negentig Griéklche
en vier en vijftig Latijnfche dichters ten tooneele laat
treden, is hem Doghtans geeo enkel woord Latijn of
Grieksch ontglipt, het ztj dan in het voorberigt, het
zij in het werk. het zö in de aanhalingen; maar bö
fpreekt ook of liever KiJ fchriJf'- aan eepe jonge leer
linge, welke hQ den naam van de fchvonc ljaura geeft,
en die hem Zooder rwHfel ZOO geantwoord hebben i
Excufcz moi Monsieur, je n*entends pas le grec^o)
een regel, welke zeer gepast door den Schrijver wordt
aangehaald.
Maar bier moet men juist tegen den Heer Dupaty
opkomen: hQ moer van de Charybdis naar de Scylla
gefliogetd worden als hij de eene tegenwerping afweert
2al men hem eene andere voorwerpen; men kon hem er
twee opgeven, en hem zij d<? keuze. HQ fchrïjft aan
eeo jong Meisje, want zij*» Werk 1S in den vorm vao
brieven; deze feboone ÏJaura verftast geeo Grieksch;
de Hemel beware baar hier voor; de fchriJver betuigt
dat hg de huizen van ocze Dames in geene hotels van
Ramlouilletnoch bare zal.n in Atbdnéa wil ver
anderen dit alles is uitmuntend; maar waarom ontrold
bij dan voor de ougen van de feboone ongrUkfcht eene
lijst van twee-en negentig griekfche Dichters? ik zeg,
twee- en-negentig, omdat Pliêmius en Philemon in den
tekst te vindeofchoon hunne namen op het register
vergeten zijn Waarom fcbeldt bö zgne leerling» zulk»
Dichters niet kwijt waarvan volftrekt niets, is overge
bleven eo die gene, waarvan men niets weet, als zij
ten minste geene verzen hebben gemaakt, welke door
den tijd zijn vernield geworden? Zal de fchoooe lfaura
in een gezelfchap durven fpreken, zoo het ten minate
niet in het hotel van Rambouillet isvan alle de Griek-
fche namen, van Tbelias eo Theogoidesvan Sufarion
en Minerme, en van vijf:ig anderen, wier namen alleen
de fchoooe ljaura in eene Mme. Dacier zonden veranderen.
Zie bier waaifcbïjrlijk het antwoord van den Schrijver:
Mïjo boek, zal hg zepven. is getiteld- l*Art poétique
des Demoiselles et des jettnes Gens; voor meisjes en
jongelingenDie jongelingen konden zich op de we-
tenfehappen willen toeleggen, ik moest dan, als ik de
hiflorie van de Griekfche dichtkunst fchreef, buD al de
Dichters vac die natie opnoemenwelke eenige ver
maardheid verkregen hebben." Dit is Joist het antwoord
dat men ban verwachten. Met behulp van deze jonge
lingen is Scylla vermijd, dit beken ik; everwei, dewjjl
déze jongelingen alleen aio het hoofd van het boek ver-
febijneb en reeds van den tweeden titel wegblijven,
gelijk ook al de brieveo aan Mile, lfaura geadresfeerd
2i)o;enal de aanmerkingen fijn, geestig, klesch en
wellevend, in dien vorm als een man van verftand, tot
eeoe beminnelijke vrouw fpreekt, dunkt mg. Heeft meo
eeoig regt van te onderzeilen, dat de jonpelineen van
1 De dichtkunst voor meisjes en jongelingen
(2} Vtrfchoon mij mijn tictri Ikvcrjla gein Grieksch,
'f i. 0 0
"po.s>0-3a>4irCJ
a ZL r~ cv
rc? o
E ft
S o ca,e,5.2sS
ft tj ti O-" -
U 2
2.Z 5
Qj f»
S
a -o I-
O
.1 p QJ
U to
- «U
5
3Q I o
E - c O
a
•5' 5
*a *1 -c
,2 c
o S 5 -
- t .|SS
s 9 .-
u
1 O JT
-t C
<v Zk f-*
j •- s. "O 1
1
-2 2^,
41 QJ. i_
o 3 t 3
3 1^ -r ~9
t 2
deo eeriïee tïtel sr tibêt eeóeu 'flingerflajf ópgekoinsa 4
zijn om de geïeerdhéid vs'a den fchrgvêV eea w-ini^
te regtvaardigeo. Des niet'règso'flaandev kan meo dó
verfchooniog aancemèn: maar zi*o wö óf dè klip van
Cbarybdis niet eenige febeds asn hèf vaartuig van onzeo
geleerden zal 'toebrengen.
Indien de jongelingen den Heer D.-paty genoodzaakt
hebben al de vermaarde Dichters vaö Griekenland aan
te halen, waarom heeft bij dan geeo woord gefproken vaa
Olenuswelke men zegt, dat de eerfte was, die de
hgrnnen vervaardigde, welke beftemd waren om in de
tempels gezocgen te worden; nóch van Pampbos walke
bet eerfte de Gratieo bezoogen heeft, zonder derzelver
getal te bepalen; bocb vao Olympus die den dood van
Pyihon bezong; noch vaa Eamo'IpuS het hóófd van eeoe
aanzfenigke familie, en de vervaardiger van een fchoon
dichtftok. over de bedieóiogea van het Priesterambt5
noch van Milampus, door Hefiodus geroemd, eo die
peigk Orpheus reisde; ooch van Alcman,, die altoos
alleen de liefde bezong; noch vaó LèfcbesZamen-
fteller vau de kleine Wade; noch vaa Xenophaaes
een WQsgeer en Dichter, welke niet zeer vroom
was; noch van Thaletas, bg Piucarcbus geroemd,
Boch vao Ybicu9 al was het Hechts om hem
van ongefchiktheid te befcbnldigen noch van
Sophronicus die de klucht - fpelen vervaardigdewelke
Plato zoo zeer beminde; noch van Panijafis, nóch van
Timocreon noch van Hermlppes nóch van Evënus
ooch van Pbilisciun, noch van Antiphanes zeven per-
fonaadj'es, waarvan ik niets zeg, zoowel om korter te
zQo. als omdar ik er niet veel van weet: noch van
Apollodorus weike Tereotius ftof gaf voor de fraa0e
komedie van Phormio, noch van Cleanthesj, fchrgver
van èeneo lofzang, die, geloof ik, voor ons is bewaard
gebleven, ooch van eeu twintigtal anderen, welke ik
wil overflaan omdat ik onderfleldat deze Grieken
b0 de feboone 'lfaura even goed onthaal zullen vindeo,
als die van deö Heer Dupaty. De fchrgver heeft dus
Hechts tusfeben twee pari0en te kiezèn bö moet, als
hQ voor jongelingen fchrgfr, zön Regiment van Hellenen
voltallig maken ofals hQ hetzelve in de zalen der Juffers
wil brengen, het tót eeoe kompa.Hnie verminderen.
Het is biligk bier echter bg te voegen dit
deze letterkunde hoewel een weinig oveibodig
zoodanig door den Schrgver ópgefmokr, zoo bekwaam
en behoedzaam voorgedragen en met zoo veel lucbtig-
tigbeid, gëesten bevalligheid, behandeld is, dat dè
fchaar van Grieken en het legioeo Latijnen de jonge ö*me
geen febrik meer kunnen inboez'meo; eo da zijom dè
namen van OnomiCitesvan Pberecrates eoLycophtooa
uit te fpreken, hare lieve moodj's niet zullen behóe- «- ti a •*-
ven te vertrekken. De Heer Dupaty handelt met fmask
over de waarde van elk* ólctiicr j van ieder* geeft hg
eeo karaktertrek Êb al de aanhalingen, door befc
Werk vetfpreidz0n wel ^ekosea. De gefebiedenis
der poëZÖ vau derzelver eerften börfprong af, beb-ode.
lende, is de overgang tot lederen volzin zoo gei'ük-
kig, en mengt de Schrgver zulk eeoe gepaste Welle-
veoheid, door dè fttoefbeid zgoer lesl'en, dat déze
geheel verdwgnt, en Henriette uit de Femrties favantts
het Grieksch zou willen leereb om metSspbo, TelcfiU
lus, Anscreon, Bion en Theocrltos verbeeriog te bebbeb.
Opdat deze loftuitingen niét zullen worden aange
merkt, als eene gedienftige vergelding der voorafgaan
de aanmerkingen, volgt hier eeü vrg uitgebreid frag-
ment, dat een denkbeeld ban geven van de fchrgfwgzé
en h^t talent van deo Auteur. Na de febimmen der
Griekfche Dichters te hebben aangeroepen, fpreekt de
Heer Dupaty dus van Apollo, bun voorbeeld eo bun
GodZij (de dichters} fcbreveo hem jeugd en
n fcboonbeid toe, want alle Dichters geloven als
zö verzen opzeggen, jong en feboon te zgnzö
n gaven hem eene lier opdat hö hun meer geijj^
keo zou, wapenden hem met onverwinneigke pg.
len, zinnebeelden van de magt hunner raai; en plast-
ften hém op den zonnewagen, om aantetoooep dat
n hnnne kunst de fakkel der wereld is; zg rigrreo bem
w altaren op, op de kruin van den Piodus, om te her-
innereo dat de genie de menfebeo den Gpdeo weder
nader brengt; en befebikteo bem behendigtgk als ten
teeken hunner voorweteofchap j de gave der orakel-
taal, welke zg altoos tea bannen voordeele wisten te
gebruiken, door dezelve uit bet bionenfte der heilig.
dommen, of uit de bollen der eiken van Dodomus
te doen hooren.
De wgsbégeerte is m.et de gdelheidvolgens de
Dichters niet oobeft^anbsarzg wierpen Apollo van
den Olympus om aan te kondigen darde waarheid,
u io bunneD mond, de opperfte magt mishageo zou;
zij wezen op hém als op deoóverwiónaar v?nPyrboo
als eeo Voorteeken van hunne zegepraal óver laagheid fc
en Dgd; zg betoogden door deo val van zgoeó Zoon c
Phaëton dat de verdienste zich door geboorte niet
oo'tplsnt, Meó ooderftftltdat zg hem een gevleugeld
paatd in den hemel gaven, om te vergoeden, dat zQ
w hier beneden te voet moesten gaan; zij ftreelden hun-
n reü hoogmoed, door dezelve bg de godinnen geliefd
te maken; zij veranderden de herderiooeo die zij
n bemindenin godheden, ten einde de vrouwen te
Ijlt vervolg op dc Kant rsu dczc üiadx.%
0 fc. üj
x - S
tn
T3
9 V
O-^ f X?
i? p- o, w e Z r*..-o
~-o< c jv - 5 fc.
sU 8|ss3=Bs:
i'siz ••.tüss;
Jn "o i»n ti ij i, w v
2 .£:s S - 6-":
t3 .X
<U O
O JZ
i
aap*
4, o» iu u
*r
-o
w »-
excjS
"o -5 „-.Stj Óf
•a 2 - <t w
«j ejl~* vT X w.C3
O w "-2 C O ctA G
12 to O Q E3t«4» 'L.O
- - JZ f G3
O y'y - fl -
1 ïd J, O 8 4) O
1
2
io1
siï
~Z
>- a
i S
S3
"O "3 "fci
z-?
c«o. a,5'.
a 2 -
- O
0 o
-
01 O
Tl U»
v to
T3 ja js a 2
l-alïS
£3 a o a
co O O
"O eJC
w öt a a to o a o
ÏSSSjr ïï-=-° |S -
«Si
- S'-ï .2
'«SI
b B M
- - - m, - SS 53-
;ïa
•2 2 -o S N o 2.
to- JZ I. «j t, 0 Pfl
,««£;a -O B - O
nlitr.bn**
.-=gp -S .2
ti T3 O O
to to
- Z u
Z J-
TB
O
- 3
4» *0 "7.
.a e o
to <*-
- S - s
N 01 C 1#
c-5 «1 g
4. 4. -o O -c ca 3
a b «J H O
'to ai w
ikli
r --
o»-;,:
SHalrï,
•- a J. *-*•:?
O t- g "O O
Ss^.5»
- a
a P V IU lir f» -
O "Q a 6
3 O
o r *-
k
O to to to
i±r rr "O o 1
>5 c 1
0s"
b *3
-"O Ol
Só'ï.
- a S
«S"ï»
B - S -
e
B u T w
l to to
- N T?
:D jc i£
S s
to ei <t
-
C 01
?s 2
'J V
v
■a
S -5
li rX
'Vto-.
s -Oo w
ft> a r jj 1
V2
7 C3 -C s
O CU. ts 0
0 to 3 B
3 co .2 Cl S© TO to
cis* <r
1
S
"O c J
1 vi t
*1- Q 7
f
c xt
3 c <u f*
5 - to i
i ®£-°
- B
41 w
1 s
t v >3
a 3 to
t- J.
:c?JZ
2 3
~ja° o-v
-.*4»
"V O tx - "I
I O Q_— QC
4, ra O to
to Bi J
sX?-0
-
C «I
2j "j CU
y H o
to p to 'jz
to a
ai. -o o>
to c. C
o»ja
s
- 2 -o
4' to C
O atS,
T.
3 2 T i
0 O O to
p r J» 2
0 R -
1 8 S 'dC
t u a, i
w 6 o a
- c a
O J» 41
to k: -r -
H v to
C cc.'.
O CU g
JO O *t3
ra 2 o
o S
0 0^
"•s-s
- T3 -o
a
";oN
Q S "2 -
S to to
3 a
T3 J3 r, O C
2 O
3 u c. 1
s> c
O g -O -
O v
o o «j to Q
's S s.-?
M N
- 3 S
•V Q
s
c .Jd o c
O
t) -
bx-o 2
- H
O O Q
ft 5
21 T
■IsS
x: u -
g
t
'HU»
- -S -c
»I.
i cj Ja
v 0
-O ta
- o
Oi CT3 I 2
4 t x C
"S Qt 4».
13-S®
- "O
S S
B !l
'O
bTJ
0 N.
■a N
a
w c
O O w
O P -ö -©
B ra v
f j
01
2i c
- O
t3 ,8
-
«1 -O' 4»
05
S 86
i. J= o
X< o-_w
-■£25
.PX a Q S 2
H TJ/O