C 3 4 set par Doyen et Comp:et h ces dcrniers de ce qu il.de. clare prendre leur fait et camefaisant droit sur 1 appel inte'ieié par Doyen et Comp. du jugement rendu au tribu- nal de commerce de Paris, le io Janvier dernier, ensemble sur les interventions et demaudes des parties En ce qui concerne Doyen et Comp., attendu que le courtiei de commerce ne connait que la personne qui I'em- ploie, sans avoir a examiner si ceue personne agit pour elle- mème ou pour autriu En ce qui touche Fontemlhatattendu que le courtage est'dd au courtier de commerce pour routes ses operations indistinctementet aussi bien pour une résiliation que pour une vente ou revente, puisqu'clle exige, de la part du cour tier les mêmes peines et joins et souvent plus met l'ap- pellation au néant; ordonne que ce dont est appèl sortira SOI1 plein et entier etfetcondamne Doyen et Comp. en l'a- mende de io fr.ensemble aux dépens de la cause d'appèl, er Fontenilliat en ceux de ses intervention et demande; fai sant droit sur la demande sécursoire de Doyen et Comp. contre Fontenilliatcondamne ledit Fontenilliat a acquitter gsrantir et indemniser Doyen et Comp. tie toutes ies con- damnations contre eux prononcéestant en principalinté réts que 1'rais etc." Du io Novembre 1812. Cour Impériale de Paris Question de Commerce. Detix négocians ont fait une société pour un temps détcr- miné; les trois premières annëes Fun k un intérêt plus fort', et passé ces trois ans ils seront par moitié. Vers le milieu de la troisième année de leur société ils achetèrent tine partie d'indigoqu'ils laissèrent pour compte de l'envoyeuret pour laquelle ils eurent procés avec lui. A l'expiration du terme ou leur intérét devint égal, l'alfaire n'était pas encore jugéecependant ïl fallut faire inventaire des* marchandises toutes y furent portées a prix d'achat, excepté cette partie d'indigo, que B, sans atcendre le juge ment a intervenir passa par dettes doiueuseset chargea de suite le compte de A pour les deux tiers, et le sien pour un tiers a raison de son intérètpour le produit de I'in- digo a la vente ètre passé de mème. Quelque temps aprèsles associés sont condamnés a gar- der la marchandise quien raison de circonstances avait éprouvé une baisse de 50 pCt.et depuis elle est de 70. On demande si A doit supporter les deux tiers de'la perte, ou si elle doit l'être par moitié, a raison de ce que c'étart une marchandise en litigeet qti'on ignorait alors quelle serait I-issue du procés? Observations II nous semble que la solution de cette. ques tion nalt tout naturellement du fond mênie de l'alfaire. Le moment que l'on doit fixer pour déterminer le droit des par ties doit étre celui oü la marchandise a étc livrée k la so ciété, et non celui oü le proces a été jugé car en suppo sant que la société eut été dissoute a l'expiration des trois annéeset qu« les intéréts des associés fussent devenus. en- tièrement étrangers l'un l'autre il est bien clair que le résultat du jugement aurait été supporté dans la proportion qui avait existé pendant l'association/ Or il faut considé- rer le changement de cette proportion, survenu subséquem- rnentcomine des arrangemens faits avec un nouvel associé qui n'aurait rien de conimun dans l'achat de l'indigoui ayec rinstance a laquelle cette operation a donné lieu. de Conclufien door Doyen en Comp. genomen en aan df laatstgemeld.endat hij verklaard hunne daad en zaak op te neemendoende recht op het ingeworpen appèl van Doyen en Comp. van het vonnis op den 10 Januarij laatstleden door de Rechtbank van Koophandel te Parys afgegeeven en ge zamenlijk op de tusfchenkpmsten en eisfchen van partijen In het geen Doyen en' Comp. betreft, aangezien de Han del-makelaar niet anders kend, dan de perfoon die hem ge bruikt, zonder onderzoek nodig te hebben of die perfoon voor zich zelfs werktof wel voor een ander In het geen aangaat Fontenilliat, aangezien de courtagie verfchuldigd ij- aan den Handel - makelaar voor alle zijne ver richtingen zonder onderfcheid en even zo wel voor eene vernier ging als voor een verkoop of weder verkoop, nade- maal die aan de zijde van den Makelaar dezelfde moeiten, en zorgen, en dikwijls meer vereischt; doet de appe'leering te niet; ordonneerd dat het geen waar van geappelleerd is, ge heel en volkomen effect zal forteeren; condemnéerd Doyen en Comp. in de boete van 10 francs te famen met de kosten van het appélen Fontenilliat in die van zijne'tusfchenkomst en eisch; recht doende op den eisc.h van verhaal van Doyen en Comp. tegen Fontènilliat, condemneerd den gemelden Fon tenilliat om Duijeu en Comp. te voldoen, te vrij waaren en l'chadeloos te Rellen, van alle veroordeelingen tegen dezelve uitgefproken zo voor hoofdfom en interesfeti als kostenenz." Van den 10 Nov. 1812. Keizerlijk Gerechtshof van Parijs. Vraagstuk van Koophandel. Twee Kooplieden hebben eene Societei t aangegaan vooreen bepaalden tijd de drie eerRe Jaaren de een tegen een Rérker interest, en de drie Jaarenom zijnde gal elk-voor de helft zijn. OmRreeks het midden van het derde Jaar, kogten zij een partij Indigo, die zij voor rekening lieten van den Afzender en waar over zij met hem proces hadden- Bij den afloop van den termijn op welken, hun interest gelijk wierd, was die zaak nog niet uitgeweezener moest èvenwei een Inventaris worden gemaakt van de Koopgoederenalle wierden daar in berekend tegen den Koopprijs, uitgezonderd die partij Indigo, welke B zonder het tusfchen te komen gewijsde af te wigten, als tvvijffelachtig fchulaen Reldeen vervolgens de rekening van A bezwaard met de twee derde, en de zijne met een derde, naar gelang van zijn interestvoor het provenu van de Indiga bij de verkoop op dezelfde wijze re Rellen Eenigen tyd daarna wierden de Geasfocieerden ver weezen om de Koopnianfchap te houden die ter zaaken. van de om- Randigjieden eene daaling van 50 pCt. had ondergaan en die federt op 70 is gekomen. Men vraagt óf A de twee derden van het verlies moet dia gen dan of die half en half moet gaan om reden dat het een in gefchil Raande Koopmanfchap wasen men onkundig was van den uitflag van het Proces. Aanmerkingen. Gnzes bedunkens komt de oplosfing dezer vraag natuurlijk voort uit den grond van de zaak zelve. Het oagenblik, hetwelk men vastRellen moet om het recht dei- Partijen te bepaalen moet dat zijn waar op het Goed aan de.Socicteit geleverd is en niet dat, waar-op het proces is uitgeweezen wantonderRellende dat de Sociëteit ten' einde van de drie Jaaren ware ontbonden geweest, en dat de belan gen der Geasfocieerden eikanderen geheel vreemd waren ge worden", is het zeer klaar dat de uitflag, van het vonnis gedra gen zou geworden zyn in de evenredigheid .velke gediuiren- de de Asfociatie had plaats gehad. Nu, men moet de veran dering dezer evenredigheid als vervolgens opgekomen be- fchouwen als fchikkingen met eenen nieuwen Asfocié gemaakt, die niets gemeens zou hebben met de Koop van de Indigo ilo'cb met de Inftaötie., dooi die bewerking te wege gebragt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1813 | | pagina 3