rence résultante ue ecile qui existait entre !es deux mar- chés; qu'enfui cecte double négociationayant été fa'ite par les ordres des sieurs Doyen et Comp.l'avait mis dans la nécessité de faire des démarches multipliesd'y consacrer des soins et un temps considerables pour lesquels eux seuls lui devaient un droit de- courtage encore qu'iis n'eussent, comme ii était possible, agi que dans les intéréts et pour le compte du Sr. Fontenilliat, leur conimettant, etc. Qu'enfiu, si le sieur Fontenilliat était, au fond, le seul intéressé revendiquer le profit de cette resiliationou de la revente qui s'en est ensuivie la maison Doyejt et Comp/ n'était pas moins tenue a payer la sorrtme de 1084 fr. 21 C\ yf réclamée pour droit de courtage puisque c'est avec elle scule qu'il avait traité et non avec Fontenilliat, qui lui était inconnu sauf a elle a exercer son recours contre celui ci, ainsi qu'elle aviserait. On répondait, pour la maison Doyen et Qojmp. qu'elle n'était dans cette opération que commissjonnaire du sieur Fontenilliat, et que c'était pour le compte de celair ci que les opérations dont il ètait question avaient étè f»ites, en core que les ordres eussent été.donnés par elleque le sieur Brinquant n'ignorait point cette particularitéqu'il devait done, s'il avait un salaire k réClainer a ce sujet, s'adresser k Fontenilliat seul. La maison Doyen et Comp. allait plus loin encoreelle sotuenait qu'il était inusité dans le commercede voir un courtier réclamer un droit de commission pour-la résiHatiou- d'une vente que ce droit ne lui était nullement dü, et que, sous ce dernier rapport, Brinquant était p'urément et simple- ment non-recevablesoit qu'il voulüt l'exercer contre Fon tenilliat ou contre elle-même. Sur ces contestations lés parties ayant été recvoyées pat- Ie tribunal devant un avbitrc celui-ci.après avoir eonstaté 1. Qne les. marchés des 200 balles de coton avaient été retnis k Brinquant par MM. Doyen et Comp., avec ordre de les resilier 011 -de les revendre. - II 2. Que l'opération avait été faite.sans aucune réserve pour le droit ordinaire de courtage, ni pour le recours contre le sieur Fontenilliat. .3. Que MM.-Doyen-et Comp. avaient touché la dilférence en bénéfice sur l'un des deux marches dont ils disaient avoir crédite le compte de Fontenilliata estimé que le. droit de courtage était dü au sieur Brinquantet devait être payé par MM. Doyen et Comp., sauf; leur recours. Ce rapport a été entériné par le tribunal, et la condam- nation aux principal et intéréts de Ia somme demandée, a été prononcée par corps contre les défendeurs avec la clause que le jugement serait exécuté par provision non ebstant l'appelet sans v préjudicier. I vloeijencle uit dat, hetwelk tusféhen de beide koopen plaat9 had dat eindelijk die dubbelde onderhandeling gedaan zijnde geworden door de ordves van de Heeren Doyen en Comp. hem in de noodzaaklijkheid hadden gebragt om menigvuldige flap pen te doen daar aan zorgen en veel tijds te beileden voor avelke zij alleen hem Makelaardij-recht verfchuldigd warenof- ichoon zij zo als mogelijk wasniet anders gewerkt hadden, dan in de belangen en voor rekening van den Heer Foncenilliat hunnen Lastgeever. Dat eindelijk, zo de Heer Fontenilliatvoor het principaal de eenige belanghebber was om het voordeel van die vernietiging, of van de weder-verkoopdie er uit gevolg: is, terug te eis» fchen, het Huis van Doyen en Comp. niet minder gehouden- was om de fomma van 1084 fr. 21 c. voor Makelaars loon gevorderd te betaaienvermits hij met hetzelve alleen had ge handeld en niet met Fontenilliat, die heni onbekend wisbe houdens hun verhaal tegen deze zo ah dat Huis te raa.de zal worden. Men antwoordde voor het Huis van Dóyen en Comp.dat hetzelve in deze verrichting niet anders was dan Commisfiona» ris van den Heer Fontenilliat, en dat het voor rekening vait dezen was dat de bewerkingen waar van gefproken wordt, waren gedaan geworden alfchoon ook de ordres door hetzelve waren gegeeven; dat de Heer Brinquant van die bijzonderheid niet onkundig was; dat hjj derhalvenzo hij ten dienopzichts een falaris had te vorderen zich aan Fontenilliat alleen moest adresfeeren. Het Huis Döyén en Comp. ging nog verder-, het beweerde, dat het in den handel niet gebruiklijk was, een Makelaar een rechr.van córamislie te zien voxdeten vo.gr de vernietiging vaji een koop; dat hem geenzin's dit recht verfchuldigd was, en datin deie laacfte betrekking, Brinquant louter en eenvoudig niet ontf-ankelijk was, hetzij hjj die wilde uitoeifenen tegen Fontenillat, of tegen dat Huis zelfs. De partijen over deze gefchillen door de Rechtbank verzon den zijnde aan een Scheidsman, welke na alvorens te hebben uitgemaakt s 1. Dat de koopen van de-200-Baaien Kfctoen waren overge^ geeven aan Brinquant'door de Heeren Dóyen ken Comp. met or,dre om die te vernietigen of weder te verkoopen 2. Dat de bewerking was gedaan gewordenzonder eenige voorbehouding voor gewoone Makelaars-loon, noch voor het verhaal op den Heer' Fontenilliat; 3. Dat de Heeren Doyen en Comp. het verfchil der winst van een der beide koopen hadden ontvangenwaar voor zij naar hun zeggeu, de rekening van den Heer Fontenilliat had» den gecrediteerd; Van begrip was geweest dat het rctht van courtagie aan den Heer Brinquant verfchuldigd was en betaald moest worden door de Heeren Doyen en Comp. behoudens hun-verhaal. Dit rapport wierd döor de Rechtbank bevestigden de veroordeeling tot de gevraagde hoofdlom met intetesfenbij lijfsdwang tegen de Verweerders uitgefprokenmet de bepa ling dat het vonnis bij provifie zóu worden' uitgevoerd, in weerwil van het appelen zonder benadeeling van hetzelve. Bij het appel Helde de Heer Fontenilliat zich tusfehenko- mende partij en. met het vraagen van Acte van zijne rusfehen- ltomst, verklaarde de daad en' zaak van dé Heeren Doyen en Comp. op zich te neemen het welk doendèdat het von nis zou worden buiten kragt gefield en de gedaagden niet ontfangelijk zoii worden geoordeeld, om de beweegrede dat de koop of dé verkoop in eene commercieelé zaak, alleen vatbaar zijnde om een recht van courtage of commisfie te pr.oduceeren,. er geen grond was voor dat rechtwanneer er alleen van eene vernietiging gehandeld wierd Arrest. Het Hof ontvangt Fontenilliat tusf hénko* mende parcye; geeft denzelven Acte van zijne bjjtreeding tot Sur l'appelle sieur Fontenilliat s'est rendu par-tie inter- venante; et en demandant acte de son intervention, ilfa dé- claré prendre le fait et cause des sieurs Doyen et Comp. ce faisantque le jugement fut infirmé et l'imimé jugé non-recevable dans ses pretentions, par le motif qte le mar ch hou la vente dans une affaire comnierciale étantseul sus ceptible de produire un droit de courtage ou de: commis sion il n'y avait point lieu a ce.droit, lorsqu'il ne s'agis- sak fltte d'une' ,résiliation ARieêï.-Lal-Cour report Fontenilliat partie interve- nanai ;Hui, doane aews de.ce-qu'ii adhére aux conclusions pri-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1813 | | pagina 2