s, s L E Y D E. MAR S. E D E N. A*. 1813. c A F F I c H E A N N 0 N E T C E A V I .D I D E V E R S L U N D I L E 8 N®. ap, A O V R T E N T I E N, A A iv O N i) I GINGEN' EN B E R I G T E N VAN MAANDAG BEN 8 M^RT, JURISPRUDENCE COMMERCIAtE. Question de Commerce. F I N. Les faveurs que la loi accorde aux faillis et k leurs famil ies, se bornent done k ce qui est enoncé en ees deux arti cles; il n'est rien resetvé ni accorde de particulier aux fein- mes, que ce qu'on a vu plus haut, e'est a-direles habits et linge h Uur usagele Code dit expressémentnon autre fhose. Pour que la nourriture fut exigible par la femme du faiili en questionil faudrait done qu'elle lui eut été ac- cordée par le tribunalsur la proposition des syndics ec le rapport du coihmissaire. D'un autre cóté, qui a empêche la femme de former sa demande en separation dès l'instant oü la faillite s'est décla- rèe? Comme le jugement fait remonter les condamnations du jour de la demandeelle aurait joui de ses reprises sans in terruption, et aurait été it même de suffire a ses besoins. A l'égard du privilégeque Hon parait avoir dessein de faire valoir en faveur du Boulanger, nous ne voyons nullement sur quoi il serait fondé. II ne faut que lire 1'art. 2101 du Code Napoléon, pour avoir la. conviction qu'il n'est pas applicable it l'espèce. Oei ank-C accorde unprivilége aux Boulangers et autres pour fournimres qu'ils ont faitës au debiteur et a sa familie ores <s six derniers mois qui ont précédé le dccès ou la la ltlais il est imposible sans violer le sens et Pex- r,y® xtuelle de ce même article, de lul donner d'exten- u.la. II en est de même des diverses autres objections ou applica tions dont ou parait chercher a se prevalojr par induction et qu'il serait trop long de réfuter en détail. Par exemple, la distinction entre le contrat d'union et la cession est illusoire. Dans l'un comme dans 1'autre cas Ie débiteur est dessaisi en faveur de ses créanciers; dans le premier, par la force dés choses, faute de concordat; dans le second, par le consentement et la volonté même du faiili Les efïets doivent done être les mêmes. L'art. 214 du Code Napoléon signifie que le mari ne peut refuser h sa femme et a ses enfans ce qui leur est nécessai re, selon ses facaltès et son itatc'est-a-dire thnt qu'il est a portée de le faire; une fois dessaisi, les créanciersne leur doivent que ce que la loi leur fait un devoir de leur accorder ou de soiliciter en leur faveurainsi que nous ve nous de l'expliquer. L'art. 1570 du même Code ne s'appliqu.e qu'en cas de décès et de liquidation de succession entre la veuve et les héritiersmais ne peut avoir aucuq rapport avec une failii- HANDEL - RECHTSGELEERDHEID. Vraagstuk van Koop handel. S L O T. De gunsten welke de wet aan de Faillieten en hunne Huis gezinnen inwilligd, bepaalen zich dan tot het geen in die beide Aftijkelen is uitgedrukt; er wordt niets bijzonder voor behouden of ingewilligd aan de -Vrouwen dan het geen men hier boven gezien heeftdat is de Kleederen en Linneji tot haar gebruik; het W etboek zegt uitdruklijk, geen andere din gen. Ten einde nu het voedzel van de Vrouw des failliets in quaestie eischbaar warezou hetzelve dan moeten toege daan zijn door de Rechtbankop voorftel van de Curators en het. berigt van den Commisfaris. Van den anderen kant wie .beeft de Vrouw belet haar verzoek te doen tot fcheiding van het oogenblik af dat het faillisfement is gedeclareerd? Eveii als het vonnis de veroor- dcelingen doet opklimmen tot den dag van 't verzoek zou zij zonder doornis genot gehad hebben van haare herhaalingen en in (laat geweest zijn haare behoeften te voldoen. Ten opzichte van de praeferentie, welke men ten voordeele van .dewBakker fchijnt te willen doen gelden, zien wij in 't geheel niet waar op die zou gegrond zijt,: Men behoeft flegts Art. 2101. van het Wetboek Napoleon te leezen om overtuigd te zijndat het niet toepasfehyk is op bet onderhayig geval. Dat Artijkel bewilligd eene prsc- ferentia aan de Bakkers en anderen voor de leverantien, die zij aan den Schuldenaar en zijn Huisgezin hebben gedaange- duurende de laatjle zes maanden welke het overlijden of het faillisfement voorafgegaan zijn maar zonder den zin en de woordelijke uitdrukking van dat artijkel te fchenden, is het niet mogelijk hetzelve verder uit te ltrelcken. Even zo is het gcfteld -met de ondevfcheiden andere tegen werpingen of toepasfingen waarvan men zich bij afleiding ■fchijnt te willen bevoordeelenen welker omllagtige weder legging al te iangwijiig zou zijn. De onderfcheiding bij voorbeeld tusfehen het Contract van vereeniging en de cesfie is louter hersfenl'chim. In het een., zo wel .als het ander is de Schuldenaar ontzet ten voordeele van zijne Schuldëisfchersin het eerde door den drang der zaalten, bij gebrek van vergelijk; bij het tweede door de 'toeüemming en den wil van den failliet zelfs. De uitwer kingen moeten dan dezelfde zijn. Het 214de Art. van het Wetboek Napoleon, betekend dat de Man aan zijne Vrouw en Kinderen het benodigde niet kan weigeren, volgens zijne vermogens en zijnen jlaatdat is, za lang hij in daat i» om het te doen eenmaal ontzet zijnde, zijn 'de Crediteuren hun niet verfchuldigddan hetgeen de Wet hun verpligt aan dezelve in te willigen, often lainng* voordeele te verzoeken zo als wij hebben aangevoerd. Het 1570de Art. van dat zelfde Wetboek is niet toepasfclijk dan bij derfgeval en van vereffening der nalaatenfchnp tus fehen de Weduwe ca de Erfgenaamen, maar kaa gecueiie»J>6--

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1813 | | pagina 1