E
E.
L E Y D E N.
N°. 83.
A V I
I C H E S,
O N C E S
E T
D I V E R S
D E
VENDRÉDl L E 10 JUILLET.
ADV E R T E N TIE N
AANKONDIGINGEN
E' N
E E R I G T E N
VA N
L*$t.
lect,
Last)
Heet,
Last,
Heet,
Last
Heet
Last,
Heet.
to. 181a;
A F F
A N N
i
V R ïD A G D E N 10 J-D LY,
DECISIONS JUDICÏ AIRES, ..co.NCg.l-
NAN,T LE COMMERCE.
If C o. o ft. d e Cassation.
En matière de société commercialeles arbitres - sont ils
compétens pour prononcer la contrainte par corps Rés. af.
Leur décision.-est-elle sans appel k eet égard,* si I'acte de
jL, société les investit du droit de prononcer en dernier res-
".jort. Rés. af.
onct En supposant qu'ils eussent excédé leurs pouvoirs sur ce
4 chef,, la cour impériale serait- elle compétente pour annuller
'cm Jem decisionsi la demande en nulli.té n'avait pas été for-
jnéc devant ,Ies premieis juges? Rés. nég.
ance,
ièce.
•nee.
ièce,
que,
èce.
ark,
èce,
are.
ïce.
La cour dé cassation a pronoucé sttr ces trois question»/,
pararat du s'Noverabre [811.
Cet arrét est motivé relativement k Ja .première ques-
on, sur ce que, auivant l'art. 9 du titrè 4 de l'ordon-
nance de 1673, les différends qui s'élèvent entre asso-;
fiés en matière commercials, doivent être jugés par des'
irbitres convenus entre partiesou nommés d'office par le
tribunal ,4ft nlb'^S *22^2
tale en cette anatièrequ'ils eont par, conséquent, compétens
jour prononcer la contrainte: par corps ,..conune pour statuer
sur le fond Au sujet de 1-a seconde question, sur ce
■que, d'après l'art. 14 du tit. 12 de la loi ,du 24 Aoüt 1799
Tes parties peuvent conseutir k être jugéessans appel par le
tribunal de commerceqni.en ce cas.,~prononce en dernier
ressort sur la coptrainte par corps, c&mme sur le.fond de la
.contestation.; qvje Jconséquejnment elles tpeuvent consentir k
■être jugées de'même par les arbitres qui le remplacent.
Enfin, quant a la troisième question, sur ce que les juge-
mens en dernier .ressort ont force de chose jugée jusqu'a ce
qu'ils aient été rétractés par une voie légalequesuivant
les art. 794 et 1028 du Code de procédurelorsqu'un juge-
ment arbitral est rendu hors les termes du compromis, la
nullité ne peut en êqte demandée que pgr opposition >d'ot-
La cqur de cassation a invoquée dans cette circon-
stance, l'otdonnance de 1673paree qu'il s'agissait d'un ju-
gement arbitral rendu la.date du 5 Juin 1807, c'est-k-dire
autérieurement k la mise en activité du Code de commerce;
mais l'art 51. de ce Code portant de rnSme que toute con
testation entre associéset pout raison de la sociétésera
jugée par des arbitresil s'ensuit que l'application de l'arrêt
en question doit se faire sous son empire, de la jftême ma-
sière que sous celui de l'oidonnanee de 1673.
ijR.ECHTERLYKE BES.LISS INGEN
R. AA K. E.N.D E DEN KOOPHANDEL.
jH O F \V A N C A S S A T I E.
£ijn'Arbiters m zaa.ken van Handel- focieteit bevoegd om
lijfsdwang uit te fpreeken? bevestig£nd bejloten.
Is derzejver beflisiing, ten dien opzichte zonder appèl,
zo de Acte van Sociëteit hun met het recht bekleed, om
onherroepelijke üitfpraak te doen? 'bevestigend beJJoten.
Onderfteld zijnde dat zij in dat punt hunne volmagten over-
fchreden hebbenzou het Keizerlijk Hof bevoegd zijn
hunne beflisfing te annulleeren,zo de eisch tot nulliteit
voor de eer.fte, Rechters niet.ware geformeerd? ontkennend
bejloten.
Het Hof van Casfatie heeft over deze drie vraagftukken
üitfpraak gedaan bij arrest van den 5. November, 1811.
Dit Arrestis, betrekiijk het eerfte Vraagftuk, daar op ge
motiveerd, dat,-volgens Art. 9. van Titel 4 der Ordonnantie
van 1673 de verfchiUen die in handelzaaken tiisfchen Geasfo-
cieerden cntftaaijmoeten uitgeweezen worden door Arbiters
onderling overeengekomenof amptshalven door de Rechtbank
vau Koophandel benoemd; dat dergelijke Arbiters eenRecht-
V A~"~ Aa Wer, hekleed ran meteene gene»
ïaletoecigemng dat zij gevolglijk bevoegd zijn om lijfsdwang
uit te fpreeken, als ook om over de zaak ten principale te
itatueeren C Ten aanzien van. het tweéde Vraagftukda. t
op 9 dat, Artikel 14 van den iaden Titel der Wet van24Au-
gustus 1790, de partijen kunnen bewilligen, om zonder appél
door de.Rechthank vVftn iKoophandel geoordeeld te worden,
welke in dat geval,ruiterlijken üitfpraak doet over den lijfs
dwang, als oak oyer de hoofdzaak van het gefchil; dat dieii
ten gevolge gjj pp g-eljjke vtfijze kunnen bewilligen om do r
de Arbitersjlie dezelve,wervangen geoordeeld te worden.
Eindelijk, aangaande betdesrde Vraagilnk, daar qpdat de
gewijsdens ter laatlter uirfpraak kragt hebben van gewijsde
zaaktotdat zij door eenen.wettigen weg herroepen zijn ge
weest; dtt volgens Art. 1I.94 en 1028 van het Wetboek van
procedeerjnwanneer een Arbitraal gewijsde huiten de ter-
H«t Hof van Casfatie heeft in dezeojpftapdigheid de
ordonnantie van rtS73 ingeroepen, om dat de zaak liep over
een arbitraal gewijsde in dato 5 Junij 1807.; dat is, alvorens
het Wetboek van .Koophandel in werking geilejd ismaar
het 5ifte Artijkel van dat Wetboek.even eens behelzende
dat alle gefchil tusfchen geiisfocieerden door Arbiters zal
worden geoordeeldvolgt daar uit dat de toepasfing van het
arrest in questieonder deszelfs beheenng «P gelijke wjj^e
doet gefchieden als onder die der Ordounantie yan' 1673..