David met een leren jackie Zaterdag Gaddafi maakt Tunesiërs het leven zuur door Harm Botje Lange rijen bij de grensovergang en boze gezichten in het presidentiële paleis van Carthago: de Libisch - Tunesische betrekkingen maken weer eens een dieptepunt door. De ruzie begon ruim een maand geleden, toen op de avond van de 31ste augustus een keur van hoogwaardigheidsbekleders zich in de stoffige Libische oase Youfra verzamelde ter gelegenheid van de 23e verjaardag van de Libische revolutie. In feite kwamen zij voor niets omdat de Libische leider Gaddafi het op het laatste moment liet afweten. Men moest het dus doen met de nationale televisie-uitzending, die een videoband uitzond waarop de kolonel de Libiërs toesprak. Die toespraak was alleszins opzienbarend. Met name Tunesische diplomaten raakten er niet over uitgepraat. Want na wat weinig zeggende opmerkingen over de Libisch-Amerikaanse vete en lofprijzingen aan het adres van de Egyptische president Mubarak vertrouwde de Libische kolonel zijn kijkers toe, „een diepgaande wetenschappelijke studie" te hebben verricht over de toekomst van noord-Afrika. Watergebrek Die toekomst ziet er in Gaddafi's ogen niet hoopvol uit. „De bevolking van noord-Afrika zal binnen afzienbare tijd ten onder gaan aan een rampzalig watergebrek", aldus de kolonel. „Vooral de Tunesiërs zullen het zwaar te verduren krijgen. De Tunesische bevolking groeit veel te hard en omdat Tunesië ingeklemd ligt tussen Libië en Algerije, hebben ze in Tunis weinig keus. Ze kunnen een unie aangaan met Algerije of met Libië, ze kunnen de Middellandse Zee oversteken en zich bij Frankrijk aansluiten of ze kunnen gewoon van de dorst omkomen". Zelfs de opkomst van de door de Tunesische overheid te vuur en te zwaard bestreden Tunesische fundamentalistische beweging is een gevolg van watergebrek, meende de kolonel. Gaddafi liet het niet alleen bij het schilderen van die rampzalige Tunesische toekomst. Tunesië was in het algemeen een land van niets, zei hij, hoe hard de Tunesiërs ook mochten tobben en werken. Tunesië zou geen historische traditie hebben en de Tunesische regering zou bestaan uit „een stel zielepoten, die dag en nacht wanhopig in de weer zijn om te proberen de problemen van de bevolking op te lossen. President Ben Ali moet tegenwoordig zelfs persoonlijk de pakhuizen en de douanedepots controleren. Daaruit blijkt dat er geen president meer in Tunesië is. Het presidentiële paleis in Carthago staat gewoon leeg". Jaloezie De regering van Tunesië heeft aanvankelijk geprobeerd Gaddafi's opmerkingen van de tafel te vegen. Maar dat was duidelijk niet de bedoeling van de kolonel. Een week later herhaalde hij zijn toekomstvisies in een nog venijniger variant. „Dat ding dat Tunesië heet, gaat onherroepelijk verdwijnen", zei Gaddafi bij die gelegenheid. „Eerst waren er drie miljoen Tunesiërs, nu zijn het er tien miljoen en binnenkort twintig miljoen. Een uitbarsting is onvermijdelijk, tenzij de Tunesiërs als slaafse bedienden naar Europa vertrekken om daar te worden vervolgd en afgeslacht". Toen was in Tunis de maat vol. Een boze president Ben Ali liet in de ministerraad weten dat de Tunesiërs geen lieden zijn die zich door leugenpraatjes laten opstoken. Tunesië kan terugzien op drieduizend jaar geschiedenis, Tunesiërs houden met hart en ziel van hun land en ze zijn er trots op wat zij sinds de onafhankelijkheid hebben bereikt, aldus het beledigde Tunesische staatshoofd. Relatief welvarend Ongelijk heeft de president daar niet in. Tunesië is relatief gezien het welvarendste land van noord-Afrika. Het is er voorts, opmerkelijk feit, als enige Arabische land in geslaagd zijn bevolkingsaanwas goed in toom te houden: van overbevolking heeft Tunesië bepaald geen last. De afgelopen twee jaar hebben de winters voor overvloedige regens gezorgd, de nationale schuld blijft binnen beheersbare perken en de Tunesische toekomst ziet er al met al redelijk rooskleurig uit. Vandaar dat men in Tunis zegt dat Gaddafi's opmerkingen gewoon zijn ingegeven door jaloezie. „Elk jaar komen hier tienduizenden Libiërs om de medische verzorging te krijgen die ze in Libië niet hebben", aldus een Tunesische politicus. „Het steekt Gaddafi dat wij het hier zonder olie en noemswaardige bodemschatten redelijk doen, terwijl hij de Libische olie-opbrengsten op gruwelijke wijze heeft verkwist". Douaniers De Libische leiders anderzijds hebben het niet bij voorspellingen over Tunesiës sombere toekomst gelaten. Bij de Libische-Tunesische grensovergang niet ver van het paradijselijke eiland Djerba zijn tientallen Libische douaniers al dagenlang bezig Tunesische arbeiders en reizigers die vanuit Libië naar Tunesië willen, het leven zuur te maken. Er zijn strikte beperkingen opgelegd aan wat uit Libië mag worden meegenomen aan geld en goederen. Voorts moeten vertrekkende Tunesiërs bij de grens een fikse som aan vuilnisrecht betalen voor het opruimen van de rommel die zij in Libië zouden hebben achtergelaten. Het effect van die maatregelen is in Tunesië te zien. De beroemde 'Libische soek', dat wil zeggen de uitgebreide Tunesische straatmarkten die tót nu toe rijk werden voorzien van uit Libië afkomstige buitenlandse waren, verpietert zienderogen. Ook in zuid- en midden-Algerije, waar dank zij de handelsdrift van de tienduizenden Algerijnse 'trabendo's' de 'Libische soek' eveneens onlosmakelijk is verbonden met het straatgebeuren, is het effect van de grensmaatregelen tussen Libië en Tunesië duidelijk merkbaar. Voorbode Sommigen in Tunis en ook in Algiers menen dat de venijnige uitval van Gaddafi richting Tunesië en de Tunesische leiders moet worden gezien als de voorbode van een aanstaande Libische uittreding uit de Unie van Noordafrikaanse staten, het zo moeizaam van de grond komende Noordafrikaanse Samenwerkingsverband. Daar zal men in Tunis, Algiers of Rabat overigens niet erg rouwig om zijn. De Libische bijdrage aan de unie heeft tot nu toe voornamelijk bestaan uit obstructie. Libiës toetreding was in de ogen van de andere Noordafrikaanse leiders vooral nuttig, omdat het Gaddafi, naar men hoopte en hoopt, wat in zou tomen. Als dat doel niet meer wordt bereikt, kan de kolonel volgens hen misschien maar beter uit het samenwerkingsverband verdwijnen. Anderen menen dat men dwars door Gaddafi's retoriek heen dient te kijken. De kolonel zou in wezen Tunesië helemaal niet hebben bedoeld, zeggen zij. Zijn opmerkingen zijn eigenlijk bedoeld voor zijn grote Egyptische buur, op wie veel van wat hij over Tunesië zei van toepassing is. Zij worden in die veronderstelling gesterkt door het zoveelste huwelijksaanzoek dat Gaddafi dezer dagen aan Egypte deed en waarin hij een glorieuze Libische-Egyptische-Sudanese toekomst afzette tegen de rampspoeden die zijns inziens het ongelukkige Tunesië te wachten staan. Kunstenaars zijn meestal geen gelovigen en de laatsten hebben vaak maar weinig gevoel voor kunst. Des te opmerkelijker is het dat de Kijkbijbel een doorslaand succes is, niet alleen in Nederland maar vooral ook daarbuiten. De Kijkbijbel slaat vooral aan bij kinderen, maar ook volwassenen zijn er door geboeid. doorGerritGeerds Volgens zijn vrouw is hij 'een dro mer'. 's Nachts zit haar man af en toe schetsjes te maken. In gesprek ken met hem is het soms net alsof je tegen een stoel praat, bekent zijn vrouw. In gedachten is de kunste naar dan bezig met een nieuw schil derij. De man van wie illustraties van bijbelverhalen over de hele we reld verspreid zijn, heet Kees de Kort. Hij woont in het kunstenaars dorp Bergen. Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) heeft onlangs een Kijkbijbel samengesteld met zijn 'wereldbe roemde' illustraties. Het boek is een bundeling van de 28 delen uit de se rie 'Wat de bijbel ons vertelt' die tus sen 1965 en 1981 zijn verschenen. De serie is in 55 talen uitgebracht en dat aantal blijft volgens het NBG groeien. Over de hele wereld zijn on geveer 20 miljoen exemplaren van de verschillende deeltjes verkocht. De serie was aanvankelijk bedoeld voor verstandelijk gehandicapten, die met gewone kinderbijbels niet goed uit de voeten kunnen, maar bleek ook aan te slaan bij andere kin deren (tot 9 jaar). De tekst is tot een minimum beperkt; alle nadruk ligt op de kleurrijke tekeningen. De Kort (57) werd driejaar geleden in het toenmalige Oost-Duitsland onderscheiden voor een bundeling verhalen uit het Nieuwe Testament, die „tot een van de beste boeken in de DDR" behoorde. Geheel ten on rechte is dit tot nu toe de enige on derscheiding voor zijn artistieke werk, vindt een woordvoerster van het bijbelgenootschap. In het atelier achter zijn huis (een bouwvergunning hebben kunste naars in Bergen niet nodig) praten we met Kees de Kort, een volwasse ne met kinderogen. Wat is het geheim van uw succes? „Je moet kind worden als het ware. Uit die wereld moetje gaan werken. Vandaar dat ik ook kindertekenin gen bestudeerd heb, om de wijze van uitdrukking en de constructies van kinderen te leren. Als kinderen zes of zeven jaar oud zijn, tekenen ze op een lijn of op de onderkant van het papier. De voorstellingen worden heel plat afgebeeld en naast elkaar, nooit over elkaar. Dat ligt natuurlijk aan het technisch onvermogen, maar het blijkt ook dat deze beelden voor een kind veel realistischer zijn dan bijvoorbeeld een foto. Waar schijnlijk omdat ze directer zijn. Dat komt natuurlijk ook omdat er weinig perspectief gebruikt wordt en niet terzake doende details zijn weggela ten. De achtergronden zijn heel neu traal. De figuren zelf hebben vaak een felle kleur, of althans een opval lende kleur. Dit kan trouwens ook wit of zwart zijn. Kinderen zijn gek op kleuren. lünderen kijken universeel hetzelf de of ze nu uit Japan, Korea, Indone sië of Peru komen. Hun tekeningen tonen dezelfde constructie, dezelfde manier van werken, dezelfde ge dachte zit erachter. Dat maakt dus niet uit. Maar het zijn vaak de grote mensen die een bepaald beeld dat ze zelf voor ogen staat, wat zij belang rijk vinden, in een kindertekening terugwillen zien". U bent in 1934 geboren in Nij kerk. Uw vader en moeder kwamen uit Brabant. Welke herinneringen heeft u aan uw geboortedorp? „Ik heb in Nijkerk gewoond tot mijn achttiende. In een klein dorpje als Nijkerk heerste niet zo'n goed kli maat voor mensen die beeldend be zig waren. Dan moetje toch naar een stad toe. In de eerste plAats voor een studie, maar ook voor je ontwikke ling is dat erg belangrijk. Onbewust heeft Nijkerk een grote invloed op mij gehad. Als je dat schil derij van die mesthoop ziet, dan is dat duidelijk Nijkerk. Ik kan me nog wel herinnéren dat ik, toen ik een jaar of tien was, samen met mijn broer stripverhalen maakte. In het onderwijs van die tijd werd aan tekenen niet zoveel gedaan. Voor mij was de tekenles een feest. Dat vond ik heerlijk. Ik was dan ook helemaal mezelf en zag niets anders meer dan datgene waar ik mee bezig was. Ik weet nog wel dat de hoofdon derwijzer tegen me zei: 'Je moet geen kunstschilder worden'. Dat vond hij waarschijnlijk iets heel de cadents of zo. Ik kon veel beter teke nen dan hij, zei hij, maar ik moest alsjeblieft geen kunstschilder wor den want dat was zo erg. Dat heb ik toen natuurlijk wel vast gehouden. Ook de voorlichting was in die tijd minimaal. Ik ben toen het voortgezet onderwijs ingegaan". In eerste instantie heeft u dus niet voor het kunstenaarschap gekozen „Nee, want dat werd me afgeraden. Ik dacht ook zelf: dat wordt nooit wat, dat kan ook niet. Dat bestaat niet. Er zijn wel eens van die excen triekelingen, maarVlak na de oorlog werd ook heel anders over dit soort dingen gedacht. Er werd meer aan wederopbouw gedaan. Kunst was iets wat niet aan de orde was". Kees de Kort in zijn atelier. U bent toen voor leraar gaan stude ren? „Ik ben eerst nog constructeur ge weest in de verwarmingsindustrie. Ik ben daarmee gestopt. Niet alleen omdat dit vak me niet interesseerde, maar het ging helemaal niet. Toen ben ik naar de kunstacademie in Utrecht gegaan. Later heb ik nog een lerarenakte gehaald". Kees de Kort is eigenlijk in het illus treren van bijbelverhalen gerold. Het Nederlands Bijbelgenootschap had het plan om de serie 'Wat de bij bel ons vertelt' uit te brengen. Om een illustrator te vinden had het NBG een soort wedstrijd uitgeschre ven. Kees hoorde hiervan op de laat ste dag dat de tekeningen ingezon den konden worden. Hij had slechts tijd om één tekening te maken. Deze tekening werd echter wel uitgeko zen. Samen met maar liefst zestien des kundigen uit de wereld van de ge handicaptenzorg, de psychiatrie, de theologie en de geneeskunde ging Kees de Kort aan de slag. Het eerste probleem waarvoor hij kwam te staan, was de keuze van de bijbelver halen. „Als je illustraties maakt van bijbel verhalen voor kinderen dan moet je een keus maken. De bijbel is een zeer uitgebreid boek. Er zijn heel veel on derwerpen waarvan je helemaal geen of moeilijk een tekening maken kunt. Als mensen een dialoog met el kaar voeren is het meestal niet nodig om daar tekeningen bij te maken. Er zijn handelingen, zoals in het ver haal van David, die heel goed in beeld te zetten zijn. Daar kun je ge bruik van maken. Dat geldt voor heel veel belangrijke verhalen. Jezus geboorte kun je natuurlijk perfect tekenen." In totaal heeft Kees de Kort van 1965-1981 28 boekjes met bijbelver halen gemaakt. Ze zijn in 55 talen uitgegeven. In de onlangs versche nen Kijkbijbel zijn alle verhalen en tekeningen opgenomen. Is Kees de Kort zelf met de bijbel opgevoed? „Weinig, heel weinig. Mijn ouders kwamen uit Brabant, een katholieke streek. Het verhaal van David bij voorbeeld was wel bekend, maar in het algemeen waren katholieken niet zo kwistig met bijbelverhalen. Je hoorde meer navertellingen. Als kind vond ik die heel boeiend. Voor mij is de bijbel een door mensen geschreven boek. Ik denk dat bijbel verhalen een heel positieve invloed op mensen kunnen hebben. Ik ben er persoonlijk niet zo voor om de bij bel als kookboek te gebruiken, maar wel als aanzet tot positieve gedach ten. Als het maar niet dogmatisch wordt. Die tekeningen van mij zijn niet bedoeld als dogma, om kinderen een bepaalde voorstelling zo vast in hun hoofd te prenten dat ze die nooit meer kwijt raken. Alles wat mensen hebben uitgevre ten komt in de bijbel aan de orde. Je kunt je aan die gebeurtenissen spie gelen. We hebben nu wel allemaal heel moderne apparatuur, maar in wezen zijn we precies dezelfde men sen als die we in de bijbelverhalen te genkomen. Gevoelens van haat, van liefde, van houden van, de behoefte aan eten en drinken, ze zijn allemaal hetzelfde gebleven. Daar is niets aan veranderd". Voelt u zichzelf een gelovige? „Ja, ik kan mijzelf wel een gelovige noemen. Hoewel ik niet vind dat je dit werk alleen maar kunt doen als je streng gelovig bent. Ik denk dat als je heel streng gelovig bent, datje dan heel vast zit aan een traditie, dat je teveel in een keurslijf terecht komt. Het speelse verdwijnt. Dat is jam mer. Het lijkt mij niet de bedoeling van bijbelverhalen om kinderen in een keurslijf te proppen. Dat speelse hebben kinderen zelf ook. Ik heb dat speelse ook in de Kijkbijbel gestopt. Neem nu David. Ik heb hem gete kend met een leren jackie aan. De basis van de kleding en de architec tuur ligt echter toch wel in het Mid den Oosten". In de Kijkbijbel ontbreken tekenin gen van gruwelijke gebeurtenissen zoals we die in het Oude Testament tegenkomen. Hoe zit dat? „Gruwelijke beelden, bijvoorbeeld als David Goliath de kop afslaat, hebben we weggelaten. Het is alleen maar gruwelijk. Dat heeft geen doel. Sommige kinderen kunnen daar duidelijk van schrikken. Die hebben daar echt problemen mee. ■■■■■i Kijk nu eens naar deze tekening van Goliath die door David gedood is. Volwassenen die deze tekening zien, zeggen vaak dat het lijkt of Goliath speelt dat hij dood is. Er zit een bepaalde vriende lijkheid in die teke ning. Ik denk dat zij daardoor aantrekke lijk blijft voor kinde- over de bijbelboeken Amos, Job en Hooglied. De uitgever voor de defini tieve uitgaven moet nog gevonden worden. Er zijn al wel enkele gega digden. Er moeten meerdere uitge vers meedoen, want anders wordt het project te kostbaar. Uitgevers uit Duitsland, Frankrijk en de Scandi navische landen hebben de meeste interesse. „De kinderwereld heb ik min of meer achter me gelaten. Als ik kin derboeken zou willen blijven maken, zou ik meer met kinderen bezig moeten zijn, maar ik ben niet zoveel meer met kinderen bezig. Mijn eigen kinderen zijn ook groter geworden en ik geef nu ook geen les meer op school. Die kinderen op school inspireerden me altijd. Er zijn bijvoorbeeld heel wat kleuren in mijn schilderijen te rug te vinden die de kinderen in hun tekeningen gebruikten. Ik wil nu iets anders maken. Als mens groei je. Ik denk dat het voor mij beter is. Ik ben ook met andere dingen bezig. Ik ben ook glazenier. Pro bleem is niet dat ik geen kinderboek zou kunnen maken, maar het probleem is dat ik vind dat ik nu wat an ders moet doen. Ieder mens groeit, veran dert. Die boeken over Amos, Job en Hooglied pdssenbij me". Het gekke is nu dat die boeken veel minder lij ken aan te slaan dan de serie 'Wat de bijbel ons vertelt'. Van het boek Amos is een uitgave ge maakt daar het Nederlands Bijbel- Bijbel illustraties Kees de Kort vinden hun weg over de hele wereld Spreekt de kinderwereld u aan „Ja. Voor een kind is een wonder geen enkel probleem. Volwassenen getiootschap. Ofschoon dit boek veel zijn heel rationeel. Dat is natuurlijk een tijdverschijnsel. Alles moet ver klaard kunnen worden. Alles moet technisch opgelost worden. Overal zijn technische oplossingen voor. In de middeleeuwen was de aarde heilig. Je mocht niet eens met een ij zeren ploeg werken. Die verhalen zijn er. Tegenwoordig is het precies andersom: nu is de techniek heilig en de aarde is vullis. Ik vind dat laat ste ook niet zo gezond. Dat rationele is ook niet alles. Alles moet zo beredeneerd worden, zo ver klaard worden. Wat is het dan saai allemaal! Dan is er niks meer te ver wachten in je bestaan of na je be staan of wat dan ook. Je mag dus he lemaal niks aan de verbeelding over laten. Dat ongekunstelde van kinderen vind ik heel interessant. Als ze een jaar of tien zijn verdwijnt het hele spontane. De eerste kinderjaren noemen ze wel de krabbeltijd. Dan volgt een jaartje dat ze plotseling' heel goede dingen kunnen tekenen. kunstzinniger is, slaüt het minder aan. Hoe kan dat? „Als mensen gelovig zijn, zijn ze vaak niet kunstzinnig en als mensen kunstzinnig zijn, zijn ze vaak niet gelovig. Er is maar een heel smalle marge. Van alle kunstenaars is 99% atheïstisch. Ik denk dat dit komt doordat de meeste gelovigen niet met kunst zijn opgegroeid. Maar dat weerhoudt mij er niet van om daar mee bezig te zijn. Dan maar niet zo'n grote verkoop. Ik vind het veel persoonlijker om hier nu mee bezig te zijn. Ik voel me bij dit soort werk thuis". Er zijn 20 miljoen boekjes met teke ningen van uw hand verkocht. Bent u er rijk van geworden „Ik ben er niet arm van geworden. Het aantal procenten van elk boek dat ik krijg, varieert tussen de twee en zes procent. Er wordt meer twee procent dan zes procent betaald. Aan de andere kant heeft het grote aantal boeken mij niet arm gemaakt Maar het is ook niet zo dat ik schat- Daarna krijg je 'platte' tekeningen: rijk ben, maar dat hoeft van mij ook een balletje met een koppetje erop, niet. Ik heb de gelegenheid gehad om twee harkjes als handjes, twee voet- een goed atelier te bouwen en om an- jes eronder, een huisje ernaast. Als dere schilderijen te maken en om ze een jaar of tien zijn proberen ze boeken als Amos, Job en Hooglied te ruimte aan te geven". maken. Zo'n boek als Amos kost aan drukkosten zo'n 40.000 gulden. Dan Kees de Kort is nu bezig met boeken heb je nog maar 2000 exemplaren". foto's Pers Unie David heeft Goliath verslagen, een illustratie uit de Kijkbijbel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 29