Een Nobelprijswinnares met .15 bewakers Veranderingen in het dorp Zaterdag Een 33-jarige vrouw, Rigoberta Menché Turn, won de Nobelprijs voor de vrede. Zij leidt deVN- werkgroep voor de inheemse volkeren en geldt voor sommigen in eigen land Guatemala als staatsvijand nummer 1. Maar, schreef een tegenstander: 'Men hoeft het niet eens te zijn met de denkwijze van Rigoberta om respect en bewondering voor haar te hebben'. doorWimGijsbers Van koffieplukster tot dichteres, van dienstmeisje tot boerenleidster. Qui- ché-indiaanse, subversievelinge, vice-voorzitster van de VN-werk- groep Inheemse Volken, ballinge, ereburger van San Francisco en Tu rijn, professor honoris causa van minstens vier universiteiten, en nu, na het verkrijgen van de Nobelprijs voor de Vrede, ook staatsvijand nummer één, op wie de Guatemal teekse regering zo trots zegt te zijn. Een indrukwekkend curriculum vi- tae voor de 33-jarige Rigoberta Men- chü Turn. Lust naar macht is haar altijd vreemd geweest, zoals dat voor alle 22 inheems-etnische groepen in Guatemala geldt, gewend als ze zijn aan collectief denken en doen. Toch is Rigoberta Menchü Turn een cha rismatisch leidster, die na het be richt in Guatemala over haar Nobel prijs zo'n tachtigduizend mensen op de been kreeg, de grootste de monstratie van de laat ste tien jaar. De prijs viel slecht bij de len van regering eh le ger, die vonden dat Men chü met al haar aan klachten over de onder drukking in Guatemala het land zware schade had toegebracht. Minis ter van binnenlandse za ken Francisco Perdomo: ,,Het zou goed zijn als mevrouw Menchü nu in Guatemala blijft, om de wereld te tonen dat de situatie hier verbeterdis." Droogjes antwoordde de prijswinna- res de minister: ,,Ik moet hier voort durend met vijftien bewakers om me heen rondlopen. Is dat vrijheid?" Bij haar bezoek in juli werd een aan slag gepleegd op de stoet auto's waarin Rigoberta Menchü meereed. Tijdens haar meest recente verblijf in Guatemala moest ze gewapende politie-bescherming aanvragen en reed ze rond in een geblindeerde wa gen, van hetzelfde type als de doods eskaders gebruiken, die het meren deel van de 46.000 ontvoerde en ver dwenen burgers verantwoordelijk zijn. Verzoenend Toch valt iedereen op hoe positief en verzoenend Rigoberta Menchü blijft reageren. Terecht schreef de conser vatieve krant El Panama America: 'Men hoeft het niet eens te zijn met de denkwijze van Rigoberta om res pect en bewondering voor haar te hebben'. In de 1-mei mars van dit jaar liepen tienduizenden indiaanse mannen en vrouwen met spandoeken waarop ze hun sympathie met onder meer het Boeren Eenheidscomité CUC be tuigden. Dit ondanks het feit dat Rigoberta Menché Tum: 'Mijn terug keer naar Guatemala zou de regering goed uitkomen' tachtig gedecimeerd werd en nu nog steeds als politieke tak van de guer rilla, de URNG, wordt beschouwd. CUC-leidster Rigoberta Menchü: ,,Het was geen naïeve deelname. In de conflictgebieden is onze organisa tie het sterkst Iedereen kent de risi co's, want we hebben al duizenden familieleden en buren verloren. De 440 dorpjes die het leger van de aardbodem wegveegde, zullen we nooit vergeten. Het simpele feit dat de boeren zich organiseren, is ge noeg reden ons basis van de URNG te noemen. ,,Aan de andere kant is de armoede in Guatemala nog nooit zo extreem geweest als nu. Daardoor is het ra cisme pijnlijker dan ooit. We zien nu in dat de economische uitbuiting ge paard gaat met een totale minach ting voor het menselijk leven. Niet- indiaanse boeren en arbeiders zijn daar het slachtoffer van, de indianen dubbel zo erg." Tijdens de continentale bijeenkomst van 500 jaar Indiaans- en volks verzet,' vorig jaar in Guatemala, stonden twee standpunten te genover elkaar: strijd tégen of samen met de blanken. Met name de Guatemalteken kozen voor het laatste. Rigoberta Menchü: „Elke gemeenschap heeft zijn eigen ervarin gen, ook al hebben ze gemeenschappelijke achtergronden. Zowel in Brazilië als in Guatemala werden onze ouders in naam van het anti- communisftie vermoord. In elk land verschillen graad en vorm van uit buiting, evenals de mentaliteit van de heersende klasse. Het begrip 'de mocratie' is voor de meeste mensen echter allang inhoudsloos gewor den." „Aan de andere kant zien we ver schillende culturen naast elkaar be staan. Een democratie moet het sa men-leven ervan zijn, zonder dat de een zich aan. de ander oplegt. Dat sommige Amerikaanse inheemsen zich eigenaar van dit continent be schouwen, de enigen die hier mogen wonen, is deel van hetzelfde racisme dat hier heerst. We moeten weder zijds respect stimuleren, zonder één universele cultuur na te streven." Inbreng In Guatemala zelf strijdt de guerril labeweging URNG al jaren voor diepgaande veranderingen. Hoewel een groot deel van het gewapende kader uit indianen bestaat, neemt niemand van hen deel aan de dialoog met de regering. In de Nationale Verzoeningscommissie (CNR) zijn ze evenmin te vinden. Hechten beide geen waarde aan de inbreng van in diaanse volken? deze massa-organisatie begin jaren Rigoberta Menchü buigt de vraag Rigoberta Menchü Tum spreekt in Guatemala Stad een menigte toe nadat bekend is geworden dat de Nobelprijs voor de vrede aan haar is toegekend. gedeeltelijk om: „Onze inbreng is vooral sterk binnen de volksbewe ging. Dat is het zaad van een multi- etnische en multi-linquistische sa menleving. Twee indianen binnen de URNG- of CNR-delegatie kunnen de problemen van 22 indiaanse vol ken met hun vijf miljoen leden niet oplossen, ook al zou hun aanwezig heid nuttig zijn. „Tijdens de gesprekken tussen de URNG en de sociale geledingen van de bevolking waren veel indianen aanwezig. Helaas echter niet als eenheid. We denken niet als een aparte groep, want we zijn verdeeld over alle sectoren van het volk. Het zou goed zijn om als indiaans front deel te nemen kan dialogen, maar anderszijds, als er geen ge mengde indiaanse en niet-indiaanse instellingen komen, met mannen èn vrouwen, dan zal er weinig sprake zijn van een plurale samenleving. Dan zal evenmin het sociale conflict in Guatemala beëindigd worden." Als erkend leidster zou Rigoberta Menchü de nationale dialoog positief kunnen beïnvloeden. Als ballinge is ze daar van uitgesloten; maakt dat haar niet kwaad? Menchü „Nee, to taal niet. Ik maak deel uit van het CUC, en dus van de volksbeweging. Het is fout te denken dat één per soon het volk kan vertegenwoordi gen. Iedereen kan ideeën aandragen, waar die zich ook bevindt." Haat De vorige regeringen hebben volk sorganisaties als het CUC altijd als politieke tak van de guerrilla be schouwd. Is dat nu onder de regering van president Serrano anders? De Nobelprijswinnares: „Hoewel de armoede de oorzaak van onze op stand was, noemen ze ons altijd zo nen van de Russen. Ze waren bang hun voorrechten te verliezen. De strijd tegen de guerrilla is een smoes om de onderdrukking te la£en voort duren. Maar als die er niet meer is, vinden ze wel een andere stok. „De regering weet hoe groot haar schuld bij de bevolking is en beseft dat die voor haar rechten zal blijven opkomen waar ze maar kan. Ik weet zeker dat er militairen zijn die er spijt van hebben ons niet uitgeroeid te hebben. Want wij zijn de belang rijkste getuigen van de armoede en ongelijkheid. Ze móeten dus wel doorgaan met de onderdrukking om hun voorrechten te verdedigen. De taktiek van de verschroeide aarde en de massamoorden tonen aan hoe diep de haat in Guatemala veran kerd is. Samenwerking „Ik denk dat president Serrano en veel andere leden van de heersende klasse wel degelijk een einde van de oorlog wilen. Niet om onze eisen op een waardig leven in te willigen, maar omdat ze samenwerking zoe ken met andere landen, volgens de normen van de technocraten. Maar voor een deel van het leger, dat trots is op zijn bloedige opstandbestrij- ding, zou het een vernedering zijn om zijn vijanden te vergeven. Dus probeert het een klimaat te schep pen dat een einde van de dialoog rechtvaardigt." „De laatste tijd wordt er zelfs over gesproken om ook aan de zuidkust de zogenaamde vrijwillige burgerpa trouilles in het leven te roepen, van wege de verhoogde activiteiten van de guerrilla. Als je weet wat voor er varingen de boeren in de hooglanden met dit soort patrouilles hebben, be sef je hoeveel stappen terug dat zou zijn. De huidige golf van bomaanslagen en vals alarm in Guatemala-Stad laat zien dat het leger ons vergeeft noch vergeet. De minister van De fensie doet er nog een schepje boven op door ons voortdurend de 'politie ke tak van de URNG' te noemen. Dat schept geen klimaat van verzoe ning." Geen tijd Op de vraag of ze in deze situatie denkt over een definitieve terugkeer naar Guatemala, antwoordt Rigo berta Menchü: „Voorlopig niet. Daarvoor is mijn verantwoordelijk heid te groot. Het zou de regering goed uitkomen als ik terug zou ke ren, met name met een Nobelprijs. Want dan kan zij aantonen dat er vrede is in Guatemala. Dat hebben ze vorig jaar ook al rondgebriefd in de Verenigde Naties, toen ik zonder problemen in Guatemala was ge weest." Ze heeft eens verklaard in de hu situatie niet te willen trouwen, kinderen te willen, terwijl dat z langrijk is in een indiaanse gen schap. Hoe denkt ze daar nu ove De Nobelprijswinnares lacht v| gen. „Dat zei ik in mijn boek, da minder dan een jaar na de moon mijn ouders en broer schreveil probeerde toen uit een diepe pi klimmen. Ik zag wel toekomsl spectieven, maar heel vaag. Nu is dat anders. Ik kan onze s echter niet verloochenen. De a» pen twaalf jaar, sinds ik Guatei ontvluchtte, zijn abnormaal weest, met veel gereis van lan| land. Op zich gaf dat voldoen want ik kreeg kansen die and| nooit hadden. Ik zou dolgraag een gezin willen ben, maar ik heb geen tijd dal stil te staan. Zelfs als de vrede i kend is, blijft er nog veel werk o Als ik een kind krijg, zal dat I schien niet bij mij kunnen opd en, ook al zal het altijd een thuis ben. Maar 'huisvrouw' zijn, a mijn paspoort aangeeft, lijkt uig ten." BRIEF II Telefonino, de draagbare telefoon, is een geschenk voor de Italianen. Gewoon kunnen blijven doorpraten, op straat, op het strand, in de auto, in de rij voor het loket, wat is er mooier? „Mij n zoon heeft telefoon in de auto", zegt Mario. Het klinkt een beetje trots, maar voordat we het goed en wel begrijpen zoon Alberto reist in worst vult Mario aan: „Dat is gemakkelijk voor zijn vrouw". Nu is alles duidelijk. Veel huisvrouwen brengen het middagmaal perfect op tafel dankzij een sein waaruit blijkt wanneer zij de pasta in het kokende water kunnen doen. Sommigen horen 's mans stadsbus of tram stoppen op het plein, anderen bellen het café met de vraag die dagelijks duizendvoudig in Italië klinkt: 'Posso calare la pasta?' kan ik de pasta laten zakken in het water? Uit zijn auto belt Mario's zopn zijn vrouw nu zelf. Een praktischer gebruik van de telefoon is'niet denkbaar. Omdat telefoneren een verlengstuk van praten is, zijn Italianen eeuwig in gesprek. Praten moet immers, wie zwijgt is ziek of behoort tot een bijzondere kloosterorde. Hoe meer woorden hoe beter, niet afraffelend of hijgerig maar in ronde volzinnen die het gehoor strelen. Nooit zal een Italiaan een vraag kort stellen of met 'ja' of'nee' beantwoorden. Alles wordt voorzien van inleiding, tussenspel, hoofdmoot en nabeschouwing. De slotzin liefst in vragende vorm. Opdat het gesprek automatisch kan worden voortgezet. Bij dit alles gaat het niet om wat men meedeelt, belangrijk is dat er gesproken wordt. Het is geen programmamuziek, het gaat om de klanken zelf. Deze gewoonte, die een belangrijk deel van de dagvulling vormt, maakt de telefoon tot een onmisbaar attribuut, niet voor zakelijke gesprekken maar voor vriendelijk gepraat, kwartieren lang, met familie en kennissen. Italië's telefoons zijn daarom van de ochtend tot de avond in gebruik en het heeft geen enkele zin om telefonisch een bureau of een instantie te benaderen. „U moet bij ons komen", is de vaste regel. Wie dit doet vindt onbemande loketten en wachtende mensen. „Wat is hier aan de hand", vraagt een buitenman. „Jlij belt zijn moeder", luidt het antwoord van de voorste in de rij. Zwijgend begrijpen we dat dit niet anders kan, op onze beurt bellen wij immers allemaal onder het werk met moeder. Dat dit nu dankzij de draagbare telefoon ook buiten kantorenuren kan is een geschenk waarvoor de Italianen de Amerikaanse heer Bell even dankbaar zijn als voor zijn uitvinding van de telefoon zelf. Gewoon kunnen blijven doorpraten, op straat, op het strand, in de auto, in de rij voor het loket, wat is er mooier? Dertigduizend nieuwe abonnees voegen zich elke maand bij de vele honderdduizenden (weldra aan miljoen) gebruikers van wat in dit land 'II telefonino' wordt genoemd, het telefoontje. II telefonino, daarover bestaat geen twijfel, is onze beste vriend. Dat Mario's zoon van het telefoontje een nuttig gebruik weet te maken door zijn vrouw te zeggen dat ze de pasta kan 'calare', bewijst maar weer eens dat dit instrument een onschatbare waarde heeft. „Ik houd niet van die dingen", zegt de caféhouder, altijd humeurig, „tenminste niet hier, in de zaak". Hij heeft wel een beetje gelijk, in ons café klinkt alleen het gerinkel van kopjes en glazen. Zo hoort het en zo zou het moeten blijven, maar er zijn grote veranderingen op komst. Salvatore was de eerste die van die veranderingen iets wist. Al een paar keer hadden we de caféhouder in bespreking gezien met de aannemer die zich voor architect uitgeeft. Salvatore kent die man goed want hij laat zijn twee auto's bij hem repareren. „Het wordt een eetgelegenheid", wist de garageman op een ochtend te melden, de aannemer had het hem zelf gezegd. Zou dat waar zijn? Al jaren hangt er een bordje 'Keuken' aan het café om aan te geven dat een mens er zijn ergste honger kan stillen. Blijkbaar is dat niet genoeg. „De zaal komt er bij", geeft de caféhouder toe„ zwaaiend naar de vouwdeur die ons wijnlokaal scheidt van het vertrek voor de avondcursussen. „Dit blijft", beantwoord hij ons bedremmeld zwijgen en hij kletst een platte hand op de toog waaraan wij ons glas drinken. „Wie schenkt er dan?" vraagt de garageman wantrouwig. „Mijn dochter" is het antwoord. Het klinkt niet overtuigend. Onuitgesproken vrezen wij dat dit het einde wordt van ons café. Het zal de weg opgaan van de vele etablissementen die voor eten veel geld vragen omdat buitenlanders dat willen betalen. Ook in Italië vindt men soms zelfs een menu 'wijn niet inbegrepen', alsof wijn niet het goedkoopste van elke maaltijd is. Tja, de buitenlanders. Opeens zijn ze in onze straat opgedoken. Het komt door de metro. De lijn is verlengd, sommige toeristen stappen nu bij ons uit. Vaak bij vergissing, maar ook wel uit nieuwsgierigheid: ze willen eens gewoon door een woonwijk lopen. Hun plattegronden helpen weinig, de vreemdelingen zijn letterlijk 'van de kaart', want onze wijk staat er niet op. Dat merken we als ze in ons café bij een lacherig glas de weg vragen. Een Oostenrijker kwam zelfs aan 'O sole mïo' toe. Waarvoor wij, onder het aanbieden van een volgend glas, luid applaudiseerden. Nee, dat is niet ons volkslied, ja, de zon schijnt hier altijd. Nee, wij eten niet allemaal pasta, Noorditalianen zijn rijsteters (Italië en Frankrijk verbouwen meer rijst dan de hele Europese Gemeenschap consumeert). Ja, Italië is mooi, dat vinden de van dit land zelf ook. Als ons café verandert, blijven die vreemdelingen dan komen? Dat blijkt précies waar de caféhouder op mikt, de nieuwe metrolijn kan hem voordeel brengen. „Dan moetje een spijskaart hebben", weet Piero, de jonge advocaat. Ook hij is van de komende veranderingen een beetje uit zijn doen, haastig legt hij uit dat de wet een lijst van verkrijgbare gerechten voorschrijft, compleet met de prijzen. De caféhouder had dat al gehoord van zijn zoon, die vroeger in Duitsland werkte, hij vindt het een vreemde zaak. Zijn argwaan vindt zijn oorzaak in het feit dat een mens in Italië een restaurant betreedt omdat hij onderweg is of omdat hij er iemand wil spreken, maar zelden om 'uit te gaan' zoals de mensen in sommige andere landen. De feestelijke toets die de gang naar een restaurant daar heeft, met alle nadruk die voor 'luxe' doorgaat, houdt verband met de kwakkelkeuken waarmee de Noordeuropese burger zich thuis tevreden stelt. Dan moet een restaurant-maaltijd 'anders' zijn. En dat schiet dan door naaf de wildemansboel van eendeborst met frambozensaus of warme Brie met mosselen. In Den Haag schrikken ze er zelfs niet voor terug om een uitsmijter met een aardbei te versieren. Mediterrane restaurants houden hun klanten niet zo voor de gek, wie het zou proberen zou al gauw moeten sluiten bij gebrek aan klandizie. Eten tegen betaling, aldus de Italiaanse opvatting, moet net zo goed zijn als thuis. Geen culinair bedrog dus en geen pogingen om de niet beter wetende burger te epateren. De Italiaanse burger weet wel degelijk beter, hij wil dat spinazie naar spinazie smaakt. Waarom moet een mens dan in een restaurant een 'menu' hebben? Zeuren over de kaart doe je thuis toch ook niet? Maar omdat het zo eenvoudig is om de verplichte gerechtenlijst uit te schrijven hebben veel eetgelegenheden zo'n papier tegenwoordig toch maar in huis. Het hangt ergens aan een muur of het ligt in een la. „Op elke tafel moetje een of meer spijskaarten neerleggen zodra de mensen zitten", had de caféhouder nog van zijn zoon te horen gekregen. Hij brengt het ons over zonder het te geloven. Zijn dochter heeft de lijst al keurig opgesteld, alles staat erop: van inktvis tot ossestaart en van sla tot fruit. Nooit zal alles voorradig zijn, maar dat begrijpt iedereen. Een mens eet naar het seizoen, nietwaar? Geen tomaten dus buiten de zomer en geen sinaasappelen buiten de winter. „Die zijn er in het noorden het hele jaar", weet de caféhouder van zijn zoon. Voordat we daarop ingaan 'Heeft hij ze zelf gezien?' wil Corrado nog van de zomersinaasappelen weten komt Mario's zuster binnen met een luid 'Hallo heren!' Wat een verrassing! „We zijn er allemaal nog", roept Piero bij wijze van collectief antwoord. „Dat zie ik en daar ben ik blij om", lacht ze breed. Wat is het toch een aardig mens. Twee keer per jaar kwam Mario's zuster altijd aangevaren uit Malta waar ze een klooster beheerde. Elke keer bracht ze een fles Maltezer wijn mee, waarvoor wij hartelijk dankten (ofschoon de onze beter is). In habijt zagen we haar de laatste tijd niet meer. Wat blijkt? Het klooster op Malta gaat sluiten, ze komt definitief naar Italië om toe te treden tot eenhieuwe, spraakmakende 'Orde van de maagd'. Met deze naam wordt niet Jezus' moeder bedoeld, die in de christelijke religie 'de maagd Maria' heet. Het is een gezelschap vrouwen die geen religieuze gelofte maar een gelofte van maagdelijkheid afleggen. De meesten zijn nooit non geweest en willen het ook niet worden. Deze nieuwe wereldlijke 'Orde van de maagd' is gesticht in Italië's noorden. Kantoor- en fabrieksmeisjes treden toe, socia werksters, onderwijzeressen, naar het voorbeeld van gelijkgezinden in Frankrijk, Belj Argentinië en Canada. Dat is hu reactie op het geweld waarmee o tijd door de seksmangel gaat. „Kuisheid is niet in de eerste pla een lichamelijke dwang, het is ec geestesinstelling", leggen zij uit antwoord op het gegiechel waart zij soms worden onthaald. Hun nieuwe orde voegt zich bij de ani wereldlijke orden die er al zijn. Vergeleken bij de klassieke kloostergemeenschappen stellei niet veel voor, maar ook de 'echt religieuzen hebben tegenwoordi wind niet mee. In één jaar zijn drieduizend nom en 440 broeders uitgetreden. Nit de eerste plaats, zoals men gretij denkt, omdat ze overhoop liggen de kuisheidsgelofte (25 tot dertij procent geeft dit als reden op), m omdat ze vinden: ook wie 'in de wereld' blijfUcan zich op zijn eig manier, en misschien nog wel be aan het welzijn van zijn medeburgers wijden. „Een glas voor allemaal", kondi Mario's zuster aan. Haar woordi doen iets in onze hoofden knapp De caféhouder laat zijn blik rondgaan, geen van ons reageeri Nog nooit heeft een vrouw hier rondje gegeven, stel je voor! Is di soms de nieuwe kloosterstijl? Dan wordt er toch snel geschonl en gedronken en ook het afschel gehaast. Mario begeleidt zijn zu naar de supermarkt. „Een uitgetreden non", sist Cor als ze uit het gezicht zijn. „Ze is niet uitgetreden", doceer Piex-o, „het klooster gaat dicht" De conversatie stokt, laten we n naar huis gaan. De wereld verar aan alle kanten, tot in ons café t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 28