De paradox van de nacht
In Praag konden ze zo'n bril niet leveren
Weten Werken
De kunst van
het voorlezen
Sofi-nummer
al vanaf
de geboorte
c I O
Leidse Courant -
dinsdag 20 oktober 1992 i Kt
JNTWIKKELING
DOOR PROF. DR.A. P. ALDENKAMP
Natuurlijk, voorlezen is ontspannend, maar het is ook
een voor de ontwikkeling van een kind belangrijke
stimulerende activiteit. Tijdens het voorlezen heeft de
ouder de kans om sociale betekenis te geven aan de op
zichzelf betekenisloze verbale uitingen 'vocalisaties')
van een kind. In die zin vormen de reacties van de ouders
de schakel tussen de betekenisloze klanken van het zeer
jonge kind (de fase van het zogenaamde prelinguaal
brabbelen) en het steeds begrijpelijker babbelen na het
eerste levensjaar. Die schakel is een essentieel element
in de door onderzoekers ontdekte keten:
a). Door de verwachting van de ouder dat het kind in een
dialoog participeert, 'herkent' de ouder in bepaalde
klanken een specifieke begrijpelijke inhoud. Het is al
langer bekend dat ouders in staat zijn een grote variëteit
aan responsen van hun kind te accepteren als een
betekenisvol en begrijpelijk deel van de 'conversatie'.
Ouders begrijpen wat het kind zegt.
b). Het kind 'ontdekt' (mogelijk vooral door de non-
verbale reacties van de ouders, de houding), wat het
verondersteld wordt gezegd te hebben.
c). Door deze subtiele wijze van interactie en feedback
ontstaan 'lexicale labels', klanken met betekenis die de
basis van de woordenschat van het
kind vormen.
Via de keten a-b-c-a etc.
ontwikkelt het kind zijn
vocabulaire. Essentieel is echter
de schakel a-b waarin het kind
ontdekt, door de reactie van de
ouder, wat het verondersteld
wordt te zeggen.
Voorlezen is dus een uiterst
nuttige en noodzakelijke
activiteit. Een aantal
onderzoekingen heeft echter
aangetoond dat dit alleen geldt
voor een succesvolle manier van
voorlezen. Wat zijn nu de
kenmerken van 'succesvol
voorlezen'. In een studie met 89
moeder-kind paren* bleek dat dit
vooral de houding van de ouders
was. De meest opvallende
Archieffoto bevinding van deze studie -waarin
de kinderen gemiddeld 1 jaar oud waren- was dat de
meeste ouders echter weinig of zelfs helemaal niet
reageerden op de 'vocalisaties' van het kind. De
moeders in deze studie waren eigenlijk alleen zelf actief
bezig, ze benoemden de plaatjes en zinnen; ze waren
primair op het boek gericht en nauwelijks op het kind.
De tekst werd bovendien bijna letterlijk voorgelezen,
ook als het kind duidelijk geen aandacht meer voor het
boek kon opbrengen, of op andere delen van het plaatje
wees. Dr. J. Bus, een.onderzoekster van de
Rijksuniversiteit Leiden ontdekte dat kinderen die op
een dergelijke niet-interactieve wijze waren
voorgelezen betrekkelijk weinig hadden onthpuden
van de 'voorlees-sessie'. Een deel van de ouders poogde
zelfs gedrag van het kind te verhinderen, door hen vast
te houden, te verhinderen dat ze bladzijden omsloegen,
plaatjes aanwezen of ze gaven negatief commentaar op
de participatie van het kind ('mamais bezig, let op!').
Wat zou de oorzaak kunnen zijn van dergelijk
inadequaat voorleesgedrag? Er zijn onderzoekers die
aanwijzingen hebben gevonden dat ouders het
voorlezen 'verleerd' zijn. Lezen is niet meer zo'n
vanzelfsprekende gebeurtenis, waardoor ook voorlezen
iets van z'n vanzelfsprekendheid verliest. Uit de
observaties van de eerder genoemde studie werden ook
aanwijzingen gevonden die erop wezen dat de meeste
kinderen niet gewend waren aan het voorlezen.
Bovendien: nemen ouders nog wel voldoende tijd voor
het voorlezen, of is het een activiteit die moet
plaatsvinden, tussen alle andere belangrijke items op
de drukke agenda? We moeten ons afvragen of de
nodige interactieve houding wel gevonden kan worden
in alle drukte vlak voor de middagwerkzaamheden
beginnen, of vlak voor de avondvergadering.
Andere verklaringen wijzen op de passieve rol waarin
het belangrijkste informatiemedium van het laatste
decennium, de televisie, ons drukt. Daardoor fale'n we
als van ons een actieve houding in een informatie
proces, zoals tijdens het voorlezen, wordt gevraagd.
Verschillende instanties adviseren thema- en
voorlichtingsbijeenkomsten om ouders weer op het
belang van het voorlezen te wijzen. Het stimuleren van
een activiteit die eigenlijk geheel in het normale
leefpatroon geïntegreerd zou moeten zijn lijkt op de
paradox in de opdracht 'wees spontaan'.
*Met dank aan mevr. drs. F. M. Buik, die aan dit
onderwerp een zeer leesbare doctoraalscriptie wijdde.
Schijnbaar simpele vragen verdienen soms een uitgebreid antwoord. Zo
vroeg een lezer ons waarom het 's nachts donker is. Die vraag bleek niet in
de beperkte ruimte van de rubriek 'de Kwestie' te beantwoorden.
door Eddy Echternach
Met de nachtelijke hemel is iets bij
zonders aan de hand: hij is donker.
Wie dit niet zo vreemd vindt, moet
beslist verder lezen; Eeuwenlang
was de donkere nachthemel name
lijk een punt van discussie onder
sterrenkundigen, de oplossing van
dit schijnbaar triviale vraagstuk lag
kennelijk niet erg voor de hand.
Sinds de zeventiende eeuw hebben
veel geleerden zich met het vraag
stuk van de donkere nachthemel be
ziggehouden. De meest bekende for
mulering is die van de Duitse ge
neeskundige en amateur-sterren
kundige Heinrich Wilhelm Olbers
(1758-1840), die er in 1826 een kort
artikel aan wijdde. Sindsdien wordt
het probleem veelal aangeduid als de
Paradox van Olbers.
In zijn artikel schreef Olbers dat we
in een uniform (gelijkmatig), onein
dig groot heelal met onveranderlijke
en eeuwig levende sterren steeds
meer van deze gloeiende gasbollen
zouden zien naarmate we verder
weg keken. Dit zou tot gevolg heb
ben dat de talloze sterren elkaar
vanaf de aarde gezien zouden over
lappen en de hemel zou stralen als
het oppervlak van een reusachtige,
hemelomspannende ster van gemid
delde helderheid.
Dit kunnen we ons ook anders voor
stellen. Stel u eens voor dat u zich
middenin een reusachtig bos be
vindt. In welke richting u ook kijkt,
overal zijn boomstammen te zien.
Sommige bomen staan dichtbij en
zien er dik uit; andere staan verder
weg en lijken dus dunner. Maar
waar u ook kijkt, overal staan bo
men. Olbers zou zeggen: waar je ook
kijkt in het heelal, overal staan ster
ren.
En waar sterren zijn, is licht!
Overlappen
Al in de zeventiende eeuw, dus lang
voordat Olbers 'zijn' paradox formu
leerde, vond men een voor de hand
liggende verklaring voor het feit dat
de nachthemel geen licht geeft: het
heelal is niet oneindig groot. Met an
dere woorden: het bos is te klein en
tussen de bomen door zien we de
aangrenzende kale vlakte. Helaas
bleek deze oplossing niet de juiste.
Het heelal is misschien dan wel niet
oneindig groot, maar toch groot ge
noeg om alle 'bomen' te laten over
lappen.
In het begin van deze eeuw werd
ontdekt dat de sterren die we aan
onze nachthemel zien staan alle deel
uitmaken van het Melkwegstelsel.
De sterren draaien in een grote plat
te schijf om een gemeenschappelijk
middelpunt. Van buiten af gezien
heeft het geheel nog het meeste weg
van een enorm spiegelei. Buiten het
Melkwegstelsel is het heelal nogal
leeg. Slechts op grote onderlinge af
standen komt men soortgenoten van
het Melkwegstelsel tegen. Het heelal
bevat vele miljarden van deze verza
melingen van sterren.
Sterren zijn dus helemaal niet ge
lijkmatig over het heelal verdeeld; ze
zijn gegroepeerd in sterrenstelsels.
Het is alsof we ons in een bos bevin
den waarin de bomen her en der op
kluitjes bij elkaar staan. Even leek
het erop dat Olbers' paradox daar
mee was opgelost. Maar als we in Ol
bers' redenering het woord 'sterren'
vervangen door 'sterrenstelsels', ko
men we opnieuw uit op een heldere
nachthemel. Niet de sterren, maar
Slechts op sommige plaatsen vormen de sterren van ons Melkwegstelsel een bijna
ondoordringbaar 'bos'.
de sterrenstelsels zouden elkaar dan
overlappen.
Het vraagstuk laat zich blijkbaar
niet zo gemakkelijk oplossen. Maar
misschien ligt de fout bij de vraag...
Intensiteit
Voordat we veel moeite gaan doen
om Olbers' paradox op te lossen,
storten we ons eerst op de vraag of
de nachthemel wel donker is. Het
antwoord op deze vraag is even een
voudig als verrassend: nee! Wanneer
we een foto van de nachthemel ma
ken en het licht van
alle individuele ster-
ren (en eventueel de
planeten en de maan)
zouden uitwissen, dan
blijft een zekere ach
tergrondverlichting
ten gevolge van de
sterrenstelsels buiten
ons Melkwegstelsel
over. De intensiteit
van deze achtergrond-
straling is echter dermate gering,
dat we daar in de praktijk niets van
merken.
Het heeft dus wel degelijk zin om de
paradox van de nachthemel op te los
sen. Wie een gemiddeld boek over
sterrenkunde inkijkt, komt daarin
meestal één of beide van de volgende
verklaringen voor de donkere nach
themel tegen:
De nachthemel is donker, omdat de
sterrenstelsels zich van ons verwij
deren.
Dit verschijnsel werd ook begin deze
eeuw ontdekt en is een gevolg van de
ujtdijing van het heelal. Het gevolg
ervan is dat het licht van sterrenstel
sels verkleurt: hoe verder een ster
renstelsel van ons verwijderd is, des
Sterren zijn niet
gelijkmatig
over het heelal
verdeeld
te sneller beweegt het van ons van
daan en des te 'roder' wordt zijn
kleur. Dat 'roder' moet men ruim
zien; extreem ver weg gelegen ster
renstelsels zijn dermate verkleurd
dat ze nauwelijks meer zichtbaar
licht uitstralen.
De nachthemel is donker, omdat het
heelal en alles wat daarin zit niet
oneindig oud is.
Hoe verder we het heelal in kijken,
des te verder kijken we terug in de
tijd en des te jonger zijn de sterren
stelsels die we zien.
Dat is een recht
streeks gevolg van de
eindige lichtsnelheid.
Het licht van verre he-
melobjecten heeft tijd
nodig om ons te berei
ken.
Theoretisch zouden
we op een afstand van
14 miljard lichtjaar
sterrenstelsels kun
nen zien zoals ze er 14 miljard jaar
geleden uitzagen. (In de praktijk is
dit vrijwel uitgesloten, omdat het
licht van deze stelsels roodverscho-
ven veranderd van golflengte
èn verzwakt is!) Op nog grotere af
standen zien we helemaal geen ster
renstelsels meer, omdat we dan te
rugkijken naar de tijd dat er nog
geen sterrenstelsels waren ont
staan. Het is alsof de meest nabije
bomen in ons bos volgroeid zijn, en
de verder weg gelegen bomen niet.
Aan de bosrand staan slechts de klei
ne scheutjes van bomen die er nog
moeten groeien.
We zien dus slechts een eindig aan
tal sterrenstelsels om ons heen. En
dit eindige aantal sterrenstelsels
straalt slechts een beperkte hoeveel
heid licht uit.
De eerste verklaring was vooral po
pulair in de jaren vijftig en zestig,
toen sterrenkundigen op zoek waren
naar argumenten tegen de theorie
van het statische (onveranderlijke)
heelal. De laatste jaren won het
tweede argument aan kracht, maar
de knoop werd pas onlangs doorge
hakt.
Eindig
Het is met name de sterrenkundige
Paul Wesson geweest die zich op het
probleem van de donkere nachthe
mel heeft gestort. Met behulp van
een stukje rechttoe-rechtaan-wis-
kunde slaagde hij erin de gevolgen
van de tweestandaard-oplossingen
voor de paradox van Olbers uit te re
kenen. Daarbij kwam hij onder meer
tot de conclusie dat we ook in een
niet-uitdijend heelal, een heelal zon
der roodverschuiving dus, te maken
zouden hebben met een donkere na
chthemel. De uitdijing van het heel
al is klaarblijkelijk geen belangrijke
factor: het achtergrondlicht is
slechts twee keer zo zwak als het in
een statisch heelal zou zijn geweest.
Veel belangrijker is de betrekkelijk
jonge leeftijd van de sterrenstelsels,
in combinatie met de eindige licht
snelheid. Met behulp van Wessons
berekeningen kunnen we nu dus een
definitief antwoord geven op de
vraag waarom de nachthemel don
ker is. Het antwoord is dat de nach
themel donker is omdat het heelal
nog jong is. Op afstanden groter dan
14 miljard lichtjaar komen we geen
sterrenstelsels meer tegen. En dat is
de reden waarom we 's avonds onze
lampen aan moeten doen.
RAAD DAAD
doorLiu van Leeuwen
Onlangs plofte er een brief in de
bus van de belastingdienst met een
sofi-nummer voor ons oudste kind.
Nu zie ik weieens van die spotjes van
Postbus-51 overeen sofi-nummer,
maar dan gaat het altijd om
volwassenen. Wat moet een kind dat
nog veertien jaar moet worden met
zo'n nummer
Sinds het nummer is ingevoerd
krijgt iedere nieuwe wereldburger
een sofi-nummer. Dat nummer krijg
je bij de geboorte niet te horen. Pas
in het jaar datje veertien jaar wordt
maakt de belastingdienst dit
nummer aan je bekend. Tijdig
genoeg dus om er over te beschikken
als je bij voorbeeld vakantiewerk
wilt gaan doen als je vijftien bent.
Daarvoor heb je dat sofi-nummer
dan nodig.
Wie kunnen dit persoonlijke
nummer gebruiken?
Om te beginnen de belastingdienst.
Daar zijn gegevens over inkomen en
vermogen bekend. Verder alle
sociale zekerheidsinstellingen, waar
gegevens zijn opgeslagen over
werklozen, zieken en
arbeidsongeschikten met een
uitkering. Met andere woorden, de
bedrijfsvereningen en het ABP
gebruiken het sofi-nummer. De
Sociale Verzekeringsbank gebruikt
het sofi-nummer voor de mensen die
AOW krijgen, voor de weduwen en
weduwnaars en voor de registratie
van de kinderbijslag. De
Informatiseringsbank voert het in
bij de registratie van de
studiebeurzen. En sinds 1
september mag ook de
gemeentelijke sociale dienst dit
nummer als administratie- en
zoeknummer in het bestand
opnemen. Wil zo'n instelling
controleren of de eigen gegevens
kloppen met die van een van de
andere administratieve bestanden,
dan mag dat met gebruikmaking
van het sofi-nummer. Het gaat
overigens alleen om gegevens die
men zelf aan de instantie heeft
verstrekt. Een voorbeeld. Stel je
hebt je, in verband met de aanvraag
van een bijstandsuitkering, aan de
gemeente gepresenteerd als
alleenstaand. Echter bij de aanvraag
van huursubsidie heb je je als
samenwonend laten registreren.
Het zal duidelijke zijn dat met
behulp van het persoonlijke sofi-
nummer snel valt vast te stellen dat
er iets niet klopt. Aan de andere kant
maakt dit sofi-nummer het ook
mogelijk om sneller vast te stellen of
er recht op een uitkering bestaat. Bij
de geboorte krijgje sinds enkele
jaren niet alleen voor de rest van je
leven een naam, maar ook een
nummer.
De rubriek Raad en Daad heeft
spreekuur op donderdagmiddag
tussen drie en vijf uur, telefoon (070)
3190748. U kunt er terecht met
vragen over sociale verzekeringen,
zoals bijstand, ouderdomspensioen,
ziektewet,
werkloosheidsuitkeringen,
kinderbijslag, enz. Ook kwesties
over erfrecht, echtscheidingen
dergelijke kunnen worden
voorgelegd. Als u liever niet opbelt,
maar uw probleem per brief wilt
uitleggen, dan kan dat natuurlijk
ook. Schrijft u naar: Raad en Daad,
redactie Haagsche Courant, postbus
16050,2500 AA Den Haag.
CONSUMENT
svoor
^'zekeringen bieden
>j vergoedingen.
als puntje bij pneltje
^'Ügt je soms
aal niets.
t dus niet afgaan
^folder.
door Els Kemper
Op een zaterdag in april, om negen
uur 's avonds, viel meneer V. in
Praag op zijn neus. Neus kapot. Bril
kapot. Gelukkig was de zuster van
zijn Praagse hospita, een arts, ter
plekke aanwezig, en verbond zijn
neus. Zijn hospita haalde zo goed
mogelijk de bloedvlekken uit zijn
overhemd en colbert.
Tot zover had hij nog een beetje
geluk. Het echte probleem begon bij
zijn bril. Onherstelbaar beschadigd,
zo vertelden hem diverse opticiens
in Praag. Hij zou een nieuwe bril
moeten kopen. Maar die mooie
Nederlandse glazen van u, zeiden de
opticiens, die kunnen wij niet
leveren. Die zijn in heel
Tsjechoslowakije niet te krijgen.
Meneer V. behielp zich intussen met
een reserve-bril. Maar daarmee kon
hij alleen ver weg kijken, niet lezen.
Hij zou tot half mei in Praag blijven,
maai' dat ging zo niet. Daarom
besloot hij terug te rijden naar
Nederland om bij zijn vertrouwde
opticien een nieuwe bril te kopen.
Een dure grap. Maar meneer V. was
voor de hele periode verzekerd met
de Zeker Op Reis Polis. Dat is een
reisverzekering van het Algemeen
Ziekenfonds Haaglanden,
samenwerkend met Nuts
Verzekeringen BV en Schlencker
Assuradeuren BV. In de folder stond
in het kort wat er verzekerd was.
Brillen, kontaktlenzen,
hoor apparaten, en gebitsprothesen:
tot 400. Extra reiskosten:
kostende prijs. Op grond daarvan
vroeg meneer V. om vergoeding voor
zijn nieuw gekochte bril, en voor
benzinekosten.
Hij kreeg een kort briefje terug van
Schlencker. Men bevestigde zijn
schademelding. Men wilde alleen
nog het een en ander weten, zoals:
„Isreparatielstoppagelreiniging
mogelijk en zo ja op welk bedrag
reparatie/stoppage/reiniging niet
meer mogelijk is, verzoeken wij
vriendelijk een verklaring te laten
opmaken door de reparateur
stoppageinrichtingl'stomerij waaruit
een en ander blijkt en deze aan ons in
te zenden Ook oude aankoopnota's
en garantiebewijzen!?) moesten
tevoorschijn komen.
Volgde ten slotte de mededeling: „De
door u geclaimde benzinekosten
vallen niet onder de dekking van de
reisverzekering. Derhalve kunnen
wij hiervoor geen vergoeding
verlenen
Meneer V. werd bij het lezen van dit
briefje zeer boos. Hij had immers de
rekening van de opticiën
meegestuurd, waarom wilden ze nu
ineens een oude nota? Zijn
schademelding ging alleen over zijn
bril, en nu begon de verzekering te
zeuren over stoppage en reinigen.
„Ik heb nooit geweten dat ik met een
kapotte bril naar een stoppage-
inrichting of stomerij moest gaan",
zo schreef hij aan de verzekering.
Dat werd het begin van een
briefwisseling, die maanden
voortsleepte. In juli kwam Schlecker
ter zake: men wenste inderdaad een
aankoopnota van de oude bril te
zien. Ook wilde men nu ineens de
oude beschadigde bril zelf hebben.
Vergoeding van extra reiskosten
gold alleen voor in de
polisvoorwaarden genoemde
gebeurtenissen. Het breken van een
bril stond er niet bij. Dus: geen
vprgoeding, aldus de verzekeraar.
Meneer V wordt hoe langer hoe
kwader. Zijn kapotte bril is bij de
opticien achtergebleven. De opticien
heeft gezien hoe beschadigd de bril
was, en kan bovendien vertellen wat
die bril ooit heeft gekost. Hijzelf
heeft van zijn oude bril allang geen
nota meer.
Al die boosheid helpt hem geen steek
Archieffoto
verder. Het is inmiddels eind
augustus, en Schlencker schrijft
opnieuw: „Wij delen u mede dat de
bewijslast met betrekking tot de
ouderdom en de prijs van de
beschadigde bril geleverd dient te
worden door verzekerde, hetgeen tot
op heden nog steeds niet is gebeurd.
Tevens is verzekerde verplicht
conform artikel 18 sub E van de
verzekeringsvoorwaarden, bij
bagageschade Schlencker in de
gelegenheid te stellen deze te
onderzoeken voordat herstel
plaatsvindt, alsmede te allen tijde
goederen waarvoor
schadevergoeding wordt verlangd
ter beschikking te houden, hetgeen
eveneens niet is gebeurd, aangezien
u de beschadigde bril heeft
weggegooid. Gezien het
vorenstaande heeft u dan ook geen
recht op vergoeding!" Wham!
Maar Schlencker is de.kwaadste
niet. De verzekeraar wil de kwestie
coulant afhandelen. Men heeft dus
opgebeld naar de opticien, en
gehoord dat de beschadigde bril,
gekocht in 1986, toen 716 kostte.
Brillen gaan vijfjaar mee, zegt de
maatschappij, dus de bril van
meneer V. is niets meer waard. Maar
„om tot een oplossing te komen zijn
wij bereid onverplicht u een
restwaarde van 200 te vergoeden"
Half oktober had meneer V. dat geld
nog niet ontvangen.
Wat blijkt hier uit? Eenvoudig dit:
bij het kiezen van een
reisverzekering kun je als
consument beslist niet afgaan op de
opgewekte reclamebabbels van de
foldertjes. Als puntje bij paaltje
komt blijkt datje eerst de
verzekeringsvoorwaarden had
moeten bestuderen. Dan had je
misschien geweten wat wel en niet
wordt vergoed, watje wel en niet
moet doen, en datje in feite niks
terugkrijgt als de bril een paar jaar
oud is. Je hebt voor die bril dus niets
aan zo'n reisverzekering. In de
folder van meneer V. wordt daar niet
op gewezen. Sommige
verzekeringen vergoeden
nieuwwaarde, maar ook de waarde
daarvan is beperkt. De Postbank
reisverzekering heeft dat voor
voorwerpen niet ouder dan een jaar.
Voor een nieuwe bril van ruim 700
zou meneer V. dan toch slechts de
helft terugkrijgen. Dat is het
maximum.
Het lijkt net of de folders van de
reisverzekeraars liever niet
waarschuwen. Haaglanden
bijvoorbeeld wil wél oude
aankoopnota's van kostbaarheden
zien, verder niet. De Postbank zegt
juist aankoopnota's van nieuwe
dingen te willen zien, dus van
vervangingsaankopen. Over oude
nota's wordt niet gesproken.
Het gekke is dat dit soort
misverstanden op dit moment
eigenlijk niet meer mag voorkomen.
Het Nieuw Burgerlijk Wetboek
bepaalt namelijk dat de algemene
voorwaarden bij het kopen van een
ding of dienst bekend moeten
worden gemaakt. Als dat niet is
gebeurd hoef je je er ook niet aan te
houden. Maar in feite wordt
daarmee een probleem naar de
consument verschoven. Als je ze
krijgt aangeboden, hoor je ze te
kennen. Je kunt niet later zeggen
datje iets niet wist.
Verzekeringsmaatschappijen wordt
geadviseerd op
aanvraagformulieren een zinnetje
op te nemen zoals Verzekeringnemer
verklaart zich akkoord met de
toepassing van algemene
voorwaarden. Mooi, maar kijkuit!
Daarna ligt het risico bij jou.
Met onopgeloste klachten over
reisverzekeringen kunt u naar de
Ombudsman Schadeverzekering,
postbus 30,2501 Den Haag.