De zorg over het zoet water Onderzoek TNO, een zestigjarige duizendpoot C2 Sterren Waarom het 's nachts donker is C3 Pootvis-kweek: vroeger de belangrijkste taak van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. Nu zorgt de OVB voor de hele levensgemeenschap van het zoet water. De natuur lijkt ondankbaar, want aalscholvers verdreven het OVB-bedrijf uit Lelystad. r Handige rol verpakking WÊÊÊÊmmÊÊÊm WETEN ERKEN LEIDSE COURANT DINSDAG 20 OKTOBER 1992 ^üiu mniwi— door Mark Glotzbach De aalscholvers van de Oostvaardersplassen moeten weer werken voor de kost nu zij het viskweekbedrijf van Organisatie ter Ver betering van de Bin nenvisserij uit Lely stad hebben verjaagd. De OVB heeft thans modern kweekcentrum in Valkens- ard, ver uit de buurt van de gevleu- de schrokoppen. B-voorlichter Han Walder: „Er was )r ons nog niks aan de hand dus toen in '63 naar Lelystad kwamen. Het selmeer vlakbij? Geen punt. Iedere eker rekent een paar procent verhes >r visetende vogels in et het bestemmen van de Oostvaar- splassen tot natuurgebied begon de inde. In 1978 telde de aalscholverko- ie daar vijftig broedparen, nu tussen en zevenduizend", lalscholvers eten drie tot vier ons vis dag. Het zijn zichtjagers. Als wind golfslag hun viswater troebel maak- kwamen zij naar ons en was het jssie voor boffie. We probeerden van fes. IVetten over de vijvers, knalappa- hiur, lichtkogels, heen en weer vlie- üde helikopters. Afschot, van drie scholvers in totaal, stuitte verder af protest van natuurbeschermers", aar de vogels hadden een nieuw cje al snel door. Zo liepen ze gewoon Jer de netten door de vijvers in, aten -i buik vol, liepen terug en vlogen j. Dit heeft geen zin meer, zeiden we jien jaar dubben. Vertrekken, is het Onderzoek vet in 1953 opgericht, moet de OVB jen voor een goede visstand in de ïenwateren. De nadruk lag eerst op iweek van pootvis voor sportvissers e beroepsvisserij. Op basis van ei- onderzoek breidde de OVB vervol- haar zorgen uit over het hele 'huis' de vis, het zoet water als natuurlij- emeenschap. Vanuit het hoofdkan- in Nieuwegein dragen OVB-voor- ergaarde kennis over aan el de oorspronkelijke doelgroep als de waterbeheerders, der: „Nu is dat onze belangrijkste Andere soorten dan de karper jen al meer aandacht. En her en der t men of de terugkeer van zeldzame itgestorven vissen kansen heeft. De "heid wil de migratie van trekvis- zoals zalm en zeeforel, weer moge- ;e maken. Vistrappen en andere vis- lages moeten de waterwerken in grote rivieren passeerbaar maken", der: „Maar komen ze uit zichzelf? cvissen moeten het water waar ze geboren als het ware kunnen rui- Voor de bij ons uitgestorven zalm dat al niet meer op. Die moet dus len uitgezet. Wèl de geschikte zalm lurlijk". ar tracht de OVB achter te komen, anada hebben we DNA-onderzoek doen met weefsel van zalmen die Iniversiteit van Amsterdam sinds igjaar op sterk water staan. Aan de d daarvan kunnen we de Europese toestanden vergelijken en zien wei- et meest overeenkomt met de Rijn- i. Het is geen zaak van zomaar wat s in het water mieteren" Kansrijk jfVB onderzocht welke van onze be- ;ansrijk zijn voor zalmachtigen, ?n die 's winters hun eieren afzet- issen de kiezels. Ier: „Veel beken zijn rechtgetrok- waardoor regenval er enorme jmsnelheden veroorzaakt. Het Jevoerde zand en slib bedekt nu de blagen en aan een slikbodem heb- salmoniden niets. Aan de water- iteit schort meestal ook wel wat en de beken zijn veel stuwen en ïen. Er bleven van de driehonderd Medewerkers van de OVB bezig met hun onderzoek naar de toestand van de Nederlandse beken. beken nog geen tien over die zich zou den lenen voor de terugkeer van salmo- niden, de meeste in Limburg". Proeven met beekherstel zijn onder meer in de Achterhoek en Brabant Walder: „Het herstel alleen ophangen aan de zalmachtigen, zou te beperkt zijn. De elrits, beekforel, rivierdonder- pad en het bermpje zijn ook beekvissen. Dat zijn geen trekvissen, waardoor de mogelijkheden groter zijn. Schoon wa ter blijft een vereiste. En de beken moeten meanderen, zodat de vissen in stukken met een minder snelle stro ming op adem kunnen komen". De binnenvisserij en de sportvissers vinden steeds meer aansluiting bij het natuur- en milieubeleid, constateert Walder. „De waterschappen vinden het niet gek meer om samen te werken met hen gelaarsverenigin gen, die een macht aan vrijwilligers heb,ben. Het is ge ven en nemen: de hengelaars helpen met het herstel van de beken, maar willen ook blijven vissen". „Visserij hoeft niet strijdig te zijn met de belangen van de natuur. Een eeuw geleden was de Rijn nog een van de beste zalmrivieren. Toch was er een forse beroepsvis serij op zalm. Het zijn de kunstwer ken en later de vervuiling die de zalm de doodklap ga ven. Stroomopwaarts verdwenen ook nog paaigronden door de zand- en grint- winning. In de Achterhoek wordt een proef gedaan met kunstmatige kiezel nesten. Het grint komt uit Zwitser land...". Overbemesting De OVB onderzoekt jaarlijks zo'n vijftig wateren waar de visstand te wensen overlaat, wat vaak het gevolg is van overbemesting door stoffen in afvalwa ter. Walder: „Eerst doen de waterplanten het beter. Tot er een omslag optreedt: de planten gaan kwijnen en de algen be ginnen sterk te groeien en vertroebelen het water, waarna de planten door lichtgebrek geheel afsterven". foto Maurice Nelwan Han Walder bij een bak voor voederproeven met kleine visjes in de nieuwe OVB-viskwekerij. „Dan verdwijnt de snoek, want die zet zijn eitjes af op waterplanten. Snoeken eten ook hun eigen jongen, die zich voor hun kannibalistische ouders verschui len tussen de planten. Waar geen wa terplanten meer zijn, blijven alleen een paar grote snoeken over". „Juist de kleine snoeken helpen het wa ter helder te houden door de brasem in te tomen. Brasems maken het water ex tra troebel. Al voedselzoekend woelen ze de bodem op en spuwen ze modder- deeltjes uit. Brasemwijfjes leggen wel honderdduizend eieren. Snoekjes eten veel van de kleine brasempjes op". „De grote dames en heren snoeken kunnen dat niet bijhouden, waardoor het in veel wateren stikt van de brasem. Vaak is er voor al die vissen te weinig voedsel en blijven ze achter in hun groei. Een brasem kan tachtig centime ter worden. Maar in verbrasemde wateren is eentje van vijfentwintig centimeter al heel wat". In een van haar proefvijvers in Beesd bewees de OVB dat zulk wa ter door het weg vangen van bra sem en het uitzet ten van snoek weer in goede staat is te bren gen. En nu laat Rijkswaterstaat onder meer in het Wolderwijd, een Veluwe-rand- meer, zeker drie kwart van het bra sembestand weg vangen. Walder: „Dat geeft het ecosysteem een forse schop in de goede richting. Het water wordt helder, de waterplanten komen weer op. Dan volgt het uitzetten van kleine snoekjes, waarvan een aan tal opgroeit en zich voortplant. En hun kroost kan zich verschuilen". Opmaat Voor waterschappen zoekt de OVB uit welke vistrap voor welke vis het best voldoet. De vissen moeten heen en weer langs de stuwen kunnen zwemmen. Walder: „Nog een nieuwe ontwikke ling: elektronische bemonstering van de vistand, met een soort sonar die zo gevoelig is, datje niet alleen de aantal len maar ook de soort van de vis kunt vaststellen". „Verder werken we aan computermo dellen met de milieu-eisen per vissoort. Metingen van de diepte, de stroming, de aard en de kwaliteit van het water stop je erin en dan komt eruit of het water geschikt is voor een bepaalde soort. En zoniet, watje moet doen om het wèl ge schikt te maken. De voortplantingsei- sen staan daarbij centraal. In de toe komst komt er zelfs een prijskaartje bij het advies". In antwoord op de onvermijdelijke vraag over de ethiek van het hengelen zegt Walder: „Het is onzin dat gevan gen vis ten dode is gedoemd. Dat kun nen we stellen op grond van keiharde gegevens. Teruggezette vis groeit even gezond verder en wordt even oud als nooit gevangen vis" „Volgens onderzoekers van de Utrecht se universiteit heeft een karper aan de haak niet zozeer pijn, maar ervaart hij vooral de vrijheidsberoving als zeer on plezierig. Onthaak je het beest met nat te handen en zetje het terug in het wa ter, dan is de ellende snel weer verge ten". „Het lot van vis die in een leefnet heeft gezeten, hebben we zelf onderzocht. Van een partij vis ging de helft meteen in een vijver en de andere helft pas na een verblijf van enkele uren in een leef net. Na maanden was er nog geen ver schil in overleving" Injectie Het nieuwe OVB-Viskweekcentrum in Valkenswaard gebruikt bronwater van 14,5 graden, opgepompt van driehon derd meter diepte. Na ontijzering hoeft het alleen maar op de gewenste tempe ratuur (tussen 15 en 30 graden) te wor den gebracht. In de broedhal krijgen alle mannetjes en vrouwtjes een injectie met een kar per-hormoonextract. Eieren en sperma kunnen dan al na 36 tot 48 uur worden afgestreken en met elkaar vermengd. Alleen de snoekbaars zet na de inspui ting zelf eieren af, in bassins met nest materiaal. De eierwinning gebeurt van december tot juni. Echte koudwatervis- sen, zoals zalm en forel, komen het eerst aan de beurt, de karpers het laatst. Afhankelijk van vissoort en tempera tuur komen de eieren na een tot zeven dagen uit, die van zalmachtigen na der tig tot veertig dagen. De larven krijgen plankton of larven van de garnaal Arte- mia te eten. Het verdere opkweken van de larven geschiedt, al naar gelang de eisen van een soort, in de koudwaterhal of de warmwaterhal. In elk van de totaal 38 bassins zwemmen 10.000 tot 20.000 vis jes rond. Zijn ze vier centimeter groot, dan worden ze meteen uitgezet in het binnenwater (snoek, zalm en beekforel) of gaan ze de kweekvijvers in tot ze uit- zet-rijp zijn (voornsoorten, winde, snoekbaars, karpers). Aangevoerde kweekvis wordt eerst ont smet in de quarantainehal. De bestelde pootvis ondergaat hetzelfde lot en gaat, voorzien van een gezondheidsbewijs, in tanks of plastic zakken per auto naiar de afnemer, die de zending aan de water kant in ontvangst neemt. De OVB zet zelf geen vis uit. DE VINDING De verpakking van een produkt is soms in een bepaalde opzichten nog belangrijker dan het produkt zelf. Een kleurrijk doosje als eerste aanblik in de winkel kan zorgen voor een koopstimulans die er niet zou zijn bij een saaie bruine, papieren zak. Sinds enige tijd levert het Groningse bedrijf Zedek, aangesloten bij het Bührman- Tetterode-concern, een verpakkingssysteem dat wel wat lijkt op de rolykit: Rollpack. Het is ontwikkeld door uitvinder Berend van der Straten, die als uitgangspunt had dat het verpakkingssysteem zou worden vervaardigd uit een enkel vel karton. Daaruit zouden, door het karton op een bepaalde manier te snijden en te vouwen, verschillende aan elkaar gekoppelde elementen worden gevormd waarin of waartussen allerlei produkten worden opgeborgen. Ook was als eis gesteld dat de verpakking goedkoop geproduceerd zou kunnen worden en dat het geschikt zou zijn voor produkten van allerlei grootten en gewichten. Er waren al eerder soortgelijke verpakkingssystemen op de markt gebracht, maar die hadden als nadeel dat ze een tamelijk ingewikkeld produktieschema hadden. Het uiteindelijke systeem zoals dat door Van der Straten werd ontworpen kan, als het eenmaal samengevouwen is, verschillende vormen hebben: een regelmatige zeshoek, een kubus- of doosvorm, of een langwerpige display waarin kleinere produkten achter elkaar een plaatsje kunnen vinden. Vooral de zeshoekige variant is geschikt om, met een kleurige bedrukking, te dienen als geschenkverpakking voor bijvoorbeeld een fles.en enkele glazen. Ook andere uitvoeringen zijn mogelijk, maar allemaal hebben ze als basis de rij van scharnierend aan elkaar verbonden elementen. Op het systeem is Europees octrooi verkregen. De vinding is door de Groningse verpakkingsfabrikant inmiddels op de markt gebracht. Ron Hörchner van Zedek: „De reacties zijn leuk; je kunt er inderdaad een heel aantrekkelijke verpakking mee maken. In dat opzicht voldoet het produkt prima. Er zit ook wel een nadeel aan: de handling, het opzetten dus, blijkt in sommige gevallen een probleem te zijn. Dit systeem kun je niet toepassen in een produktiestraat waarin 60 produkten per minuut moeten worden verpakt De ontwikkelingen in de verpakkingsindustrie gaan volgens Hörchner zeer snel. Bij Zedek wordt onder meer veel aandacht besteed aan milieu aspecten. Het verpakkingsmateriaal van de fabrikant wordt gemaakt uit gerecycled kat^on. Met vragen over octrooien en vindingen kan men terecht bij de bibliotheek van de Nederlandse Octrooiraad, tel. 070-3986541. eindredactie René van Zanten vormgeving Peter J. C. Martens i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 15