Welkom in Ossitanië
De eenwording van Duitsland heeft achteraf bezien veel weg gehad
van een overrompeling. De voormalige DDR-burgers hebben daar zo
hun eigen ideeën over. De frustratie hangt zwaar boven de
borreltafel. Ze voelen zich door hun westerse 'landgenoten'
behandeld als 'Osttürken'.
ERDA
LEIDSE COURANT ZATERDAG 17 OKTOBER 1992
door
Alexander Münninghoff
ch Mensch", zegt
Klaus Hesse als hij de
ingelijste foto die we
mochten bekijken
weer aan de wand
heeft teruggehangen,
vroeger had je toch
veel meer saamhorig
heid hier. Ondanks alle
misère. Je maakte er
wat van. En nou wil ik niet bewe-
thet onder Ulbricht en Honecker
Mal botertje aan de boom was, ze-
it. Maar er was wel iets van recht-
gheid. En Bürgernahe - je ging
iefmet elkaar om in het dorp. En
torploegde gelaat van de dorps
an Ströbeck, een middeleeuws
it van twaalfhonderd inwoners,
'er de voormalige grens met de
in het aanloopgebied
iarz, staat op onweer en zwartig-
iVant met zijn 49jaar- wie zou
inschatten zou hem zeker tien
geven - is Klaus Hesse uitge
leid voor deelname aan het ar-
'proces dat, zoals deWirtschaftso-
isinBonn hebben aangekondigd,
Ie twee Duitslanden binnen afzien-
md weer de oude, vertrouwde eco-
sche grootmacht van weleer zal
Ie vuren in de grote metaalfa-
(n Halberstadt, waar hij, samen
\kele tientallen dorpsgenoten, als
leel. van een 2400 man sterk ar-
glegioen al vele jaren werkte,
i 'die Wende' van oktober 1990
a gedoofd, lag Hesse er als een
jeersten definitief uit. Zijn schon-
;oletariërslijf, gewend aan zwoe-
het zweet des aanschijns, leek
in staat te sporen met het
bemende ritme van de electro-
(eleide industrie die de 'Wessis'
|s alles meezit, in plaats van de
Btische bruinkoolgiganten gaan
hisschien nog meer zat zijn bok-
in est Klaus Hesse in de weg. In de
ilige DDR moetje, als je met de
eenheidsstroom wilt meevaren,
n, en cynisch, en leergierig en
isch en bovenal in staat tot Ver-
Ig: je moet het over je lippen kun-
pgen datje alles waarin je bent
ieid nu hartgrondig verwerpt,
in noch wil Klaus Hesse. Wei
iet hij in, zegt hij, dat er aan het
lijewind slechte kanten zaten: de
ituurlijk, je moest op je woorden
ders kreegje last. Nu magje
eijen zoveel je wilt, al helpt het je
verder. En ja, er was voort
gebrek aan zuidvruchten en die
iu wel, als je tenminste geld ge-
fbt. Maar tegenover die nieuwe
veilheden, zegt Hesse, staan ge-
atige zaken die in rap tempo ver-
pn gegaan, en daar kan hij soms
pmoedig om worden.
Produktiecijfers
p ook liet hij ons, koesterend
ue foto zien waarop hij staat als
|n, temidden van zijn Kumpa-
jch Mensch", zucht Hesse nog-
jjgl,zoals wij gewerkt hebben! Daar
[de Wessis geen idee meer van.
'pesten drukken ze op een paar
'len als,er ergens een onderdeel
at vervangen ze dat ogenblik-
por een nieuw. Dat noemen ze
f Maar wij moesten alles zelf
pand repareren. En dat deden
vant anders zou de brigade de
telde produktiecijfers niet kun-
seren en daar zou dan iedereen
roep de dupe van zijn. Dus je
lJ gedwongen om er met elkaar
ite bakken, en als het je weer
kt was dronk je je bier, samen
iaten, met des te meer smaak,
el bestaat nu niet meer".
<|niPrd moet Hesse constateren, dat
eratie, na een leven lang ploete-
iet nieuwe Duitsland als oud
[de kant wordt gezet. Om er niet
helemaal aan onderdoor te gaan heeft
hij zijn oude stiel, dat van smid, weer
opgevat. In een dorp als Ströbeck, dat
met zijn twee krakkemikkige winkel
tjes van sinkel nog lang niet op z'n wes
ters bevoorraad is, biedt dat nog genoeg
perspectief, zegt Hesse.
Iedereen heeft wel eens iets dat gerepa
reerd moet worden: een wagenwiel, een
ploegschaar of een fluitketel, de men
sen zijn hier nog niet onderworpen aan
de wegwerpterreur zoals die reeds in
Halberstadt bestaat. Maar tegelijker
tijd weet Hesse, dat het hooguit zijn tijd
nog zal duren, dat hij de mensen nog ou
derwets, 'op z'n Duits-Demokratisch',
behulpzaam zal kunnen zijn. De nieuwe
lichting zal zijn heil elders zoeken. Hij
ziet het aan zijn eigen dochter, immers:
die volgt nu een opleiding tot advoca
ten-assistente en die is, net als de mees
te van haar leeftijdsgenoten, zeer waar
schijnlijk binnen een jaar richting wes
ten vertrokken.
Ook weer zoiets waar hij moeilijk aan
kan wennen, zegt Klaus Hesse: „Een
paar jaar geleden kwam het bij niemand
van de jongere generatie ook maar een
moment op öm deze streek te verlaten.
Je had die mogelijkheid niet, punt uit.
Ja, je kon wel weg uit de DDR: naar de
Sovjet-Unie, bijvoorbeeld. Onze doch
ter kreeg in Halberstadt kennis aan een
kornet van het Sovjetleger, dat daar een
tankregiment heeft liggen. Die kornet
was een hele nette, intelligente jongen.
Hij kwam uit Armenië. En nou weet ik
wel dat we leefden in de gedachte van
grensoverschrijdende socialistische
broederschap, maar toen puntje bij
paaltje kwam en die jongen onze Anna
ten huwelijk vroeg, keken we daar toch
wat moeilijk tegenaan. Gelukkig, zeg ik
eerlijk, wilde Anna zelf niet. Maar wel
ke toekomst ze nu in het Westen tege
moet gaat en of ze daar een Duitse man
zal vinden, dat weet ik allemaal niet".
Neerbuigendheid
Het is die neerbuigendheid, dat mis
plaatste superioriteitsgevoel van hun
nieuwe landgenoten, die 's avonds aan
de stamtafel van het dorpscafé 'Zum
Prinz von Preussen' tot verhitte discus
sies leidt. Hermann en Dirk, zittend on
der het vaandel van de lokale schutters
vereniging met het fraaie motto 'Uebt
Aug' und Hand für's Vaterland' (waar
van het laatste woord dus twee jaar ge
leden op geheimzinnige wijze een nieu
we lading heeft gekregen), luchten hun
verontwaardiging over de nieuwko
mers in de regio.
„Er zijn er zeker vijf, zes gekomen die
in de jaren vijftig dit land hebben verla
ten en nu als voormalige eigenaren hun
bezittingen hier hebben terugge
claimd", zegt Dirk, een oude boer met
handen als kolenschoppen, „nu kan ik
daar nog wel inkomen, maar de manier
waarop die luitjes zich gedragen bevalt
me absoluut niet. Dat scheurt hier
maar ons erf op met de BMW alsof het
hele dorp hun toebehoort. En dan heb
ben ze ook nog het lef om te zeggen, dat
wij de troep moeten opruimen. En van
ons gemeentebestuur krijgen we te ho
ren, dat het inderdaad precies zo is als
die mensen zeggen: hun eigendom moet
in dezelfde staat worden teruggegeven
als ze het indertijd hebben achtergela
ten.
„Nou, dan voel je je knap beschissen,
hoor, als je dat terrein moet opruimen
en die mensen staan er met de handen
in de zij bij te kijken. En als ze nou nog
wat inbrachten voor de streek hier,
maar zo is het niet. Want dat zijn stuk
voor stuk mensen die in het westen
goed geboerd hebben en dadrüben een
veebedrijf of een wijngaard zijn begon
nen. Dus hun inkomsten liggen in het
westen, hier komen ze alleen maar eens
per maand om een weekeind uit te rus
ten en te profiteren van de lage prijzen.
Ich fïnde das nicht richtig".
Bot
„Nee, inderdaad, het is een schande",
zegt Hermann, de dorpsonderwijzer,
„Kohl heeft ons voorgespiegeld dat wij
partners zouden worden, maar dat is
niet gebeurd en dat gebeurt ook nooit.
Alles is hier in sneltreinvaart naar God
geholpen: onze industrie, onze infra
structuur, onze moraliteit. Op een on
gelooflijk botte en stomme manier is
Bonn hier tekeer gegaan.
„Ik geef een voorbeeld", vervolgt Her
U hebt gelijk als u denkt, dat ik hier niet voor mijn lol op de knieën zit.
Maar wat kon ik anders?
eindredactie rené van zanten vormgeving peter J. C. martens
foto's Harry Verkuylen
mann, terwijl aan de stamtafel alle ge
zichten reeds de instemmende trekken
hebben aangenomen die aangeven dat
hier een allang bekende plaatselijke
waarheid gesproken wordt: „onze
LPG's (Landwirtschafts Produktions
Genossenschaften, de DDR-variant op
de kolchozes van de USSR, red.) hadden
gemakkelijk de Polen en de Russen
kunnen bevoorraden. Maar nee, het be
hoorde bij het oude verwerpelijke sy
steem en dat moest zo nodig afgebroken
worden. Met als gevolg dat we er hier
steeds meer werklozen bij krijgen en
dat de Russen nu de hand ophouden bij
onze Duitse regering, die gedwongen is
om miljarden uit te geven om die lui tel
kens weer door hun koude winter heen
te slepen. Dat is toch te gek voor
woorden? Maar als wij er iets van zeg
gen wordt er nooit geluisterd. Wij be
grijpen immers nergens wat van.
„Osttürken, dat zijn we! Goed voor de
vuile klusjes en wie daar geen zin in
heeft kan oprotten! In het begin, vlak
na de Wende, ben ik nog wel eens met
een klas naar het westen gegaan, maar
dat heb ik snel afgeleerd. Hoe je daar ge
schoffeerd wordt, niet te geloven. Ze kij
ken je met de nek aan, je bent een
vreemde in zogenaamd eigen land.
Maar dat dadrüben, dat is ons land niet.
Daar wonen wezenlijk andere mensen
en die hebben nauwelijks iets met ons
gemeen. Want wij zijn de Ossis. Her-
zlich willkommen in Ossitaniën!"
Stratenmakers
Als wij de hoofdstraat van Ströbeck uit
willen rijden, moeten wij inhouden bij
een wegversmalling: drie stratenma
kers zijn daar bezig met een houweel,
schop, bezem en zand het eeuwenoude
wegdek te repareren. Het is een vredig,
rustiek tafereel zoals de mannen met
kalme handgebaren de juiste keien uit
de stapel kiezen die in het authentieke
mozaïek passen, om ze vervolgens met
ambachtelijke precisie in te tikken en
met zand te wassen. We stoppen, ma
ken een foto en knopen een gesprekje
aan. Even later zitten we alweer tot
over de oren in een menselijk drama
verwikkeld.
Want Franz K., de man die daar met
twee stukken autoband om zijn knieën
gegespt het plaveisel behandelt, was
twee jaar geleden nog een alom bekend
sergeant-majoor bij de grenstroepen
van de DDR. „Misschien was ik niet ge
liefd bij de mensen, daarvoor stond ik te
dicht bij het overheidsapparaat en was
ik ook te fanatiek", zegt deze forsge-
bouwde vijftiger, „maar ik werd wel ge
respecteerd, meneer. Zoals iedereen
hier onze grenstroepen respecteerde -
de vijand, zoals wij dat noemden, zat
immers maar een paar kilometer ver
derop verschanst, dit is een grensge
bied. Enfin, toen kwam de Wende en al
les werd anders. Hebt u gemerkt, dat
hier alles wat produceerde is wegge
vaagd? Fabrieken, LPG's, alles. Want
produceren, dat doen onze Wessi-Brü-
derchen voortaan voor ons, en wij zijn
niet meer dan een nieuw afzetgebied
voor ze. Wat zei Marx ook alweer: de
produktieverhoudingen zijn bepalend
voor een maatschappij, is het niet? Nou,
dat heeft hij goed gezien en daarom zul
len wij hier in dit nieuwe Duitsland nog
een zware pijp gaan roken, let op mijn
woorden. Want Marx en Lenin, dat wa
ren geen domme mensen, meneer".
Misdadigers
„U hebt gelijk als u denkt, dat ik hier
niet voor mijn lol op de knieën zit. Maar
wat kon ik anders? Als voormalig staat
sambtenaar ben ik met mijn 55 jaar
aangewezen op de Arbeits Beschaf-
fungs Massnahmen en dan bof ik in ze
kere zin nog. Want er zijn er genoeg uit
mijn divisie die te horen hebben gekre
gen dat zij in feite een soort halve mis
dadigers waren en blij mochten zijn dat
ze nog een uitkering kregen. En daar
wind ik me nou zovrëselijk over op",
zegt Franz K., en hij recht de rug, hoe
wel hij op de knieën blijft zitten, „die
gemakkelijke manier waarop onze
DDR-Grenztruppen worden beledigd
en door het slijk gehaald. Alsof wij de
enigen waren die al die jaren geschoten
hebben.
„Ik denk dat er, sinds de Mauer in 1961
werd opgericht en de situatie zich ver
scherpte, aan onze kant zeker honderd
man zijn doodgeschoten door de troe
pen van de Bondsrepubliek. Maar daar
hoor je niemand over! Nee, nogal wie
des, want wij hebben verloren, wij zijn
de dommerikken die onze bek moeten
houden en moeten luisteren hoe zij van
dadrüben ons voortaan de wet voor
schrijven".
Als we weer eens opstappen zegt een
van de arbeiders, een eveneens werklo
ze schoenmaker: „Zien we u vanavond
in het café? O nee, het is woensdag, dan
zijn ze gesloten. Nou, dan gaan wij mis
schien even naar Hannover, om naar
het voetballen te kijken". Het drietal
gniffelt als schooljongens, alsof ze het
nog steeds niet kunnen geloven dat zo'n
tripje naar Hannover inderdaad tot de
mogelijkheden behoort en niet meer ge
lijk staat aan een tocht naar een andere
planeet, zoals tot voor kort.
Doodsvonnis
De volgende morgen verlaten wij in alle
vroegte het dorpje Ströbeck, maai* niet
dan nadat wij het knorrend varken van
Klaus Hesse, dat zich reeds luidruchtig
tegoed doet aan de zojuist volgestorte
trog, hebben bewonderd. Het beest
hoort zo op het oog onbewogen het
doodsvonnis aan, dat Hesse ten over
staan van ons over hem uitspreekt: „We
hebben hem nu bijna driejaar, maar
deze kerst gaan we hem denk ik slach
ten. Ja, wat moetje? We hadden vier
varkens, maar die hebben we stuk voor
stuk voor de slacht verkocht, gewoon
omdat we geld nodig hadden. Nee, nieu
we beesten nemen we niet meer. Mijn
dochter, voor wie we het allemaal doen,
is binnenkort met haar opleiding klaar
en dan kan ze op eigen benen staan,
heeft ze gezegd. En wij, mijn vrouw en
ik, och, we redden ons wel hier. Dus wat
u hier ziet", besluit Klaus Hesse, „is het
laatste varken uit vroeger tijden. Das
letzte DDR-Schwein". Hij lacht er
schor bij.