Veluwe: wel helikopters,
geen lynxen
Tracteren op school: zoet mag ook
Weten Werken
Het ozon-mysterie
Een nieuw
planeetje
Dure giro
buitenland
Wetgeving
zoetstoffen
c I O
Leidse Courant a
dinsdag 13 oktober 1992 i LP
HTER HET WEER
doorReindertHaarsma
Het zonlicht dat de aarde bereikt bestaat voor een
gedeelte uit schadelijke ultra violette (UV) straling.
Deze straling verhoogt de kans op het vóórkomen van
huidkanker en staar, bovendien zijn er aanwijzingen,
dat ons afweersysteem erdoor wordt aangetast.
Gelukkig worden we tegen deze schadelijke UV- straling
beschermd door de aanwezigheid van ozon in de
atmosfeer. Dit in zeer kleine hoeveelheden
voorkomende gas (minder dan een op de miljoen
luchtdeeltjes is een ozonmolecuul), bevindt zich
voornamelijk op een hoogte tussen 20 en 30 km in de
stratosfeer. In de jaren tachtig bleek uit metingen, dat
gedurende de maanden september en oktober de
hoeveelheid ozon boven Antartica drastisch vermindert.
Volgens de huidige inzichten is dit 'ozongat' het gevolg
van chloorfluorkoolwaterstofverbindingen (CFK's). Dit
zijn chemische verbindingen die onder andere gebruikt
worden als koelvloeistoffen. Afbraak van ozon door
CFK's vindt plaats onder invloed van zonlicht bij
extreem lage temperaturen van minder dan 80 gr.°
onder nul. Deze situatie ontstaat boven Antarctica aan
het begin van de lente op het Zuidelijk Halfrond (bij ons
op het Noordelijk Halfrond is het dan herfst), wanneer
tijdens de poolnacht de lucht sterk is afgekoeld.
Afgelopen winter zijn er boven het Noordelijk Halfrond
abnormaal lage temperaturen gemeten. Ook andere
omstandigheden zoals de aanwezigheid van
stratosferische wolken wezen in de richting van een
sterke afbraak van ozon. Op grond hiervan voorspelde
NASA een ozongat boven het Noordelijk Halfrond.
Lage concentraties
Inderdaad werden boven West-Europa begin december
uitzonderlijk lage ozonconcentraties gemeten, wat door
de NASA gezien werd als het begin van de vorming van
een ozongat. Achteraf bleken deze alarmerende
berichten nogal voorbarig en bleef de vorming van een
ozongat uit.
Nadere analyse van onderzoekers van het KNMI leerde
dat de lage ozonconcentraties boven West-Europa het
gevolg waren van een uitzonderlijke weersituatie. De
ozonconcentraties boven het Noordelijk Halfrond zijn
niet constant, maar vertonen grote dagelijkse variaties,
die samenhangen met variaties in het weer. De vraag of
de hoeveelheid ozon boven ons land afneemt, kan dan
ook alleen beantwoord worden door regelmatig
gedurende een lange periode ozonconcentraties te
meten.
Geen daling
Het Belgisch Meteorologisch Instituut verricht al 20
jaar ozon-metingen. Uit deze waarnemingen blijkt tot
op heden nog geen daling van de hoeveelheid ozon boven
België.
Begin september van dit jaar werden boven Antartica in
de stratosfeer extreem lage temperaturen van lager dan
90 °C. onder nul gemeten. Alleen al op grond daarvan
wordt verwacht, dat het jaarlijkse ozongat boven
Antarctica in oktober en november groot zal zijn. De
ervaring tijdens de afgelopen winter met betrekking tot
de vorming van een ozongat boven West-Europa heeft
echter geleerd, dat de chemie van het ozongat nog
onvoldoende begrepen is om betrouwbare
voorspellingen te kunnen doen.
Het KNMI verricht in samenwerking met buitenlandse
instituten onderzoek naar het transport en de chemie
van ozon. Waarschijnlijk nog dit jaar zal gestart worden
met ozonmetingen om het gedrag van de ozonlaag boven
ons land te onderzoeken. Daarnaast wordt met behulp
van computermodellen het transport van ozon in de
atmosfeer geanalyseerd. Hierbij wordt ook gebruik
gemaakt van satellietwaarnemingen.
Hoewel er nog veel vragen zijn omtrent de productie,
verspreiding en afbraak van ozon, is de schadelijke
invloed van CFK's niet aan twijfel onderhevig. In de
protocollen van Montreal en Londen zijn er afsprake^p
gemaakt om de productie van CFK's te verminderen. Dit
betekent echter niet dat de afbraak van de ozonlaag
binnenkort tot het verleden hoort. CFK's worden
slechts heel langzaam afgebroken.
Vroeger geproduceerde CFK's zullen alsnog vrijkomen
in de atmosfeer en CFK's die nu in de atmosfeer
aanwezig zijn, zullen daar nog vele tientallen jaren
blijven. In november wordt door de UNEP een nieuwe
bijeenkomst georganiseerd waar een aanscherping van
de protocollen besproken zal worden.
Halverwege de jaren zeventig lanceerde de jonge (vorigjaar plotseling
overleden) bioloog Harm van de Veen een vergeefs pleidooi om wolven uit te
zetten op de Veluwe. Natuurmonumenten probeerde het opnieuw met een
kleiner roofdier, de lynx, maar concludeerde dat ook daarvoor de tijd nog
niet rijp is.
door Jan Ottens
Nederlands grootste bosgebied is te
vinden op de Veluwe. Als ecosysteem
echter is het verre van natuurlijk. Zo
ontbreken er grote roofdieren, die er
heel vroeger heel zeker wel waren,
als Wolven en beren. Of die er toen
hoogstwaarschijnlijk waren, zoals
lynxen, een soort middelgrote kat
ten.
De fel ingezette discussie over herin
troductie van de wolf is inmiddels
doodgebloed, niet in de laatste plaats
door het Roodkapje-syndroom van
'wolf vreet kleine meisjes'.
Maar hoe zit het met de lynx; die is
toch heel wat onschuldiger?
De Vereniging tot Behoud van Na
tuurmonumenten in Nederland liet
het onderzoeken door de bioloog
Jaap Mulder. En onderschreef vori
ge week diens conclusie in een rap
port: 'De lynx nog niet los', een titel
die op te vatten is als een woordspe
ling. Want los is een goede Neder
landse naam voor het beest.
Mulders studie maakt duidelijk dat
er aan het uitzetten van roofdieren
heel wat meer aspecten vastzitten
dan alleen maar de vraag naar het ri
sico voor de mens en (bij uitbreiding)
voor zijn huisdieren.
Anders gebouwd
De lynx staat met zijn gewicht van
18 tot 40 kilo, zijn lengte van 80 tot
130 centimeter en zijn schouder
hoogte van 60 tot 75 centimeter tus
sen de grote katten (tijger, panter,
leeuw) en de kleine katten (huiskat,
wilde kat) in. Maar hij is wel heel an
ders gebouwd. Want behalve door
zijn opvallend korte staart 15 tot 25
cm) en de haarpluimen boven op de
oren onderscheidt hij zich door rela
tief lange poten (vooral de achterpo
ten), waardoor hij korter en hoger is
dan alle andere katachtigen.
De lynx heeft een gevlekte vacht die
in elk geval bij de mens wel heel po
pulair was, althans wie het betalen
kon: het tijdschrift National Geo
graphic maakte in 1981 melding van
een bontjas gemaakt uit de buik
vacht van zeventien lynxen die bij
Dior in Parijs 100.000 dollar kostte.
Rond 1930 bereikte de verspreiding
van de lynx over Europa een diepte
punt. Ontbossing, directe vervolging
en overbejaging van zijn prooidieren
(kleine hoefdieren) waren de belang
rijkste oorzaken. Vervolgens deed
zich een licht herstel voor, deels als
gevolg van herintroducties. Maar
ook in de jaren zestig kwamen er ei
genlijk alleen nog maar populaties
voor in de Slowaakse en Roemeense
Karpaten, op de Balkan, in het
noord-oostelijke deel van Polen, in
de Sovjet-Unie en in Noorwegen en
Zweden.
In Noorwegen, Zweden, Finland, het
zuiden van Joegoslavië, in Tsjecho-
Slowakijke en Roemenië heeft zich
illustratie skandar frantzen
De lynx is maar een middelgrote kat, maar zelfs de Veluwe is
nog te klein voor hem.
van nature een herstel voorgedaan.
En in de Alpen, de Vogezen en het
Beierse Woud zijn sinds 1970 lynxen
door de mens losgelaten, allemaal
dieren die in de Slowaakse Karpaten
in het wild gevangen werden en die
via de dierentuinen van Ostrava en
Bratislava na een quarantaineperio
de werden geëxporteerd.
In sommige gevallen gebeurde dat
uitzetten 'clandestien': door jagers
die een aantrekkelijke, nieuwe
jachtbuit zochten. Maar meestal
stond de wens tot herstel van het na
tuurlijk even
wicht voorop.
Lynxen blijken
zich uitstekend te
kunnen aanpas
sen. Als er maar
heel veel bos is en
als zich daarin
maar een heleboel
prooidieren bevin
den, dan is het al
gauw goed. En
toch is het van de
grond krijgen van
een levensvatbare
populatie veel
problematischer
dan eerst gedacht
werd en is het vol
gens Jaap Mulder
zeker niet zo dat
je maar een aantal
dieren hoeft los te
laten en dat de
rest dan vanzelf goed komt. Waar
het toch goed ging (Slovenië," het
Frans-Zwitserse grensgebied), was
er meer sprake van geluk dan wijs
heid.
Onderzoek, projectmanagement,
wetgeving, schade aan huisdieren en
voorlichting aan het publiek moeten
vooraf goed doordacht en geregeld
zijn. Voor de Veluwe geldt dit in ver
hevigde mate. Het beheer van het
bos is er sterk versnipperd, veel ge
bieden zijn omrasterd, er lopen tallo
ze wegen doorheen en er wonen nog
betrekkelijk
illustratie skandar frantzen
De verspreiding van de lynx
rond 1960.
jonge edelherten, jonge zwijnen, ko
nijnen en hazen) en verrast ze met
een korte sprint. Alerter wordende
prooidieren maken zo'n verrassings
aanval echter steeds moeilijker, zo
dat de lynx telkens naar een ander
gebied moet verkassen.
Argeloos
Herintroductieprojecten elders leer
den wat er in de beginfase gebeurt.
Aanvankelijk wordt de lynxen het
argeloze prooiwild op een presen
teerblaadje aangeboden, maar als
dat vervolgens beter leert uitkijken,
schakelt een deel van de lynxen over
op huisdieren (op de Veluwe zullen
dat schapen zijn) om zich tenslotte
na het bereiken van een geringere,
natuurlijker dichtheid weer keurig
te beperken tot het wild.
In de Franse Jura, waar bijna twin
tig jaar geleden twee keer een paar
tje lynxen werd uitgezet, ontstonden
ernstige conflicten waarbij mensen
door getroffen schapenhouders be
dreigd werden. Terecht zegt Jaap
Mulder dan ook dat wettelijke be
scherming van een diersoort niets
waard is als de bevolking het niet ac
cepteert. Ook van het feit dat men
sen van lynxen niets te vrezen heb
ben, moet men wel eerst overtuigd
worden, zoals de jagers van het gege
ven dat er ook voor hen voldoende
prooidieren overblijven (als men
tenminste, voegt Natuurmonumen
ten daaraan toe, de regulatie van het
aantal niet over wil laten aan voed
selgebrek en parasieten).
Mobiele brigade
Voor de Veluwe doet het er voorlopig
allemaal niet toe. De tien tot vijftien
(en misschien ten hoogste 25) lyn
xen, waarvoor er de ruimte en het
prooiwild is, zouden een niet levens
vatbare populatie vormen, zeker ook
doordat ze een grote kans lopen hun
leven te beëindigen als verkeers
slachtoffer.
Het idee dat de Veluwe op zichzelf
(zonder de Utrechtse Heuvelrug bij
voorbeeld) weer een echt natuurge
bied zou kunnen worden, is met de
studie naar de lynx de bodem inge
slagen. En dus blijft het bij romme
len in de marge. Zoals de aanleg van
wildviaducten over de autowegen
heen, wat overigens een succes blijkt
te zijn. Of de pogingen om te verhin
deren dat de nieuwe luchtmobiele
brigade (in te zetten bij conflicten el
ders in de wereld) gaat oefenen op de
Veluwse heide.
Het niet uitzetten van lynxen veran
dert niets aan de huidige natuur
waarden van de Veluwe; gierende
helikopters doen dat natuurlijk wel.
Maar of politiek Den Haag daarvan
onder de indruk is wordt in kringen
van natuurbescherming (en van de
recreatie niet te vergeten) met span
ning afgewacht.
DE RUIMTE
door Eddy Echternach
In de verst mogelijke uithoek van
het zonnestelsel, nog voorbij de
planeet Pluto, is een nieuw klein
planeetje ontdekt. Het ongeveer
tweehonderd kilometer grote object
bevindt zich op een afstand van
ongeveer zes miljard kilometer.
De nieuw ontdekte planetoïde, die
de voorlopige aanduiding 1992 QB1
heeft gekregen, is op 30 augustus
ontdekt door de Amerikaanse
sterrenkundigen David Jewitt en
Janet Luu, die hun waarnemingen
verrichtten met de 2,2-meter
telescoop op Mauna Kea Hawaii).
Het roodachtige object bewoog op
dat moment zeer traag door het
sterrenbeeld Vissen en was zes
miljoen maal zwakker dan de
zwakste sterren die we met het blote
oog kunnen zien. Eind september
werd de planetoïde opnieuw
waargenomen met de 3,5-meter
New Technology Telescope van de
Europese Zuidelijke Sterrenwacht
in Chili. Omdat het object zo uiterst
langzaam beweegt, is het nog niet
mogelijk om de baan nauwkeurig te
berekenen. Aangenomen dat 1992
QB1 een volmaakte cirkelbaan
beschrijft, duurt het 262 jaar
voordat de planetoïde éénmaal om
de zon is gedraaid.
Planetoïden zijn kleine rotsachtige
hemellichamen die, net als de grote
planeten, alle in een eigen baan om
de zon draaien. De grootste is Ceres,
een planetoïde met een middellijn
van duizend kilometer. De meeste
van de 'kleine planeetjes' zijn echter
niet veel groter dan enkele
tientallen kilometers. Uit de
waargenomen helderheid volgt dat
1992 QB1 ongeveer 200 km groot is.
Het is dus echt een planetoïde en
geen planeet.
Op zich is het niet zo bijzonder dat er
een nieuwe planetoïde wordt
ontdekt. Ieder jaar worden er enkele
honderden van deze hemellichamen
voor het eerst waargenomen en hun
totale aantal is inmiddels de
vijfduizend gepasseerd. Verreweg de
meeste van deze objecten bevinden
zich echter tussen de banen van de
planeten Mars en Jupiter, op 300 tot
500 miljoen kilometer van de zon.
(Ter vergelijking: de afstand aarde-
zon is 150 miljoen kilometer).
De nieuw waargenomen planetoïde
bevindt zich dus op een
ongebruikelijke plek in het
zonnestelsel.
Op deze pagina willen wij
wekelijks in samenwerking
met de Wetenschapslijn van de
stichting Publieksvoorlich
ting Wetenschap en Techniek
aandacht besteden aan vra
gen van lezers. Heeft u vragen
(ook vragen naar aanleiding
van artikelen in deze bijlage
zijn welkom), schrijft u dan
aan:
Redactie Weten Werken.
Rubriek 'de Kwestie'
Sijthoff Pers
Postbus 16050
2500 AA Den Haag
„izoet en wat niet.
erwacht er suiker
ties,
'es in blik, in
erpakte
.«slapjes?
door Els Kemper
Veeljarige kinderen die op school
tracteren nemen tegenwoordig iets
hartigs mee. Ouders en onderwijzers
denken dat hartig beter'is voor
tanden en kiezen en minder snel
gaatjes veroorzaakt. Dat zijn van die
ideeën die ingeburgerd raken omdat
de tandenvoorlichtingjarenlang
heeft gewaarschuwd tegen snoepen.
Snoep tastte tanden en kiezen aan,
dat bleek uit allerlei onderzoek. En
snoep is zoet. De conclusie ligt dus
voor de hand: zoet is slecht voor de
tanden, neem maar liever hartig.
Zo'n boodschap is een eenvoudig
verhaal. Maar het vervelende van
eenvoudige verhalen is dat ze
meestal niet helemaal kloppen. De
waarheid zit veel ingewikkelder in
elkaar. Bovendien veranderen
'voedingskundige inzichten' door de
jaren heen. Onlangs bleken
bijvoorbeeld ratten rotte tanden te
krijgen van chips. Ook om die reden
kun je als 'consument' te maken
krijgen met voorlichting, dié ineens
iets anders zegt dan pakweg vijf of
tien jaar geleden.
Het Voorlichtingsbureau voor de
Voeding is nu op pad gegaan om de
misverstanden over tracteren op
school uit de weg te ruimen. De
boodschap luidt nu: tracteren op
school mag, en de tractatie mag
zowel zoet als hartig zijn. Zoet tast
tanden en kiezen eerder aan dan
hartig, maar hartig heeft weer
andere bezwaren. Zoet kan best, als
je het een beetje handig en
verstandig indeelt.
Het belangrijkste is datje het het
aantal eet- en snoepmomenten op
één dag beperkt. Een vuistregel is
deze: drie keer per dag een maaltijd,
en daarnaast drie a vier keer per dag
iets tussendoor. Daarin past dus ook
de tractatie van eenjarig kind op
school. Iets lekkers uitdelen, dat
moetje zien als een van die drie of
vier tussendoortjes.
Harde dobber
Het Voorlichtingsbureau zal met dit
verhaal nog een harde dobber
hebben. Het moet allereerst de eigen
adviezen van scholen,
peuterspeelzalen en
kinderdagverblijven te lijf. Want de
school raadt ouders vaak aan om
liever iets hartigs als tractatie mee
te geven. Voedingsvoorlichters
zitten met zulke adviezen in hun
maag. Want wat krijgen de kinderen
mee? Vaak gewoon chips, of stukjes
worst of kaas, lekker makkelijk.
Soms nemen ouders veel moeite en
maken zelf hapjes klaar. Helaas zijn
hartige hapjes meestal flink vet en
behoorlijk zout. Dat zijn twee dingen
waar juist kinderen al snel teveel
van krijgen. Ze eten minder dan een
volwassene en hebben daardoor ook
minder ruimte voor vette extraatjes
zoals kaas uit het vuistje.
Bovendien bederven sommige
hapjes snel, omdat ze niet helemaal
hygiënisch zijn klaar gemaakt of te
lang bij kamertemperatuur hebben
gestaan. Dan heb je dus ook nog
kans dat kinderen er ziek van
worden.
De vuistregel drie maaltijden plus
drie a vier tussendoortjes en
daarmee basta geldt overigens niet
alleen voor schoolgaande kinderen.
Het is in feite nummer vier van de
tien vernieuwde spelregels voor
goede voeding, die voor iedereen op
gaan. Ze zijn begin van dit jaar
gepresenteerd, tegelijkertijd met de
nieuwe Voedingswijzer. Regel één
luidt: eét gevarieerd. Regel twee
zegt: wees matig met vet. Regel drie
dicteert: eet volop zetmeel en vezels.
En regel vier geeft het advies om
hooguit zeven keer per dag iets ter
consumptie in je mond te stoppen.
Suikerpot
In spelregel vier wordt uitgelegd dat
suiker, snoep, frisdrank, koek en
gebak tussen de maaltijden door
gaten in het gebit schiet. Daarbij
gaat het niet alleen om gewone
suiker, maar ook om suikers in
andere vormen zoals mono- en
disacchariden. De voedingsindustrie
gebruikt vaak iets anders dan de
suiker uit de suikerpot, maar het
blijft suiker. Hoeveel je ervan
consumeert, dat doet er niet toe. Het
aantal keren datje iets zoets in de
mond hebt, is doorslaggevend.
Althans bij de meeste mensen, want
er zijn er ook die snoepen wat ze
willen en geen gaatjes krijgen.
Men heeft berekend dat het met de
rotte tanden wel mee kan vallen als
je maar niet vaker dan zeven keer op
een dag iets eet. Die aanbeveling is
gebaseerd remineralisatietijd bij
tanden, dus de tijd die ze nodig
hebben om van een 'aanval' te
herstellen.
Als je iets gegeten hebt blijven er
voedselresten in de mond achter die
door bacterieën worden omgezet in
zuur. Dat vreet aan het tandglazuur.
Direkt na eten of snoepen is dat het
ergst. Na twintig minuten is dit
effect weer verdwenen, en kan het
glazuur zich herstellen of
'remineraliseren'. Aldoende komt
men op die berekening: bij zes a
zeven 'zuurstoten' per dag kunnen
je tanden het nog aan.
Denk nu niet: dan neem ik iets waar
geen suiker in zit. Je kunt dat niet
weten. In allerlei dingen waarvan je
het niet verwacht, en ook niet direkt
proeft, wordt toch suiker verwerkt.
Wie dat niet gelooft moet een kleine
rondgang maken langs alles wat er
in de supermarkt ligt uitgestald.
Graag een vergrootglas meenemen
en etiketten lezen. Er zit suiker in
luncheonmeat (soort vlees in blik),
in Singepore saus (smaakmaker
voor Indisch eten), heartbreakers
(dat zijn zoutjes), voorverpakte en
bewerkte varkenslapjes, in
soeppoeders, in knabbelnoten enz.
enz. Wie verwacht nou suiker in
zoutjes?
Op veel scholen, peuterzaaltjes en
dergelijke is er halverwege de
ochtend vaak een kleine pauze om
iets te eten. Als er op mo'n moment
wordt getracteerd, dan kan dat best,
zeggen de voedingsvoorlichters. En
dan mag het dus ook zoetigheid zijn,
in plaats van worst of kaas. Maar
niet: eerst pauze, en dan een half
uur later weer de tractatie van een
jarige uitdelen. Dat werkt verkeerd.
Gireren van geld van en naar het
buitenland door particulieren zal op
z'n vroegst pas in november
goedkoper worden. Dat is bijna een
halfjaar later dan aanvankelijk de
bedoeling was.
De Postbank wijt het uitstel aan
vertraging met een nieuw en
goedkoper elektronisch netwerk
voor internationale betalingen, dat
al op 1 juli operationeel had moeten
zijn.
Hoeveel goedkoper het gireren
wordt, kan de Postbank nog steeds
niet zeggen. Op dit moment kost het
overboeken naar het buitenland
11,-voor alle bedragen tot ruim
13.000. Daarboven wordt het
meer. Als je een tientje gireert betaal
je dus ook 11.
Er was EG-wetgeving op komst voor
het'gebruik van zoetstoffen in de
diverse Europese landen. Onder
meer door het Duitse
Reinheitsgebot is er vertraging
opgetreden, en nu werkt men aan
een nieuwe, aangepaste richtlijn.
Daarin worden de landen verplicht
om op korte termijn consumenten
onderzoek op te zetten. Men wil
weten hoeveel zoetstof er wordt
geconsumeerd. Daarna zal de
Europese Commissie bekijken of de
ADI omlaag moet of omhoog kan. De
ADI is de 'acceptable daily intake',
ofwel de 'aanvaardbare dagelijkse
inname'. Men is bang dat
consumenten ongemerkt te grote
hoeveelheden zoetstof binnen
krijgen.
fotoAnefo
Zoet kan best, als je het een beetje handig en verstandig indeelt.