De schoenmaker is opgestaan
Het Congres snuift 15 kilo cocaïne per maand
Zaterdag
2r d
Leidse Courant
zaterdag 26 september 1992
Er zijn in Nederland 1.750 schoenmakers met een eigen bedrijfje. De Haagse Piet Spierings is een van
hen. Met vele collega's protesteerde hij deze week op het Binnenhof tegen verhoging van de btw.
'Een schoen moet gerepareerd kunnen worden; hoe rottig die schoen er op het oog ook uitziet.
'Deze
slepen
we er
dus wel
door'
werkt voor de schoenen. Paardeleer
is meestal voor kleding en meubels,
vooral veel motorjassen zijn van
paardeleer, dat weten de meeste
mensen niet.
„Van élke dierenhuid kun je leer ma
ken, van geiten, lammeren, varkens,
krokodillen, hagedissen, slangen. Je
hebt zelfs visseleer. Maar dat laatste
en leer van reptielen is meestal imi
tatie; het is wel echt leer, maar de
schubben of het leguanenpatroontje
worden er op gedrukt.
„Vroeger kregen we het leer binnen
als croupon, zoals dat heet. Een
croupon is een halve huid, van
schouder tot staart."
Spierings pakt een papiertje en te
kent een vel van een dier, zoals dat
in bepaalde milieus wel voor de open
haard ligt.
„Zo ziet zo'n lap eruit. Hier de kop,
daar de staart," zegt hij.
„Eerst haal je van zo'n croupon de
klauwen af en de kop, dat is het
slechtste leer, het is wel dik vaak,
maar je gebruikt het alleen om hak
ken mee op te bouwen en dergelijke.
Dan snijd je de liezen er af, dat spul
gebruik je als binnenzoolleer, net als
je met de hals doet, maar uit de hals
haal je ook het leer voor de contre
forts. Het binnenstuk dat je over
houdt, dat snijd je in twee croupons,
zeg maar lappen, en dat is het mooie
leer, het bovenleer."
„Dat leerde je dus alle-
maal op school. Ik weet
nog dat ik bij mijn exa
men een voorschoen
moest maken, een halve
nieuwe schoen. Dat kan
niemand meer tegen
woordig. Je kreeg dan
een schoen, die helemaal
gesloopt was, op de ach
terpartij na. Daar moest
nieuw overleer op. En
dan moest je natuurlijk
goed rekening houden met de rek.
Dus je sneed het leer eerst bij en dan
ging je het grof in model brengen.
Daarna gingen we glas breken, je
nam een glasscherfje dat je brak in
een half maantje en daar schrapte je
mee. Dan zette je de zijkant van de
schoen in de inkt en daarna met was.
Je werkte met je kantopzetter of je
bolleke, doordoor ging het materiaal
heel hoog glanzen er mocht niet
één krasje in zitten."
„Toen mijn examenstuk klaar was,
had je een gloednieuwe schoen, be
halve het achterstuk en helemaal
met de hand gemaakt. Tegenwoor
dig staan op de vakscholen de mo
dernste machines, maar in mijn tijd
was er op school niet één machine,
alles deed je met de hand."
Mond vol spijkers
Nu staat ook in Spierings' schoen
makerij een batterij machines, om te
lijmen, te persen, te spijkeren, te
naaien, te schuren en te borstelen.
Voorbij die tijd, van de schoenmaker
met de vaste hand, het haviksoog en
de mond vol spijkers.
„Tacks heette dat, geen spijkers,"
zegt Piet Spierings belerend. „Die
had de schoenmaker inderdaad in
zijn mond en met één klap moesten
de tacks er in zitten. Dat is opgehou
den toen de goede lijmsoorten ont
wikkeld waren. En gelukkig maar,
want spijkeren is wel aardig, maar je
schoenen zijn zó kapot, want tacks
gaan roesten. Met lijm gaan de
schoenen veel langer mee, net als de
schoen die met de hand genaaid is.
Lijmen is de mooiste reparatie, daar
beschadig je nooit een schoen mee."
Het is trouwens wel praten en brei-
staat sturend op de uitstekende
van de zoéven vastgelijmde zoo
trekt het mes naar zich toe, ga
mee rond de schoen en snijdt ii
keer, met ambachtelijke zwie
overbodige leer van de zool weg
„In de jaren dertig, veertig ei
nog vijftig had je overal schoe
kertjes zitten," vertelt hij onde
sen. „Je kon geen straat in de i
dersbuurten inlopen of er zi
mand met een drievoet op s
schoenen te repareren; we verl
ten vroeger ook leer aan doe-he
vers, een heleboel mensen ha
een leest thuis, die zaten voo
hele gezin en soms ook voor de l
te klungelen. Dat komt haast
meer voor; net als beunhazeri
kennen we in onze branche ook
welijks. Wél heb je al die hakkei
ren natuurlijk."
Spreekuur
Er komt een man de schoenmi
binnen, type kantoormeneer, d
formeert naar het lot van zijn 1
pantoffel die hij hier een weekt
geleden, het was nog vóór zij
kantie, met een loslatende zool
Spierings rommelt ergens acht
de winkel en zet de bruinen
slof op de toonbank, zooltje gej
kosten 3,50. Voor dat geld, zi
schoenmaker en blije klant het
kun je geen nieuwe pa
fel kopen. „Bovendiei
ik erg aan mijn sloffe
hecht,zegt de klant i
„Dat heb je vaak,"
Spierings hem toe.
Piet Spierings drukt nu met zijn lin
kerhand een schoen met de hak te
gen de borst. In de andere hand rust
zijn mes vol op vier vingers, de duim
Kantoormeneer verdi
lange jonge dame
schijnt.
Ze heeft nogal wat sp
bij zich. Eerst spreii
een zware leren jas
toonbank, houdt
mouw omhoog en vraagt of
rings daar een passende leren k
bij heeft. Nee, helaas, die hee
schoenmaker niet, maar hij wee
adres waar ze waarschijnlijk w<
gen kan.
Dan tilt de vrouw een leren tas
hoog, met gerafeld stikwerk en
plekken op de hoeken van de o
kant. Dat stikwerk kan Spie
wel fatsoeneren, zegt hij, i
kale plekken in de kleur terug
gen, nee: „Die verf is niet me
leer meegelooid. Het enige w
kan doen is die plekken een
keer goed in de was zetten."
Geen spijt
Voordat ze de schoenmakerij
gaat, wil de klant nog weten wa
een bepaald lederen koord kaï
pen. Spierings vertelt het haai-,
pleet met het nummer van de t
lijn en waar ze moet overstappe
Als de lange jonge dame weg is,
de schoenmaker: „Zo af en tot
beetje spreekuur houden, dat vil
een van de aantrekkelijke dij
van het vak. Daar ben ik misst
wel een slechte zakenman in,
al die goede raad levertje geen
en dus verdienste op. Maar het i
gezellig; er komen hier trouwen!
mensen binnen, alleen maar onj
praatje te maken.
„Ik heb er nooit spijt van gehai
ik schoenmaker ben gewordei
ben nu 62 jaar en al mijn vrie
zijn al lang en breed in de vut e
vragen mij wanneer ik er nou
mee uitschei. Maar daar heb ik
geen zin in nog afgezien va
vraag of ik van mijn spaarcentje!
kunnen leven. Ik vind het noj
woon gezellig, ik heb zolang het
het toelaat lekker de hele da
deur van de zaak open, ik ga
met de klanten om; ik heb nog
zin om thuis te gaan zitten."
door Aad Wagenaar
Schoenmaker Piet Spierings zet een
bruine herenschoen ondersteboven
op het werkvlak achter zijn hoge
toonbank en laat uit een plastic fles
een heldere vloeistof over de zool lo
pen. Het vocht kleurt het afgesleten
leer donker, verzadigt het en lost
aan de onderkant ervan een lijmlaag
op. Na even wachten trekt Spierings
het lapje leer met een tangetje los,
pakt een schaar en knipt het in de
holte van de voet vrij. De binnenzool
wordt zichtbaar; die ziet er lang niet
best uit.
„Dit is gewoon een stukje karton,
aangevuld met een beetje kurk,"
mompelt de schoenmaker, er voor
zichtig in prikkend, „dat is het be
roerde vandaag de dag. Alleen bij de
allerduurste schoen kom je nog leren
binnenzolen tegen. Dit hier is een
schoen van hooguit honderdtwintig
gulden, hij komt waarschijnlijk uit
Italië. Er komt ook nog steeds veel
van dit goedkope spul uit Oost-Euro
pa vandaan. Kijk, dit zogenaamde
opgenaaide randje zit maar gewoon
aangelijmd dat zit bij een dure
schoen stevig vastgenaaid.
Piet Spierings kijkt op uit zijri con
centratie; we hebben de neiging om
hem, net als de OK-assistente bij de
chirurg doet, even het bezwete voor
hoofd te deppen. Zijn blik gaat weer
omlaag en het commentaar wordt
hervat.
„Voor een leek," doceert de schoen
maker, „lijkt het nu heel wat, zo'n
open schoen zonder zool waar je zo
maar naar binnen kunt kijken: red
deloos geval. Die leek zal denken:
hoe krijgt-ie dat zootje ooit weer fat
soenlijk in het model van een
schoen? Maai- voor mij is het niks bij
zonders, want de schoen op zich zit
nog in elkaar en is voldoende levens
vatbaar. Dit is gewoon routinewerk
voor mij. Nu ga ik eerst even de oude
zoolrest dun wegschuren voor het
verloop. Daarna pak ik een nieuwe
zool, die teken ik af en dan schuur ik
ook hém weer af voor dat noodzake
lijke verloop. Deze schoen slepen we
er dus wel door."
Begin deze week stond Piet Spie
rings met zijn mooiste werkschort
om op het Binnenhof.
Met nog zevenhonderd collega
schoenmakers protesteerde hij erte
gen dat de regering het btw-tarief op
schoenreparaties wil verhogen van
6% naar 17V2%. Die tariefswijziging
zal betekenen dat de klant 11% meer
gaat betalen voor zijn gerepareerde
schoenen óf ze helemaal niet meer
laat maken, wat omzetverlies en
voor de zwakke broeders in het gilde,
wellicht een faillissement betekent.
De boze schoenherstellérs op het
Binnenhof wezen ook nog op het mi
lieu-aspect van hun ambachtelijke
bedrijvigheid. Er worden in Neder
land zeker tien miljoen paar schoe
nen per jaar weggegooid, zonder dat
ze ooit voor tussentijds herstel bij de
schoenmaker zijn gebracht. Door
een tariefsverhoging zullen nóg
meer dan die tien miljoen schoenen,
vaak van moeilijk af te breken plas
tic, op de vuilnishoop terechtkomen.
Dus: 'Gun uw schoenen een tweede
ronde; weggooien is zonde'.
Halve eeuw
Er zijn in Nederland 1.750 schoen
makers met een eigen bedrijfje.
Piet Spierings is een van hen.
Hij heeft zijn winkel-werkplaats in
het Zeeheldenkwartier van Den
Haag, in een drukke winkelstraat op
de grens van volks en sjiek, met
klanten van beide kanten. Schoen
maker Spierings is 62 jaar en in 1994
een halve eeuw in het vak. Hij begon
als jonggezel in de laatste oorlogs
winter in de zaak van zijn vader op
de Houtzagerssingel, nam die
Piet Spierings in zijn schoenm
schoenmakerij begin jaren zestig
over en verhuisde negen jaar gele
den, toen in zijn buurt alle huizen
vanwege stadsvernieuwing tegen de
vlakte gingen, naar zijn nieuwe
schoenmakerij.
Daar staat hij te werken. Zitten is er
voor de schoenmaker niet meer bij
vandaag de dag.
Piet Spierings, een robuuste man
met een lang en vriendelijk gezicht
onder weerbarstig grijs haar, zegt:
„U zult nu niet één schoenmaker te
genkomen die nog op een kruk zit
om schoenen te maken, dat bestaat
niet meer; dan kan hij zijn brood niet
verdienen. Zitten, dat heb ik gedaan
in mijn jonge jaren, met een drie
pootje op mijn knieën, zo'n leest of
een drievoet, en daar zat je op te spij
keren, of houten pennen te kloppen.
„Maar werken én de toonbank be
dienen, dat kan niet als je zit als
schoenmaker; dan heb je geen tijd
om steeds op te staan en naar de
toonbank te lopen. Zelf sta ik nou
toch al weer gauw zo'n dertig jaar. Ik
weet nog wel dat ik de eerste veer
tien dagen, nadat ik van de kruk was
opgestaan, 's avonds gebroken was
ik was dat niet gewend, de hele
dag staan."
Hakkenbar
Het zitten is verdwenen in de jaren
vijftig.
Spierings: „Toen raakten die hak-
kenbarren in zwang, de Mister Mi-
nits en zo, de Hakky-bars. Dat ver
schijnsel is aanvankelijk speciaal
voor de naaldhakken gekomen. En
met de komst van die hakkenbar is
ook de traditionele schoenmaker
van zijn kruk opgestaan.
„Als je vroeger naar de schoenmaker
ging, dan gaf je een schoen af en dan
zei die schoenhersteller: 'Eind van
de week of volgende week klaar!'
Daar prakkizeerde niemand verder
over. Maar toen, met die hakkenbar-
retjes konden klanten vaak wachten
tot hun zooltje gelijmd was of het
hakje d'r opgezet en dan was 't ge
lijk aantrekken en weg ermee. Voor
deel voor de ondernemer was ook dat
hij de klant maar één keer in de win
kel kreeg in plaats van met halen en
brengen twee maal; men ving ook
gelijk geld. En de klant trok de
schoen meteen aan, dus hij begon ze
in de zaak al weer te verslijten.
„De Mister Minitr en Hakky-jon-
gens, zoals je er nu zoveel hebt, dat
zijn geen schoenmakers daar zit
in vijf filialen hooguit één schoenma-
ker bij met een vakdiploma. Daar
maken ze alleen maar plakzooltjes
en als het een beetje moeilijk werk is,
dan zeggen ze: 'Sorry meneer, me
vrouw, maar met die schoenen kun
nen we niks meer beginnen, gooi ze
maar weg!' En wij zeggen, en dat is
de eer van de vakman: een schoen
moet gemaakt kunnen worden; je
kunt je alleen afvragen of de kosten
van de reparatie de schoen nog wel
waard zijn. Maar het móet te doen
zijn, hoe rottig de schoen er op het
oog ook uitziet."
Contre-fort
Schoenmaker Spierings plaatst een
paar rode herenmolières met veters
op de toonbank, het zijn stevig uit
ziende, toch elegante stappers met
een hoge ronde neus. „Ik krijg over
wegend dames- en herenschoenen
van de wat betere merken," zegt hij,
„de Van Bommels, de Van Liers, de
Van Gils en dan heb je natuurlijk
de Bally's.
„Kijk, deze molières zien er voor
nou wel een beetje slecht uit, maar
ze zijn dan ook waarschijnlijk al vijf
tien jaar oud en een béétje sleets ui
terlijk hoort er dan bij. Verder is het
nog een uitstekende schoen; die kun
je dagelijks dragen, als je hem maar
onderhoudt. Je moet schoenen nooit
lang achter elkaar aan blijven hou
den al gun je ze maar één dag rust,
dan is dat al goed voor je schoenen,
dan kunnen ze uitwasemen. De me
neer van deze molières heeft wel een
paar of vijf van die schoenen, die
draagt-ie om en om. Een klassieke
schoen gaat altijd."
De schoenmaker tikt vriendelijk en
goedkeurend met zijn dikke potlood
tegen de hielpartij van een van de
molières.
„Kijk, als je een goede schoen hebt,
ook al is-ie oud, dan staat het contre
fort nog kaarsrecht. Maar dit zijn
dan ook echte Bally's uit Zwitser
land, van misschien wel vijfhonderd
gulden 't paar. Terwijl als je een
goedkope schoen hebt, waar veel op
gelopen is, dan zakt die hielpartij als
een pudding alle kanten uit."
Piet Spierings pakt uit het rek ach
ter hem een suède-achtige, donker
blauwe dameslaars. Boven de hak
ziet de laars er uit als een afgezakte
kous.
„Die schoen hangt er helemaal
naast," zegt Spierings misprijzend.
„Daar zit geen contre-fort in. Contre
is tegen, fort is kracht. Je kan het
dus tegenkracht noemen; het is een
stukje leer tussen buitenleer en voe-
ringleer, dat stevigheid geeft. Daar
door blijft het model altijd goed."
Er komen nu ook twee platte zwarte
schoenen op de toonbank, dof van
kleur en met een ook overigens zeer
afgedragen uiterlijk. Bij een van de
schoenen zit aan de buitenkant, on
der aan de zool, een scheur.
„Dit zijn de reserveschoenen van
een kelner in een druk café; goedko
pe dingen, maar hij schijnt er nog
lekker op te lopen. Daar kan ik écht
niks moois meer van maken, maar ik
weet ze wel te herstellen. Ik leg
straks een lapje onder bij die scheur,
die lijm ik vast en dan werk ik hem
foto Jacques Zorgman
tussen zool en binnenzool weg
verder kan ik er weinig aan doen.
Het is ook geen leer, het is plastic. Je
ziet soms schoenen van dertig, vijf
endertig gulden; dan hoef ik u niet te
gaan vertellen wat voor materiaal
dat is, plastic of nog erger, papieren
binnenzooltjes' en natuurlijk nóóit
contre-fort.
„Als je kijkt wat er aan schoenen te
koop is in de stad, daar schrik je van.
Er staan buiten de winkels hele
manden vol, net als bij de groente
boer de appelen, peren en pruimen.
En de prijskaartjes aan die schoenen
zijn te gek voor woorden, een geeltje,
drie tientjes, zoek maar uit je
moet er natuurlijk niet bij vragen
hoe lang je er op loopt."
Vakschool
Piet Spierings houdt heel veel van
zijn ambacht.
„Er is me door mijn vader nooit iets
verplicht. Ik vond de schoenmakerij
leuk werk en dat vind ik nog. Ik ging
als jochie graag naar de vakschool.
Het dagonderwijs, zoals in mijn tijd,
bestaat nu niet meer. Tegenwoordig
kennen we het leerlingwezen; dan
komt een jongen bij een goeie
schoenmaker terecht en eens per
week gaat hij een dag naar theorie
les.
„Ik moest destijds op school in de
eerste plaats de soorten leer uit el
kaar kunnen houden, alle soorten.
Maar wat ook erg belangrijk was op
school, dat was de anatomie: hoe zit
het menselijk lichaam in elkaar, hoe
is het opgebouwd, beenderenstelsel,
spieren en hoe ziet de voet er uit.
„Leer herkennen, daar ging een
hoop tijd mee heen op school. Je hebt
als eerste kwaliteit het nappaleer,
dat komt van de geit. Dat is het fijn
ste leer, het wordt gebruikt voor
handschoenen, hele luxe dames
schoentjes en dat soort werk. Het
rundleer en het kalfsleer wordt ver
Vervolg van voorpagina Zaterdag
De wet is er om overtreden te wor
den. Dat is de filosofie van grote
groepen volksvertegenwoordigers in
Brazilië. In het Braziliaanse Con
gres wordt maandelijks 15 kilogram
cocaïne weggesnoven zonder dat de
politie er iets aan kan doen. Justitie
zou wel willen optreden, ware het
niet dat het parlement voor hen ver
boden gebied is. De politici beroepen
zich op hun parlementaire on
schendbaarheid. Ook president Col-
lor heeft geen brandschoon drugs-
verleden. In zijn wilde jaren bezocht
hij regelmatig feestjes waar het wit
te poeder rijkelijk werd geconsu
meerd. Tijdens een van deze uitspat
tingen overleed een jong meisje aan
een overdosis. De zaak kwam niet
verder dan de doofpot. Op vragen
van de pers of hij nu nog snuift, ant
woordde zijn broer Pedro in mei met
een veelbetekenend stilzwijgen.
In Brasilia gebeurt alles wat God
verbiedt, maar voor.de politici is de
kunstmatige stad een hemel op aar
de. Het is goed vertoeven in het cen
trum van de macht. Aan privileges
geen gebrek. Voor congresleden en
ambtenaren is vrijwel alles gratis in
de hoofdstad. Onbeperkt telefone
ren kris kras door Brazilië, aantrek
kelijke aftrekposten voor de fiscus,
vrij wonen en bovendien een dubbel
salaris ter compensatie voor het ver
blijf in het ongezellige Brasilia. Zon
der lokkertje verkast immers nie
mand naar dit geïsoleerde hol in het
kurkdroge binnenland. Bovendien
hebben politici en hooggeplaatste
wetsdienaren het voorrecht om elke
twee weken gratis naar het thuis
land te vliegen. De staat financiert
negentig procent van de vluchten
van en naar Brasilia.
Roofzucht
Wie dit alles betaalt, is de Brazili
aanse belastingbetaler. Officieel ab
sorbeert de hoofdstad 10 procent
van het overheidsbudget. Maar dit
cijfer doet de waarheid geweld aan.
Een reëlere schatting komt in de
buurt van de 35 procent. „Brasilia is
het grootste Braziliaanse staatsbe
drijf, dat geprivatiseerd is door in
vloedrijke gezagsdragers die er een
florerende zwendel in macht op na
houden", stelt de filosoof Moderno.
„Het is de hoogste tijd dat paal en
perk wordt gesteld aan deze roof
zucht." Om zijn dreigement kracht
bij te zetten is de geleerde, die ver
bonden is aan de universiteit van
Rio de Janeiro, een nationale cam
pagne begonnen om de strandmetro-
pool opnieuw tot regeringszetel van
Brazilië te dopen. Samen met colle
ga-intellectuelen en ondernemers
heeft hij het platform Rio-Hoofdstad
van Brazilië opgericht. „Sinds de in
wijding van Brasilia is het fout ge
gaan met ons land. Onze politieke
klasse heeft nooit uitgeblonken in
morele en intellectuele integriteit,
maar toen parlement en regering
Rio nog als residentie hadden, viel de
zaak nog in toom te houden. Rio
heeft een cultureel leven, hetgeen
Brasilia ontbeert. Voordien was er
interactie, uitwisseling van ideeën.
Politici mogen niet geïsoleerd opere
ren. Dat leidt tot morele en intellec
tuele ontsporing."
Burgeroorlog
Volgens Moderno verkeert Brazilië
in de ernstigste identiteitscrisis
sinds haar bestaan. Het morele ver
val heeft de fundamenten van de sa
menleving vergaand aangetast. In
zijn ogen schuilt het grootste gevaar
in het feit dat het land haar proble
men bagatelliseert. „Brazilianen
hebben het moeilijk om serieus te
zijn. Er vindt een constante 'carna-
valisering' van de werkelijkheid
plaats. Het is een afweerreactie die
getuigt van struisvogelpolitiek. Het
wordt tijd dat we de realiteit onder
ogen zien."
Moderno is van mening dat de im
mense sociale ongelijkheid die het
land typeert vroeg of laat tot een ge
weldsexplosie leidt. „Alleen een ster
ke, rechtvaardig functionerende
overheid is in staat om een immens
land als Brazilië bij elkaar te hou
den. Indien het wanbeleid niet ver
andert dan dreigt een burgeroorlog.
In de zuidelijke deelstaten is de roep
om onafhankelijkheid steeds luider
hoorbaar", aldus Moderno. De eer
ste stap op weg naar een moreel zui
ver Brazilië ligt volgens Moderno in
zijn plan om Brasilia te onttronen
als hoofdstad. Dat zal echter heel
wat voeten in de aarde hebben. Of de
heren politici hun privileges aan dit
doel willen opofferen, weet Moderno
niet. Zijn hoop is gevestigd op een re
ferendum, maar daarvoor moet het
Congres overstag. Voorlopig is dat
nog toekomstmuziek. Eerst moet
Brazilië zijn corrupte president van
zich afschudden.
foto Key
Het presidentiële paleis in Brasilia net na de oplevering beginjaren zestig. Mooi, maar lib
net als de hele stad.