Nachtvlinder aan de drank Bit voor Bit D2 Consument D3 Gezondheid De laser is een blijvertje D3 De liefhebbers proberen van alles van om ook 's nachts oog in oog met vlinders te komen. Om nachtvlinders te lokken worden geheime recepten bedacht: met appelmoes voor de smaak en rode wijn voor het lekkere luchtje en om de vlinder een beetje te bedwelmen. Bagagedrager als fietsslot Weten& Werken LEIDSE COURANT DINSDAG 15 SEPTEMBER 1992 ille evo 'ord Iszo :nti( m bet zraa igv che s hi door Mark Glotzbach ial cu VI Hl lgsi 1 tleA; 1 vu' :ulti oop Schaffers gaat 's nachts geregeld met lamp en smeer.het bos in. Dan zet hij bomen in de wijn. Bedoeling: nacht vlinders lokken om te kij ken welke van die beest jes waar voorkomen en of het er veel of weinig zijn. „Iedere vlinderaar heeft escl eigen smeerrecept en en houdt dat gevist geheim", zegt hij. „Maar je kunt recepten uit de boeken halen. Oud d{ in, stroop en suiker en rum bij voor- Id. Dat heb ik eens geprobeerd. a h, geen vlinder kwam er op af en de wijn met suiker en appelmoes als Imiddel gaat voortreffelijk. De idbi er mag niet op de vegetatie onder de !r fiim druipen. Dat geeft een vals beeld, en lient ook wat zout in te zitten. Vlin- mog s nemen graag mineralen op. Een nal vlinder als de weerschijnvlinder woi it zelfs op zweet af. Ook bij men- vi". etigheid moet de basis vormen. Al- ol zorgt voor de geurverspreiding en ikt de vlinder makkelijker benader- agr.Het beest raakt een beetje bezo- n hi en vlucht minder snel. Rode wees- men leren, die anders al bij het geluid ilspc een knappend takje weg zijn, krui- 'assi dan liever naar de achterkant van _,ani oom om hun roes uit te slapen" takt ze vlinders ontlenen hun naam aan omi reeskinderen vroeger in Amster- heidie een rood schooluniform droe- hebben schorskleurige voor i [gels, maar de achtervleugels zijn de i Imooi, rood met zwarte banden. Als elev predator hen wil pakken, slaan zij li achtervleugels open. Dat veroor- inde :t bij de belager een kort schrikef- jelefwat genoeg is om te ontsnappen", neiriiachtvlinders kregen natuurkunde- ;ami ar Schaffers in hun greep toen hij •uk aantal jaren terug op de hei rupsen dui de nachtpauwoog aantrof. Hij nam mee naar huis, kweekte ze op ormbtografeerde alle stadia: rups, pop, der en tenslotte het begin, het ei. en e igen met behulp van smeer en de en p kwam er later bij en toen er een u* bi Dep voor vrijwilligers in het blad van n dtylinderstichting verscheen, rea- ïiliei -de hij meteen, irdei ne c Bedreigd J opi Ierland telt ruim 2000 soorten de \htvlinders. Vermoedelijk worden i bedreigd. Net als bij dagvlinders geval is, waar bijna de helft van de rten sterk is achteruitgegaan, bedfoen met enkele andere instituten is h> Vlinderstichting in Wageningen on- an [s begonnen met een landelijk ïcen htvlinder-onderzoek. antv s Veling van de stichting: „Kennis n be r de ecologie van nachtvlinders is er en 1 welijks. Zo moetje voor een goede t cherming in elk geval weten op wel- gesc vaardplanten nachtvlinders hun eit- ifzetten". p n de vrijwilligers de kans te geven in mbi werk te groeien, richten we ons eerst ïonderdvijfenzeventig soorten die temi overdag actief zijn öf opvallende it re sen hebben. Over een jaar of vier ;ten ft de rest". Stichting krijgt dagelijks al tiental- ciële telefoontjes. Vntiliaffers, die de binnengekomen gege- jDe belangstelling is dat rassend. Men leent boeken bij de rijl rvrouw om zelf te achterhalen om eel Ike soort het gaat. Ook komen men- hier met rupsen met de vraag hoe ze van moeten opkweken om de hele ont- de v deling te kunnen volgen' fen. 'enhuisvrouw kwam aanzetten met rop 'ïwindepijlstaart, een trekvlinder. nen' tmoet de nakomeling zijn geweest i een uit Afrika gekomen vlinder die r eieren heeft gelegd. Een toevals- >oliti fper pQp winter heeft over fd. Vorst is dodelijk voor de poppen, )ns 1 zelden diep genoeg in de grond zit- an 1 chtvlinders zijn herkenbaar aan [sprieten in allerlei vormen (dikwijls latG foto's De Vlinderstichting Een rood weeskind (onder) tracht zijn vijanden schrik aan te jagen door zijn rode achtervleugels open te slaan, daarboven de opvallende rups van de nachtpauwoog. geveerd), die één ding gemeen hebben: het knopje dat de antenne-uiteinden van dagvlinders siert, ontbreekt. Een dagvlinder proeft met zijn sprie ten, een nachtvlinder ruikt ermee. Met dit reukorgaan ontwaren mannetjes nachtvlinders de lokstoffen van vrouw tjes over kilometers afstand. Hoe groter het oppervlakte van de sprieten, hoe fij ner het reukvermogen. Schaffers: „Voor een proefneming werd een nachtvlinderwijfje overgebracht naar Texel. De soort kwam verder niet voor op het eiland. Daarna liet men in Den Helder een mannetje los. Het vloog prompt naar de overkant" „De mannetjes zoeken naar de grootste concentratie aan lokstoffen. Daar moet immers het wijfje zitten. Als je de vluch ten van tauvlinder-mannetjes over de bosbessen volgt, is de kans groot dat op de snijlijn ervan een vrouwtje te vinden is. En zo kun je mannetjes van de nacht pauwoog tussen twee bomen heen en weer zien vliegen in een steeds korter wordende neerwaartse zigzagbaan, die bij het vrouwtje eindigt". Voorgloeien Meer verschillen met dagvlinders. Veling: „Op wat uitzonderingen na zit ten nachtvlinders met hun vleugels over elkaar, goed gecamoufleerd, ter wijl dagvlinders hun vleugels uitge klapt of opgeklapt houden. Nachtvlin ders kunnen ook niet zomaar wegvlie gen. Ze moeten eerst voorgloeien, hun spieren warm maken door te trillen met de vleugels". „Ze verdragen overigens veel lagere temperaturen dan dagvlinders, 's Nachts is het uiteraard ook kouder. eindredactie renë van zanten Eind maart zag ik bij oostenwind en een temperatuur van slechts vier graden een rood weeskind-mannetje vliegen. Dagvlinders gaan pas bij achttien gra den op de vleugels' „De mannetjes van nachtvlinders zijn vaak krachtige vliegers. De vrouwtjes zijn eierreservoirs. Ze zijn zwaarder en verplaatsen zich veel minder makke lijk. Dat is slecht voor de uitbreiding van het areaal en kan in geval van bio- toopvernieting de ondergang van een populatie betekenen „Als je een mannetje van de gevlamde vlinder vangt, voel je hoe sterk zo'n beest is. De aanhechting van de vleugels aan de schouders is geweldig ontwik keld. Een groot vliegvermogen is voor de instandhouding van de soort een voordeel van belang". Nachtvlinders vertonen vaak beschadi- vormgeving peter J. C. martens gingen, bewijzen van ontmoetingen met predatoren, doorgaans vogels of vleermuizen. Andere vlindervijanden zijn wespen, wantsen en natuurlijk vi russen en bacteriën. Er zijn graafwespen die een rups ver lammen en meenemen naar hun holle tje. Ze leggen dan hun eieren in de vlin derlarve, zodat na het uitkomen van de eieren hun eigen larven levend voedsel ter beschikking hebben. Sluipwespen en sluipvliegen zorgen dat veel vlinder poppen niet uitkomen en houden zo vlinderplagen binnen de perken. De natuur heeft meer wapens tegen zulke bevolkingsexplosies. Schaffers: „Op de hei vond ik eens een hele verza meling leeggeten cocons van de heide- ringelrupsvlinder, alle met een gaatje erin. Werk van een roodborsttapuit die bij toeval moet hebben bemerkt hoe hij de pop te pakken kon krijgen en zich daarop toen tijdelijk helemaal speciali seerde". „Op een plek waar erg veel van die hari ge nachtpauwoogrupsen zaten, maak ten twee koekoeken een paar dagen ge bruik van deze voedselbron. Toen was de plaag voorbijMerkwaardig was was dat een van de vogels steeds met zijn prooi naar zijn berk terug vloog en de rups eerst tegen een tak sloeg". Allergisch Veling: „Zoiets leidt nooit tot verdwij ningvan een soort. Er blijven nog ge noeg vlinders over. Kleinschalige pla gen zijn er elk jaar. Bij een school in Be verwijk zijn een paar maanden alle rup sen van de bastaardsatijnvlinder weg gehaald die er vlakbij de duindoorns kaalvraten. Op zich een onschuldige plaag, maar sommige kinderen kwa men bij het spelen in aanraking met de struiken en kregen opgezette armen. Een allergische reactie". Schaffers: „Ik inventariseer voor Na tuurmonumenten de vlinders in het het Planken Wambuis op de Veluwe. Je hebt daar het Oude Hout, een eikenbos. In een gezond eikenbos zie je de hemel niet. Maar daar was het of je in het dag licht liep. Rupsen van de standvastige vlinder hadden al het blad opgegeten. Voedselgebrek dwingt de rupsen ver volgens naar de grond, waar ze ten offer vallen aan infecties en predatoren". Veling: „De kale bomen staan kort daarna weer in blad. We raden beheer ders dan ook altijd aan niet te spuiten. Het jaar daarna is er niets meer aan de hand. In Meijendel zitten de kardi naalsmutsen elk jaar onder het spinsel van de stippelmot. Toch zijn de strui ken na een tijdje weer helemaal groen". Schaffers: „Dat verschijnsel heet Sint Jans-lot. Opvallend is het wèl, dat frisse groen terwijl het andere al donker wordt". „Na een grasuil-plaag in het Deeler- woud waren de beheerders zelfs blij. De rupsen, die de wortels van gras eten, hadden ruimte gemaakt voor andere bodemkruiden Uitbreiding Kan een vlinderaar in Nederland nog de eer te beurt vallen dat hij naamgever wordt van een door hem ontdekte nieu we soort? Schaffers: „Dat zou leuk zijn, maar is zeer onwaarschijnlijk en bij dagvlinders uitgesloten. En bij de nachtvlinders zal het dan eerder gaan om een soort die er gens nog niet eerder is gezien. Zeker in het poldergebied is nog veel onderzoek te doen. Jaarlijks worden in Flevoland nieuwe soorten gesignaleerd. „De beheerder van het Planken Wam buis vroeg me hetzelfde. Want zeld zaamheden verhogen de waarde van een natuurgebied". De grote nachtvlinders die iemand in huis de stuipen op het lijf jagen met hun spookachtige gefladder. Wat zijn dat? „Huismoedertjes", zegt Schaffers. De Vlinderstichting vraagt voor een landelijk nachtvlinderonderzoek hulp van het publiek. Wie wil meedoen: het telefoonnummer van de stichting is 08370-24224/11220. Met vragen over octrooien en vindingen kan men terecht bij de bibliotheek van de Nederlandse Octrooiraad, tel. 070-3986541. DE VINDING Soms komt het idee voor een nieuw produkt als een bliksemflits, als een plotseling inzicht. Dat overkwam enkele jaren geleden de Barnevelder Gerrit Doppenberg, toen hij naar het TROS-programma Kieskeurig zat te kijken. Presentator Wim Bosboom had het over fietssloten en constateerde dat een stevig beugelslot uiteindelijk het beste is om een rijwiel tegen diefstal te beschermen. Maar ja, waar laatje zo'n zwaar slot tijdens het fietsen? Doppenberg wist het ogenblikkelijk: geïntegreerd in de bagagedrager, want de bovenkant daarvan heeft immers al de vorm van een zwaar beugelslot! Een goed idee krijgen is nog iets heel anders dan het in de praktijk uitwerken en op de markt brengen; dat heeft de uitvinder de afgelopen jaren wel gemerkt. „Vooral in het begin was het een lijdensweg", zegt hij er achteraf van. „Ik presenteerde mijn idee enkele maanden later in de Nationale Ideeënbus van Veronica en ik dacht dat de fabrikanten na afloop massaal op de stoep zouden staan. Maar er werd helemaal niet op gereageerd. Daarom heb ik toen besloten om het slot zelf te gaan ontwikkelen". Een bevriend tekenaar/ constructeur hielp Doppenberg met de technische uitwerking van zijn idee. Kortweg kwam dat er op neer dat de bovenzijde van de moest worden gemaakt, zodat met die beugel de fiets stevig om een boom, paal of hekwerk zou kunnen worden bevestigd. „Je komt dan wel allerlei technische problemen tegen die opgelost moeten worden, maar uiteindelijk is het toch gelukt om een prototype te maken dat goed werkte". Om zijn idee te beschermen vroeg Doppenberg octrooi op zijn vinding aan, en dat heeft inmiddels geleid tot een Europees patent dat hem werd verleend. En zo leidde de idee-flits van Doppenberg tot een eigen bedrijf, Tweedo, in wiens opdracht het slot wordt vervaardigd. Vooral in het begin ging er een aardig kapitaal aan eigen geld in zitten voor het slot in de verkoop kon, maar inmiddels is dat gelukt. Doppenberg heeft zelfs een goede samenwerking kunnen opbouwen met de Nederlandse rijwielindustrie. Batavus heeft al twee seizoenen een model dat met het bagagedrager-slot is uitgevoerd en ook Gazelle brengt het komende seizoen een fiets die ermee is uitgerust. Ook andere fabrikanten hebben belangstelling. „Er zijn ook contacten met fabrikanten in Duitsland, Frankrijk en Italië. De export komt dus ook op gang en dan stuitje weer op allerlei nieuwe problemen. Want een verkooporganisatie opzetten is weer héél wat anders dan een slot ontwikkelen", zegt de uitvinder. Echt rijk is Gerrit Doppenberg nog niet geworden van Tweedo. Hij heeft naast zijn onderneming nog steeds een baan in de engineering. „Wat we verdienen wordt meteen weer geïnvesteerd in het bedrijf, want ik heb nog ideeën genoeg voor allerlei verbeteringen. We blijven ons specialiseren op beveiliging van fietsen en andere voertuigen", zegt hij. „Daar is nog genoeg in te doen"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 23