De jongens van de krant
Eén Tsjernobyl is genoeg
Zaterdag
Leidse Courant
i zaterdag 12 september 1992
Met het prestige van de krantenbezorger is het niet best gesteld. 'Nieüwe
held' wordt hij desondanks genoemd in de gezamenlijke wervingscampagne
van Nederlandse uitgevers die gisteren van start ging. Het legioen
fietstassen krijgt eindelijk aandacht.
Binnen de legerleidingen
van de GOS-troepen
knellen de oude Sovjet-
uniformen. Het verlangen
naar een heus Russisch of
Oekraïns uniform zit diep,
heèldiep.
'Een soldaat behoort te
ruiken naar zweet, leer en
kruitdamp', placht mijn
militaire commandant, nu
alweer een kwart eeuw
geleden, te zeggen. Hoewel
we zijn aanwijzingen in
dezen niet opvolgden
omdat onze meisjes daar,
zo meenden wij, terecht
bezwaar tegen zouden
maken, was het wel een
duidelijk beeld wat hij
opriep. Een metafoor van
de manhaftigheid waar elke
rechtgeaarde krijger zich toen nog
iets bij kon voorstellen.
Natuurlijk moesten wij als
dienstplichtigen vreselijk lachen om
's mans bombastische taalgebruik,
maar ondertussen was er nog een
vijand in het oosten, en al liep het
niet storm zoals in 1945 na de
bevrijding, er was nog steeds
kortgeknipte Gelderse jeugd
aanwezig die onze kolonnes, op weg
naar het verre Hohne voor de
winteroefening van de NATO, langs
de kant van de weg uitzwaaide. En
eenmaal voorbij Oldenzaal kreeg je
toch, hoe dan ook, het gevoel dat het
allemaal echt was. Althans, niet ver
van de realiteit verwijderd. Daar,
aan gene zijde, lag immers de boze
vijand door zijn schaarkijker naar je
te turen. En er was niet veel voor
nodig - ik spreek nu vooral over 1968
na de inval in Tsjechoslowakije - of je
door Alexander
Münninghoff
zou hem in zo een
Lüneburger heidebos
tegen kunnen komen en
hem in het oogwit
schouwen.
De soldaat van nu ruikt
naar rekesten en
raketbrandstof. Hij
probeert er tussenuit te
yuppen want hij weet dat.
de raketten het werk
zullen doen. Dus wat zal
hij daar. Hij kan zijn tijd
wel beter gebruiken.
Geloof die verhalen over
gewetensbezwaren niet, want zij
vormen het camouflagenet over de
nieuwe rede. En die zegt dat er geen
tijd meer zal zijn om het vizier
scherp te stellen of de bajonet uit het
foudraal te halen, omdat de sleutels
in het atoomsysteem dan al door de
politici zijn omgedraaid. De man van
nu heeft eenvoudig de kans niet
meer om zich in een werkelijke
oorlog individueel te bewijzen. De
heimelijke uitdaging van het
mogelijke gevecht is verdwenen, we
zijn rakettenvoer. Net als de gewone
burgers.
Zo liggen de zaken bij ons, in een rijk
en vrij en demokratisch land dat
deze eeuw precies vijf dagen oorlog
op eigen grondgebied heeft gekend.
De mogelijkheid om met een
pinkdruk op de knop onze
verworvenheden nucleair te
beschermen heeft ons een alibi
verschaft om zelf niet de wapenrok
aan te trekken.
In de voormalige Sovjet-Unie, een
arm en onvrij en ondemocratisch
land, dat deze eeuw een aantal jaren
lang gruwelijke oorlogen binnen de
eigen grenzen heeft gehad, liggen de
zaken iets anders.
Vorige week was ik, in het kader van
een door de Atlantische Commissie
georganiseerde journalistenreis, in
Moskou en Kiev, de hoofdsteden van
respectievelijk Rusland en de
Oekraïne. Deze beide landen
vormen de kern van wat wij nu het
Gemenebest van Onafhankelijke
Staten (GOS) noemen, maar waar
men in economisch opzicht nog wel
met elkaar wil samenwerken is de
tegenstelling op militair gebied zich
aan het verscherpen. Beide landen
hebben kernraketten (evenals
Witrusland en Kazachstan), maai- er
is afgesproken dat Rusland, als
'erfgenaam' van de USSR, die
allemaal zal krijgen om ze te
vernietigen. De laatste tijd echter
begint de Oekraïne, dat zijn
taktische atoomwapens inmiddels al
wel op vreedzame wijze naar
Moskou heeft gestuurd, enigszins
terug te krabbelen. Men wantrouwt
de Russen (zullen ze wel echt
ontmantelen?) en zegt het eigenlijk
beter zelf te kunnen doen. Een klus
die volgens Oekraïnse berekeningen
minstens vijfjaar zal vergen, want
alleen al het veilig laten leeglopen
van een SS-18 raket met zijn
honderd ton aan uiterst giftige
brandstof vergt enkele maanden en
ze hebben 140 van die dingen in
voorraad. Dus ga maar na.
Toch kreeg ik van generaal Georgi
Givitsa, de chefstaf van het
Oekraïnse leger, beslist de indruk
dat hij de raketten uiteindelijk kwijt
wilde. „Eén Tsjernobyl is genoeg",
zo verwoordde hij het algemeen
heersende anti-kernwapengevoel
onder zijn landgenoten. Omdat wij
hem op zijn hoofdkwartier in Kiev
langdurig doorzaagden over de
rakettenkwestie (want die vinden
wij nu eenmaal belangrijk) vroeg
Givitsa zich na verloop van tijd
hardop af of hij misschien te maken
had met een groep
vertegenwoordigers van het
Nederlandse militair-industriële
complex. Veel liever sprak hij over
zijn nieuw verworven identiteit als
Oekraïnse, dus: niet-Sovjet,
generaal. „Ik ben 37 jaar in het
buitenland geweest. Ik spreek beter
Vietnamees dan Oekraïns",
verklaarde Givitsa enigszins
plechtig, „het begrip 'Rodina'
(vaderland) was altijd in Sovjet-
nevelen gehuld. Maar nu hebben we
een eigen leger en ik vind het
heerlijk dat ik in mijn laatste actieve
jaren mijn eigen land, de Oekraïne,
als patriot kan dienen'
Uit Givitsa's hele houding sprak een
hunkering naar nationale Oekraïnse
identiteit. Hij verklaarde
onomwonden dat hij zeer uitzag
naar het moment waarop hij zijn
huidige Sovjet-tenue, met op de
knopen nog steeds de hamer en
sikkel van vroeger, zou kunnen
inwisselen voor een Oekraïns
uniform. Het gaat hem, en
honderdduizenden van zijn
landgenoten, om de Oekraïnse geel-
blauwe vlag en die verdedig je niet
met Sovjetraketten. Daarvoor is
Oekraïns zweet, leer en kruitdamp
nodig. Dat onverholen beroep op
ouderwets patriottisme (of moeten
we het nationalisme noemen?) is in
dat land aangeslagen: het staande
Oekraïnse leger van ongeveer een
half miljqen man is moeiteloos uit de
grond gestampt, weigeryuppen zijn
er praktisch onbekend.
En hoe zit dat in Rusland? Ook daar
bestaat een duidelijk verlangen naar
een nieuwe, Russische identiteit.
Daarbij is de Sovjet-erfenis een
probleem. Het staande Russische
leger is een Sovjet-moloch van twee
en een half miljoen man, dat tot
anderhalf miljoen nationaal-Russen
moet worden teruggebracht.
Ook in Moskou kreeg ik de indruk,
dat de kernraketten in wezen een
belemmering zijn voor de
ontplooiing van de nationale
Russische militaire identiteit. Die
raketten staan onder het
gezamenlijk GOS-commando,
waarvan de opperbevelhebber,
Z11V\
generaal Jevgeni Sjaposjnikov,
langzamerhand wel de buik vol i
hebben. Want niemand weet wat ÏS|
precies dat GOS-leger omvat. Op r
papier zou het een conglomeraat im
eenheden uit een handvol ex-
Sovjetrepublieken moeten zijn,
Rusland als grootste leveranciei
elkaar te hulp zou moeten snelle
als bijvoorbeeld de integriteit va
GOS-grenzen in gevaar mocht
komen. Maar Armenië heeft al
enkele malen tevergeefs een ben
op GOS-bijstand gedaan in zijn
strijd tegen Azerbajdzan, en nut
in de Tadzjikistaanse crisis, waai
de grenzen met Afghanistan doo
lokale moslims zijn opengegooid
GOS niet heeft ingegrepen, is het
iedereen duidelijk dat Sjaposjnik
de man die in hoge mate
verantwoordelijk was voor het
mislukken van de augustuscoup.
spookleger commandeert. In feit
hij niet meer dan de beheerder vi
de Sovjetraketten, en die zijn opl
beurt niet veel meer dan bargain
chips aan de onderhandeltafel.
En daar heeft de goedlachse
Russische ijzervreter SjaposjnikL.
het moeilijk mee. Getuige zijn ui"*
het hart opwellende opmerking
tijdens ons gesprek: „Ik zou gras,
een herleving van de mooie, oud |Z
Russische officierstradities zien
Vergiste ik me, of rook ik in zijn
GOS-bureau heel even een geur
zweet, leer en kruitdamp?
door Agaath Garschagen
Het is altijd koud als de valse bou
vier nadert. Soms stijgt een zonnetje
op uit dauwnatte weilanden, maar
nog vaker laat die zich niet zien.
Dronken mensen hangen tegen ge
vels, de geur van brood is alom aan
wezig.
De krantenbezorger in boeken en
tijdschriften: hij heeft uitpuilende
fietstassen, buigt zich over zijn
stuur en trapt met kromme rug. Hij
heeft vaak pukkels en een verkeerde
jas aan. En dan ook nog die wind en
regen, die agressieve honden: nie
mand hoeft ooit jaloers op hem te
zijn. Tenminste niet in de moderne
Nederlandse literatuur. Schrijver
A. F. Th van der Heijden is dronken
en net gebeten door een herders
hond als hij een bezorger tegenkomt.
Rinus Ferdinandusse heeft een 'on
versneden kater' en associeert dat
met een krantenjongen en Joost
Zwagerman blikt samen met 'de
man van de straat' naar de hoeren.
In boeken over de pers komt de be
zorger er ook slecht af. Sterker nog:
meestal komt hij er helemaal niet in
voor. Als hij geluk heeft krijgt hij
twee alinea's, maar dan altijd in het
kader van het aantal klachten en
zijn taak als werver van nieuwe
abonnees.
Hij is daarentegen de held in non-fic
tie over de pers in oorlogstijd. Dom
weg omdat het werk toen erg gevaar
lijk was. Het papier dat wij gebruik
ten, schrijft Simon Carmiggelt in
'Luizen in de pels' over het drukken
van Het Parool in de oorlog, werd
veelal gestolen uit pakhuizen van
grote collaborerende bedrijven, door
jongens die zich daarop toelegden.
Als de krant klaar was, verpakten we
de oplage in grote en kleine hoeveel
heden die per trein en bode werden
verzonden naar schijnadressen.
Fooien
In hoeverre klopt het imago met de
werkelijkheid? Een paar huidige be
zorgers van de Haagsche Courant
aan het woord. „Leuk? Leuk? Wat
heet leuk werk? Je verdient niet zo
slecht, zeker niet met Kerst door al
die fooien en je bent lekker buiten",
zegt Ahmed die in Voorburg loopt.
Kees: „Ik spaar voor een surfplank.
Het is weieens klote. Als het regent.
Maar mijn vriendje brengt de Tele
graaf rond. Nou, die heeft het zwaar
der. Hartstikke vroeg op. En wat
dacht je van De Telegraaf op zater
dag? Dan valt je fiets om. De Haag
sche valt wel mee". Marscha: „Ik
vind het niet leuk. Maar wat moet ik
dan? Schappen vullen bij de Kon-
mar? Dat betaalt net zo slecht".
Was het vroeger misschien leuker
om te bezorgen dan nu? Betaalde het
meer? Een rondje langs vrienden en
bekenden levert weinig spectaculai
re verhalen op. „Gewoon saai werk".
„Het betaalde bar". „Nooit door een
hond gebeten". „Je hoorde altijd
verhalen over dames in negligé's die
krantenbezorgers binnenvroegen
om een kop koffie te drinken. Ik heb
het nooit meegemaakt". „Het was
altijd koud". „Fikse fooien? Ja, met
Kerst".
Dan maar eens vragen aan Neder
landse uitgevers of ze ooit kranten
hebben bezorgd en daaraan warme
herinneringen hebben overgehou
den. Misschien vanwege hun eerste
contact met het krantenbedrijf?
Adjunct-directeur Ligthart van dag
blad De Gooi en Eemlander vond het
vroeger een vervelend karwei. Hij
haalde de kranten op, charterde ver
volgens vier jongens die hij voor een
daarentegen aantrekkelijker,
kende iedere abonnee met wi|CA
goed contact had. Nu kent hij
zers niet meer. „Toen ik begoi jar(
het veel zwaarder werk, dat b en
gen. De kranten moest ik zelf(lUi
len in Gouda. Daar kwamen z eri
met de trein. Op de fiets, dat jc
naar Gouderak en dan van boei na
naar boerderij. Tot aan de dei [de
heb wat slecht weer meegem a
Natte jassen, bevroren vingert e
ik kreeg er geen cent voor. Nu tti
den de kranten keurig in he
schuur gelegd, ik krijg wat ci w
elke maand en ik heb bezorgei Se
voor me lopen. En een held, zoi HJ
uitgevers zeggen? Pff, ik vintj B
wel grappig, maar ik voel me eei
luut geen held. De gezelligheid
de beginjaren mis ik". hg
Met het vinden van personeel eh
hij geen moeite. Vroeger hielpei la
zes kinderen met bezorgen, ni nli
dat scholieren uit Gouderak, [fc
hebben een leuk clubje", zegt hi ric
Miljonair
De bezorger en de toekomst. %S|
schijnlijk krijgt hij meer betaali J t
nu, misschien zal zijn imago v nh
teren. Hopelijk. Want de kra el-
jongen is de achilleshiel van vjj]
bladuitgevers. De krant kan ei gn
zo mooi uitzien, maar het jon ra;
dat door weer en wind zorgt dalg
de bus valt is onmisbaar. Abt Vvi:
menten worden en masse opgi ah
als hij zijn werk niet goed doe,v;
uitgevers doen er nu alles aan h
die aandacht te geven die nod ui
Eindelijk. jte
Jaap Eggermont, oud drumme jn
de popgroep Golden Earring e iej
eigenaar van de Soundpush-s Jet
(Stars on fourtyfive), is missi[ei
wel de bekendste bezorger die ag
Haag ooit heeft gekend. Hij w a]<
krantenjongen uit de Paul Gal[e;
straat, de vaste bezorger vaiiiU,
noordenhout. Nu is hij de milj ge
uit Blaricum. mi
„Ik was aan het sparen vooiiej
drumstel en moest geld hebbe u,
speelde bij The Pirates, maar d erl
verde niets op. Een krante\ yv
dus. Dat deed iedereen in die ti 1Z
kwam ik in de straat van Ji h
Senf, lefgozer Japie voor Hagen dh
die dansavondjes organiseerde
vond mij wel interessant en b ee
me in contact met de Galden z(
ring, toen nog Golden Earring; de
het esje aan het eind". tg.
„Maar in de begintijd van de
verdienden we natuurlijk nie er;
veel. Dus bleef ik Het Vaderlaii e
zorgen. Hoewel we toen al bes et
kend waren. Voor dertien guide 0j
week. Ik had altijd geld nodig,
weer nog mooiere trommels va pj
legenadarische vent aan het nj
einde die ook voor de Dutch S dj
Collegeband het drumstel ha(Bn
maakt. Nou, en toen opeens naer
jaar kregen The Earrings su dj
'Dag krantenwijkie', zei ik melen
Het was een wereldtijd. Echt wa !r
Eggermont is nu 'financieel bin dv
zegt hij zelf. Nadat hij bij The N(
rings wegging, opende hij een tuu
studio in Blaricum. Ook bego
met het schrijven van muziek. jj(
Haagse accent is hij nog steeds ts
kwijt: „Wie had dat ooit kui «ts
denken hè? Het is niet verkeer m;
gelopen met me. Ik: een kranteiga
peltj e van de Fr ankenslag'r e
ie:
Van krantenjongen tot miljonai nj
uitspraak heeft een Haags tintje k
gerrrtont voegt daaraan toe: „Bi d
gers kunnen geluk hebben. e(
naar mij".
- lo
De krantenbezorger in boeken en tijdschriften heeft vaak pukkels, een verkeerde jas. aan en is altijd een type die medelijden opwekt.
gulden per week zijn kranten liet be
zorgen, leunde achterover en stak
ondertussen het nodige geld in eigen
zak. Toen een inspectrice achter dit
bedrog kwam, werd hij ontslagen.
Jaren later trad hij in dienst bij het
zelfde concern. Niemand kon zich
hem nog herinneren.
Directeur Frese van het Rotterdams
Dagblad 'liep kranten' voor een
nieuwe hockeystick. Hij deed het
niet langer dan nodig was. Nu
brengt hij weer kranten naai: abon
nees. Zo nu en dan, als hun krant
niet is bezorgd
A.G. Sijthoff doet dat ook voor abon
nees van de Sijthoffbladen, hoewel
hij vroeger nooit een krantenjongen
is geweest. Nu wordt hij in zijn
woonplaats Voorschoten benaderd
door mensen die de krant niet heb
ben gekregen. „Ach, wat maakt het
uit dat ik even voor een krantje zorg.
Dat is leuk", zegt Sijthoff.
Blond
Directeur De Boer van het Deventer
Dagblad heeft ooit het Eindhovens
Dagblad rondgebracht. Hij had
maar een wijk te lopen. En daar
woonde Ineke, een blonde schone op
wie hij een oogje had. Hij hoopte dat
hij door het rondbrengen van de
krant in contact kon komen met
haar. „Met kloppend hart reed ik
elke ochtend mijn route. Zou ik haar
wel of niet zien? Ik ben haar een
paar keer tegengekomen. Maar ze
zag het pukkelige jongetje, dat al
leen maar kon stotteren in haar bij
zijn, niet staan. Ik ben gestopt met
het rondbrengen van de krant toen
Ineke verhuisde. Ik weet dat nog
goed: een droevige dag".
E. Van der Kley, directeur van de
Verenigde Noordhollandse dagbla
den vond het wel een aardig baantje
vroeger, het bezorgen van het
Nieuws van de Dag. „Een karwei.
Dat wel. Je moest toen geld ophalen
bij de abonnees. Ik herinner me een
man die woonde op vierhoog. Hij be
taalde altijd voor een paar weken,
het hele bedrag in centen. Nou
kwam ik niet boven en hij niet bene
den en dus gooide hij het geld naar
me toe, verpakt in een stukje krant.
Als een bom plofte het uiteen op
straat. Dan moest ik op mijn knieën
al die centen bijeen zoeken".
Van der Kley raakte door het lopen
gënteresseerd in het krantenbedrijf.
Tekort
„Ik wist vanaf dat moment wat ik
wilde", zegt hij. Andere uitgevers
delen die ervaring hélemaal niet.
Geen van de directeuren van grote
uitgeverijen zoals De Nederlandse
Dagbladunie (Algemeen Dagblad en
NRC Handelsblad), de Perscombi
natie (Het Parool, Trouw en de
Volkskrant) en dagblad De Tele
graaf heeft vroeger een kranetnwijk
gehad. Van krantenjongen tot miljo
nair luidt het spreekwoord. Maar
dat gaat niet echt op voor de uitge
versbranche.
De Nederlandse uitgevers voeren
dezer dagen gezamenlijk actie om
bezorgers te werven, onder het mot
to: 'Zonder nieuwe helden is de
krant nergens'. Bijna vier miljoen
gulden hebben ze uitgetrokken om
de jeugd het bed uit te krijgen.
Er dreigt een enorm tekort. Neder
land telt ruim vijftigduizend kran
tenbezorgers, vooral scholieren van
vijftien en zestien jaar oud. Het ver
loop is zo groot dat er jaarlijks hon
derdvijftigduizend bezorgers wor
den 'versleten'. Sijthoff Pers heeft
tweeduizend bezorgers, ongeveer
honderd te weinig om de tweehon
derdduizend abonnementen dage
lijks goed te kunnen rondbrengen.
Door de vergrijzing zijn steeds min
der jongeren beschikbaar. Volgens
de prognoses zal dat cijfer tot 2000
jaarlijks nog verder deden. Boven
dien moet er iets aan de betaling
worden gedaan. Een bezorger ver
dient tussen de 125 gulden en twee
honderd gulden per maand, afhan
kelijk van de grootte van zijn wijk.
In grootwinkelbedrijven verdient de
jeugd meer. Het werk heeft een
waanzinnig slecht imago: de ar
beidsomstandigheden zouden slecht
zijn (bijtende honden, regen, kapot
te fiets), de betrokkenheid bij de
krant niet geweldig en de honore
ring gering.
Opvallend is dat het aantal Turkse
en Marokkaanse bezorgers snel
groeit in de grote steden. Van alle be
zorgers in Den Haag is 65 procent
van niet-westerse afkomst. Over
met name de Marokkaanse bezor
gers wordt nogal eens geklaagd. Ze
zouden agressief zijn, stelen, kran
ten niet op tijd bezorgen, onbe
trouwbaar zijn en andere jongeren
die hetzelfde werk zouden willen
doen afschrikken.
Laksheid
„De uitgeverijen krijgen de rekening
gepresenteerd voor hun jarenlange
laksheid en mismanagement", zegt
Jules van Neerven, hoogleraar in de
economie aan de Universiteit van
Amsterdam, in het weekblad Else
vier. „Ten onrechte hebben ze de be
zorging altijd beschouwd als een
pure onkostenpost". De krant was
lange tijd het enige massamedium,
de uitgevers beheersten de adver
tentiemarkt. „Dat betekent automa
tisch een hoge prijs voor een slechte
service en een slecht produkt", al
dus Van Neer ven.
De dalende advertentie-inkomsten
en de felle concurrentie van de com
merciële televisie dwingen de kran
ten tot ingrijpende bezuinigingen.
Diverse bladen hebben een vacatu
restop afgekondigd. Bovendien
wordt bekeken of de distributie
goedkoper kan. De PTT zou ook de
klus van de krantenjongens over
kunnen nemen, maar dan ligt de
krant nooit voor zeven uur 's mor
gens bij mensen in de bus. Andere
koeriersbedrijven worden te duur
bevonden.
Per 1 januari gaat bij Sijthoff Pers
het salaris van de krantenjongens
per 1 januari omhoog. En wel met
acht procent. Vorig jaar is dat ook al
gebeurd. Ook worden er allerlei bo
nussen ingevoerd. Het kan niet an
ders. De krantenjongen is te belang
rijk.
In het buitenland is de bezorging
heel anders geregeld. De Nederland
se kranten hebben een oplage van
circa 4,5 miljoen exemplaren. Daar
van bestaat 88,8 procent uit abonne
menten. Op'Luxemburg na is dit in
Europa het hoogste percentage. In
grotere landen als Engeland en
Frankrijk moeten de kranten het
vooral hebben van de losse verkoop.
In Amerika is de situatie weer an
ders. Daar wordt bijna zeventig pro
cent van alle kranten verkocht via
automaten. In Nederland is er wel
met dit systeem geëxperimenteerd
maar de automaten werden vaak
snel vernield.
Nuttig
Rob Badri is al vijftien jaar agent
van de Haagsche Courant. Hij is on
der meer verantwoordelijk voor een
uitdeelpost in Voorburg waar 45 be
zorgers werken. „Oh, ja. Ik heb last
met bezorgers. Te weinig hè. Dan
loop ik maar zelf. Of ik zet vijf van
mijn kinderen en al mijn tien neven
en nichten in. Het gaat goed. We
krijgen de laatste tijd weinig klach
ten".
Al 34 jaar is Hoogendoorn agent in
Gouderak van de Goudsche Cou
rant. Hij is bijna 80 jaar en wil er zo
langzamerhand mee uitscheiden.
„Maar het is leuk werk. Je voelt je
nuttig". Vroeger vond hij het wérk