Aboriginal-kunst, niet
begrepen, dik betaald
81
Zaterdag Reizen
Londen
in de
steigers
Midzomer
nacht in
Brussel
Leidse Courant
zaterdag 5 september 1992
door Bob van Huêt
Nederlandse toeristen die deze
vochtige nazomer Londen
aandoen moeten zich maar niet al
te veel voorstellen van hun
vakantiefoto's. Veel van de
attrakties zijn namelijk aan het
oog onttrokken wegens
grootschalig onderhoud of
restauratie.
Een tiental 'vaste' kiekjes zijn bij
voorbaat verpest door immense
steigers, bouwketen of vele
hectaren dekzeil. Achter groen of
grijs plastic gaan onder andere
verschuild: Horse Guards
Parade, 10 Downing Street (het
vanwege IRA-vrees toch
nauwelijks toegankelijke
ambtsadres van premier Major),
het koninklijke St. James Palace,
het Albert Memorial (onder zeil
voor maar liefst zes jaar!), de
officiële burgemeestersresidentie
'Mansion House' en de Admiralty
Arch.
En dat is nog niet alles.
Westminster Bridge is
ingenomen door bulldozers die de
belendende Big Ben visueel
besmetten. Steigers staan nog
steeds tegen of rondom
toeristiche topattracties als
Westminster Abbey, het
Westminster Paleis, delen van de
Tower en sinds kort ook
Buckingham Palace.
Het laatste schijnt niet
symbolisch bedoeld voor de
familiesituatie van de geplaagde
bewoners, maar hoort bij de
regelmatige opknapbeurt van de
door uitlaatgassen steeds sneller
vervuilende stadsgevels.
Koningin Elizabeth hoeft
overigens niet bang te zijn voor
naar binnen glurende
paleispoetsers. De vorstin bezit
zeven paleizen en twee
particuliere residenties.
Alternatieven genoeg, dus.
Voor de honderdduizenden
toeristen die met hoge
verwachtingen naar de Britse,
hoofdstad zijn gekomen is dat een
schrale troost. „We wilden onze
vrienden foto's van Londen laten
zien en hebben alleen maar
steigers voor de lens", klaagt een
video-reiziger voor de hekken van
Buckingham. Velen richten
niettemin hun recorders op de
bijna Christo-achtige
verpakking.
Twee vloekend rood geklede
paleiswachten doen onbewust
hun best te figureren. Maar hun
bewegenloze inspanningen voor
statigheid worden helaas teniet
gedaan door een bouwvakker in
vies T-shirt en met royale
tatouages op de arm. Fluitend
loopt hij over het paleisplein en
tegelijk door de lens van mijn
schoonmoeders instamatic.
Waai' is de ansicht die de reisgids
beloofde? Of was dit wellicht een
exclusieve toekomstvisie van het
post-Windsoriaanse Buckingham
waar zoveel over wordt
gespekuleerd?
Londen mag de legendarische
mist dan overwonnen hebben; de
monumenten zijn grotendeels
onzichtbaar. Tot spijt van mijn
schoonmoeder en duizenden
andere toeristen. „Het is een
nachtmerrie", klaagt Ian Faris,
manager van London Coaches.
De gidsen op open-dak
dubbeldekkers proberen de
bezoekers tevreden te stellen met
beeldende beschrijvingen van
wat tijdelijk is verstopt. De
Londense VW begrijpt
teleurgestelden, maar heeft geen
alternatieven in de aanbieding.
„Deze tijd, zo augustus en begin
september, staan veel openbare
gebouwen leeg. Het is de beste
tijd voor restauratiewerk, maar
de slechtste voor onze industrie",
zegt een VW-informatrice.
Gelukkig kan ze altijd rekenen op
de duivenbombardementen van
Trafalgar Square. Die beesten
blijven daar komen, wat er ook op
de grond gebeurt.
AUSTRALIË
Het is al lang geen uitzondering meer dat astronomische bedragen voor Aboriginal-kunst worden
neergeteld. Sinds de dotpaintings (stippelschilderijen) uit de woestijn hun weg naar de kunstmusea en
galeries in Australië en naar het buitenland hebben gevonden, is de kunst van de Australische
Aborigines een gewild artikel. Ook koningin Beatrix kocht toen ze in 1988 op staatsbezoek was werk
van een Aboriginal kunstenaar. Een verslag uit Australië.
Ik sloeg de Bulsstraat langs he
stadhuis in waar de massa's e<
bronzen beeld met de hand
aanraken, zodat het glimt also
het pas is gekoperpoetst, en
vanwaaruit ze zich vervolgens!
naar Manneken Pis - een eindjfc
verderop - begeven. Ik hoorde!
geluid nog steeds:
ondefinieerbaar, een beetje I
hemels zelfs. Het heeft misschr
iets met het gedruis van de
eeuwigheid te maken dat, dwa
door het gat in de ozonlaag,
opeens hoorbaar is geworden,
dacht ik. Ik liep achter het
stadhuis langs, waar het
plotseling doodstil was, en sloi
rechtsaf de Guldenhoofdstraa
die me opnieuw naar de Grote
Markt moest terugbrengen. D
was het weer. Maar omdat een
groepje jongelui op de kassseie
van de Markt was gaan zitten i f
guitaren ter hand had genome |t
bleef het geluid ongrijpbaar, ij
broos.
Door de Taborastraat liep ik n
de Kruidenmarkt waar het gel
opeens veel duidelijk en
dwingender werd. Op de
Grasmarkt wist ik het zeker: e
stem, een vrouwenstem. Ze I
kwam eindelijk boven alle andP
muzikanten, boven het gepra;
boven de voetstappen en al dit
geluiden die mensen nu eenm j
maken uit.
Wat hoorde ik toch? Er was iet
dat zich nadrukkelijk boven hi
rumoer verhief. Het was er al
toen ik uit de Sint Hubertus
Gallerij kwam en de doorsteek
naar de Grote Markt maakte.
kwam zelfs boven het geluid vi
een strijktrio uit dat dik geld
maakte met Vivaldi en zeker |F
vijftig voorbijgangers om zich
heen had verzameld. In de zon
is Brussel vergeven van de
doelzakken, buikorgels,
panfluiten, lieren, jammerkist
kromhoorns, schellekransen
wat dies meer zij. Je breekt je i
over de straatmuzikanten. Ne
als over de toeristen trouwens
Ze was in de Vlees en Broodstr
gaan staan die niet meer dan e
stenen uitholling is tussen de
Grasmarkt en de Grote markt
was jong, stond op hoge hakjes
droeg een nauwsluitend en goi
gewassen en gestreken katoen
met veel blauwe bloemen tegej
een achtergrond van wit. Ze hs
lang, blond haar dat met het
woorden 'prachtig' of
'engelachtig' slechts
ontoereikend is beschreven en
op het smalste middel reikte d
ik ooit had gezien. In haar
handen hield ze een partituur
zoals alle zangers dan doen: ee
beetje op afstand, met licht
bewegende en enigszins
uitstaande ellebogen. Het stee
van de Vlees en Broodstraat b(
haar Ave Maria (dat van Goun
een ideale akkoestiek. Nu hou
niet van Ave Maria's, net zo go
als ik niet van Ave Verums hoi
zelfs als ze door Mozart zijn
geschreven.
Het is kapotgezongen,
misbruikte en daarom tot
smartlapperij verworden muzi
Trouwens, het meisje zong hai
Ave Maria met weliswaar een
huiveringwekkend zuivere
sopraanstem, maar veel te
langzaam en met dramatische
uithalen die straten ver te hor^-
waren. Geen wonder dat ik
zolang niet had geweten wat
hoorde. Het waren haar uithal
of - eerbiediger gezegd - haar
crescendo's die in de binnenstf*-
rondspookten.
ui»'
Waarom ik evengoed met
knikkende knieën en naar ade
happend naar haar luisterde, ii ja
me niet duidelijk. Waarschijnl
is het sentiment soms sterken
de rede, vooral gedurende
Brusselse midzomernachten. 1
zwoelte maakt een mens zwak
daarom overontvankelijk. Ik
hoorde haar nog in de
Heuvelstraat waar ik het laats
restant van de brok die ik in m j
keel had eindelijk kon
wegslikken. De betovering was
verbroken.
Ik zag de mensen weer: het
massaal geslenter van het
toerisme op een benauwde
zomeravond, de volle terrassei
de Brussel-by-Night-Japannei
en ik liep met versnelde pas en
zelfs enigszins opgelucht op de
werkelijkheid af.
door malou nozeman
De Aboriginal Billy Stockman ver
kocht beschilderde boomerangs
langs de kant van de weg aan Ameri
kaanse militairen in de laatste We
reldoorlog. Voor een habbekrats.
Van Aboriginal kunst had in die tijd
vrijwel nog niemand gehoord. „Ei
genlijk is het idee, dat Aborigines
kunst maakten en dat het iets waard
is pas heel laat doorgedrongen",
zegt Philip Jones van het South Au
stralian Museum in Adelaide. Zijn
museum - een 19e eeuws gebouw in
het hartje van de Zuidaustralische
hoofdstad Adelaide - herbergt de
grootste verzameling Australische
Aboriginal voorwerpen ter wereld:
schilderingen, houtsnijwerk, waar
onder ruim 3.000 boomerangs.
Aboriginal kunst werd tot in een re
cent verleden uitsluitend verzameld
en tentoongesteld in volkenkundige
musea. Het museum in Adelaide be
gon ermee in de jaren 90 van de vori
ge eeuw.
Opengelegd
Het was de tijd dat het Australische
binnenland werd opengelegd en aan
de Aboriginals de beschaving werd
opgelegd. Ontdekkingsreizigers,
zendelingen, ambtenaren en pio
niers brachten bijna de helft van de
museumcollectie binnen.
Vooral antropologen waren in de Au
stralische Aborigines geïnteres
seerd. „Geen volk ter wereld is zo in
tensief bestudeerd", aldus Philip Jo
nes, „maar de meeste onderzoekers
dachten dat er uit de Australische
woestijn onmogelijk kunst te ver
wachten was. Ze staarden zich blind
op het primitieve bestaan van de
Aborigines en hun povere materiële
cultuur".
Aborigines trokken traditioneel als
jagers en verzamelaars rond door de
woestijn. Duurzaam bezit speelde in
hun cultuur geen rol. Als enige spo
ren van hun 40 duizend jaar oude ge
schiedenis op het continent lieten ze
rotsschilderingen achter, die overi
gens pas in de jaren '60 toegankelijk
werden voor een breder publiek.
Vernietigd
Volgens Philip Jones was er nog een
belangrijke reden waarom de Abori
ginal kunst zo lang verborgen bleef
voor de buitenwereld. „De meeste
Aboriginal kunst werd meteen na de
voltooiing vernietigd of aan zijn lot
overgelaten". Zo verbranden Abori
gines in het noorden van Australië -
in Arnhemland - na bepaalde ritue
len hun schilderingen op boombast.
Ook de zogenaamde sandpaintings
in de Western Desert zijn geen lang
leven beschoren. In dit 700 kilome
ter grote gebied rond Alice Springs
uit. Voor ingewijden zijn het mytho
logische landkaarten", zegt Philip
Jones. De abstracte cirkels, punten
en slingerende lijnen symboliseren
de landschappen en wegen die de
mythische voorouders hebben door
kruist. Die diepere religieuze bete:
kenis spreekt heel veel mensen aan,
aldus Jones.
Milieu
„Mensen die zich zorgen maken over
het milieu verbinden Aboriginal
kunst met een bepaalde houding ten
opzichte van de aarde. Het feit datje
een Aboriginal schilderij nooit hele
maal kunt doorgronden is een plus
punt geworden", aldus Jones.
Het South Australian Museum was
een van de eerste musea die iets in
de dotpaintings zag. „We zitten hier
betrekkelijk dichtbij de bron", zegt
Jones met Australisch gevoel voor
understatement: de Western Desert
ligt 'maar' 1500 kilometer verder.
Niet lang erna liepen ook andere
musea en verzamelaars in Australië
warm. Alleen de kunstkritici wisten
niet zo goed raad met de nieuwe
stroming. Moesten er esthetische
dan wel antropologische normen
worden gehanteerd?
In 1988 kwam de grote internationa
le doorbraak. In Amerika trok de
tentoonstelling Dreamings een half
miljoen bezoekers. Het was de eerste
keer dat er in de VS zo'n grote ten
toonstelling van hedendaagse Abori
ginal kunst te zien was. Een ver
wend champagne drinkend publiek
vergaapte zich bij de opening in New
York aan de dotpaintings uit de Wes
tern Desert en aan boombastschilde
ringen en sculpturen uit Arnhem-
land.
Twee Aborigines rechtstreeks uit
de woestijn luisterden de show op.
De lokatie was nu eens niet zoals ge
bruikelijk een volkenkundig mu
seum, maar een galerie voor moder
ne kunst: die van de Asian Society in
het kunstmekka. Het Museum of
Modern Art kocht meteen een stip
peldoek van Clifford Possum - een
van de meesters - aan.
Parijs viel voor de Aborigines in het
jaar erop. Op de grote tentoonstel
ling van mondiale moderne kunst
Les Magiciens de la Terre, georgani
seerd door het Centre Pompidou,
maakten Aborigines uit Yuendumu
in 1989 een zandschildering op de
vloer.
Bij gebrek aan woestijnzand werd
rode tennisgravel gebruikt. In Ne
derland was het de Amsterdamse ga
lerie Langenberg die vorig jaar als
eerste dotpaintings uit de Western
Desert exposeerde. Tentoonstellin
gen van Western Desert kunst in
Nederlandse volkenkundige musea
(Groningen, Nijmegen) waren daar
aan voorafgegaan.
„Er is de afgelopen jaren ontzettend
veel geld in Aboriginal kunst geïn
vesteerd, zegt antropoloog Peter
Sutton, die de tentoonstelling Drea
mings in de V.S. organiseerde en de
catalogus schreef. Dat had belangrij
ke gevolgen. Aborigines begonnen
individueel naam te maken als kun
stenaar. De Westerse kunstwereld
raakte vertrouwd met namen als
Billy Stockman, Clifford Possum,
Michael Nelson Jakamarra. Tradi
tioneel is het schilderen in de Wes
tern Desert echter een intens sociaal
gebeuren. Aan de traditionele zand-
schilderingen werken soms vijf tot
tien mensen mee.
Conflicten
„De beweging heeft in zeker opzicht
geleid tot individualisering", aldus
Sutton. „Er ontstonden ook steeds
vaker conflicten omdat mensen ge
wijde afbeeldingen schilderden die
hen niet toebehoorden. Dat speelde
niet alleen bij Aborigines onderling,
maar ook bij blanken die Aboriginal
motieven gingen gebruiken om bij
voorbeeld op t-shirts af te drukken".
Maar de dotpaintings brachten ook
grotere welvaart. Heel wat stippel
schilderijen worden voor de com
mercie geproduceerd. In sommige
Aboriginal communities is 60% van
de mensen betrokken bij de kunst- of
toeristenindustrie volgens Sutton.
De doeken zijn te koop 'dots for dol
lars') in de souvenir-winkels van het
woestijnstadje Alice Springs. Abori
ginal communities in Centraal Au
stralië die vroeger op uitkeringen
waren aangewezen zijn steeds meer
in staat om zichzelf te bedruipen.
Niet onbelangrijk in een land waar
de levensstandaard van de oorspron
kelijke bewoners nog steeds door
kritische Australiërs als een natio
nale schande wordt betiteld en de
werkloosheid van de zwarte bevol
king nog steeds zes keer hoger ligt
dan het landelijk gemiddelde.
Betekenis
Peter Sutton, die veel door het Au
stralische binnenland reist, is door
de jaren heen één ding opgevallen.
„Geen enkel Aboriginal-gezin heb ik
ooit eigen kunstwerken zien bewa
ren. De waarde ligt voor hen niet in
het ding, maar in de betekenis er
achter. Dus als een ceremonie voor
bij is, kun je alles met een schilde
ring doen: verbranden, vertrappen,
laten verpulveren. Zo hoort het in de
Aboriginal traditie. Als het Museum
of Modern Art in New York echt in
de geest van de Aborigines zou han
delen, dan liet het zijn enige Clifford
Possum buiten in de regen hangen
tot hij tot stof zou vergaan".
maken Aborigines reusachtige zand-
mozaieken van kleurige okers, tak
ken, katoenpluis en vogeldons. De
grondschilderingen spelen een rol
bij de initiatie. Ze beelden verhalen
uit over de mythische voorouders
van de stam en zijn geheim. Ais de
ceremonie voorbij is, wordt de sand-
painting uitgewist. Voor oningewij-
den is hij taboe.
vrachtwagentje naar Alice Springs.
Hij kreeg ze aanvankelijk nauwe
lijks verkocht. „Omdat ze zoge
naamd niet authentiek waren", al
dus Jones. „Tegenwoordig hangen
ze in alle Australische musea".
„Wat mensen aanspreekt in de schil
derijen is dat ze volstrekt eigentijds
ogen, zegt Jones. „Maar ook hun re
ligieuze betekenis speelt èen rol".
Gevaar
„Tot de jaren 70 had hooguit een
handjevol Westerlingen deze schil
deringen gezien", zegt Philip Jones.
Maar toen kwam de omslag. Dat ge
beurde in Papunya, een afgelegen
Aboriginal reservaat in het hart van
Australië. Daar had de Australische
overheid een aantal jaren eerder een
grote groep nomaden bijeen ge
bracht uit de woestijn. Het waren de
jaren van de assimilatiepolitiek: de
Aborigines moesten zich zoveel mo
gelijk naar het Westerse leefpatroon
voegen. De stamoudsten beseften
dat de Aboriginal tradities gevaar
liepen en dat de voortschrijdende
verwestersing tot desintegratie van
het culturele en ceremoniële leven
zou leiden. Toen arriveerde in Papu
nya een jonge tekenleraar uit Syd
ney.
Geoffrey Bardon won het vertrou
wen van de mannen
en merkte dat ze
buitengewone be
langstelling hadden
voor zijn westerse
schilderstechnie
ken. Op zijn uitno
diging maakten ze
een muurschilde
ring voor de school
in de stijl van een
traditionele zand
schildering, maar
in plaats van na
tuurlijke pigmen
ten gebruikten ze
acrylverf. De man
nen kregen plezier
in het nieuwe schil
dersmedium. Ze be
gonnen op elk denk
baar modern opper
vlak te experimen
teren: op deuren, op
triplex, linoleum,
tentdoek en uitein
delijk schilderslin
nen. Een ware
schildersexplosie
volgde. Voor het
eerst in de geschie
denis van de Wes
tern Desert werden
de gewijde verhalen
niet meer uitgewist,
maar vastgelegd.
Bardon bracht de
doeken met zijn
In Australië heten ze dotpaintings.
Naar de stippen of puntjes waarmee
de verf op het doek is gezet. De doe
ken zien er zo modern uit dat je
haast zou vergeten dat ze teruggaan
op een 40 duizend jaar oude traditie.
Het verhaal, dat ze uitbeelden, is dat
van de Schepping (Droomtijd). In die
mythische Droomtijd, door Aborigi
nes Tjukurrpa genoemd, rezen reus
achtige halfmenselijke wezens in
dierengedaante uit de grond die het
landschap vorm gaven. Ze schiepen
bergen, rivieren, kusten; gaven die
ren en planten hun naam. Daar
naast legden ze de regels voor de
menselijke samenleving vast en ga
ven ze aan bepaalde groepen het be
heer over een grondgebied.
Een diepe religieuze verbondenheid
met de aarde tekent dan ook de
meeste Aborigines. „De schilderijen
beelden de reizen van de voorouders