'Als je gaat, dan ga je' 7 A TT? DTA A P LEIDSE COURANT fx I A I Ti K.I I AlT ZATERDAG5SEPTEMBER 1992 I tf NATUURMENSEN Op gezette tijden zullen we in deze bijlage aandacht besteden aan mensen die op de een of andere wijze dicht bij de natuur staan. Deze week vertelt Ymke Loff, opzichter van de Wieden, over waterlelies, gele plomp, haarmos en krabbescheer. door Mark Glotzbach Trilveen is een plantenlaag, van bo ren levend en van onderen dood, die Dp blubber drijft. Dat loopt niet rus- ig. Soms ga door zo'n 'kragge' heen. )e dikte van de modderlaag bepaalt 10e diep je zakt voor je op het zand veer vaste grond hebt en is op deze llaats twee en een halve meter, chat Ymte Loff. „Als je gaat dan ga e. Armen wijd hè", zegt hij eenvou dig en sopt voort. )e reeën van De Wieden hebben uit- jegroeide hoeven, waardoor ze niet lij elke stap wegzinken. Met schoen - naat 47 lijkt ook Ymte Loff naar be- loren toegerust voor het trilveen, iij is echter twee meter lang en in -erhouding daarmee gebouwd. „Dat loethet voordeel van het grote Iraagoppervlak weer te niet", ver jaart hij. „Ik ging er eens midden in le winter doorheen, tot de borst. Ge- ukkig kon ik me vasthouden aan ien boom en me er weer uitwerken. )aar sta je in je eentje. En koud dat iet was". Van trilveen op kalkrijke kwel, zoals lier in De Wieden, is in Nederland iog hooguit vijfentwintig hectare ver. 'mte Loff: De bevolking verzamelde lier vroeger het geneeskrachtige /aterdrieblad, voor Gist-Brocades n Meppel. „Elk jaar brengen we op ien terrein van vijf tot zes hectare de yclus op gang van open trekgaten lie dichtgroeien, verlanden en na len halve eeuw blauw schraalland zijn geworden. Wat de boeren be- vL reikten in de jaren veertig en vijftig, dat is ons streefbeeld. Cultuur met es zl een hoge natuurwaarde' ;S 0 Trekgaten, of petgaten, ontstonden vroeger door de turfwinning, die in De Wieden na de Tweede Wereldoor- Verlanding hu Ymte Loff in de punter: „Harder va- dan zes kilometer per uuY mag niet, om beschadiging van de wal en waterplanten te voorkomen, r Soms scheurt de jeugd met dertig pk :h ljdoor de sloten en breken hele stuk ken oever af". Verlanding is een blij vende bedreiging voor het open wa ter. 'Ymte Loff: „Eerst waterlelies, gele plomp en krabbescheer, dan komt het riet het water in. Als je daar niets aan doet, is het in tien jaar ge beurd". Het omgekeerde, voortdu rende afslag, doet zich voor aan de oostkant van de Belterwijde en de Beulakerwijde, plassen die ontston- door wanbeheer tijdens de turf winning. In 1776 spoelde het onbe teugeld gelaten water zelfs het dorp je Beulake weg. In de schrale weiden hebben studen ten insektenvallen opgesteld, surre alistische elementen in het land schap. Rumoer in de lucht: een spreeuw zit met veel gekrijs achter een boomvalk aan. Verder houden de vogels zich nogal gedeisd. Het is ruitijd. Groen en blauw fluoresce rende libellen scheren over het wa ter. De oostenwind zorgt voor een vaalblauwe hemel. Het is warm. We meren bij een stuk land, bespren keld met maaierszweet. Een rie- trand voorkomt inkijk. Aan land verboden, melden borden. Ymte Loff: „Een juweeltje onder de hooilanden in Nederland. Het neigt al naar hoogveen, gevoed met water van boven. Dat zie je aan die velden dopheide. Zoiets verwacht je niet in laagveen. Kijk, de zonnedauw bloeit al. En dat is gagel. Vier soorten or chideeën komen hier voor. Planten van de Rode Lijst staan hier bij bos sen. Het haarmos wijst op verzuring. Door de zure regen neemt de soor tenrijkdom wat af. Er daalt vijftig tot zestig kilogram stikstof per hec tare op De Wieden neer. Dat is het maximum dat Natuurmonumenten toestaat op zijn graslanden. „Tot de melkquotering werd het hooi vlot verkocht aan de boeren. Nu gaat het naar afnemers als dieren tuinen en maneges. In dit gras zit geen eiwit. De koeien kunnen er geen melk uit produceren. Maar het is wèl kruidenrijk en bevat veel mi neralen. Het is dus erg gezond. Een koe die mag kiezen, pakt dit en niet het Engels raaigras. Het maaisel moet worden afgevoerd. Laatje het m dan krijg je ongewenste be mesting. ,De boeren maaiden alles met de zeis, brachten het hooi op draagstok ken naar de boot en vervoerden het vervolgens naar de boerderij. De aanvoer van mensen en materiaal, de afvoer van het hooi, alles over het water. Dubbel werk. Daarom heb ben de boeren dit gebied ook verla ten. Wij maaien machinaal. Alleen stukken mos moeten nog met de hand worden uitgekrabd". Bos Zonder menselijk ingrijpen zou het snel zijn gedaan met laagveengebie- den als De Wieden. Ymte Loff: „De ontwikkeling van open water naar beloopbare bodem vergt gemiddeld vijftig jaar. Maar voor die tijd schieten al overal elzen en wilgen op. Laatje het hout staan, dan is het binnen de kortste keren bos, drijvend bos, net als dat daar. Het is dertig jaar oud en een gevolg vuurvlinder: dan zijn waardplant, waterziiring, hebben we genoeg, maar de vlinders zelf zijn er niet. Ze worden verzameld. Misschien ligt het daar aan. Maar vraag me niet te veel over insekten. Beheerders we ten van veel dingen iets, echte spe cialisten zijn we zelden, al heb ik dan mijn vogels. „De visstand is gezond. Er zijn nog twintig beroepsvissers in De Wie den. Ze vangen paling, snoekbaars, snoek, allemaal vis die nogal wat centen opbrengt". Aalscholvers Ymte Loff: Opzichters hebben allemaal hun eigen koninkrijkje. De mens: Ymte Loff, 45 jaar, getrouwd, twee zoons, wonend in Wanneperveen. Hij is districtsbeheerder Noordwest-Overijssel en Friesland van Natuurmonumenten en staat in De Wieden aan het hoofd van twintig man personeel van Natuurmonumenten, in het beheer bijgestaan door mensen uit de omgeving. Zijn natuur: De Wieden, sinds kort het grootste gebied van Natuurmonumenten; 5000 hectare hooi- en rietlanden, trekgaten, plassen en moerasbossen in de kop van Noordwest-Overijssel. Een laagveenlandschap gemaakt door polderwerkers, boeren, turfstekers, rietsnijders, kooikers en vissers. Purperreiger ais klap op de vuurpijl. Op de achtergrond insektenvallen. van de malaise in de landbouw. De boeren lieten het land voor wat het was". Vóór de mens maakten grote gra zers, zoals herten en elanden, de open plekken. Reeën, de kleinste van van hen, hebben De Wieden al weten te vinden. Ymte Loff: „Veertigjaar geleden was hier geen ree te bekennen. Nu heb ben we er zeker vijfhonderd. Als aanpassing aan de &eke bodem groeien hun klauwen uit. Op den duur zullen ze met zulke klauwen worden geboren. Een kwestie van evolutie". „Alle zoogdieren kunnen zwemmen en komen dus ook hier naartoe als ze door populatiedruk elders moeten wijken. Vossen? Die hebben De Wie den al gekoloniseerd. Ze graven geen holen, maar maken legers onder struiken en pollen. Er is zelfs al eens een vossennest weggemaaid met de machine. Het gebied moet één paar tje per twee- tot driehonderd hectare kunnen hebben, anders is het er niet best mee. Afschot past Natuurmo numenten alleen toe als de vos de po pulatie van een soort helemaal dreigt uit te roeien". Educatief Het Wiedengebied trekt ook veel mensen. Er kan nog meer bij, vindt de gemeente Brederwinde, die aller lei toeristische projecten in de Blau we Hand, het hart van De Wieden, promoot. En bij Giethoorn zou een educatief park moeten komen. Ymte Loff: „De kip met de gouden ei eren wordt weer eens geslacht. Nog meer pret en patat. Het is een optel som: steeds wat erbij. Het valt dan niet sterk op. Maar je schrikt je ka pot als je hier tien jaar niet bent ge weest. „Ecotoerisme is nu de kreet. Bezoe kers moeten de natuur echt kunnen beleven. Wij willen daar graag in meepraten, of dat wel past in De Wieden. Kanoën en surfen zijn mi lieuvriendelijk, maar helaas niet sei zoengebonden. Dat merkje zeker bij de surfers zolang er geen ijs ligt, wordt er gesurfd. Ze ze komen over al, ook tijdens de trek en in de rui tijd, wanneer de vogels hun rust zo nodig hebben. Eén surfer en het hele spul gaat op de vleugels. „En die verdraaide jetski's, iets nieuws, waarmee al een paar ernsti ge ongelukken zijn gebeurd. Je merkt al dat de verschillende recrea- tievormen elkaar gaan bijten. Vis- Gevleugelde vissers zijn er veel meer. Duizend nesten telt de aal scholverkolonie, vanuit de schuilhut gezien een kijkdoos met een levend stuk oertijd. Donkere vogels met een schubachtige verenpak, die argwa nend om zich heen kijken, in bomen die door de uitwerpselen op druip- kaarsen lijken. Een receptie van heren die elkander niks te vertellen hebben, maar niet willen opstappen. Diep in het water liggend, lijken ze eerder op cobra's in aanvalshouding. „Het ziet er niet Nederlands uit hier", merkt Ymte Loff op. Als geest driftig diamaker prijst hij de parel moeren belichting van het geheel. Hier en daar breekt gekrakeel uit als een jonge snaak de wet van het af stand houden negeert. Hooghartig wieken blauwe reigers door dit nors domein, waar het, opmerkelijk, vo rig jaar een havikenpaar werd toege staan te nestelen en te broeden. „Uitkijken als ze naar de hut toe ko men vliegen, want er vliegt dan wel eens een strontbom naarbinnen", waarschuwt Ymte Loff. De aalschol vers zijn voor hem medebeheerders, omdat ze het teveel aan modder op- woelende witvis vangen en zo bijdra gen aan het helder houden van het water. Ymte Loff: „Ze eten per stuk een pond vis per dag en dat maakt ze bij de beroepsvissers weinig geliefd. Maar de draagkracht van het gebied moet zo groot zijn dat aalscholvers en vissers naast elkaar kunnen be staan. In vroeger jaren werden jonge aalscholvers geoogst. Men plukte ze met een haakstok van het nest. In de oorlog gingen ladingen van die vette jonge vogels naar Berlijn, Toch ver minderde de stand niét". „Ze houden soms in groepen van drie- tot vierhonderd beesten een drijfjacht. Verspreid over een brede baan jagen ze al duikend de vissen op naar de vogels bij de andere oever van het meer, soms tussen de boten door. Een schitterend gezicht". Voetangels Aalscholvers: receptie van heren die elkaar niets te vertellen hebben. sers die waterskiërs in de haren wil len vliegen. Wij vinden datje hier ze ker het jetskiën en waterskiën moet Tweespalt „Onder de kanoërs is al sprake van tweespalt. De dagjesmensen willen wèl de uitgezette routes varen, ter wijl de individualisten hun eigen weg willen zoeken en naar ons ko men afzakken nu het Weerribben- gebied helemaal is bewegwijzerd. „Toch durf ik te beweren: het valt nog mee. Het open water is hardstik- ke vol, maar een klein beetje het ge bied in is het al stil. Na een bocht zie je haast niemand meer. Waar het overzicht wegvalt, komen ze niet. En als ik nou de schade zie na na een drukke periode, dan ben ik daar be paald niet ondersteboven van. Doemdenken is uit den boze. „In en rond Giethoorn moeten de boten met ingang van 1994 zijn voorzien van stille elektrische moto ren. Dat is al een hele verbetering. En je houdt de stroom toch niet te gen. Natuurmonumenten heeft trouwens ook natuurbeléving in het vaandel staan, niet alleen natuurbe houd". Méér zorgen heeft Ymte Loff over het water. „Het gebied leeft bij de gratie van het water. Voorheen was hier kwel van voedselarm, kalkrijk grondwater, afkomstig van het Drentse plateau. Door verandering in de waterhuishouding komt dit nu al buiten het gebied boven". „Om de waterstand op peil te hou den, pompt het waterschap per nacht tweehonderdvijftigduizend kuub water uit Friesland De Wieden in. Niet zulk lekker spul, want het komt oorspronkelijk uit de Rijn. En wat denk je van al die boten met hun chemische toiletten. Ik weet niet wat er behalve stront aan vuiligheid in zit, maar het is zeker dat er heel wat overboord gaat van wat in de specia le tanks aan de wal had gemoeten". Er is een eco-hydrologisch onder zoek gaande om te bekijken hoe De Wieden blijvend van voldoende en geschikt water kan worden voor- Ymte Loff: „Vertoont de otter zich, dan is het systeem gezond en ben je klaar. Ik zelf heb hier zelf nog nooit een otter gezien. Wèl eens een aan wijzing, zoals een bellenspoor onder het ijs". Aansluiting Aan de verdere invulling van De Wieden (Natuurmonumenten heeft 2.000 hectare nog niet in handen) en aan verbindingen met andere na tuurgebieden, in de zin van het Na tuurbeleidsplan, wordt gewerkt. Ymte Loff: „Bied je de boeren een goede prijs voor hun land, meestal niet al te beste landbouwgrond, dan gaan ze zonder meer weg. We beta^ len tien procent boven de reguliere prijs, die uiteenloopt van tweedui zend tot vijfendertigduizend gulden per hectare. „Het kan soms gaan om een lapje, midden in natuurgebied. Emotione le binding kan een argument zijn om het aan te houden. Een belangrijk deel van mijn werk is gewoon kópen. Maar'één perceeltje kan door verer ving tientallen eigenaren hebben en dat maakt de zaak dan ontzettend ingewikkeld. Er zijn mensen die niet eens weten dat ze grond in De Wie den hebben". Iemand met de naam Ymte Loff moet wel thuishoren in De Wieden. Hij vindt dat zelf ook: „Ik kom uit Bussum en ben dus van oorsprong een echte zandhaas. Maar van jong- saf aan zocht ik de polder op. Ik moet de ruimte hebben, het gras, de boe ren. En ik ben een beetje vogelgek. Met Friesland erbij kan het wat dat betreft niet beter. Twintig jaar zit ik hier nu. Je vergroeit met je gebied. Dat zie je bij veel opzichters. Ze heb ben allemaal hun eigen koninkrijk je". „In de winter als alles kaal is en het riet weg, kijk je hier de wereld uit. En overal een schone horizon. Je leeft mee met de seizoenen. Tijd dat het wal kaler wordt, denk je, of: nu moet er weer eens wat opkomen. Het gebeurt net zoals je het wenst en zo blijft alles nieuw". In De Wieden broeden twintig paar tjes buizerden, vijf havikpaartjes en twee tot drie stelletjes boomvalken. Ymte Loff wijst naar twee Nijlgan- zen: „Exoten. Zijn we niet zo blij mee, want het zijn heel agressieve vogels. Ze kunnen zelfs een zwanen paartje verjagen. Met de purperrei ger is het ook in De Wieden een aflo pende zaak. Je kunt doen en laten wat je wilt, hij verdwijnt uit Neder land. Biotoopverandering bij ons en klimatologische omstandigheden tij dens de trek, dat moeten de oorza ken wel zijn. „Voor de roerdomp is het een goed jaar. We hebben een paar zachte winters gehad en als je, wat wij doen, stukken oud riet laat staan, dan is dat zeer gunstig voor de moerasvo gels. Dat levert wel eens strubbelin gen met de rietsnijders, want een bosje riet levert toch drie gulden zes tig op". „Het gaat ons ook om de insekten. Je staat daarbij soms voor raadsels. De 'Pas op, hier liggen voetangels ren klemmen'. Half afgebladderde woorden op een bord naast het pad naar de Bakkerskooi, in 1934 de eer ste aankoop (800 gulden voor 8,5 hectare) van Natuurmonumenten in De Wieden. Het vangstseizoen is nog niet begonnen, de kooiker tijdelijk grasmaaier. Ymte Loff: „Dit is het beeld van het broekbos, het Nederlandse oerbos. Zwarte els en zachte berk. Grote va riatie in openheid en hoogte en daar door een enorme verscheidenheid aan insekten en aan vogels, onder meer de wielewaal. Met het onge dierte valt het nu mee. Vaak kun je hier niet lopen van de muggen". Een teder klopje op ruwe schors. „Deze grote eik, driehonderd jaar oud, in het moeras, met de poten in het water. Niet te geloven. Waar hij van leeft, niemand weet het. En toch lijkt hem niets te mankeren". In de winter wordt van dertig meter diepte water van zes graden in de kooiplas gepompt, tegen het dicht vriezen. De kooiker hoeft de ijsbijl niet meer te hanteren. Aanpalingsrecht Natuurmonumenten bezit drie van de vijf eendekooien in De Wieden. Ze blijven in bedrijf vanwege hun cultu- reel-historische waarde en ook om het aanpalingsrecht, dat verstoring verbiedt binnen in een cirkel met een straal van 1.130 meter rondom de kooi. De vangst wordt geringd. In de bosrand ligt een groot stuk kienhout, opgebaggerd uit de sloot. „Van een grove den, misschien wel tienduizend jaar oud", zegt Ymte Loff. „Eens stonden hier hele denne- bossen. De eerste menselijke bewo ning, in dorpen althans, dateert uit het jaar duizend of daaromtrent". Terug bij de werkschuur neemt hij de kaart er nog eens bij en zegt: „Als we van het gebied een vijfentwintig ste hebben gezien, is het veel. En daar zijn we toch een middag mee zoet geweest". Hij stelt voor de excursie af te ron den in het café en oogst bijval. Eerst nog een heuglijke gebeurtenis. Net op weg, kijkt de gastheer plotseling borend naar links en zet de auto stil met de woorden: „Dat zou wel eens een purperreiger kunnen zijn". De vogel is neergestreken op een plek waar nog niet eerder purperrei gers waren gesignaleerd. Mede in het licht van zijn eerder uitsproken vrees over het verdwijnen van deze soort, stemt dit Ymte Loff tot grote tevredenheid. „De klap op de vuurpijl, zeggen ze wel eens", lacht hij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 29