Mary
Servaes:
géén
come back
1
1 mal
Ie
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1992 PAGINA D5
Nog een keer wil
ze praten. Maar
dan gaat het
doek definitief
dicht voor de
journalisten. Die
hebben haar al
zó lang
gemangeld, zó
gemeen
behandeld dat ze
er bij haar niet
meer inkomen.
Mary Servaes, de
koningin van het
levenslied,
ridder in de
Orde van Oranje
Nassau,
ereburgeres van
Leiden en
Stramproy, waar
zij nu haar dagen
in eenzaamheid
slijt, stapt even
uit haar rol van
ingoede schat.
Als zij
terugdenkt aan
de laatste
streken die 'de
heren van de
pers' haar
hebben geleverd,
schieten haar
ogen vuur. 'De
klootzakken',
roept Mary en
slaat met haar
stok een fors
uitroepteken
achter deze cri
de coeur. Ze
neemt het niet
dat de rippers
van de
roddelbladen
haar een
halsband willen
omdoen. Haar
pressen tot een
come back.
Nadat de gossip
over haar
terugkeer naar
het podium de
wereld was
ingestuurd,
raakten de
minnaars van
het lichte lied
overstuur. Zelfs
Jacques d'
Ancona, die de
natie liefst elke
dag wil
demonstreren
dat hij niet van
gisteren is,
bedronk zich aan
het gerucht en
schreef Mary een
hartroerende
brief. Kom
alsjeblieft gauw
terug, was de
boodschap.
Maar Mary
denkt er niet
aan. „Ik ben geen
Heintje Davids".
de jukebox in de kantine. Het beeld dat
die zangeres over het soldatenleven op
hing, klopte niet met de werkelijkheid
dus weg ermee!
Nee, het was geen bon ton om plato
nisch te flirten met Mary. „Pas met
'Soldatenmoeder' kwam de grote door
braak. Zelfs mensen met een aardappel
in de keel spraken ineens niet meer
over 'dat mens van de smartlappen'
maar over 'die opmerkelijke vrouw, hoe
heet ze ook weer'. Geen wonder, de
tekst van het lied was. van Lucebert en
de muziek van Bruno Maderna. Tja,
daar kon de keurige kak niet omheen
fietsen".
Erkenning
De laatste jaren van haar carrière kreeg
Mary steeds meer erkenning. Vooral
toen ze tien jaar geleden in een zelfge
schreven lied de homo-haatster Anita
Bryant op haar nummer zette. In 1984
vierde ze in het cultureel centrum Para-
diso in Amsterdam haar vijftigjarig ar-
tiestenbestaan. Iedereen voorspelde
haar een grandioze afgang maar ieder
een had het bij het verkeerde eind. Het
succes was overweldigend. Het grootste
jubileumgeschenk voor Mary was het
overtuigende bewijs dat ook veel jonge
ren veel waardering hadden voor haar
songs.
Maar het volk had lak aan Lucebert en
andere grootmogols van de cultuur,
haar publiek was gefocust op hart en
smart, trouwen en houwen, lief en dief,
pijn en fijn en meer van dat soort rijme
larijen uit het zenith van de emotie. Of
Mary nu optrad in de Doelen of in de
kroeg om de hoek, geen plekje bleef
onbezet. In het kleine café, waar de ge
wone man even zijn dagelijkse last aan
de kapstok kon hangen, was ze het
liefst. „Altijd aardige fans. Altijd ont
roerende reacties. Ik heb wel eens men
sen met tranen in de ogen zien weglo
pen als ik het lied 'Als ik naar je blinde
ogen kijk' door de microfoon liet gaan.
Na het optreden probeerde ik dan
steeds met zo'n gast in contact te ko
men. Bood ik mijn excuses aan voor het
geval ik hem bezeerd mocht hebben.
Maar nooit heb ik een verwijt gehoord.
Integendeel, ik moest vooral doorgaan
want ze waren veel te blij dat eindelijk
iemand woord gaf aan hun ellende".
De fans raakten soms door het dolle
heen. Zeventig bossen bloemen of
meer na een optreden was helemaal
niet ongewoon. Maar toen een vrouw
haar trouwring afdeed en die met tra
nen in d'r ogen aan een vinger van
Mary schoof, was ze toch even van haar
stuk. „Begrijp je nu dat het publiek al
les voor mij is? Dat ik niet meer wist
waar ik het zoeken moest toen die mas
sale hulde in één keer voorbij was? Ja,
de post zette wel zakken vol lieve brie
ven aan de deur, maar de aai over m'n
wang was ik kwijt en dat gemis kon de
PTT niet goedmaken".
Nu, alleen thuis, verdwaalt Mary wel
eens in de grote woonkamer en weet ze
de weg naar de hobbykast niet te vin
den. Ze naait weer wat, een handwerkje
mag ze ook graag doen en er is eindelijk
tijd om vrienden van het dorp te ont
vangen dat is het wel zo'n beetje. En
natuurlijk televisie kijken. „Heb je die
Santing zien pieken? Hemel, wat een
stem. Ik zat versteend op de stoel toen
ze dat lied zong over een kwaadaardige
god, die er plezier in heeft als mensen
op deze aardkloot naar de bliksem
gaan. Prachtige tekst". Ik wijs haar op
het levensgrote schilderij aan de muur
van de huiskamer waarop een zegenen
de Jezus staat afgebeeld. „Ho, dat is
wat anders. Als God net zo aardig was
als de lieve Jezus dan waren er veel
meer blije mensen. Maar helaas God
is niet aardig, en daarom is er zo onnoe
melijk veel leed op de wereld. Ik weet
er alles van". Ze zucht nog maar eens
diep.
Rampzalig
Er valt voor Mary veel te genieten op
de buis. „Ik be^ blij dat ik nu tijd heb
om de op video gezette optredens van
veel collega's rriet wie ik heb gewerkt,
rustig af te kijken. Heerlijk. Ik kan me
nu ook een goed beeld vormen van het
lichte repertoire. Laat ik het maar met
een zeggen: in één woord treurig. De
discjockeys draaien al lang geen Neder
landstalige muziek meer. De gevolgen
zijn rampzalig: als er nu eens een liedje
van eigen bodem wordt gepromoot, valt
het weg in een diep gat. Er is geen cul
tuur meer waarin het kan gedijen".
Het wordt tijd om een blik te werpen op
de stoffelijke blijken van dertig jaar suc
ces. Het begint al in de gang. Grote
oorkonden waarin de talenten van
Mary in alle toonaarden worden gepre
zen en die haar het ereburgerschap van
Leiden en Stramproy hebben opgele
verd, sierborden met lofprijzingen in de
allesovertreffende trap, geschenken
van fans. Het is niets vergeleken bij de
eerbewijzen die in de schatkamer van
het huis zijn opgestapeld. Het is al goud
wat er blinkt. „Er hadden hier zestig
gouden platen meer kunnen hangen",
zegt Mary achteloos.
Op een kast staan de onderscheidingen
in rijen van drie: de Gouden Leeuw van
België, de trofee van het Jeugdjour
naal, het Veronica-schip, de Firato-
award, de Edison voor het lichte lied,
de bolhoed van Pierre Cartner, de cul
tuurprijs van Brabant, enzovoort etce
tera. „Goh", zegt Mary, „als ik het je al
lemaal zo hoor noemen, doet het me
toch wel wat. Dan denk ik: wie doet het
me na?". Haar interviewer geeft het
enig mogelijke antwoord en denkt dat
zo'n berg tastbare hulde toch een lek
kere steun in de rug moet zijn.
Niet voor Mary. Die kijkt te vaak naar
de kast waarin het leed in genummerde
ordners is onderverdeeld. Ze slaat er
een open en ja hoor, de recensies van
een of ander optreden laten geen spaan
van d'r heel. Niet leuk, maar het gaat
toch om het enthousiasme van de fans?
De bevestigende knik klopt niet met de
pijn in haar ogen. „De kritiek was soms
zó erg dat ik tegen Sjo zei: 'Ik hou er
mee op'. Nachten heb ik wakker gele
gen, omdat ik het gemene geschrijf
maar niet kon verkroppen. Maar dan
lagen er 's ochtends bij het ontbijt een
brief of tien van dolenthousiaste be
wonderaars en dan ging het wel weer".
Memoires
Naar schatting heeft Mary zo'n miljoen
brieven ontvangen. Ze heeft wel een
poging gewaagd om alles te lezen maar
er was geen beginnen aan. Er was geen
ruimte genoeg in haar toch zeer royale
huis om al het papier weg te werken.
„Ik denk dat ik er zo'n honderdduizend
heb bewaard", zegt Mary, „en ik ga er
zeker wat mee doen. Zonder twijfel zit
er genoeg materiaal in voor een mooi
boek". De fans die zich levenslang heb
ben toegewijd aan hun koningin, mo
gen zich al in de handen wrijven. Er is
wat op komst. Mary doet er nog een
beetje geheimzinnig over maar zoveel is
zeker: binnen niet al te lange tijd ver
schijnen haar memoires. „Twee jaar ge
leden ben ik eraan begonnen maar
doordat ik in een dip terecht kwam, ben
ik ermee gestopt. Ik moet nog een
drempeltje over en dan ga ik weer aan
het werk. Zevenhonderd bladzijden
heb ik al geschreven". De heren journa
listen kunnen hun borst vast nat maken.
Koningin
van het
levens
lied
kan wel
janken
STRAMPROY 'La Servaes' is zij
nooit genoemd, ook is nog geen verhaal
verschenen over de 'diva van Stram
proy'. En daar is zij blij om. De kleine
nachtegaal van het volkslied kijkt me
scherp aan als ze vertelt waarom het
publiek haar in een satijnen doosje
heeft gestopt. „Ik heb nooit kapsones
gehad. Daarom hebben de fans zo van
me gehouden", en ze voegt er fel aan
toe: „Nee, nooit heb ik ze bedrogen en
dat zal ik ook niet doen".
Maar Mary kan wel janken als ze ziet
wat er de laatste tijd over haar is gezegd
en geschreven. „Wat kan u dat nou
schelen?", roep ik verbaasd, „al uw
wensen zijn vervuld. Altijd op handen
gedragen, een kamer vol gouden platen
en onderscheidingen. Wat wil een mens
nog meer?".
Zo'n antwoord klinkt in Mary's oren
net zo overtuigend als een preek voor
een ongelovige. Snap ik dan niet dat
een riante bungalow, zelfs al is-ie volge
stopt met mooie bullen, niet opweegt
tegen haar reputatie van 'stem des
volks'? Dat publiek voor haar geen jan
publiek is maar een hooggeëerd .pu
bliek, dat reeds bij het het begin van
haar carrière als een Romeinse keizer
zijn duim omhoog stak en dat gebaar
sindsdien dertig jaar heeft volgehou
den? „Mijn fans geloven alles wat ze
over mij lezen", jammert ze, „daarom
kan ik het niet verdragen als ze leugens
over mij schrijven. Wanneer die onzin
niet snel stopt, komt er misschien een
moment dat het publiek zich tegen mij
keert. Ik doe immers niet wat 'de bla
den' beweren?".
Manke poot
Mary kijkt naar het schilderij boven de
televisie waarop zij als een jonge godin
poseert en gaat dan staan. „Moet je me
nou eens zien! Een oud mens van
drieënzeventig, dat zich moeizaam met
een wandelstok voortbeweegt. O jd, wel
duizend keer heb ik die stok door de
ruit willen kegelen, maar ik heb met
mijn manke poot moeten leren leven.
Gelukkig werd ik geholpen door optre
dens in bejaardencentra en verzor
gingshuizen. De misère die ik daar heb
gezien, met geen pèn te beschrijven.
Vaak heb ik stiekem tegen mezelf ge
zegd: Hou je maar stil, Mary, je boft
nog". Maar ze spiegelt zich niets voor.
„Zie je mij kwiek het podium opko
men? Dat wordt toch een zielige verto
ning?".
En juist dat wil ze zich besparen. De
enige echte Zangeres zonder Naam wil
dat Het Publiek zich haar herinnert als
een koningin die op het hoogtepunt van
haar vocaal bewind de kroon heeft af
gelegd. Dat heeft ze vijf jaar geleden
gedaan, in de schouwburg van Tilburg.
Een dol afscheid, uitgesmeerd over
twee avonden waarop Mary haar fans
gek maakte met de hit Mexicóóóó.
„Hoger kon ik niet stijgen", zegt ze nu,
„ik moest weg, omdat het succes te veel
voor me werd. De inspanning, die daar
van het gevolg was, kon ik niet meer op
brengen. En als ik eenmaal een beslis
sing heb genomen dan kom ik daar
nooit meer op terug. Mijn ja is ja en
mijn nee is nee".
Maar de roddelpers had weinig bood
schap aan haar rechtlijnigheid en liet
dat ook ruimschoots blijken. Nog
steeds kan Mary de smaad niet ver
kroppen die haar is aangedaan voor en
tijdens de openingsceremonie van het
onlangs gehouden Internationale Aids-
congres in Amsterdam. Eerst zou ze
met Harry Slinger een middagvoorstel
ling verzorgen hoewel ze nergens van
wist en toen dat niet gebeurde, werd
het publiek een onzinnig verhaal voor
geschoteld. Ze wordt wéér driftig bij de
herinnering eraan: „Niet te geloven
hoe de mensen zijn belogen. Zoiets van
'Heel jammer, dames en heren, maar
Mary is plotseling in het ziekenhuis op
genomen voor een spoedoperatie. Een
been moet worden geamputeerd. Ter
wijl me niets meer mankeerde dan een
pijnlijke teen, waarin de nagel was ge
groeid. Vreselijk toch?".
Goed, geen nieuwe triomfen meer op
de Bühne, maar is ze wel helemaal af
gekickt? Want wat ze ook maakte, elke
song schoot regelrecht door naar de
hitparade waar ze heel lang bleef han
gen. Daar raak je toch aan verslaafd?
Mary tuit even haar mond en loost een
diepe zucht: „Ik ben na mijn afscheid in
een diep gat gevallen. Daar kwam nog
bij dat twee jaar geleden mijn Sjo stierf.
Mary Servaes kan
niet verdragen dat
de roddelbladen
allerlei
onwaarheden over
haar schrijven.
Mijn fans
geloven alles wat
ze over mij lezen.
Wanneer die
onzin niet snel
stopt, komt er
misschien een
moment dat het
publiek zich tegen
mij keert".
FOTO: SP
Zo duikelde ik van het ene rouwverwer
kingsproces in het andere. Nee meneer,
ik heb het zwaar gehad. Eerst onder be
handeling van drie dokters, daarna
moest ik naar de psychiater".
Knap eenzaam
Het gaat al weer iets beter maar Mary
voelt zich nog steeds knap eenzaam.
Desondanks stort zij zich niet in de nos
talgie. Ze wil haar dagen niet verdoen
met het draaien van 'gouwe ouwen' uit
haar omvangrijke collectie. Is er dan
niet één song bij die haar hart heeft ge
stolen? Niet één, ze zong ze allemaal
even graag en het publiek mét haar. Bij
na duizend platen heeft Mary gemaakt,
waarvan in totaal twaalf miljoen exem
plaren zijn verkocht. Waar je ook
kwam, ergens ontsnapte wel een lied
van de Limburgse leeuwerik uit een
open raam. Waren het niet de Mandoli-
nen die zacht zongen in Nicosia dan wel
de Bedelaar van Parijs of Keetje Tip
pel.
Voor het eerst ontdooit een lachje haar
gezicht. „Ik ben een keer met Sjo in een
of andere rimboe terechtgekomen, de
naam weet ik niet meer, en daar hoor ik
in enen 'Moeder hoe kan ik je danken'
zingen vanuit een hut. Dat soort dingen
blijven me wel bij".
Ook andere dingen. Het fanatisme bij
voorbeeld waarmee de pers haar, zeker
in de beginjaren de grond in boorde.
Hoe harder het publiek met haar weg
liep, hoe groter de minachting van de
recensenten. Die smartlappen van Ser
vaes kon je toch niet serieus nemen?
Mary heeft het geweten. Toen ze te.gen
het eind .van de jaren zestig op het podi
um verscheen met 'De blinde soldaat'
kreeg zij een vernietigend onthaal. „De
pers heeft me geslacht", weet ze nog.
„Ik vraag me nog steeds af waarom. In
dat liedje laat ik een soldaat, blind ge
worden door het oorlogsgeweld, naar
huis terugkeren. Bij de deur wordt-ie
opgewacht door zijn vrouw aan wie hij
vraagt hoe zijn zoon, die hij nooit heeft
gezien, eruit ziet. Roerend toch?".
Met haar songs over soldaten die al dan
niet met afgeschoten lichaamsdelen
door vrouwen met tranen in de ogen
worden opgewacht, heeft Mary menig
zeer been geraakt. Zo bracht haar lied
over 'Jongens van achttien jaar' de be
wakers van de moraal in de kazerne in
opschudding. Was die Servaes nou he
lemaal gek? Nog niet gehinderd door
zinnige kritiek van de WDM plukten
de hoge pieten eigenhandig de plaat uit.
CcicUcSouAont