Wil de ware God eindelijk eens opstaan" Épifc Theoloog Harry Kuitert, goeroe van het dolend kerkvolk: 55 Eigenaar zeiljacht Kapitein Rob vreest bedevaart gangers Ccidóc Soiwcwit' ZATERDAG 25 JILI 1992 PAGINA C 2 Idoor HOMME KROL AMSTELVEEN - Theologen - ze hebben zich vaak gedragen alsof ze God in hun achterzak hadden. Ze hebben veel gelovi gen weinig meer te zeggen. Be halve een enkeling als Harry Kuitert (67), emeritus hoogle raar aan de Vrije Universiteit. Zijn laatste boek (Het algemeen betwijfeld christelijk geloof) staat al maanden bovenaan de nonfiction-toptien. Als spreker trekt deze 'gereformeerde goe roe' volle zalen uit alle hoeken en gaten van gelovig Nederland. Zelfs godloochenaars nemen hem serieus. Thuis in Amstelveen ontvangt hij de zo veelste journalist als 'nieuw'. Alle soor ten heeft hij na verschijning van 'Het al gemeen betwijfeld christelijk geloof in zijn met boeken bepleisterde en bezaai de werkkamer op bezoek gehad: chris tenen, ex-christenen, agnosten, heide nen. Het waren 'aardige vraaggesprek ken', even afgezien van die protestantse fundamentalist die hem 'een ramp voor de christenheid' noemde, zoals hij wat zuinig lachend vertelt. En dan heeft hij vandaag te maken met de ergste soort: de vleesgeworden twijfelaar. Hij glim lacht aanmoedigend, alsof hij dat feno meen rauw lust. Het hoofd wat schuin, wacht hij de vragen af. Ietwat op z'n hoede lijkt het. God nummer i Over de enorme verkoopcijfers van zijn boek grinnikt hij: „God op nummer één, het is inderdaad ongelooflijk. Langzamerhand meer dan dertigdui zend verkochte exemplaren. En dat voor een godsdienstig boek. Merkwaar dig, want het is toch een duur boek en niet zo makkelijk denk ik". Ik vertel hem zijn boek een machtig theologisch bouwwerk te vinden. Onge veer alles waarmee gelovig Nederland worstelt komt erin aan bod. Van de Schepper tot Zijn Voorzienig Bestel, van Verzoening tot Het Laatste Oor deel, van de Kerk tot De Wil van God. En het leest ook nog als een trein. „Als je de materie beheerst schrijf je er makkelijk over. Maar het is niet zozeer mijn bouwwerk. Ik zit het niet zelf te construeren. Het is meer een etalage van de christelijke geloofstraditie. Ik zet alle zaken nog 's op een rij en loop ze langs. Dat is denk ik vooral een ver klaring voor de hoge verkoopcijfers". Dat ldinkt wel heel erg bescheiden, want u hebt op ongeveer alle geloofs vragen een antwoord. Behoedzaam formulerend: „Wel een antwoord, maar dat kan soms beteke nen: ik weet het niet. En soms kan het betekenen: ik kan er niks mee. Ik gooi het in elk geval niet op een formule. Ik ga er echt doorheen, net zoals je door diep water moet zwemmen als je de overkant wilt halen". Is uw boek bedoeld om afvallig of dolend Nederland weer tot het geloof der vaderen te brengen? „Nee, dat bedoel ik helemaal niet. Ik hoop er alleen een intensiever gesprek over het christelijke geloofsgoed mee te bevorderen. Nee, het materiaal dat de christelijke traditie in huis heeft en waarmee je aan de slag zou kunnen dat leg ik op tafel. Waar gaat het ook al weer over? En natuurlijk met de bedoe ling dat mensen er iets mee kunnen. Maar het lijkt mij te ver gaan om te zeg gen: je kunt mensen weer tot geloof brengen. Dat heb je volgens de goede gereformeerde zeden ook niet in de hand. En dat is ook heel logisch, want geloven is een kwestie van volledige vrijwilligheid". Veel mensen zeggen God niet te ervaren in hun leven. Ze zien ook geen reden voor het bestaan van God. U zegt, dat godsbe sef de mens eigen is, dat hij erop gebouwd is om met God om te gaan. Hoe rijmt u dat? „Ik begrijp dat het tegenspraak op roept. Ik zou er dit op willen antwoor den: uit de ervaring kun je niet verkla ren dat ooit de lettertjes god zijn uitge vonden hier beneden. Je kunt wel zeg gen: ja, ze hadden ervaringen die hen op het idee brachten dat er zoiets als een god moest zijn, maar dan moet je toch eerst een interpretatieraam heb ben, waar die lettertjes god al in zitten". Is dat niet eenvoudig een kwestie van be noemen, bijvoorbeeld van een macht die je en>aart als onbegrijpelijk en groter dan jezelf, zoals de primitieve mens natuurge weld ervoer? „Waarom zou je die ervaringen God noemen? Waarom zouden die in een mens gevoelens van religieuze aard op roepen? Dat is het springende punt. Dat kun je niet verklaren. Vroeger dacht ik altijd: ja, er zijn ervaringen en die nopen een mens om het woord God te gebruiken. Nu denk ik: 'nee, dat is even te snel geredeneerd, niets noopt jou het woord God te gebruiken als je al niet een notie had van een soort besef van God. En dat besef, waar dat nou vandaan komt, dat vind ik zelf heel raadselachtig en daar heb ik voorlopig geen antwoord op". „In de psychologie kun je het ook te rugvinden. Mensen hebben de behoefte zich te wijden aan iets wat boven hen uitgaat. Daar zoeken ze ook naar, zijn ze helemaal op gespitst om dat terug te vinden in hun bestaan. Een onuitroei bare behoefte. En daf kan voortijdig stoppen. Ik bedoel, dat ze dat wat bo ven hen uitgaat identificeren met hun voetbalclub, of met de seks of met de liefde en dan toch in hun bestaan mer ken dat dat het niet is. En dat je van die ervaring zo van dat is het eigenlijk niet telkens weer een stap verder gaat, weer een stap verder gaat. Totdat je uitkomt bij een punt X. En hoe dan verder? Ja, dan bieden al die godsdien stige tradities zich aan, die zeggen: wij hebben het gevonden". Zullen we u ooit op een straathoek aan treffen met een persoonlijk geloofsgetui genis? Ernstig: „Nee, dat wordt voor mij al gauw onecht. Ik denk wel dat het geloof een stuk van mijn leven is, dat er in per soonlijke toewijding en gebed uitkomt. Ook in mijn ervaringsbestaan. Je loopt natuurlijk niet de hele dag te denken daar kom ik God tegen, maar wel be leef je je bestaan in een soort vereni ging met God. Laten we zeggen: het komt er voor mij op neer dat Hij aan te roepen is". De schroom staat op z'n gezicht te le zen als hij zegt: „Op elk kritiek moment van de dag heb ik dus voor mijzelf het besef dat er een Oor is dat naar mij luis tert. Hoe krankzinnig hoogmoedig dat ook mag klinken. En dat er een Oog is dat het ziet. En niet mij ziet alleen, maar misschien wel met name ziet wat er aan ellende en misère in de wereld is". Bevrijder Kunt u een persoonlijke godservaring noemen? Hij schrikt terug, mompelt dat die 'te persoonlijk' zijn voor de krant. Maar zegt dan toch: „Nou ja, een hele simpe le ervaring Ik herinner me dat ik lo pende naar de universiteit ging, 's mor gens vroeg, en dat ik me dan zo onein dig vrolijk kon voelen. Opgenomen in een soort van vrijheid die voor mij op dat moment een ervaring was van een soort aanwezigheid van God. Zo vrij kon ik me voelen dat was voor mij identiek met een ervaring van de bevrij dende God. God als bevrijder". Hij wil er niet te dierbaar over doen, maar de concrete 'aanwezigheid van God' ervaart hij in het geleefde leven, in zon en schaduw, in de Betuwe die bloeit, in de omgang met de mensen. „Ik denk dat als je leeft als een christen dat je niet op ieder moment van de dag denkt: oh jee, daar zit God in. Dan krijg je zoiets als een EO-theekrans waar om de vijf minuten even God geprezen moet worden. En ik denk dat dat uiter mate onecht is. Leven is leven binnen de omheining waarin de mensen in de werkelijkheid van hun bestaan, in de vreugden daarvan, in de schaduwkan ten daarvan, God tegenkomen". Om 's wat van die vreugden te noemen, hij zegt te genieten van de maagdelijke ochtendstond („als op de eerste dag van de schepping"), van Bach, Mozart, Haydn, Mahler, Richard Strauss, van de dichters Achterberg en De Koninck, van 'intermenselijke contacten' die hij zeer de moeite waard noemt, maar ook van een voetbalwedstrijd als Denemar- ken-Duitsland, niet in het minst omdat die hooghartige Duitsers net als die ar rogante Nederlanders op hun broek kregen van de underdog, als een soort straf op de zonde. Raadselachtig Niemand heeft ooit God gezien, in feite kan iedereen z'n eigen godsbeeld schep pen. Ik heb begrepen dat u God niet al leen in de mooie dingen tegenkomt. Tikkeltje schamper: „Als je God alleen maar in de mooie dingen wil zien dan heb je driekwart van het bestaan weg- geschrapt, want er zijn een hele hoop lelijke dingen. En die horen ook bij het gezicht van de Schepper. Daarom is het gezicht van de Schepper veel raadse lachtiger dan wij vaak gezegd hebben. En is geloven een beetje lastiger en niet zo'n jofele aangelegenheid als wij vaak voorgeven". Dat laatste is wel essen tieel, benadrukt hij. De dood speelt een grote rol in Kui- tert's leven, maar 'niet in overdreven zin'. Als hoogleraar ethiek schreef hij de afgelopen twintig jaar een reeks boe ken over grenskwesties van leven en dood. Een tweetal boeken over me disch ethische vraagstukken is hij bezig te herzien, wat meer toe te spitsen op de vragen vanuit de praktijk. „Ik heb gemerkt dat in de geneeskunde het doodgaan van mensen niet genoeg in rekening wordt gebracht. Eigenlijk als een lastpost aan de zijkant wordt ge schoven, terwijl het, laten we zeggen, een geneeskundig feit van de eerste orde is dat mensen sterven. En dat het onontkoombaar is en dat niemand er levend uitkomt. De dood als volks vijand nummer één is een zeer onzinni ge gedachte. Het reproduktievermogen van de cellen is immers eindig. Dat houdt na honderd jaar vanzelf op". Veel mensen redeneren: pluk de dag, want morgen sterven wij en dan is er niets meer. Behalve misschien een enkeling die denkt te reïncarneren vinden tallozen geen troost meer in de compensatie van een opwindend hiernamaals. „Ja, dat maakt de mensen zeer kramp achtig om de buit hier en nu binnen te halen. Want als je het hier en nu niet krijgt, krijg je het nooit meer. Ik denk wel dat dit leven het beslissende leven is, maar je moet niet zeggen: en dus is alles dan uit". In welk opzicht is dit leven beslissend? „Ik wil niet graag suggereren, dat het er hier op aarde niet zo erg op aankomt, want dat we daarna wel alles zullen krij gen. Zo kun je niet leven. Ik denk meer dat wat er daarna komt van zo'n andere orde is dat je het niet simpel kunt voor stellen: het gaat gewoon verder, maar dan op andere voet. Nee, er is maar één leven van een mens als geschapen we zen en dat is dit. En wat er daarna komt is dat we goddank niet tot niks worden gereduceerd. Wij worden niet vernietst, maar we keren tot onze Schepper terug die ons tot onze verbazing als nieuw te rugneemt. Maar verder weet ik daar ook niet veel van". Van het hiernamaals zegt hij geen voor stelling te hebben. Het beeld van zijn geliefde kerkvader Origines, die God het grote verzamelbassin van het leven noemt waarin we allemaal weer terug keren, vindt hij nog altijd prachtig. Voor hem betekent het hiernamaals de terugkeer naar degene uit wie wij voort gekomen zijn. „Hij neemt ons als nieuw terug". Laatste oordeel Toch houdt u in uw boek het Laatste Oordeel, het Grote Gericht, recht over eind. „Ja, dat zegt de christelijke traditie. Ik denk dat het hele idee van het gericht van God absoluut geen onzin is. Wij doen toch ook niks anders dan elkaar beschuldigen of verontschuldigen. Dus het idee dat er geoordeeld wordt over je bestaan vind ik zeer normaal. En wie zou dat beter kunnen doen dan degene die ons hele bestaan overziet. En in de christelijke geloofstraditie is dat God". Alle bijbehorende voorstellingen zegt hij niet graag over te nemen. De ge spannen vierschaar en God op de rech terstoel wenst hij terug te brengen tot 'allemaal metaforen, aankledingen'. „Maar dat het voor God telt watje doet dat denk ik wel. Dat dat op een of ande re manier verdisconteerd wordt in Gods oordeel over ons bestaan. Origi nes was zo slim om te zeggen: dat hoeft niet te betekenen dat je voor eeuwig van God verwijderd bent. Nee, geluk kig, dat hoeft het niet te betekenen. Maar het kan toch betekenen dat God ons langs de kant laat liggen. Achter berg had zo'n mooi gedicht, dat de Al lerhoogste zijn mensen aan de kant laat liggen tenzij de koopman in oudroest, Jezus Christus, nog 's langskwam. De koopman in oudroest, alsof hij met de Vader had gesmoesd. Dat is toch een prachtig gedicht". Maar wie geen prijs stelt op die koopman gaat voor eeuwig verloren ,Dat zou ik niet durven beweren. Ik denk dat er wel zoiets is als dat je erin blijft. Je blijft erin, in je dood. Is dat erg, is dat niet erg? Iemand die geen prijs stelt op het gezelschap van God, die zal dat niet erg vinden. Maar iemand die er wel prijs op stelt zal dat wel erg vinden. Een andere formulering kan ik me niet verantwoorden. Zo kan ik ermee leven, met die christelijke traditie. En mensen die God niet ervaren, wat zouden die er voor ellende aan beleven. Niks. Geef ik ze ook graag toe. En ik zal ook niet zeg gen: dat zal je later wel merken, je zult op je tong kauwen van ellende. Die ver halen over hel en verdoemenis zijn niet de mijne. Dat lijkt mij allemaal grote onzin. Ik hou het erop: wie op het ge zelschap van God prijs stelt die zal het wel erg vinden om dat te missen. En wat die God precies met ons wil dat zijn uit leggingen en invullingen. Die invullin gen zijn allemaal, hachelijk. De islam heeft z'n invulling, het hindoeisme, het christendom. En je moet maar afwach ten wat er uiteindelijk zal uitkomen. Wil eindelijk de ware God opstaan, daar wachten we toch op? Wil eindelijk de ware God 's opstaan". Uw boek is geen poging om Gods bestaan te bewijzen of om een nieuw godsbeeld op te richten? Heftig: „Nee, nee, in het minst niet. Het is meer om het hele christelijk ge loof voor te stellen als een ontwerp van God, waarmee je op pad kunt gaan om te kijken of je hemzelf ook vindt. Dat is eigenlijk in het kort wat er achter zit". Naar de gereformeerde kerk gaat Kui tert de laatste tijd 'niet zo erg meer'. Niet omdat hij in New Age of meer in engelen zou geloven („ik zou bijna zeg gen: geef mijn portie maar aan Fik kie"), maar omdat hij er zich niet happy voelt. „Ik word er wel gedoogd maar niet aanvaard". Gekapitteld De 'kerkbazen', belichaamd in de syno de, hebben hem om zijn links-liberale denkbeelden over abortus, kernwa pens, euthanasie en homofilie meerma len gekapitteld. Inmiddels deelt het kerkvolk veel van zijn inzichten. Wacht hij op rehabilitatie? „Ik hoef niet gerehabiliteerd te worden, want ik ben niet gediskwalificeerd. Wat ik zou willen is dat men in de gerefor meerde kerken zo ver zal kunnen ko men dat men het gedogen opheft. Dat men aanwezig kan zijn op eigen verant woordelijkheid. Het gedooggedrag zou van tafel moeten. Dat moet er toch van komen, lijkt mij". Nooit de aanvechting gehad om over te stappen naar een andere kerk? „Ja hoor, daar denk ik nog wel 's over of dat niet verstandig zou zijn. Hoewel, ik denk niet dat ik de gereformeerde kerk ooit zal verlaten". Welke andere kerk? „Dan zou de roomskatholieke kerk mijn voorkeur hebben. Daar kerk ik meermalen en met genoegen. Maar ik zou bij voorbaat willen zeggen dat ik niet het juridisch gezag van paus en bis schoppen aanvaard. Wel hun herderlijk gezag". U wilt het gedrag ten aanzien van uw sek suele leven niet voorgeschreven zien? „Nee, precies. En dat maakt het alweer tot een gratis opmerking van mij, dat ik wel roomskatholiek zou willen worden. Maar ik denk dat er voor de eenwor ding tussen protestant en katholiek ei genlijk geen andere blokkade is dan het juridische karakter van het kerkelijk leergezag. Als dat weg was zou de rest er niet toe doen denk ik. Dan zou je de roomskatholiek zijn heiligen gunnen en zijn Maria, want daar kun je dan altijd met elkaar over praten onder één dak". De paus cum suis zou zich als een omar mende moeder moeten gedragen „Ja, in elk geval niet als een strenge va der". De spreekbeurten voor volle zalen boeien hem. Onder zijn gehoor treft hij voornamelijk oudere gelovigen van al lerlei snit aan, ook veel roomskatholie- ken en zo nu en dan een verklaard on gelovige. „De reacties uit de zaal zijn leuk. Als ik ergens ben heb ik nooit gedonder". Gniffelend: „Ik heb vroeger wel 's ge had dat iemand opstond en zei: ik heb de slang vanavond horen spreken. Maar dat heb ik nooit meer gehad. Nee, dat loopt altijd heel prettig. Zonder dat mensen je naar de mond praten. En dat is het laatste waar ik op uit ben". Het omgekeerde is ook niet gebeurd? Dat iemand zei: we hebben vanavond God horen spreken? Ontsteld bijna: „Nee, nee, nee. Dat zou ik nog erger vinden. Dat zou voor mij de deur dichtdoen". Idoor RUURD WALINGA KUBAARD In de zomer van 1979 kocht het echtpaar Klaas en Marijke Bijleveld uit Kubaard een zeilschip. Nadat de koop was gesloten, vertelde de verkoper dat het schip model had gestaan voor het schip van de legendari sche stripheld Kapitein Rob van schrijver/tekenaar Pieter Kuhn. Leuk, zo vonden de echtelieden, maar hechtten er verder niet veel waarde aan. Wel gaven zij het schip de naam De Vrijheid en daarmee traden zij in de voetsporen van Kapitein Rob, die met dit jacht de zeeën bevoer. Meer dan tien jaar zeilden zij onopvallend over de Nederlandse wateren. Slechts zelden kregen zij een reactie van een fan van Kapitein Rob die het zeilschip herken de. Totdat in juni 1990 het Maritiem Museum Rotterdam op het idee kwam een tentoonstelling te houden over Ka pitein Rob en zijn karakteristieke schip. In oktober van dat jaar werd er zelfs een stichting in het leven geroepen met als doel De Vrijheid zoveel mogelijk in originele staat te behouden. In de afge lopen wintermaanden onderging De Vrijheid een ingrijpende opknapbeurt. Inmiddels is het te zien geweest op Sail Amsterdam en de Hiswa. Publiciteit De watersporters Klaas en Marijke Bij leveld staan niet te popelen om in de publiciteit te komen. Over de ligplaats van het schip doet het echtpaar geheim zinnig. „Zeg maar in de buurt van Wor- kum", zegt Klaas. „Als we de precieze ligplaats vertellen, brengt dat een stroom mensen naar die plek. Dan ko men er allemaal bedevaartgangers en dat willen we niet". De gevolgen van de publiciteit over De Vrijheid hebben de Bijlevelds al duide lijk gemerkt. „Met Pasen kregen we de eerste reacties al van watersporters die het schip op de Hiswa hadden gezien. Je weet hoe dat gaat, je hebt snel een praatje", aldus Klaas. De Noorse Jol kent twee soorten belangstellenden, legt Bijleveld uit. Er zijn boot-geïnte resseerden en stripfans. In de Stichting Zeilschip De Vrijheid hebben beide groepen zitting. Het initiatief tot het oprichten van de stichting kwam van de huidige eigenaar en van Tj. Huese, de zoon van de eerste eigenaar. Spitsgatjacht Ontwerper van De Vrijheid was ir. B. F. Huese. Deze hoofdingenieur bij de Kromhout Motorenfabriek in Amster dam had in de jaren 1927/28 een kleine dieselmotor ontwikkeld voor de bin nenvaart. Om deze uitvinding toe te passen in de pleziervaart besloot hij een eigen schip te bouwen. Bij het maken van het ontwerp liet hij zich inspireren door het type spitsgatjacht van de Noorse scheepsarchitect Colin Archer. In 1931 gleed het schip bij de werf Ja nus Kok in Huizen van de helling onder de naam 'Almare'. Het bijzondere was 'dat het het eerste plezierjacht was dat deze werf bouwde. Kok moest namelijk in verband met de afsluiting van de Zui derzee omschakelen van schepen voor de beroepsvaart naar pleziervaartui gen. In de loop der jaren wisselde het schip nog achtmaal van eigenaar en dat had tot gevolg dat het jacht diverse namen kreeg, zoals 'Patteran', 'Bataaf en 'Zuidwester'. Alle nog levende oud-ei genaren betreuren vandaag de dag ten zeerste dat ze hun jacht destijds van de hand hebben gedaan, zo vertelt Bijle veld. „Op de Hiswa kwam een oud-ei genaar op mij af en vroeg of ik het schip wilde verkopen. En als ik daar ooit over zou denken, of hij dan het recht van de eerste koop mocht krijgen. Die man was speciaal naar de Hiswa gekomen voor De Vrijheid en zulke mensen wa ren er meer". Koperbeslag De Vrijheid werd afgelopen winter maanden flink onder handen genomen. Op de monumentale scheepstimmer werf De Hoop in Workum, een van de twee nog bestaande authentieke hou ten langshellingen in Nederland, zorg de Roelof Jansz. van der Werff voor de restauratie. Het onderwaterschip werd geheel met koper beslagen. „Eerst zou voor een moderne manier van conser vering worden gekozen, maar uiteinde lijk werd toch besloten het onderwater schip in koper te beslaan. Achteraf bleek dit ook nog een heel goede keus. Op de Hiswa vertelde iemand dat Kapi tein Rob op een 25.000-mijl-tocht ko peren plaatjes had verloren", vertelt Klaas Bijleveld. De restauratie van De Vrijheid werd mede gefinancierd door de fans van Kapitein Rob. De opbrengst van een facsimile-uitgave van het eerste avon tuur van Kapitein Rob met De Vrijheid was namelijk bestemd voor de opknap beurt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 20