e nieuwe sterren zijn in de maak De geest van Miles Davis Topmuziek van King en Pharoah Sanders KUNST/RTV 11 jestigduizend mensen voor het 17de North Sea Jazz MAANDAG 13 JULI 1992 Phil Woods speelde best goed, maar met een groepje den die niet voor het tegenspel zorgden, dat de altsaxofonist no- eeft om echt te vlammen. foto jet belgraver North Sea Jazz Festival: Archie Shepp Quartet, Phil Woods Quintet, Albert Collins, Albert King, Buddy Guy, Pharoah Sanders Quar tet. Nederlands Congresgebouw, Den Haag, gisteren. De groten in de jazz zijn op leeftijd. 'Tributes' voor de af wezigen sierden dit North Sea Jazz Festival. Wie dit festival spiegelt aan herinneringen aan het verleden, kan de ver rassingen missen, waar het de vitale pure jazz betreft. Mij overkwam dat bijna, al zullen ze er best veel geweest zijn. Er waren veel concerten van hoog niveau, waar de flits ontbrak, zoals bij het Modern Jazz Quartet zonder drummer Con nie Kay. Er waren optredens als dat van Archie Shepp, waar eens te meer bevestigd werd dat Shepp altijd de goede pre sentatie had, maar geen echte grote vernieuwer is, zoals John Coltrane of Sonny Rollins dat waren. Hij presteerde het om heel Horace Parians 'Arrival' vals te spelen. Phil Woods speelde goed, maar met een groepje vrienden die niet voor het tegenspel zorgden, dat de altsaxofonist nodig heeft om echt te vlammen. Organiste Barbara Dennerlein moest het hebben van haar inzet. Muzi kaal viel er weinig te beleven op haar concert. Moet het festi val het soms hebben van de nichtjes en neefjes van de jazz, bij voorbeeld van de blues? Als jarenlange liefhebber van het genre betreur ik het eerherstel voor de groten van weleer bij na. John Lee Hooker en Bo Diddley lieten zich in voor gaande jaren verdrinken in de geluidsbrij van hun band. Al- bert Collins en Buddy Guy om ringden zich dit jaar met blan ke jongens, die wel willen, maar niet echt kunnen. Collins speelde ronduit ongeïnspi reerd, zelfs vlak. Guy danste en sprong op het toneel en speelde zonder de bijtende toon waarmee hij vroeger met Junior Wells of solo, ontzag wekte. Slechts Albert King droeg de fakkel van Elmore Ja mes ('The Sky Is Crying') met ere. Kings gitaar jammerde. Plezier Begeleid door een band die wel inspiratie toonde en de teugels strak hield, liet de nu bijna ze ventigjarige meester horen hoe je gevoel overdraagt via de elektrische gitaar. Een ware held, die gekoesterd moet wor den. Belangrijker nog was het concert van tenorsaxofonist Pharoah Sanders. Die teert niet op vergane glorie, hij is in de kracht van zijn leven en dat was te horen ook. Sanders heeft een tijdje gespeeld met John Coltrane en heeft aan diens invloed zijn eigen me ning toegevoegd. Een inspire rende stuwende set van zijn kwartet deed het publiek aan het einde zelfs meeklappen en juichen. Hier was de kracht van de geïmproviseerde mu ziek te horen in melodieuze en harmonieuze composities. Met een felle 'attack' en zichtbaar plezier werd heftig gemusi ceerd. Zonder pauze en zonder enige inzinking draafden drummer Idris Muhammed, bassist Stafford James en pia nist William Henderson met de robuuste saxofonist mee. Na tuurlijk wil en mag iedereen genieten van het feest van her kenning, van de grote naam" die nu eens in vlees en bloed verschijnt of van de unieke combinaties van bij gelegen heid gevormde gezelschappen. Maar tijdens zulke schaarse momenten, zoals bij het con cert van het Pharoah Sanders Quartet, besef je op zo'n festi val, waar het om gaat. IT JANSMA koek is weer op voor jaar. Het zeventiende th Sea Jazz Festival is ipakt, de muzikanten alle windrichtingen J ereisd en zestigdui- i Nederlanders zullen week tot hun ver- idering merken dat ze aal een ander festi- hebben gezien. Want bezoekers waren ,We kunnen terugkij- op een geslaagd festi- WÊI zei woordvoerder Racké aan het slot. aantal sponsorcon- ten (Javaanse Jon- is rond voor de ende jaren, dus we j 1 zo. Want het North Sea is monument dat niet weg Natuurlijk zit je op zo'n ens festival met de voort- nde botsing tussen de burist en de festivallief- net ti >er. Ze lopen elkaar nog ild al eens bij de ingang van de zalen in de weg. Natuur- was het warm, veel en ,nn( The Staple Singers l foto: jet belgraver Gladys Knight i foto: jet belgraver Ergens in het gebouw staat Cab Calloway, jong en pront, in avond kleding een vooroorlogs publiek te amuseren foto: peter van mulken lekei reigc en g n je wel eens terecht waar een ;t wilde. Eigen schuld dik- ult. Hadden we maar als onge meisje moeten doen 'enietend verklaarde: „Ik ne helemaal niks van gro- men en het daar-moet-ik- xiig-heen aangetrokken, in gewoon in een zaal gaan en heb 't op me af laten in. Dan zie je verrassend ndeijnieuwe dingen". Een aan- lurnalisten vroeg zich af lijkefaat nu moest met het festi- ?t du iu er zoveel oude groot- et le n niet meer zijn of door lijkl e niet konden komen. Het li /al gaf zelf het antwoord. 11 het zat vol bij die nieuwe •en. Bij Rachelle Ferrell, oy Hargrove, bij Wynton >alis, bij the Rippingtons, ie eigenlijk niet? iter< tn( iR tien jaar le nieuwe sterren zijn durend in de maak. Een voorbeeld: dat jongetje vijftien, Milan Bongers, helk op z'n altsax hoorde in aegsche Salon. Hij blies er uit alsof hij dat werk al doet. Vijftien jaar! En zo iren bewust van de hele leefl editie °P zÜn instrument! i de Rus Dimitri Shapko, ijn talent demonstreerde bij het trio van Rob Agerbeek, zei: „De jazz-erfenis is de moei te waard om verder te dragen". Dan hoor je hoe de Big Band van het Koninklijk Conserva torium onder leiding van meester-arrangeur Rob Pronk aan z'n concert gewerkt heeft. Meneer de directeur, of de middagpauze niet wat korter kan, we willen nog oefenen. En: Of de school voor de veran dering ook niet zondag open kan, we willen de arrangemen ten nog een keer doorlopen. De school ging open. Dat is de ware geest. Het herinnert mij eraan hoe het talent Roy Har- grove (nu 23) die dit jaar zelfs tot in de kleine uurtjes in de bar van het Bel Air hotel bleef spelen, één keer van z'n ou ders niet op toernee mocht. Z'n rapport was te slecht. Achterkamertje Een niveau hoger en een etage lager, speelde de jonge Engels man Courtney Pine. Ik hoor hem een solo neerzetten van een dik kwartier. Uitputtend raast hij door toonladders en akkoorden. Of het mooi is, telt niet meer. Je hoort iemand be zeten zoeken naar die éne noot, die éne combinatie die nog ergens in dat instrument moet zitten. Hij zal doorgaan tot hij die heeft. Fascinerend. Hij doet me denken aan de ma nier waarop een gigant als Sonny Rollins niet uit een solo te krijgen was, en hij beweegt zich net zo op dit in z'n voegen krakende Caraïbische the- maatje. „Welbedankt" zegt de zwarte Engelsman Pine, die er qua kleding uitziet als een jon ge Miles Davis. „Een paar jaar geleden speelden we nog in achterkamertjes. Dank zij jul lie staan we hier". Carnegie Hall Gitaarspelende hobbyisten hebben uit respect voor gitaar bouwers en gitaarspelers een Guitar Club met een Guitar Award bedacht. Plus een Gui tar Fund voor onbemiddeld toptalent. De eerste Award ging naar het trio van Stochelo Rosenberg. Tijdens hun con cert wordt bekendgemaakt dat ze zijn uitgenodigd in de New- yorkse Carnegie Hall om op de 83-ste verjaardag van Stephan Grappelli te spelen! Nieuw en traditie hand in hand. Ergens in het gebouw staat Cab Callo way, jong en pront, in avond kleding een vooroorlogs pu bliek te amuseren. Op oude filmbeelden. In het Tuinpavil joen staat de 'Hi-de-ho-man' in levenden lijve. Grijs, 84 jaar oud. Er zijn zo'n vierduizend man in de tent voor hem. On gelooflijk. Calloway heeft meer 'pep' dan stem, vóór zijn orkest 'tappen' en zingen twee meisjes. Veel is het niet, en het is veel. Hij staat er voor al die andere groten uit de traditie van het Harlemse Appolo The atre die er niet meer zijn. Chemisch toilet Ergens onderweg kom ik saxo fonist Ben van den Dungen te gen. Hij heeft net een goed concert achter de rug. Hij pakt me beet, sleept me naar een grote video aan de wand. „Kijk" zegt hij, „kijk, Dexter Gordon, kijk hoe die man spéélt". Bewondering die niet in exacte woorden is uit te drukken. De erfenis. Op weg naar het einde kom ik het con cert van Buddy Guy binnen. Een pandemonium. Schijn werpers door de grote Staten- hal alsof het om oproerbestrij- ding gaat. Het publiek wijkt uiteen. Buddy Guy is met z'n gitaar, én een zender daarop, de zaal ingegaan. En maakt al spelend een krankzinnige ron de tussen de duizenden. Hij belandt zelf op een plekje in een van de chemische toiletten in de zaal, waar hij rustig door speelt. Mooi? Welnee. Het is pure show, puur amusement, lol. Ook dat is North Sea Jazz. Organisator Paul Acket was er ditmaal niet bij. Z'n gezond heid verbood het hem de drie dagen North Sea Jazz zoals ge bruikelijk van vroeg tot zeer laat het Congresgebouw door te speuren, regelend, controle- Betty Carter (rechts) was ook van de partij rend. Zijn vrouw Jos Acket en zijn medewerkers Paul Dank- meijer en Theo van der Hoek namen het meeste werk dit jaar over. Ik denk dat het Paul Acket pijn heeft gedaan thuis te moeten zitten en het met de i foto: jet belgraver tv-beelden van zijn festival te moeten doen. Meer dan enige ziekte pijn kan doen. Bij het achttiende North Sea willen we hem gewoon weer zien. Net als Lionel Hampton. Net als Dizzy. in Riley bij de 'Hammond Explosion" foto: jet belgraver A Tribute to Miles Davis. Met Herbie Hancock, Wayne Shorter, Ron Carter. (Gisteren) Gerry Mulligan Tentet, Re birth of the Cool. Met Art Farmer, Lee Konitz (Zaterdag). North Sea Jazz Festival, Nederlands Congresge bouw, Den Haag. „Ik mis Miles" zei een fes- 'tivalbezoekster wat ver drietig. „Ik mis dat hollen om maar op tijd op dat eer ste concert van hem te zijn. De spanning hoe hij nü weer zou klinken". De naam van Miles Davis viel dit weekeinde vele malen, zijn geest zwierf in elk ge val boven twee van de vele concerten: Het 'Tribute to Miles Davis' en het 'Re birth of the Cool'-concert. In het eerste geval is het dui delijk. Een aantal ex-medemu zikanten van Miles richten een 'hommage-orkest' op dat van de erven Davis ook nog eens het familie-keurmerk mee krijgt. Dat schept verwachtin gen. En de Prins Willem- Alexanderzaal is dan ook twee maal uitverkocht. De band speelt een aantal nummers uit het repertoire van Davis, enke le van zijn eigen composities, waaronder het befaamde 'So what'. Topmuzikanten die Mi- les spelen. Dat kan altijd en overal. Niets bijzonders. Wat het wel bijzonder maakt is het moment waarop: een eerste festival sinds vele, vele jaren zonder Miles. En het muzikale hoogstandje dat de band pleegt door met miniem aan gewende middelen Miles op te roepen, zonder dat een van de bandleden probeert een imita tie (als dat al mogelijk is) van een Davis-concert weg te ge ven. Het is ook geen stilistisch teruggaan naar de tijd waarin zijzelf met Miles speelden, overigens niet de funk-periode van een late Miles, maar een 'midden-Miles'. Ieder musi ceert vanuit zijn eigen grote mogelijkheden, nü. En toch sluipt Davis zelf het concert binnen. Bijna onmerk baar. Via een stijlcitaat door Wallace Roney. Via de manier waarop de jonge trompettist - af en toe maar - met het hoofd naar beneden gericht staat te spelen. Of wegloopt naar de coulissen als zijn trom petstem niet in het geheel no dig is: Miles. Of in een lange toon die hij over de akkoorden heentilt en aanhoudt. Zo'n trompetstoot als van Miles zelf, die in de ruimte bleef han gen en iets van eenzaamheid opriep. Of in een solo (in de toegift) van saxofonist Wayne Shorter, die op zijn instrument opeens exacte Miles-noten blijkt te spelen. Shorter loopt tijdens z'n solo tussen de me demuzikanten door, zwervend over het toneel: deed Miles dat niet? Het zqn kleine momen ten, speldeprikken door dat mooie, strakke en onversierde musiceren heen. Het maakt elke keer weer duidelijk om wie het gaat. Beroemde elpee Het concert van het Gerry Mul ligan Tentet, 'Rebirth of the Cool', heeft op het oog niets met Miles Davis te maken. Maar de titel refereert aan een beroemde elpee die Mulligan met Miles Davis maakte, 'Birth of the cool'. Een plaat waarop negen muzikanten zich verwij derden van de gangbare Char lie Parker-stijl van die dagen en via hun bijzondere bezet ting en anders geaarde arran gementen een nieuwe richting insloegen. Miles stond daarbij overigens niet eens centraal. Het waren vooral de arrange menten van Gil Evans en Ger ry Mulligan die de toon bepaal den. Mulligan richtte daarna zijn Tentet op, breidde daar voor zijn kwartet (toen met Chet Baker) uit en combineer de die met de instrumentatie van het nonet van Miles Davis. Inmiddels is er een ceedee uit gebracht die 'Birth of the cool 2' heet en waarop een aantal Capitol-opnamen uit die dagen (Shorty Rogers, Mulligan en Davis) bijeen zijn gebracht. Het concert van de baritonnist Gerry Mullogan refereert aan die historie. Sterker nog is soms de historie zelf. Want Mulligan haalt een aantal oe- rarrangementen onder het stof vandaan en laat ze weer horen: zoals Gil Evans' versie van 'Moondreams'. Zijn bezetting herinnert aan dat verleden: trompettist Art Farmer, ooit deel uitmakend van het be roemde 'pianoloze kwartet' van Mulligan, tuba-speler Bill Barber en saxofonist Lee Ko nitz, beiden 'originals' uit de Birth of the cool-dagen. Pure schoonheid Mulligan zelf is op het toneel even koel als de naam van die muziek. Hij doet geen conces sies aan een publiek, maakt geen show. Hij concerteert en daarmee is de kous af. Die an dere koelte overheerst af en toe wat ongemakkelijk. Het oog krijgt weinig, dus de ogen dicht en luisteren maar. En dan is het toch weer genieten van die 'cool'-stijl, die arrange menten met de lange lijnen van de instrumenten, contra- puntisch om elkaar heendraai- end. Met zeker één moment van pure schoonheid wanneer Mulligan en Konitz de instru menten kruisen voor 'Alone to gether': zoekend rond de ak koorden, ze bijna voorzichtig aanstippend, de geluiden ineenstrengelend tot een broos nieuw baksel van muzikaliteit, waarbij niet één keer de echte melodie aan bod komt. Het is terug in de tijd. Naar een be langrijke periode in de moder nejazzgeschiedenis. En daar is uiteindelijk niets mis mee. Gerry Mulligan, het concert van zijn Tentet. 'Rebirth of the Cool', heeft op het oog niets met Miles Davis te maken. foto: peter van mulken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 11