Speurtochten bij
papoea's naar
vliegtuigwrakken
Duurste
atlas van
Blaeu in
herdruk
te koop
CeidócSoirumt
ZATERDAG 11 JULI 1992 PAGINA 25
WAPENVELD Het dagelijks
leven van de Papoea's in het ge
bied van de Stille Oceaan is door
de Tweede Wereldoorlog sterk
veranderd. De komst van Ameri
kaanse en Japanse soldaten
heeft niet alleen hun taal sterk
beïnvloed, maar ook hun levens
wijze. Met de ongelooflijke hoe
veelheid achtergebleven oorlogs-
materieel doen zij hun voordeel -
hoewel er ook nadelen aan ver
bonden zijn. Ze vissen met door
de Amerikanen achtergelaten
handgranaten, een gevaarlijke
bezigheid die nogal eens een
mensenleven kost.
Daar staat tegenover dat vrijwel alle
mogelijke onderdelen van de talloze
vliegtuigwrakken bij de Papoea's een
nieuwe bestemming vinden. Zuurstof
cilinders als pannen, platgeslagen olie-
drums als daken van huizen en hutten,
vliegtuigvleugels als droogplek voor ge
wassen kleding, stukken autoband als
slippers. „Je kunt het zo gek niet be
denken of ze gebruiken het", vertelt
Max Ammer (30) uit Wapenveld.
De Veluwse duikinstructeur, gefasci
neerd door de Tweede Wereldoorlog
én vliegtuigwrakken en behept met een
zeer avontuurlijke inslag, is al verschil
lende keren in het gebied van de Stille
Zuidzee te gast geweest bij de Papoea's
en op zoektocht geweest naar overblijf
selen uit de Tweede Wereldoorlog.
Hij heeft 'souvenirs' meegenomen als
onbeschadigde colaflesjes en metalen
identiteitsplaatjes van Amerikaanse
soldaten. Het gebied trekt hem onweer
staanbaar, zozeer dat hij het plan heeft
opgevat op Irian Jaya een duikbasis te
beginnen, van waaruit hij duikexpedi-
ties en avontuurlijke excursies kan or
ganiseren. Het liefst zou hij op die plek
ook een schooltje en een kerkje willen
bouwen.
„Ook wil ik dan zorgen dat de Papoea's
een goede prijs voor hun produkten
krijgen, iets wat over het algemeen niet
gebeurt", vertelt hij. „Ik wil niet zeggen
dat ze nog steeds afgescheept worden
met kraaltjes en spiegeltjes, maar het
scheelt niet veel".
Geen invasie
Zijn duikexpedities moeten voor de
deelnemers een bijzondere ervaring
worden, die ze nergens anders kunnen
opdoen. „Een luxe hotelvakantie kun je
overal boeken, maar reizen als deze zijn
er nog niet. Deze expedities worden an
ders dan andere duikreizen, omdat een
belangrijk onderdeel het contact ma
ken met de Papoea's is. Daarom mag
de groep niet groter zijn dan zeven tot
acht personen. Je bederft het contact
bij voorbaat door met een hele invasie
binnen te vallen".
Hij stelt zich voor met kleine groepjes
mensen, die in een tentenkamp verblij
ven, in maagdelijke gebieden te gaan
duiken, op jacht te gaan, vulkanen te
beklimmen, het oerwoud in te trekken
en/of kennis te maken met de Papoea's.
„Het hangt van de groep af wat we pre
cies gaan doen. Alles is mogelijk".
Zelf heeft Max Ammer talloze mooie
en ontroerende momenten meege
maakt met de Papoea-bevolking. Uren
kan hij er over vertellen. De afgelopen
jaren is hij zo vaak mogelijk naar het
gebied van Stille Zuidzee geweest als
(financieel) mogelijk was.
„Ik ben vier maanden alleen in Irian
Jaya geweest en daar heb ik de Papoe
a's goed leren kennen. Als je wilt dat ze
je helpen is dat belangrijk. Het is han
dig als je iets van hun gewoonten af
weet. Ze staan al heel raar tegen je aan
te kijken omdat je er anders uitziet; het
kwam voor dat ik Papoea's ontmoette
die nooit eerder een blanke hadden ge
zien. Ze hebben bijvoorbeeld heel veel
lichamelijk contact onderling. Dan is
het zaak om gewoon een beetje mee te
frummelen...
„Door met geld te smijten krijg je niets
van ze gedaan. Ook heb ik gemerkt dat
ze niet de gewoonte hebben om te groe
ten. Maar dat betekent niet dat ze on
beleefd zijn, ze zijn juist ongelooflijk
vriendelijk. Als je zegt dat je een plek
zoekt om je tentje op te zetten, staan ze
er op dat je hem vlak voor hun hut op
Eén van de wrakken, die in 1962 op Irian Jaya werd gevonden van een Dakota.
zet en de hele dag door komen ze met
eten aanzetten".
Pidgin
Veel Papoea's spreken het zogeheten
pidgin: een primitieve verbastering van
het Engels. Je zou het een erfenis van
de Amerikanen kunnen noemen. De
jongeren krijgen tegenwoordig op
school Engelse les, maar de oudere gar
de spreekt nog uitsluitend één van de
originele talen, die voor buitenlanders
niet te verstaan zijn.
In maart organiseerde Max samen met
Michel Boeyen een door Nomad ge
sponsorde expeditie. De overige expe
ditieleden waren Martijn Juyn (duikin
structeur), Mike van den Toorn (foto
graaf) en de Canadees Lorne Resnick
(fotograaf). Zij hebben een interview
met een Papoea op video opgenomen,
waarin hij in het Pidgin vertelt hoe hij
onder schot werd gehouden door een
Amerikaanse soldaat. „Met hem kon
den we echt communiceren, een ge
sprek voeren", vertelt Max. „Als wij
rustig Engels spraken, begreep hij ons".
Voordat de overige expeditieleden zich
bij hem voegden, was Max vooruitge-
reisd om lokaties uit te kammen en
naar vliegtuigwrakken te duiken. Het
enige wat hij bij zich had was een tent,
een compressor en een rubberboot met
buitenboordmotor. De expeditieleden
verbleven vijf weken lang in Papoea
Nieuw Guinea. Ze wilden in eerste in
stantie naar Irian Jaya, omdat Max dat
gebied inmiddels vrij goed kent, maar
in verband met de opstand op Oost-Ti-
mor kregen ze geen visa.
Voor alle expeditieleden was de reis
een heel bijzondere ervaring. Max:
„Een aantal van ons heeft een vrij gave
P-38 in het oerwoud kunnen aanschou
wen. Veel vliegtuigen zijn gewoon
neergestort en ontploft. Alles wat je
dan nog vindt zijn een paar stukjes alu
minium, voor kenners nog wel te recon
strueren, maar voor anderen nogal te
leurstellend. Maar in dit geval was het
toestel nog nagenoeg in tact, zodanig
zelfs dat ik dacht dat de piloot de nood
landing wel eens had kunnen overleven.
Ik heb de cockpit onderzocht, maar
geen overblijfselen gevonden".
Het was overigens een barre tocht om
bij het wrak te komen. Zo bar dat een
aantal leden van de expeditie onderweg
afhaakte. Het ene moment moesten zij
zich met een mes een weg door het oer
woud kappen, het volgende moment
diende er een woest stromende rivier
overgestoken te worden.
Verdwalen
„Je moet in het oerwoud constant je
verstand er bij houden", heeft Max ge
merkt. „Als je gewoon dom gaat lopen,
kun je heel gemakkelijk verdwalen. Je
kunt je niet met een kompas of op de
zon oriënteren en je moet ook de weg
terug weer kunnen vinden. Het kost
heel veel energie". Max, opgegroeid in
West-Afrika en opgeleid bij de com
mando's, ziet zijn ondernemingen zelf
niet als een gevaarlijke bezigheid: „Ik
ken mijn eigen grenzen, dat is heel be
langrijk".
Max sprak toevallig een Papoea wiens
vader het vliegtuig had zien neerko
men. Het bleek inderdaad om een suc
cesvol uitgevoerde noodlanding te
gaan. De gewonde piloot werd verzorgd
door een aantal Papoea's.
Max: „Na twee maanden gebeurde er
iets raadselachtigs. Plotseling vroeg hij
.om zijn pistool, dat hij wilde schoonma
ken. Om een onverklaarbare reden
heeft hij toen twee van zijn redders
doodgeschoten. Vervolgens is hij het
FOTO: KONINKLIJKE LUCHTMACHT
bos in gevlucht en niemand heeft ooit
meer wat van hem vernomen. Ik denk
dat hij aan een bepaald type malaria
leed dat hem zo liet handelen".
Nachtduik
Eén van de meest bijzondere ervarin
gen tijdens de expeditie vond Max de
nachtduik die hij met Martijn Juyn, een
mede-duiker, heeft gemaakt.
„We maakten een nachtduik op een
wrak van een Japans oorlogsschip. Het
is verbazingwekkend welke dieren je 's
nachts onder water tegen komt. Wij
vonden een schildpad van anderhalve
meter lang, die sliep tussen een spleet
in het wrak. We hebben ons vastgegre
pen aan zijn achterpootjes, zodat hij
ons even kon voorttrekken. Dat vond ik
echt uniek, want meestal gaat een
schildpad er als een speer vandoor als
hij je in de gaten krijgt".
Schildpadden zijn overigens roofgoed
in dit gebied, omdat schildpadsoep als
een delicatesse wordt beschouwd.
„Dolfijnen zie je er ook veel", vertelt
Max. „Die zijn in principe ook te eten,
maar ja, het zijn zulke sympathieke die
ren dat zelfs de eilandbewoners ze te
aardig vinden om op te eten..."
Een deel van een kaart van Johannes Blaeu, de onbetwiste meester van de kaartenmakers
in de Gouden Eeuw.
Idoor
JAN VAN KOPTEN
DEN HAAG De vakantie staat voor
de deur en de meesten van ons weten al
waar ze naartoe gaan. Omdat een deel
van de vakantiepret de voorpret is, heb
ben we bij ANWB of boekhandel al
kaarten gekocht van het gebied waar
we ons willen ontspannen. En natuur
lijk ook kaarten om de weg erheen te
vinden. Met elke afslag, alle benzine
pompen en de wegrestaurants erop. En
we vinden dat de gewoonste zaak van
de wereld. Satellieten houden de aard
bol en alles wat daarop gebeurt in de
gaten. Geen huisje, geen weggetje kan
zich aan die Argusogen uit de ruimte
onttrekken.
Dat is niet altijd zo geweest. De eerste
landkaarten die gemaakt werden, kwa
men tot stand met behulp van gegevens
die ontdekkingsreizigers en avonturiers
verzamelden. Vaak met gevaar voor ei
gen leven. Die gegevens werden door
de eerste cartografen gebundeld en in
beperkte oplagen gedrukt van koperen
etsplaten.
In de Gouden Eeuw, toen Nederlandse
zeevaarders de kusten van de continen
ten afstroopten en veel nieuwe infor
matie verzamelden, stroomde een schat
aan informatie bij de kaartenmakers
binnen. De Gouden Eeuw werd mede
daardoor ook een gouden eeuw voor de
Nederlandse kaartenmakers. Neder
land heeft dus van oudsher meer dan
alleen voetballers om trots op te zijn.
De onbetwiste meester van die kaarten
makers was Johannes Blaeu. Hij maak
te in de zeventiende eeuw de grootste
en duurste atlas aller tijden. De mooi
ste bladen daaruit zijn nu met behulp
van de modernste technieken herdrukt
en voor een fractie van de oorspronke
lijke prijs te koop.
De Atlas Major van Johannes Blaeu,
voor het eerst gepubliceerd in 1662, was
en is de grootste atlas die ooit versche
nen is. Twaalf delen met ongeveer zes
honderd kaarten geven een beeld van
de wereld zoals deze bekend was in het
midden van de zeventiende eeuw. Gro
te wereldrijken, veraf gelegeti konink
rijken en legendarische landen. Niet al
lemaal even juist en overeenkomstig de
werkelijkheid en vooral met nog veel
witte plekken. Maar satellieten beston
den dan ook nog niet.
De bijzonder mooie en gedetailleerd
uitgewerkte kaarten waren niet alleen
functioneel, maar vormden ook de
pronkstukken van de Amsterdamse
kunst van het kaarttekenen. Er zijn van
de Grote Atlas waarschijnlijk driehon
derd exemplaren gedrukt. Geschenken
voor koningen en keizers. Rijke edelen,
kooplieden en reders kochten de atlas
om hem tentoon te stellen en er indruk
mee te maken op hun concurrenten.
Er waren edities in verschillende talen.
De Franse uitgave werd opgedragen
aan Louis XIV, de Zonnekoning, en
zijn minister van financiën Colbert. De
atlas was het duurste boek dat in de ze
ventiende eeuw werd gepubliceerd. De
kopers konden de boekbinder opdracht
geven de twaalf delen te binden in Ma
rokkaans leer of fluweel. De Franse
editie in zwart-wit kostte in de zeven
tiende eeuw driehonderdvijftig gulden,
met de hand ingekleurd kostten de
twaalf atlasdelen honderd gulden meer.
Omgerekend naar de waarde van de
gulden nu, zou dat een prijs opleveren
van 45.000 gulden. Op veilingen waar
sporadisch de Atlas Major wordt aan
geboden, liggen de prijzen van een
compleet exemplaar nu veel hoger. Nog
niet lang geleden is een exemplaar van
de Franse editie verkocht voor 350.000
gulden.
Familie
Johannes Blaeu, een van de grootste
kaartenmakers aller tijden, werd in
1598 of 1599 in Alkmaar geboren als
zoon van Willem Janszoon Blaeu en
Maritgen Cornelisdochter. Johan, oud
ste van zeven kinderen, leefde vanaf
zijn geboorte tussen de wetenschappe
lijke en navigatie-instrumenten. De
liefde voor het kaartmaken werd hem
als het ware met de paplepel ingegoten.
Zijn vader was hevig geïnteresseerd in
wiskunde en astronomie. Al voor de ge
boorte van zijn oudste zoon reisde hij
naar Denemarken om bij de beroemde
astronoom Tycho Brahe te studeren.
Hij werd diens assistent in het astrono
misch laboratorium op het kleine
eiland Ven tussen Denemarken en
Zweden. Daar leerde vader Willem de
kunst van het instrument- en globema
ken en ook kaarttekenen.
Rijker aan kennis en vakmanschap
kwam hij terug in Alkmaar en verhuis
de in 1599 kort na de geboorte van Jo
han naar Amsterdam. Daar vestigde hij
zich als maker van wetenschappelijke
instrumenten en globes. Daar ook te
kende hij de kaarten die zijn zoon als
voorbeeld dienden.
In 1605 verhuisde het gezin naar een
adres op 't Water, de westelijke kant
van het huidige Damrak. Daar stichtte
Willem de drukkerij 'In de vergulde
Sonnewijzer'. Er werden boeken ge
drukt over navigatie, astronomie en
godsdienst. Maar ook kwamen er lite
raire werken van de persen. Onder
meer van Willems vriend Joost van den
Vondel.
Rechten
Zoon Johannes werd naar de Universi
teit van Leiden gestuurd om rechten te
studeren. In 1620 haalde hij zijn docto
raal. Vader en zoon begonnen een za
kelijke relatie in 1630 met de gezamen
lijke uitgave van een atlas. Deze eerste
in een serie van vele bevatte zestig
kaarten. Meer dan de helft van die
kaarten werden gedrukt van koperen
etsplaten die Willem Blaeu kocht op de
boedelveiling na de dood van kaarten
maker Jodocus Hondius jr. Over deze
atlas van vader en zoon Blaeu werd dan
ook een forse hoeveelheid kritiek ge
stort. Een broer van Jodocus Hondius
noemde de eerste atlas van Blaeu een
'ratjetoe van oude kaarten die Blaeu
heeft veranderd, aangepast of geko
pieerd uit onze atlas'.
Die kritiek weerhield Johannes er niet
van de komende jaren hard te werken
aan zijn ambitie een grote wereldatlas
te maken. In 1634 volgde een atlas met
meer dan tweehonderd kaarten in een
Duitse, Nederlandse, Franse en Latijn
se versie.
Willem Blaeu stierf in 1638, Johannes
zette het bedrijf voortvarend verder.
Daarbij gestimuleerd door de Verenig
de Oost-Indische Compagnie (VOC).
Vader Willem was officieel kaartenma
ker voor deze ondernemende VOC. Bij
zijn dood kreeg Johannes het verzoek
de aanstelling over te nemen. Hij nam
de benoeming aan en werd belast met
het maken van kaarten en zeilaanwij-
zingen voor de kapiteins en stuurlieden
van de VOC. Een beter bewijs van vak
manschap kon in die tijd niet gegeven
worden.
De snelle groei van Blaeu's zaken
maakte een nieuw onderkomen voor de
uitgeverij en drukkerij noodzakelijk.
Aan de Bloemgracht in Amsterdam
werd een nieuw pand gebouwd. Een
Franse bezoeker beschreef in 1646 het
bedrijf als 'de mooiste drukkerij van
heel Europa'. In 1651 werd Johannes
gekozen tot lid van de Raad en Schepen
van Amsterdam. Hij was de eerste
drukker in de geschiedenis van de stad
die een dergelijk ambt bekleedde. Het
betekende ook dat Blaeu in staat was
op te komen voor de belangen van de
Amsterdamse uitgeverijen.
Tussen 1650 en 1672 leidde Johannes
een bedrijf dat de grootste drukkerij
van Europa en daarmee feitelijk de
grootste ter wereld was.
In 1662 werd de droom van Johannes
werkelijkheid. De Atlas Major, de Gro
te Atlas, kon gedrukt worden. Daarmee
vestigde hij zijn naam als cartograaf
over de hele aardbol. De atlas zelf
weerspiegelde de successen in de Gou
den Eeuw van de Verenigde Nederlan
den.
Eind
Het einde van het florissante bedrijf
van Blaeu kwam tien jaar na de feeste
lijke uitgave van de Atlas Major op een
zeer alledaagse manier. Op 23 februari
1672 brak brand uit in de drukkerij. Het
verslag in het jaarboek van de Hol-
landtse Mercurius: 'De ramp vond
plaats om 3.30 uur in de ochtend van 23
februari en werd veroorzaakt door de
droogte van het hout of misschien on
zorgvuldigheid van de leerlingen: de
prachtige drukkerij vatte vlam en daar
mee verbrandden ook de letters, de
persen, de platen en het papier en de
vonken vlogen rond tot aan het Tol
hek'.
Financiële schade aan gebouwen:
27.000 gulden, aan machines en andere
inventaris 355.000 gulden. Samen
382.000 gulden. Vertaald naar de huidi
ge standaard een bedrag van 38.200.000
gulden.
De brand maakte een eind aan wat op
dat moment de grootste uitgeverij ter
wereld was en droeg waarschijnlijk bij
aan de dood van de eigenaar. Johannes
was een geknakt man en stierf een jaar
na de brand op 75-jarige leeftijd.