Aids- buddy's willen geen aureooltje om het hoofd Geen enkel uitzicht op geneesmiddel tegen aids CeidócSouoatit Ruim tien jaar geleden kon digde zich een nieuw ziekte beeld aan dat sindsdien in grijpende gevolgen heeft uit geoefend op mens en maat schappij en waarvan de toe komstige gevolgen nog nau welijks te overzien zijn: aids. Deskundigen in de hele we reld verwachten de komende jaren een uitbreiding van de gevreesde, dodelijke ziekte. Bundeling van kennis en in formatie lijkt meer dan ooit geboden. Om die reden wordt van 19 tot en met 24 juli in de RAI in Amsterdam het eerste Wereldcongres over aids gehouden. AMSTERDAM Het ontzag waarmee mensen soms reageren benauwt hem wel eens. Het is ge woon vrijwilligerswerk dat ge daan moet worden, vindt hij. Niets meer of minder. „Dat aureooltje om je hoofd. Daar word ik heel kriegel van." Bertjan ter Braak is buddy. Eén van de ongeveer 450 vrijwilligers die Neder land telt. „Een vriend op afroep" die aids-patiënten in de laatste fase van hun leven bijstaat. Hij gaat mee naar het ziekenhuis, fun geert als praatpaal en soms als pispaal. Het zijn geen professionele hulpverle ners, hoewel velen in hun kennis over de ziekte, de medicamenten of hun be hendigheid met de rolstoel niet voor beroepskrachten onderdoen. In .totaal telt Nederland 25 buddypro jecten die in omvang sterk variëren. Eén van de grootste is die van de Scho rerstichting in Amsterdam, waar 155 buddy's actief zijn voor ongeveer 60 aids-patiënten. Niet tot elke prijs De Schorerstichting in Amsterdam concentreert zich op zieke homo-man nen, omdat onder hen aids het eerst en het hevigst toesloeg. Onderlinge solida riteit is de sleutel tot het succes van de vrijwillige buddyhulp en tevens de re den waarom Hans Roozenburg, voor zitter van de stichting Buddy-liga welis waar snakt naar financiële steun van de overheid, maar niet tot elke prijs. „Als we van hogerhand worden ver plicht om het project open te stellen voor alle chronisch zieken, dan kappen veel buddy's er mee omdat ze juist uit solidariteit met de aidspatiënten aan het werk zijn begonnen", zegt Bouko Bakker van de Schorerstichting. Roo zenburg: „Aidspatiënten verzorgen is wat anders dan demente bejaarden of kankerpatiënten. In Utrecht drijft het project voor 70 procent op homo-be trokkenheid. De gedachte: „We heb ben lol gehad voor het virus toesloeg. Is het dan niet onze verantwoordelijkheid om nu degenen te helpen met wie we pret hebben gehad? Kanker is zo wei nig verbroederend." Bakker: „Het ministerie van WVC fi nanciert ons in principe niet. Een uit zondering wordt gemaakt voor de coör dinatie in de grote steden. De gemeen te Amsterdam draagt ieder jaar ander halve ton bij. In totaal hebben we per jaar minimaal zes ton nodig voor het buddyproject". Tot nu toe is het aidsfonds regelmatig bijgesprongen, of gaf de Rotaryclub een bijdrage. Maar de lappendeken van financieringsvormen voor deze spot goedkope vorm van hulpverlening is een doorn in het oog van de project coördinatoren, zegt Hans Roozenburg. „Daar is de liga zelf voor een deel schuldig aan", zegt hij. „Het is tijd dat we ons wat strakker opstellen. Ik denk dat WVC en de ziekenfondsen het wel makkelijk vonden dat wij alles regel den. Laat zij zich er nu eens over bui gen. Ten slotte zijn wij slechts een vrij- willigers-organisatie". Fotograaf Allard Schrijver is homosek sueel. Sero-negatief. „Ik wilde mannen die minder fortuinlijk zijn helpen. En wat is er mooier dan het zo te doen?" Voor journalist Bertjan ter Braak gold hetzelfde. Voor hem vormen zijn vrij- willigersactiviteiten bovendien een dankbare tegenhanger voor de vluchti ge kanten van zijn beroep. „Ik wilde dieper. Zelf ook meer terugkrijgen. Niet alleen een handje vasthouden en troosten, maar een wisselwerking. Warmte geven en warmte krijgen". Schrijver en Ter Braak zijn zogenaam de duo-buddy's. Samen „doen" ze één aids-patiënt. Een systeem dat volgens Bouko Bakker van de Schorerstichting voortvloeit uit zowel praktische als emotionele redenen. „Veel buddy's hebben banen, ze hebben ook recht op een privéleven en behoefte aan een adempauze op z'n tijd." Een extra voor deel is dat de buddy's niet alleen de aids-patiënt, maar ook elkaar onder steunen. Ter Braak: „Het komt voor dat iets niet helemaal lekker is verlopen. Dan kan ik altijd Allard bellen en vragen: „Heb jij dat ook?" Schrijver knikt: „We hebben eens een patiënt gehad, die wou dood. Jemig, dat was nog nooit tegen me gezegd door ie mand die het werkelijk meende, moe gestreden was. Dat vond ik een hele klus. Op zo'n moment heb je zelf ook even iemand nodig". Alle buddy's krijgen voordat ze worden ingeschakeld een gedegen training. Die verschilt echter van project tot project. Bij de Schorerstichting besteden ze er twaalf dagdelen aan waarin zowel me dische en praktische aspecten aan bod komen als gevoelsmatige; heb je zelf mensen in je naaste omgeving verloren en hoe heb je dat verwerkt? Tijdens een selectiegesprek komen mo tivatie en betrokkenheid bij de homo gemeenschap aan de orde. In Utrecht wordt vooral belang gehecht aan de warmte die mensen in staat zijn te ge ven en hun eigen emotionele stabiliteit, zegt Roozenburg. „Je gaat faliekant op je bek als je denkt de Florence Nightin gale te kunnen uithangen". Onberekenbaar Aan één eis moeten de buddy's in alle projecten voldoen; ze moeten met bei de benen op de grond staan. Er gewoon „zijn", zegt Inge Reijn van het Lande lijk Steunpunt Buddyprojecten (LSB). Bij de Regenboog in Amsterdam, die een project heeft dat zich speciaal be zighoudt met drugsverslaafde aids-pa tiënten, is kennis van drugs en junkie gedrag een vereiste. „Veel verslaafden zijn onberekenbaar in hun gedrag", zegt Joop Groen, team coördinator aids van De Regenboog. „Ze proberen je te manipuleren en lo pen vaak nog op straat als dat eigenlijk niet meer kan. De jacht naar dope gaat door, het bepaalt hun dagritme". Regenboog-buddy's werken niet in duo's. „Iemand die langdurig drugs ge bruikt, heeft gemiddeld nul tot drie so ciale contacten en is moeilijk in staat om die te onderhouden. Met één buddy in contact blijven is voor hen al moeilijk genoeg", zegt Groen. Een achterwacht voor de buddy zelf is er wel. Vrijwilli gers die worden gedreven door de wens de zieke verslaafde te laten afkicken worden door De Regenboog niet aan genomen, zegt Groen. Over één ding zijn de coördinatoren van alle projecten het eens; een training is hoogstens een globale voorbereiding op een praktijk die altijd anders is dan je verwacht. Ter Braak: „Ik had helemaal niet zo'n duidelijk beeld van wat me te wachten stond. Ieder beeld dat je je er van tevo ren over zou kunnen vormen gaat aan scherven. Het klopt nooit". Schrijver: „Het echte afscheid nemen vind ik heel zwaar.èn tegelijkertijd de moeite waard. We hebben nu drie sterfgevallen binnen twee jaar gehad. Van de laatste wist ik dat hij dood wilde en toch. Die kamer binnen gaan: „Dag Kees". Een hand op je hoofd, „Bedankt voor alles". Een half uur la ter was hij er niet meer". Eigen drek Een buddy neemt de ideale middenpo sitie in tussen de zakelijke professional en de vriend, vindt Ter Braak. Toont meer emoties dan de eerste en is in staat meer afstand te nemen dan de laatste. Is tegelijkertijd steunpilaar en pispaal. Een duidelijk afgebakende taak hebben de vrijwilligers niet. De grenzen zijn rekbaar. „Een aidspatiënt eist makkelijker iets van ons dan van een vriend. De drem pel is lager", zegt Ter Braak. „Daarom is het belangrijk dat je duidelijke gren zen trekt. Ik stop er twee dagdelen per week in en mijn weekeinden zijn heilig. Ik heb een privé-leven, mijn vriend wil me ook wel eens zien". Schrijver: „Maar als iemand terminaal is, dan ga je toch. Het is geen werk dat je tussen 9 en 5 uur kunt doen. Veel aidspatiënten hebben overdag genoeg mensen over de vloer. Kruiswerk, fami lie, vrienden, 's Avonds begint het grote tobben". Ter Braak: „En we zijn natuurlijk geen bedienden. Ik pik een hoop, maar op een gegeven moment is het afgelopen. Hoewel je een paar bruggen over moet, voordat je tegen een wrak in een bed durft te zeggen: „Barst maar". Schrijver somt op: „Er zijn, luisteren, en de noodzakelijke dingen doen. Mee gaan naar het ziekenhuis, of wat huis houdelijke klusjes. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat ze alle rommel la ten slingeren, omdat de buddy zo komt". Ter Braak: „Ja, tenzij iemand in z'n ei gen drek ligt. Of er staat een afwas van een paar dagen te beschimmelen". Schrijver: „Of ze hebben geen zin om te praten. Willen alleen dat je in de buurt bent". Afgestompt Twee, drie jaar. Dat is wat Bertjan ter Braak en Allard Schrijver betreft de maximale periode voor het buddy- werk. „Je raakt afgestompt. Weer naar het ziekenhuis, weer wachten op de specialist, de zoveelste crematie. In het begin wist ik niets van medicatie, ie mand in een rolstoel zetten was een heel gehannes. Na een paar jaar dreig je een halve professional te worden, ben je niet meer in staat om de warmte te geven die ze nodig hebben". Het gebeurt zelden dat mensen afha ken omdat ze zich hebben verkeken op het buddywerk, zeggen de coördinato ren eensgezind. Hans Roozenburg: „Degenen die eraan beginnen doen dat nooit luchthartig. Het is geen gril, ze denken er goed over na. Het is een zware stap die je zet". Voor sommige mensen kan het buddy- werk inderdaad te confronterend zijn", zegt Bouko Bakker. „Het verlies van ie mand in je eigen omgeving kan een rol gaan spelen in het contact met de cliënt". Roozenburg: „Gelukkig blijkt dat de meeste mensen goed in staat zijn om onderscheid te maken tussen hun eigen problemen en die van een ander". Van de kant van aids-patiënten is er grote belangstelling voor en behoefte aan de buddybegeleiding. Veel projec ten hebben wachtlijsten, terwijl aidspa tiënten nou juist één ding ontberen; tijd om rustig af te wachten. Dat maakt het des te wranger dat nagenoeg alle pro jecten moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Wie nu aids heeft, gaat dood. Iemand bijstaan die de redding voorbij is en zich daarom soms opstandig en onrede lijk gedraagt, is voor veel mensen te veel gevraagd. Maar Schrijver en Ter Braak verzetten zich uit alle macht te gen het beeld dat het buddywerk uit sluitend kommer en kwel is dat alleen de geestelijk sterken onder ons aankun nen. vioolotjes „Het is geen stervensbegeleiding. Je probeert ervoor te zorgen dat iemands leven zo prettig mogelijk wordt afge rond", benadrukt Ter Braak. „Je praat heus niet voortdurend over de dood, over euthanasie. Je hebt het ook over de viooltjes in de bloembak en echt, er wordt ook veel gelachen". Roozenburg: „De begeleiding kan soms jaren duren. We hebben een bud dy die een seizoen lang iedere zondag middag met een patiënt ging wandelen. Dat was leuk, intens, da's kwaliteit". Schrijver: „Het is puur. Omdat mensen weten dat ze gaan sterven, valt alle franje weg". Toch kiezen niet alle aids patiënten voor een buddy. Roozenburg: „Omdat ze veel steun krijgen uit hun naaste omgeving bij voorbeeld. Vergeet niet, het is niet zo makkelijk om hulp te vragen als je die nooit nodig hebt gehad. Dat geldt spe ciaal voor homo's denk ik, die toch ge wend zijn een zelfstandig leven te lei den. Om dan opeens twee vreemde vo gels in huis te halen.Een tweede re den die mensen kunnen hebben om af te zien van buddyhulp is wat ik het En- gel-des-doods-idee noem. Heb je een goeie dag gehad, de zon schijnt. Dan komt de buddy en je weet weer: „Oh ja, ik heb aids". ZATERDAG 11 JULI 1992 PAGINA 23 AMSTERDAM - Uit de we tenschappelijke bijdragen aan de aidsconferentie in Amsterdam blijkt dat onderzoekers nog geen enkel uitzicht kunnen bieden op een middel dat een geïnfecteer de van de ongeneeslijke ziekte kan afhelpen. Een sprankje hoop is er op een nieuwe reeks medi camenten die de gevolgen van de ziekte enigszins kunnen inper ken. Maar verder dan dat gaan deze niet. Zowel de wetenschappelijke wereld als de farmaceutische industrie steken veel mankracht en miljoenen guldens in on derzoek naar bestrijdingsmiddelen van de gevreesde ziekte, maar een medica ment dat het ongrijpbare HIV (Human Immunodeficiency Virus) een dodelij ke klap kan toebrengen is er nog niet. „Het uitzicht daarop is nul", zegt prof. dr. J. Goudsmit van het AMC in Am sterdam. Ook de conferentie in Am sterdam kan daar niets aan veranderen. In tegenstelling tot andere virussen is het aidsvirus daarom moeilijk uit te schakelen omdat het de T-helpercellen, die een heleboel dingen in het afweer systeem van het lichaam regelen en di rigeren, om zeep brengt. Het gevolg is dat het hele afweersysteem in elkaar stort. Een andere reden waarom het aidsvirus aan allerlei aanvalspogingen weet te ontsnappen, is dat het voortdurend iets aan z'n buitenkant verandert. Door deze regelmatige vermomming kan het door de bestrijders ervan moeilijk wor den herkend. Levensduur Inmiddels bestaan er wel een aantal medicijnen tegen de gevolgen van de infectie, waarvan het meest bekende AZT (Azidothymidine) is. Door toe diening daarvan geneest de patiënt niet, maar wordt slechts de werking van het virus vertraagd. Deze therapie ver lengt dus de levensduur van de geïnfec teerde, maar bedwingt de ziekte zelf niet. Toch is AZT in zijn werking niet vol maakt. In de praktijk blijkt dat er vrij snel resistentie ontstaat, waardoor het middel niet meer werkzaam is. Profes sor Goudsmit heeft echter goede ver wachtingen van de zogenoemde protea- seremmers. Protease is een algemene naam voor een eiwit splitsend enzym. Deze werken volgens een heel ander principe dan AZT. Proteaseremmers werken bij de uitgang van een cel, ter wijl AZT zijn werking doét voordat het de cel binnenkomt. Ook bij het gebruik van^proteaserem- mers treedt resistentie op, maar dat is volgens de hoogleraar te ondervangen door tegelijkertijd een ander genees-' middel toe te dienen. „Een combinatie met bijvoorbeeld AZT is een aantrek kelijke optie". Uit onderzoek is gebleken dat protea seremmers in hef laboratorium goed werken. Nu is de wetenschap in een fase beland waarin deze middelen bij patiënten kunnen worden beproefd. „Op de volgende aidsconferentie die volgend jaar in Berlijn wordt gehouden, kunnen we meedelen of deze middelen werken of niet", aldus Goudsmit. Aapjes Op de conferentie zullen de resultaten bekend worden gemaakt van het uittes ten van anti-HIV vaccins bij kleine die ren, namelijk resusaapjes. Deze zien er volgens de hoogleraar veelbelovend uit. „De studie betekent een enorme voor sprong in het onderzoek naar een ge schikt vaccin tegen aids". Het ontbre ken van een goed model van dierproe ven is tot nu toe steeds een handicap geweest bij het zoeken naar een anti- HIV vaccin. Gebleken is dat het mense lijk aidsvirus weliswaar bij chimpansees aanslaat, maar deze dieren worden er niet ziek van. In Amsterdam zal een rapport worden gepresenteerd, waarin Japanse onder zoekers verslag doen van hun bevindin gen met resusaapjes. Deze zijn volgens professor Goudsmit bemoedigend. ;,Als inderdaad blijkt dat er goed met deze kleine aapjes is te werken, bete kent dit een enorme sprong voorwaarts in het onderzoek naar een geschikt aidsvaccin. Omdat deze dieren gemak kelijk te fokken en te onderhouden zijn, wordt het nu voor meerdere onderzoe kers mogelijk de tientallen vaccins die tot nu toe zijn ontwikkeld in de praktijk uit te testen. We zijn dan niet alleen meer aangewezen op het laborato rium". „Maar zelfs al zouden we nu alles van het systeem weten, dan duurt het nog minstens tien jaar voordat een dergelijk vaccin beschikbaar is".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 23