'final
e
Emotioneel steek
ik de vlag uit voor
die mariniers"
Laatste rest
hoogveen
gered als
natuurgebied
Hans Gualthérie van Weezel: Als ik jong was geweest had ik me ook bij die mariniers gemeld, sure!".
I FOTO: MIL.AN K0NVALINK1
CD A-kamerlid Van Weezei
trekt nog een keer van leer:
Een rechtse
houwdegen, een
verstrooide
professor, een
dualist van het
zuiverste water.
Het is maar een
willekeurige greep
uit de vele
stempels die de
CDA'er Hans
Gualthérie van
Weezei in zijn
vijftien jaar
kamer
lidmaatschap
opgedrukt heeft
gekregen. Wat er
ook van waar mag
zijn: een grijze
muis is hij nooit
geweest. En ook
nu de koffers
gepakt zijn en een
rustiger baan als
Nederlands
ambassadeur bij
de Raad van
Europa in
Straatsburg lonkt,
haalt Van Weezei
nog één keer fel
uit. Tegen collega
politici die blind
en doof zijn voor
'het volksgevoel'
en vooral tegen de
partij
bureaucraten die
ongemerkt de
macht aan het
overnemen zijn.
„Daar ben ik nou
voor het eerst in al
die jaren echt
verdrietig over.
Niet boos,
verdrietig. En
intens".
Idoor
PAUL KOOPMAN
DEN HAAG - Het zijn de da
gen van inpakken en wegwezen.
Nota's moeten in dozen worden
gepakt of weggegooid, telefoon
tjes gepleegd, afscheidsredes ge
schreven. Maar zo op de valreep
wordt er dan toch nog een rap
portje bezorgd dat Gualthérie
van Weezei, CDA-kamerlid se
dert 1977, een kleine rolberoerte
bezorgt. Het ligt midden op zijn'
bureau, de hemelsblauwe kaft
omgekruld van het herhaalde na
lezen. Van Weezei pakt het op,
zwaait ermee in de lucht, smijt
het weer op tafel. „Voor het
eerst in vijftien jaar ben ik nou
echt verdrietig", roept hij. Dan,
rustiger: „Niet boos, verdrietig.
En intens. Dat mag u rustig we
ten. Over dit rapport. Het bete
kent het einde van de politiek, en
dat meen ik in bittere ernst".
Een CDA-werkstuk van oud-minister
Jan de Koning, in het vorige kabinet de
rechterhand van premier Lubbers,
blijkt de toorn van Van Weezei te heb
ben opgeroepen. De Koning ontvouwt
daarin een strategie tegen de vervreem
ding tussen politici en. burgers en
breekt een lans voor een snellere door
stroming in de CDA-fracties in senaat,
parlement, ^provincies en gemeenten.
Maximaal drie termijnen (twaalf jaar)
zouden politici straks nog het algemeen
belang mogen dienen, daarna is het tijd
voor nieuw bloed. Om de zesduizend
christen-democraten in openbare func
ties optimaal te begeleiden moeten er
elk jaar functioneringsgesprekken wor
den gehouden. Het rapport werd deze
week in het CDA-partijbestuur met ap
plaus ontvangen.
Maar Van Weezei kan er geen waarde
ring voor opbrengen. „Straks moeten
dus al die zesduizend politici en be
stuurders die voor het CDA in touw
zijn elk jaar op het matje komen om
zich te onderwerpen aan een functione
ringsgesprek. Dan wordt er onder meer
gekeken of je jezelf als kamerlid wel
voldoende openstelt voor kritiek. Of je
niet bijgeschoold of ondersteund moet
worden. Hoe je jezelf opstelt ten op
zichte van de fractie en de partij. Stel je
voor!".
Hij recapituleert: „Wat er gebeurt is
dat je als politicus straks geen verant
woording meer aflegt aan je kiezers, zo
als het hoort, maar aan partijmensen
die zelf buiten schot blijven en die me
nen te weten hoe een kamerlid moet
functioneren. Het is mijn heilige over
tuiging dat de democratie staat of valt
met de onafhankelijkheid van de volks
vertegenwoordigers. Daarom betekent
dit rapport, al klinkt het wat drama
tisch, het einde van de politiek. Want
die functioneringsgesprekken en de
maximale zittingstermijn van twaalf
jaar vergroten de macht van de leiding,
van het kabinet en het partijbestuur
enorm. In de fractie zijn de meesten nu
al zo bevreesd dat ze hun mond niet
meer open durven te doen".
Gezag
Het feit dat de politiek aan gezag heeft
verloren, bij de verkiezingen steeds
minder mensen naar de stembus ko
men en de interesse onder de bevolking
voor het politieke bedrijf afneemt,
baart 'Den Haag' al jaren zorgen. Op
initiatief van D66-fractievoorzitter
Hans van Mierlo boog de commissie-
Deetman zich over mogelijkheden tot
bestuurlijke vernieuwing, zoals invoe
ring van het referendum en de gekozen
burgemeester. De Koning stelt op zijn
beurt het functioneren van individuele
politici aan de orde. Die moeten, zo
waarschuwt hij, niet in een draaikolk
van angst, vervreemding of oppervlak
kigheid terechtkomen. Een politicus
moet weer zijn pathos (passie), ethos
(ethiek) en logos (gezond verstand) la
ten spreken.
Van Weezei zegt dat De Koning er wel
in geslaagd is het probleem de poli
tiek is vervreemd van de burgers
goed te beschrijven. Maar als hij op
zoek gaat naar de oorzaken, gaat hij
volgens de aankomende ambassadeur
aan het belangrijkste aspect voorbij.
Van Weezel: ,JDe burgers interesseren
zich niet meer voor de politiek omdat
ze er geen vinger meer achter kunnen
krijgen wie de besluiten neemt, waar ze
genomen worden en waarover ze gaan.
Vroeger was er het spel tussen het kabi
net en de Kamer, er werd openlijk ge
debatteerd, dat kon je volgen. Nu is het
een rookgordijn geworden. Ik bedoel:
de afgelopen jaren is steeds meer over
leg in de politiek geslopen waar de ka
merfracties in feite buiten staan".
Van Weezei somt op: „Het overleg op
de werkkamer van de premier, het zo
geheten Torentjesoverleg, waar al veel
zaken tussen regering en fractiespecia
listen of fractievoorzitters worden afge
handeld. Het bewindsliedenoverleg. De
regeerakkoorden die steeds dikker zijn
geworden en waaraan de regeringsfrac
ties gebonden zijn. Zo wordt de Twee
de Kamer steeds tandelozer. Het op
rukken van technocraten en bureaucra
ten, ook in de Kamer, leidt bovendien
tot rapporten en besluiten die steeds
moeilijker aan de mensen zijn uit te leg
gen".
Pistool
Een van de laatste taken die Van Wee
zei in de Tweede Kamer mocht uitoefe
nen was het voorzitten van een verga
dering met minister Hedy d'Ancona
van WVC. Hij bewaart er geen aange
name herinneringen aan. „Het was een
debat over details, een gesprek op de
vierkante millimeter. Ik had na afloop
zelfs met het pistool op de borst niet
kunnen zeggen waar het nou eigenlijk
over ging". Lacht: „Echt, ik had het le
ven erbij gelaten!".
De maximale zittingstermijn van twaalf
jaar die De Koning voorstelt, zal vol
gens Van Weezei tot gevolg hebben dat
de CDA-fractie in de toekomst ruwweg
nog twee soorten politici zal kennen:
„Aan de ene kant jonge carrièremakers
die hun eerste termijn gebruiken om de
leiding naar de ogen te kijken en probe
ren zo snel mogelijk in het kabinet te
komen. En dan de tweede categorie: de
eind-veertigers die de tijd tot het volks
tuintje nog zinvol willen vullen. Als dat
rapport van De Koning er vijftien jaar
geleden al had gelegen, was ik nooit ka
merlid geworden".
Op vragen over zijn eigen politieke am
bities heeft Van Weezei steeds geant
woord dat hij ambassadeur bij de Heili
ge Stoel wilde worden. „Dan hoor je
het nieuws over Oost-Europa als eer
ste". Hij vindt het nog steeds een goede
vondst: „Dat ambassadeurschap heb ik
uitgevonden om van het gezeur over
mogelijke posten in het kabinet af te
ziin en toch niet de indruk te wekken
dat ik niks anders meer wilde. En het
werkte. Overigens is het volksvertegen
woordiger zijn me altijd eervol genoeg
geweest. Wat ik de afgelopen jaren heb
kunnen meemaken, daar ben ik nu nog
dankbaar voor".
Kruisraketten
Aan pathos en logos om met De
Koning te spreken heeft het bij Van
Weezei nooit ontbroken. Al vanaf het
eerste begin schroomde hij er niet vóór
met vuur soms zeer controversiële
standpunten te verdedigen. Standpun
ten die vaak pas veel later door zijn ei
gen partij werden overgenomen, zoals
de oproep van Van Weezei tot plaat
sing van kruisraketten, zijn keus voor
twee gevangenen in één cel, zijn steun
voor deelname aan de Golfoorlog en
zijn hardnekkige gevecht voor de invoe
ring van een algemene identificatie
plicht.
Binnen de partij werd het pregnante
optreden van Van Weezei echter niet
altijd even gewaardeerd. Voorafgaande
aan de kamerverkiezingen van 1986
plaatste de toenmalige partijvoorzitter
Bukman de oud-CHU'er op een vrijwel
onverkiesbare plaats op de ontwer-
plijst. Doordat met name de traditione
le CHU-kieskringen Overijssel en
Friesland voor hem in het geweer kwa
men, wist Van Weezei toch nog in de
hogere regionen te eindigen. Ontroerd:
„Dat was nou het mooiste moment uit
mijn hele loopbaan. In dat jaar ben ik
niet door het partijbestuur maar door
mijn achterban beloond voor mijn in
zet". Hij spreekt het plechtig uit:
„Sindsdien heb ik mijn eigen, van de
kiezers verkregen, mandaat. Toen dat
gebeurde dacht ik: dit pakken ze nooit
meer van me af'.
Mariniers
Van Weezei zegt het altijd heel belang
rijk te hebben gevonden om in contact
te staan met gewone mensen, op te
snuiven wat daar leeft. Soms leidt dat
tot vreemde confrontaties met kamer
leden die wat academischer ingesteld
zijn. „Neem nou die actie van de mari
niers tegen de junks op perron nul in
Rotterdam. De volgende dag zei een
collega-kamerlid tegen me: ik heb die
jongens voor de radio eens flink afge
droogd. Waarop ik reageerde: realiseer
je je wel dat het volk staat te juichen?
Hij keek of hij water zag branden. Dat
bedoel ik nou maar. Op zo'n moment
voel ik iets aan wat andere kamerleden
blijkbaar niet aanvoelen. Een volksge
voel. Ik ben zelf vaak genoeg op dat
perron geweest om te weten wat er
leeft".
Dan bekent hij: „Als ik een jonge jon
gen was geweest en ik had van die actie
gehoord, dan had ik me ook gemeld.
Sure! Maar als kamerlid moet ik zeg
gen: het kan niet, het mag niet, het is
niet in orde en het is in strijd met onze
rechtsstaat. Maar emotioneel steek ik
de vlag uit! De Rotterdamse burge
meester Peper heeft die mariniers de
huid volgescholden. Maar de mariniers
kunnen beter op Peper schelden! Uit
eindelijk is het ons beroemde liberale
drugsbeleid dat ervoor zorgt dat de
vriendinnetjes van deze jongens door
junks worden lastiggevallen".
Brinkman
Vrij positief is Van Weezei over de toe
komst van het CDA, ook als kroonprins
Brinkman het stokje van Lubbers heeft
overgenomen, „Brinkman geeft de
fractie nu al meer ruimte dan De Vries
of Lubbers toen die nog. fractievoorzit
ter waren. Brinkman laat de mensen
meer in hun waarde, is minder een so
list en kan goed luisteren".
Het geven van ruimte is ook van belang
in het spel met de coalitiepartner, bena
drukt Van Weezel. Hij zegt wel enig be
grip te hebben voor de klachten van
VVD-kamerlid Jorritsma die het CDA
ooit heeft vergeleken met een bid
sprinkhaan, een insect dat de gewoonte
heeft zijn partner na de geslachtsdaad
op te eten. Jorritsma: „Wij zijn er door
de val van het tweede kabinet-Lubbers
net aan ontkomen, maar het heeft niet
veel gescheeld". Inmiddels heeft ook
de PvdA, na een verbintenis van twee
jaar met het CDA, electoraal forse
knauwen opgelopen. Toeval?
Van Weezel: „Ik zou de problemen van
de PvdA niet op het bordje van het
CDA willen schuiven. Dat die partij in
de ellende zit heeft zij aan zichzelf te
danken. Maar ik kan me er wel iets bij
voorstellen, bij die klacht van de VVD.
Als CHU'er weet ik wat het is om klein
te zijn, in de oppositie te zitten en geen
of onvoldoende macht te hebben. Als je
dat hebt meegemaakt dan krijg je het
besef dat je in een coalitie, ook al is de
partner kleiner, goed moet opletten dat
de ander voldoende aan bod komt. En
dat is, ik zeg het vriendelijk, niet altijd
de sterkste kant van het CDA".
„Elke kleinering van je partner leidt tot
frustraties, dat kun je op je vingers na
tellen. Je moet jezelf ook eens een keer
kunnen weggeven. Neem de wekelijkse
persconferentie. Lubbers heeft dat
steeds meer naar zich toegetrokken,
terwijl een man als Van Agt de pers
conferenties ook wel aan vice-premier
Wiegel overliet. Het niet goed beheer
sen van het spel van geven en nemen is
het grootste gevaar dat het CDA be
dreigt".
Weemoed
Van Weezel neemt met enige weemoed
afscheid van de politieke harteklop in
Den Haag. Op het Binnenhof stond hij
als dertienjarige jongen al te posten om
de gezichten van de kamerleden op te
nemen. „De Tweede Kamer telde toen
nog vijfenzeventig leden. Ik kende alle
namen uit het hoofd".
Het zal er in Straatsburg bij de Raad
van Europa minder gepassioneerd aan
toe gaan, erkent hij. Wellicht daarom
heeft hij in zijn afscheidsbrief aan de
Tweede Kamer nog een klein achter
deurtje opengehouden. „Aan mijn poli
tieke loopbaan lijkt in ieder geval voor
lopig een einde te zijn gekomen", zei
hij vorige week op de laatste vergader
dag voor het zomerreces.
Van Weezel: „Ik ben nu vijftig jaar. Ik
sluit niet uit dat ik nog een keer terug
kom".
Gekscherend: en misschien richt ik
dan wel de Anti-Technocratische Partij
op. Ik weet zeker dat die een enorme
aanhang kan krijgen naarmate de
macht in dit land steeds meer door bu
reaucraten wordt overgenomen. Want
verdraaid, het speelt in de hele politiek.
De PvdA heeft nu ook een stuurgroep
die de koers van de fractie in de gaten
houdt. Terwijl wij staan te klappen over
het verdwijnen van Centrale Comités
en Politburo's achter het voormalige ij
zeren gordijn, voeren we dit soort insti
tuties zelf in. En dan nog onder het
mom dat de kloof tussen de politicus en
de burger overbrugd moet worden. Het
is toch wel cynisch hoor. Daarom zou
Brinkman er goed aan doen dat rapport,
van De Koning de plaats te geven die
het toekomt: in de prullenbak".
ZATERDAG 4 JULI 1992 PAGINA 23
Idoor
JAN BAKKER
ASSEN Naar schatting
tweehonderdvijftigduizend
hectare hoog- en laagveen
bedekte in de Middeleeuwen de
Lage Landen. Daarvan waren er
in 1800 nog
honderdtachtigduizend over.
Sindsdien werden in de Drents-
Groningse veenkoloniën
honderdduizend hectaren van
turf ontdaan.
In Zuidoost-Drenthe werd de
'vervening' pas anderhalve eeuw
geleden grootscheeps aangepakt.
Duizend jaar lang was turf de nationale
brandstof. Door steenkool, olie en
aardgas werd de turf uit die rol
verdrongen: Het veen was alleen nog
goed als grondstof voor actieve kool
(Norit), tuinturf en bloemenaarde.
Ongeveer een tiende deel van
Nederland is vergraven; na verloop van
ongeveer drie eeuwen is het landschap
er ingrijpend door veranderd. En nu de
Purit afgelopen week de laatste turf
'aan snee' gebracht heeft, blijft in
Zuidoost-Drenthe (met kunst en
vliegwerk) nog ongeveer vierduizend
hectare hoogveen in 'oorspronkelijke'
staat als natuurreservaat.
Omstreeks 1660 schreef Picardt
predikant, historicus,
bodemverbeteraar en medicus-zonder-
bul dat „de hoogveenrnoerassen
niet door menschenhand gemaakt
maar door de straffende hanc oods
verordineert tot een olaegh van die
menschen, die in oude tijden hier te
lande gewoont hebben". Onder die
volkeren waren de Gauken, die in het
noordelijk kustgebied woonden. In zijn
Naturalis Historia vertelt de Romeinse
geleerde, schrijver en bestuurder
Plinius de Oude in 77 na Chr. over hen
dat de oceaan zich bij elk getij in een
geweldige stroom over hun land stortte.
Ze woonden daarom op kunstmatige
heuvels en aardkluiten, met de hand
gestoken, gebruikten ze om hun eten
op te koken en om hun door de
noordenwind verstijfde ledematen te
warmen.
Holland
De graven van Holland breidden sinds
de tiende eeuw hun bezittingen uit door
de laagvenen langs de grote rivieren te
laten ontginnen. In het noordelijk
kustgebied verwierven goed een eeuw
later de kloosters zich uitgebreide
bezittingen. Meestal 'onland' dat de
buurschappen graag afstonden maar
dat door monnikenwerk tot grazige
weidegrond werd omgetoverd.
Turfgraven was een deel van het
ontginningswerk van de monniken, al
bleef het doorgaans beperkt tot
produktie naar eigen behoefte.
Pas in de zeventiende eeuw werd de
vervening grootscheeps aangepakt
door 'compagnieën' van rijke patriciërs
en kooplieden. Ze lieten de turf
afgraven en betaalden met de
opbrengst ervan het in cultuur brengen
van de ondergrond, die ze verpachtten.
Niet altijd leverde dat de verwachte
winsten op.
Rond 1860 begonnen de verveners hun
opmars in Zuidoost-Drenthe. Veel
berooide stadsbewoners kwamen er als
turfgravers hun geluk beproeven en
onder druk van de politieke
ontwikkelingen over de oostgrens
(ondergang van het koninkrijk
Hannover, Kulturkampf en de Frans-
Duitse oorlog) weken vele Duitsers
naar de Drentse venen uit.
Het was er aanvankelijk een zwaar
maar vrij leven. Twee lancJböuwcrisés"
de opmars van de (Amerikaanse)
steenkool, het instorten van de turfprijs
na de Eerste Wereldoorlog en ten
slotte de gevolgen van de Beurskrach
van 1929 maakten dat het laatste grote
veengebied bekendheid kreeg als een
oord van armoe en ellende. De
veenarbeiders sloten de gelederen
achter de rode vanen van de revolutie
maar werden herhaaldelijk met militair
geweld tot de orde geroepen. In heel
Nederland werden liefdadigheidsacties
gehouden tot leniging van de nood in
de Drentse venen.
Veenbrand
Alsof de ellende niet groot genoeg was,
brak op 21 mei 1917 tussen
Valthermond en Nieuw-Weerdinge
een veenbrand uit, die het leven kostte
aan zestien personen. Bijna negentig
woningen gingen verloren waardoor
honderddertig gezinnen dakloos
werden. Het vuur verteerde
tweeduizend hectare veen. Rook en
stank waren in grote delen van Europa
waarneembaar. Zelfs de Haagse
brandweer rukte ervoor uit. Koningin
Wilhelmina en prins Hendrik
bezochten het rampgebied om hun
deelneming te betuigen.
Uit de uitgestrekte gemeente Emmen
zochten velen werk onder meer bij
Philips. Maar nog tijdens de Tweede
Wereldoorlog waren er zoveel
werklozen dat de bezetter heel wat
goedkope krachten voor de
'Arbeitseinsatz' in handen gespeeld
konden worden.
Dank zij een ingrijpend
industrialisatiebeleid kon de
achterstand van Emmen en Zuidoost
Drenthe ten slotte weggewerkt worden.
foidóetBouttMit'