Algerije, land dat
rouwt om zijn geschiedenis
'final
na ie
£etdóc6ou/ta/nt
ZATERDAG 4 JULI 1992 PAGINA 22
Met honderdduizenden tegelijk gingen de bewoners van Algiers afgelopen woensdag de straat op. Zij huilden,
zij schreeuwden, zij zwegen of vielen in zwijm toen de lijkstoet passeerde van de twee dagen eerder vermoorde
president Mohammed Boudiaf. Algiers had dergelijke taferelen niet meer meegemaakt sinds de dood van
president Houari Boumedienne, in december 1978. Wat Boudiaf tijdens zijn leven niet wist te bereiken, is hij
na zijn dood geworden: het zinnebeeld van Algerije zoals het had moeten zijn. En dat op de dertigste
verjaardag van de zo bloedig bevochten onafhankelijkheid.
ALGIERS Het was een
doodstille avond in Algiers, de
dag na de moord van Moham
med Boudiaf. Alle schotelanten
nes van de hoofdstad waren in
gesteld op het Franse net Anten
ne 2. In de studio in Parijs zat
een aantal bekende Algerijnse
en Franse coryfeeën.
Daar was Rachid Boujedra, wiens boek
'FIS de la haine', 'Het FIS van de haat',
zowel in Frankrijk als Algerije furore
maakt. Daar zat Assia Djebar, naar
wier nieuwe boek 'Loin de Médine',
'Ver van Medina', reikhalzend wordt
uitgekeken. Eén van Algerijes be
roemdste cineasten, Malik Hamina, liet
stukken zien uit zijn nog op de monta
getafel liggende film 'Automne', 'De
herfst', dat een verslag doet van de
volksopstand in Algiers van oktober
1988.
De in heel Noord-Afrika bejubelde mu
sicus Safy Boutella maakte eveneens
deel uit van het gezelschap, net als de
twee maanden geleden uit Algerije uit
gewezen correspondent van het in
vloedrijke Pariise dasblad Le Monde.
In Algiers zat in de studio de advocaat
Miloud Brahimi, ere-voorzitter van het
Algerijnse comité van de mensenrech
ten.
Eén stoei bleef opvallend leeg. Van tijd
tot tijd schakelde de camera over naar
een verlaten studio in Marseille. Daar
wachtte men vergeefs op de komst van
de rector van de grote moskee van die
stad, Imam el Hadj Allili (Hadj: iemand
die op pelgrimsreis is geweest naar
Mekka), die de dag daarvoor op het
Franse televisienieuws had gezegd dat
de moord op Boudiaf Gods straf was
voor het verbod op het islamitische FIS,
dat in januari bijna de verkiezingen zou
hebben gewonnen.
De middag van de uitzending had de
Franse minister van binnenlandse za
ken Paul Quilès, de vrome sjeik drin
gend verzocht in het vervolg „le plus ex
tréme réserve" in acht te nemen. Dit
soort uitspraken zou tot ordeverstorin
gen in Frankrijk zelf en tot diplomatie
ke moeilijkheden met Algerije kunnen
leiden, „een feit dat u niet kan zijn ont
gaan", aldus de minister.
Onwetendheid
De Algerijnse leden van het panel van
Antenne 2 waren het over één ding roe
rend eens. „Onze jeugd weet niets van
de ongelooflijk rijke en boeiende ge
schiedenis van ons land", zei Assia Dje
bar
„Erger nog, ze weet niets van de heden
daagse geschiedenis. Onze eerste presi
dent Benn Bella was nog niet afgezet,
of zijn naam werd uit alle officiële ver
toogschriften over onze onafhankelijk
heidsoorlog en de twee jaar daarna ge
schrapt. Het gold als een misdrijf aan
hen te refereren. Van president Houari
Boumedienne weten de meeste Alge
rijnse kinderen alleen dat het de naam
van het vliegveld van Algiers is. En wie
wist, tot hij 1 januari na 28 jaar balling
schap werd teruggeroepen in Algerije,
wie in godsnaam Boudiaf was?"
Zij had eindeloos door kunnen gaan.
Zij had er ook een verklaring voor. De
vrouw, in de Noordafrikaanse traditie
bij uitstek de doorgeefster is van het
hele weefsel van mythen, legenden, ver
halen en gebeurtenissen die kinderen
nodig hebben om de werkelijkheid te
leren in te richten, is in toenemende
mate in Algerije monddood gemaakt,
zei ze. Aan de ene kant door de moder
ne op min of meer Franse leest ge
schoolde elite, die al dat verhalen ver
tellen maar achterlijk vond en vindt.
Aan de andere kant door een steeds pu-
riteinser geworden vorm van de islam,
die in dit soort overleveringen een ver
derfelijk restant ziet van de 'jahiliyya',
de voor-islamitische periode van het
ongeloof.
Wortels
Voor de puriteins fundamentalistische
versie van de islam, en dat was tegelij
kertijd de tragiek en de vloek ervan, be
staat de geschiedenis uit het optreden
van de profeet Mohammed, diens poli
tieke lijdensweg voor het bereiken van
zijn religieuze ideaal en zijn uiteindelijk
binnentrekken als overwinnaar in Mek
ka. Wat daarvoor gebeurde doet niet
ter zake, wat daarna gebeurde slechts
wanneer het gaat om herstel van de
oorspronkelijke heilstaat.
Dat is exact wat het inmiddels in Alge
rije verboden Islamitische Heilsfront
FIS voor ogen staat. Het geeft meteen
de verklaring voor het grote succes van
het front bij de Algerijnse jeugd. Het
Front vult een door het Algerijnse on
derwijs geschapen geestelijk vacuüm op
en geeft de Algerijnse jeugd de histori
sche wortels die de Algerijnse staat
haar onthoudt. Alle vijf Algerijnse le
den van het panel van Antenne 2 kwa
men steeds op dat thema terug.
Zie daar Algerijes cruciale probleem:
hoe bouw je in dit qua natuurschoon
vaak uitzinnig fraaie en qua bevolking
vaak uitzinnig aardige land een toe
komst op, als je geen band met het ver
leden hebt.
„We weten niet te restaureren", zei een
hoogleraar architectuur in het op de
golvende hoogvlakte van Algerije lig
gende stadje Sétif treurig. „Iedereen
wil alleen maar alles kapot maken.
Vandaar dat onze door de Fransen ge
bouwde steden zo'n puinhoop zijn. Het
is Frans, dus koloniaal, dus mag het
niet." i
„Hoe is het nu in een huis te wonen
waar vroeger de Fransen zaten?" vraag
ik iedere keer als ik bij Algerijnen op
bezoek ben. „Naar", zeggen ze. „Het
geeft een vervreemdend gevoel. Het is
soms net of we in ons eigen land niet
thuis horen. We zijn nu dertig jaar on
afhankelijk, maar het is nog steeds niet
echt ons eigen land geworden. Er hangt
een soort doem over Algerije. C'est
pourri, verrot. En alles wat we probe
ren, maakt het alleen maar erger'
Propaganda
Dat er een doem over het woord Alge
rije hangt, valt niet te ontkennen. De
stad Algiers wekt in Nederland auto
matisch associaties op met zeerovers,
slavenhandel en onschuldige blanke
meisjes die in perverse Arabische,
Moorse of Turkse harems verdwijnen.
Historisch gezien is dat beeld gewoon
oorlogspropaganda. Diverse Neder
landse matrozen, in onze Gouden
Eeuw gevangen genomen door de 'Bar-
barijse zeerovers' wisten zich, nadat zij
zich tot de islam hadden bekeerd, op te
werken tot hoge posities in de toen on
der Turks toezicht staande Algerijnse
marine.
Trouwens, de manier waarop christens
laven in Algiers behandeld werden, was
in veel opzichten heilig vergeleken met
het lot dat moslimsé Algerijnen op de
Franse galeien van Lodewijk XIV of
Lodewijk XV ondergingen.
En wat te denken van de uitgebreide
briefwisseling van de Dey van Algiers
met het Hof van Versailles? 'Hoog ver
eerde majesteit, aanzienlijkste van alle
vorsten van de Christenheid', schrijft de
Dey op een gegeven moment. 'Wij heb
ben vernomen dat onze kooplieden, on
danks Uwer Majesteits vrijbrief, te
Marseille zijn mishandeld, gevangen
genomen en verschillende van hen zijn
verkocht naar Malta. Ook is ondanks
Uw privilege ons islamitisch kerkhof te
Marseille geschonden, zijn de' graven
opengebroken en de lijken ontwijd. En
dat terwijl, zoals Uw consul te Algiers
kan bevestigen, wij de christelijke kerk
hoven in deze stad van Algiers besten
dig met eerbied en zorg omringen, Uw
kooplieden conform onze verdragen
voorbeeldig behandelen en ons gedra
gen als partners in een oud verdrag, zo
als dat door beschaafde naties is geslo
ten'. De briefwisseling tussen Frankrijk
en Algerije wemelt van dit soort klach
ten. Met als hoogtepunt de graan- en
paardenleveranties van de Dey van Al
giers, 'als trouw bondgenoot van Frank
rijk' aan de aan een algemene blokkade
onderworpen kersverse revolutionaire
Franse republiek.
Leveranties werden verzorgd door een
joods handelshuis in Algiers en omdat
de Franse republiek ernstig armlastig
was, stelde de Dey, dat wil zeggen de
Algerijnse regering te Algiers, zich
borg. Dat had de Dey beter niet kunnen
doen. De schuldenkwestie over die
voor Frankrijk zo onmisbare leveran
ties sleepte zich eindeloos voort. Tot
een andere Dey in 1828 zó kwaad werd,
dat hij de Franse consul Deval een tik
met een vliegenmepper gaf.
Karei X van Frankrijk, wegens zijn cle-
ricaal gestreepte autoritaire politiek in
Frankrijk in ernstige moeilijkheden
verzeild, gebruikte deze 'aantasting van
Frankrijks eer' als excuus Algiers te
veroveren. Op 5 juli 1830 gaf de Dey
zich over. Luttele dagen later werd Ka-
rel X door de Franse bevolking ver
jaagd. Pas 132 jaar later, morgen dertig
jaar geleden, gaf Frankrijk Algérie op.
Taboe
Die 132 jaar vormen de werkelijke
doem van Algerije. „Wat gaat er met
Algérie Franaise gebeuren als Algerije
onafhankelijk wordt?" vroeg een ont
hutste minister aan de Gaulle. De
Gaulle haalde zijn schouders op.
„Maakt U zich geen zorgen, mon cher
ministre", zei hij, „Algerije blijft net zo
Frans als Frankrijk Romeins gebleven
is".
Dat had inderdaad zo kunnen zijn. En
daar zit de doem van Algerije in. Want
ware het niet dat elke poging van Alge
rijnse kant, tot in de jaren vijftig toe,
om tot een erkenning van de eigen Al
gerijnse identiteit binnen het Franse
staatsverband te komen steeds op botte
onwil van Franse zijde stuitte, was Al
gerije inderdaad misschien Frans ge
bleven. Het waren, op de keeper be
schouwd, niet de Algerijnen die Frank
rijk uit wilden, het waren de Europese
kolonisten in Algerije die de Algerijnen
niet tot de Franse natie wilden toelaten.
Dat is meteen de tragiek van de Alge
rijnse opstand èn het grote taboe dat op
Algerijes moderne geschiedenis rust.
Men wilde in Algerije hartstochtelijk
van dat vaak zeer wrede Franse koloni
ale bewind af.
Tegelijkertijd hadden en hebben tallo
ze Algerijnen echter nog steeds een
even hartstochtelijke band met 'les
vrais Franais' en datgene wat de Franse
cultuur aan sublieme vormen van men
selijke beschaving heeft voortgebracht.
FIS-voorzitter Abbassi Madani stuurt
zijn eigen kinderen naar een Franse
school in Algiers en hij is niet de enige.
„Hoe is het nu", vroeg ik gistermorgen
aan een aantal jongeren op een van de
trappen van de Kasbah van Algiers; ik
kende ze al enige tijd uit een koffiehuis
dat een bolwerk van het FIS is. „Heb
ben jullie al je visum voor Frankrijk
Drie hadden dat inmiddels. „Kun je dat
met je geloof verenigen?", vroeg ik aan
een van hen. „Ik bedoel, blote vrouwen
op reclameplaten, vrije seks, een land
stampvol met mensen die niet in God
geloven, mag je daar wel naar toe van
jouw islamitisch geloof?"
Dat mocht, zei hij. Hij ging 'dawa' aan
geloofsverspreiding doen. Dat mocht
dan. Toen ging hij rechtop zitten en
keek me strak aan. „Het is toch een
beetje van ons, Frankrijk", zei hij. „We
waren toch 132 jaar van hen? Mijn
overgrootvader is bij Verdun in de Eer
ste Wereldoorlog tegen de Duitsers ge
storven, Mort pour la France. Mijn
oom is in het Franse, leger bij Monte
Cassino gesneuveld, in Italië. Mort
pour la France. Mijn vader heeft jaren
bij Renault gewerkt aan de lopende
band. Mijn twee broers zijn Frans
staatsburger, getrouwd met Franaises.
Dan is Frankrijk toch een beetje van
mij!?"
Licht
Daar is iets voor te zeggen. Zeker als de
Franse president Mitterrand een gees
telijke handreiking zou maken richting
Algiers. Hij was tijdens de IVe Repu
bliek een van.de ministers van binnen
landse zaken die de gruwelijke onder
drukking van het Algerijnse verzet
sanctioneerde. Maar een tijdelijke
'amende honorable', een eervolle spijt
betuiging, hebben de Fransen nooit wil
len doen.
Het fascistische Front Nationale, van
Jean-Louis le Pen, krijgt veel steun uit
de kringen van de 'pieds noirs', de in
paniek naar Frankrijk gevluchte één
miljoen kolonisten en hun nazaten. De
'Arabicide', het Arabieren vermoor
den, is een geregeld terugkerend thema
in de Algerijnse kranten en ze kunnen
dat thema uit Franse kranten ophalen.
Maar er daagt, op Algerijes dertigste
verjaardag, licht aan het eind van de
tunnel. Met cynische tevredenheid stel
den de Algerijnen onlangs vast dat het
fossiel van de tot nu toe oudste ontdek
te mensachtige aap onlangs in hun Sa
hara werd gevonden. Het beest ver
sloeg een vergelijkbaar Egyptisch
exemplaar met vele tienduizenden ja
ren. "Hiep, hiep, hoera, 1-0 voor ons',
schreef een Algerijnse krant. 'Nu nog
ons eigen dialect in de films in plaats
van het Egyptische en we zijn waar we
wezen moeten'.
'Oudere man, spreekt slecht Arabisch,
zoekt eervolle weduwe die slecht Frans
spreekt. Misschien worden we het met
elkaar eens in het Berbers', luidde, vrij
vertaald, onlangs een huwelijksadver
tentie. Over de talloze Romeinse ruïnes
in Algerije lopen kinderen te zoeken
naar namen die op Algerijns/Berberse
afkomst duiden, „want mijn grootvader
heeft die dan gebouwd". En er is ook
een explosie van boeken, krantenarti
kelen en exposities die de Algerijnse
geschiedenis op allerlei mogelijke ma
nieren belichten.
„Ah monsieur", zei een klein jongetje
in de Aurès, het woeste berglandschap
in zuidoost-Algerije op de grens van de
Sahara. „Als U nu daar kijkt, in die
kloof, dan is er een verlaten dorp met
mooie leembouw, zoals bij de Hopi-in-
dianen in de Verenigde Staten". Hij
had dat gelezen in een krant en het
boeide hem. Hij had in diezelfde krant
gelezen het verhaal over de beroemde
Egyptische architect Hassan Falhi, de
een aantal jaren geleden overleden ex
pert op het gebied van leem.
Het verbaasde hem niets. „Die Hopi-
indianen hadden net als wij niets an
ders", zei hij. „Maar is dat niet leuk?
Monsieur, twee stukken van de wereld
die zover uit elkaar liggen en dan alle
bei hetzelfde doen, omdat wij niets an
ders hebben om mee te bouwen".
Het zijn dit soort gevoelens die tijdens
de begrafenis van Boudiaf plotseling tot
explosie kwamen. De zucht naar erken
ning, de hunkering naar respect, de
droefheid altijd te worden afgewezen
als een 'sauvage Indigène', een 'wilde
inboorling', zoals de Franse term tij
dens de koloniale tijd luidde.
Het meest aangrijpende beeld vlak na
de begrafenis van Boudiaf, leverde voor
mij op de dronken oude man van de
Rue Mehdi Larbi naar de haven van Al
giers. „Monsieur", riep hij. „Aidez moi.
Je suis un être humain". Mijnheer, help
mij. Ik ben een mens....