interview/Zo bohnsack alk Discjockey Graham B wil dat er op jazz wordt gedanst Blues en orgels een prima combinatie North Sea Jazz A Tribute to Miles Davis wettig gedeponeerd Leidse Courant donderdag 2 juli 1992 door Bert Jansma 'A Tribute to Miles Davis' met Herbie Han cock, piano/keyboards; Wayne Shorter, sax; Ron Carter, bas; Wallace Roney, trom pet; Tony Williams, drums. Wie naar de be zetting kijkt en iets van de muzikale histo rie van Miles Davis weet, had al gezien dat het hier gaat om een kwintet van muzikale toppers die allemaal met Miles verbonden zijn geweest. Niet de Miles Davis van de laatste jaren, met de jonge jongens en hun spetterende jazz-funk om zich heen. Maar de Miles Da- vis van wat hij zelf noemde: „Mijn tweede 'great quintet': Herbie Hancock en Ron Carter waren de ankers van de band. Way ne Shorter was de man van de ideeën, van de concepten. Tony Williams was het vuur, de creatieve vonk". Ze waren allemaal piepjong toen ze bij Mi- les Dewey Davis begonnen. Want Davis had een feilloos oor voor wat goed was, kon door een uitgekiende keus van muzikanten om zch heen, een nieuwe kleur en een nieu we stijl creëren. Tony Williams was zeven tien toen Miles hem voor het eerst hoorde. Miles, in zijn autobiografie: „Een hoop mensen zeiden dat Tony de beste drummer ter wereld zou worden. En ik zeg jullie dit: hij had de mogelijkheden, en niemand heeft ooit zo goed met mij samen gespeeld als Tony. Het was om bang van te worden". Er wordt verteld dat Tony - eenmaal aan genomen - een valse snor moest opplakken om de New Yorkse clubbazen te overtuigen dat hij oud genoeg was voor hun etablisse menten. Het verhaal hoe pianist Hancock en bassist Ron Carter, aanstormende ta lenten in dat begin van de zestiger jaren, bij Miles in de band kwamen is zo'n typisch nonchalante Davis-anekdote. Miles had Hancock bij Donald Byrd gehoord en no digde hem samen met Ron Carter en Tony Williams uit om bij hem thuis in z'n studio te komen spelen. Miles ging dan ergens an ders zitten en luisterde via de intercom mee. „Man, they sounded good together" verzuchtte hij tegen zijn biograaf Quincy Troupe. Pas een dag of twee later voegt hij zich bij het trio en begint mee te spelen. Carter en Williams had hij al aangenomen. Tegen Hancock zegt hij langs z'n neus weg dat die zich de volgende dag maar in de opname studio moet melden. „Ben ik dan aangeno men?" vraagt Hancock. „Je maakt die plaat toch met me, of niet?" antwoordt Mi- les met onnavolgbare logica. Groot componist 'Seven steps to heaven' namen ze op, met saxofonist George Coleman, 'Miles Davis in Europe' (in Antibes opgenomen), ook met Coleman, 'My funny Valentine', 'Four More'. Rond '65 kwam saxofonist Wayne Shorter erbij. Davis over hem en zijn latere album 'Nefertiti': „Met die plaat zijn de mensen zich pas gaan realiseren wat een groot componist Wayne was". Shorter schreef drie van de zes stukken op die lp, de eerste plaat met het portret van Miles groot op de hoes. Nog maar een paar jaar geleden in het Tuinpaviljoen op het North Sea Jazz Festival kondigde Miles een stuk aan van Shorter en het publiek applaudis seerde heftig. Davis, in een groothartige bui, keek verrast op: „You like Wayne?" Het publiek yeah-de. Davis met z'n schorre geluid: „Me too". Wayne Shorter was zo belangrijk voor Miles, dat toen Shorter hem in '69 verliet, Davis de band even op hief omdat hij nergens een vervanger zag. Nieuw talent Ron Carter was al weg. Incidenteel speelde hij nog een paar keer bij Miles. Maar diens muziek ging veranderen en Carter vertikte het elektrisch te spelen. Hancock was na successen met eigen composities ('Water melon Man') ook al z'n eigen weg gegaan. Miles zou dat blijven doen. Met nieuw, vers talent. Met Chick Corea, met de Fender Rhodes, met John McLaughlin, Keith Jar- rett, Bob Berg enzovoort. De 'Tribute to Miles Davis'-band herbergt nog zo'n nieuw talent: de in 1960 geboren trompettist Wallace Roney. Of hij Miles kan doen vergeten, is een bijna onzindelij ke vraag. Maar Roney speelde bij Art Bla- key's Jazz Messengers (musical director), en blies zijn partij mee op dat befaamde Montreux-concert een paar jaar geleden, waar Miles nog eens de beroemde arran- genten van Gil Evans speelde. Dus ook de jonge Wallace Roney mag rijp worden ge acht voor het stempel: wettig gedeponeerd. En misschien ook voor een posthume zegen van die eigenzinnige 'man with the horn' die een legende werd. foto Maurice Nelwan 'Jazzmuziek is toch altijd bedoelt om op te dansen. Maar bij concerten, °oor Bert Jansma vooral in Nederland, staat iedereen er emotioneel heel ingehouden bij'. door Erik Quint Graham B wil dat er op jazz wordt gedanst. Op de laatste dag van het festival organi- I. seert deze hippe Britse DJ één van zijn be faamde 'Jazz bop'-avonden met veel dans bare grammofoonmuziek en optredens van dansact The Step Brothers en de Britse or- ganist James Taylor. Maar wat is 'Jazz bop'? „Het is geen mu- I ziekgenre, maar de naam voor de avonden die ik regelmatig organiseer in het Amster- I damse Paradiso", zegt de Britse discjockey Graham B, die zich vijf jaar geleden in Ne derland vestigde. Momenteel draait hij twee avonden per week in de hoofdstedelij- ke discotheek Richter. „Tijdens die 'Jazz bop'-avonden speel ik muziek die ik 'jazz- dance' noem. Dat kan alles zijn van late ja ren vijftig hard bop-jazz a la Art Blakey of Lou Donaldson, via de soulvolle orgel-jazz van Jimmy Smith en Jack McDuff tot mo derne dansmuziek met jazz-elementen, zo als van Galliano en The Young Disciples. Maar ook de jazzy hip hop van Gang Starr en The Dream Warriors past in mijn op zet", verduidelijkt Graham B. Maar er is meer: „Het gebied is zo breed dat het moeilijk is goede voorbeelden te geven. In Amsterdam geef ik een 'Jazz bop'-avond vaak een specifiek onderwerp, zoals kitsch- I orgels of latin soul. Vooral de latin-muziek is weer sterk in opkomst. Artiesten? Mongo Santamaria, Celia Cruz, maar ik denk meer in termen van platenlabels als Verve i en Blue Note". Niet veel echte jazz dus? „Wel, dat is slechts één kant van het geheelAnderzijds draai ik platen van Lou Donaldson, Hank Mobley en Grant Green. Kijk, het interes sante van de 'jazz-dance'-scene is dat het j verschillende stijlvormen mixed", verde digt Graham B zich. In deze smeltpot van jazz en aanverwante stijlen maakt hij een uitzondering voor harde, elektronische funk. „Ik intergreer de meeste stijlen, maar voor een nadruk op funk moet je bij DJ Cassie 6 zijn. Ik ben wel geïnteresseerd in de nieuwe Britse dansmuziek van Gallia no, Ronnie Jordan en het James Taylor Quartet. Maar momenteel probeer ik toch voornamelijk de grondleggers onder de aandacht te brengen, musici als saxofonist Lou Donaldson en ondergewaardeerde en bijna vergeten organisten als Grant Green en Big John Patton. Patton was de best verkopende Blue Note-artièst van zijn tijd, maar nu kent niemand hem meer. Voor musici als Lee Morgan, Ronnie Foster en Joe Henderson geldt dat in mindere mate". De huidige opleving van het orgel in de jazz noemt Graham B één van de grote verdien sten van de 'jazz-dance'-beweging. „Het lag ook voor de hand dat die muziek weer 'in' zou raken als jazz hip werd in de disco theek. Het is zo dansbaar, want het Ham mond-orgel heeft zo'n fraai en diep geluid. Het is ook treffend hoe een jonge organist als James Taylor in die traditie past". Hoewel deze Britse Jack McDuff-epigoon een half uurtje optreedt tijdens Graham B's twee uur durende feestje in de Jan Steenzaal van het Congresgebouw, hoopt de discjockey op een gastoptreden van de Amerikaanse Hammond-orgel legende Jimmy McGrifï, die met zijn beroemde col lega Jimmy Smith optreedt in het Tuin Pa viljoen. Zeker is dat de dansgroep The Step Brothers acte de presence zal geven. Graham B: „The Step Brothers zijn de win naars van een danscompetitie die gehou den werd tijdens mijn recente 'Jazz bop'- avonden in Amsterdam. Zij zijn fantas tisch. The Step Brothers vermengen tradi tionele jazzdans met elementen uit de hip hop-cultuur". Hopelijk sporen zij het pu bliek aan tot dansen, want volgens Graham B wordt er nauwelijks gedanst bij jazz-con- certen. „Jazzmuziek is toch altijd bedoelt om op te dansen. Maar bij concèrten, vooral in Nederland, staat iedereen er emotioneel heel ingehouden bij. Misschien staan ze met hun voeten het ritme mee te tappen, maar ik wil dat ze meer bewegen dan dat". De meeste mensen denken dat hij een Ame rikaan is: Dzjo Bohnzek. Logisch. Want Jo zingt van 'I lost my baby' en niet 'Ich hab' mein Lieb verloren'. Hij ratelt, dreunt, ramt, en swingt de boogie-woogie's uit de piano alsof hij een nakomertje is uit de ge neratie van Méade Lux Lewis, Jimmy Yan cey, Albert Ammons en al die groten. Maar Jo Is gewoon Bohnsack, een Duitser van het eiland Sylt, verliefd geraakt op de boog ie woogie en nu al voor de derde maal te gast op het North Sea Jazz Festival. Wie eerder naar het North Sea Jazz ging, móet hem er gezien hebben. Jo was niet te missen. Hij zat op het pla'nkiertje in de en tree-hall achter de piano: zwetend, zin gend, lachend en 'entertainend'. Zodra z'n linkerhand de boogie-patronen afschoot in de ruimte, werd het druk om hem heen. Hij zat niet alleen te spelen, Jo zat tegelij kertijd te genieten. En zoiets voel je. Paul Acket haalde hem ook naar het Maastricht se Jazz-Mecca. Daar zat Jo dan een hele avond in een rokerige bar, die zo uit New Orleans of St.Louis geïmporteerd had kun nen zijn, tweehandig het publiek terug te voeren naar de 'roots', de wortels van de boogie. In het inmiddels verdwenen voorafje van het North Sea, North Sea heats The Ha gue, bespeelde Jo de pubs van het Haagse centrum en er er lopen nog diverse kroeg bazen rond die met een glimlach van genoe gen terugdenken aan hoe het muzikaal 'uit de hand' liep met Jo. Hij wist van geen op houden. Althans, z'n publiek stond het ge woon niet toe. En Jo pikte aan bij La Blusa, bij welke andere groep er na hem kwam, en 'jamde' door. Doorbraak „Het North Sea Jazz Festival is voor mij de doorbraak geweest" zegt Jo. „Ik had wel eens in het buitenland gespeeld, maar nooit op zo'n zalig festival. Als ik even vrij was, ging ik alle andere zalen langs. Heer lijke New Orleans-muziek; Ray Charles en de Raelettes, die ik nog nooit 'live' gezien had. Je raakt er door in de stemming, wordt beïnvloed, en je durft meteen veel meer. Het publiek is bovendien ontzettend aardig en het reagéért. Dat heb je in Duits land niet, omdat er veel minder Engels ge sproken wordt. Toen ik van dat eerste North Sea terug kwam, was ik de gelukkig ste man ter wereld". Na dat eerste North Sea kwamen de aan biedingen los: België, Oostenrijk, Zwitser land, Italië (dit jaar een toernee van twee weken) en zelfs Mexico. Allemaal voor die Duitse jongen met een blije krul in z'n haar en een 'big smile' op z'n gezicht. Maar hoe raakt een knul van het Noord-Friese eiland Sylt in de wortels van de zwarte muziek verstrikt? Antwoord: Champion Jack Du- pree. Een Amerikaanse ex-bokser (vandaar die bijnaam 'Champion'), die in de veerti gerjaren besloot zich geheel aan de blues te gaan wijden en aan het slot van z'n carrière in Duitsland terechtkwam. Jo: „Ik had als jongetje pianoles gehad tot m'n veertiende en dan moetje beslissen of je er mee door gaat. Toen hoorde ik Champion Jack bij ons op Sylt spelen en ik was verkocht". Pa Bohnsack echter vond dat in kroegen spelen geen toekomt was voor een zoon, en stuurde Jo naar het conservatorium in Hamburg. Jo kon het niet laten en wierp zich daar theoretisch op de ontstaansge- schidenis van de boogie. Toen hij klaar was, kroop hij weer achter de piano, inmiddels beïnvloed door de popmuziek van die dagen die een behoorlijke tik van de blues had meegekregen: Ten Years After, Fleetwood Mack. Jo zocht Champion Jack op, speelde met hem samen en leerde. „In Duitsland heb je een behoorlijk-aantal boogie woogie-pianisten. Vooral in en rond Hamburg. Maar het gekke ervan is: nie mand zingt erbij. Champion zei steeds: „You better go and tell them what's on your mind". Dus zing ik. Hij heeft me nog een ding geleerd: improviseren. Als de sfeer goed is, en ik krijg het op m'n heupen dan verzin ik m'n teksten ter plekke. Het is wat dat betreft jammer dat de Amerikanen uit Duitsland weg gaan. Ik speelde vaak voor ze. En zij kwamen dan met kreten, met antwoorden op mijn bluesteksten. Zoals het ooit geweest moet zijn in de oerjaren van de blues". Europese boogie Champion Jack is inmiddels overleden. Jo Bohnsack gaat alleen verder. Hij zoekt een wat meer Europese manier van boogie-spe- len. Probeert een 'mix' met New Orleans- invloeden. Op zijn eerste cd ('Boogie in a nice place') hoor je opvallende toonsoorten, andere melodielijnen en meer gevarieerde bluesschema's. „Ik denk dat ik een goede linkerhand heb, zegt Jo. „Ik heb naar alle groten geluisterd. Vooral Meade Lux Lewis is een gigant. Ik heb oude tv-opnames ge zien. Een reus van een kerel. dik. Met han den als kolenschoppen. Hij speelde niet met z'n vingers, maar met die hele hand over de piano. En Albert Ammons.vAls die speelde, was 't of de hele zaal instortte. Ik ben ook beïnvloed door mensen als Dr. John en Professor Longhair. Die spelen ook 'boogie', maar meer New Orleans stijl. Ontspannen, dansend. Maar Champion was het begin. Hij probeerde het publiek iets te vertellen. Die fakkel wil ik verder dragen". foto cor houthuys Gedanst kan er worden op de swingende salsa van Celia Cruz, begeleid door het orkest van Tito Puente. vader Pops Staples en zijn kroost Mavis (die driejaar geleden nog een cd met Prince opnam), Yvonne en Cleotha. Bevlogen gos pel, bloedstollende soul en swingende rhythm blues. In de PW A-zaal laat het Count Basie Or chestra onder de bezielende leiding van te norsaxofonist Frank Foster oude tijden herleven. Chick Corea komt voor de veran dering eens met een akoestische groep. De pianist die eerder dit jaar in het Congresge bouw al te zien was met zijn fusiongroep, laat zich nu omringen door saxofonist Bob Berg, bassist Eddie Gomez en slagwerker Steve Gadd. Een sterk kwartet. Dat mag ook gezegd worden van het onverslijtbare Modern Jazz Quartet, dat in de Jan Steen zaal hopelijk boven het festivalgedruis weet uit te komen met hun introverte ka merjazz. Onder de naam 'Benny rides again' brengt klarinettist Eddie Daniels een concert rond de muziek van Benny Goodman. Benieuwd hoe vibrafonist Gary Burton de oorspron kelijke partijen van Lionel Hampton zal in terpreteren. In de Rembrandtzaal zijn drie grote moder nisten uit de jaren vijftig en zestig te be wonderen. Er zijn achtereenvolgens optre dens van het Archie Shepp Quartet met pi anist Horace Parian), Lee Konitz piet het Rein de Graaff Trio, en het Pharoah San ders Quartet. Gedanst kan er worden op de swingende salsa van het orkest van Tito Puente met Celia Cruz, de tijdloze dixieland van de Dutch Swing College Band en de Britse trad-jazz van Chris Barber. Blues en orgels staan vandaag, de laatste dag van het zeventiende North Sea Jazz Festival, centraal. Blues en orgels, niet zel den een prima combinatie. Maar ofschoon Count Basie al verdienstelijk orgel speelde in de jaren dertig, werd het instrument in de jazzmuziek pas echt een drijvende kracht in de jaren vijftig door het werk van Jimmy Smith. Deze grootmeester van het Hammond-or gel treedt op met die andere orgel-gigant Jimmy McGriff. 'Hammond explosion' heet hun concert in het Tuinpaviljoen toe passelijk. Jimmy McGriff is tevens te bewonderen in het 'jazz bop '-programma dat diskjockey Graham B samenstelde en waarbij ook de jonge Britse organist James Taylor een duit in het zakje doet. Voorts is er van eigen bodem het Carlo de Wijs/Herbert Noord Organ Ensemble, de Japanse Hammond-virtuoos Toshihiko Kankawa en Lester Bowie's New York Or gan Ensemble. Bij laatstgenoemde groep rond de trompettist met de altijd zo smette loos witte doktersjas vinden we naast orga- niste Amina Claudine Meyers ook slagwer ker Don Moye en de veelbelovende gitarist Jean-Paul Bourelli. Ook het zeer uitgelezen blues-programma zal hoge ogen gooien. In de Statenhal vor men de gitaarbeulen Albert Collins, Buddy Guy en Albert King de grote trekkers naast de alom bekendesoulzangeres Gladys Knight (zonder Pips). Op hetzelfde podium vinden we die avond de Albert King Blues foto NSJ Band en tot slot de Buddy Guy Blues Band. Bijzonder is het optreden van The Staple Singers, de legendarische gospelgroep rond De Japanse Hammond-virtuoos Toshihiko Kankawa. foto Jacques Zorgman Miles Davis bij zijn laatste optreden op North Sea Jazz, vorigjaar juli. Jo Bohnsack, verliefd geraakt op de boogie woogie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 19