INTERVIEW/ COURTNEY PINE
Een feest
zonder de jarige
T.S. Monk,
opgegroeid tussen jazzlegendes
De hete soep van Ben en Jarmo
North Sea Jazz
Voor zijn laatste cd ging
Courtney Pine op zoek naar
zijn wortels. Op het zonnige
Jamaica, waar nog twee
grootouders en massa's
ooms en tantes, neven en
nichten van hem wonen,
nam hij'Closer to home'
op. Zonder familie, maar
met zijn prima kwartet
speelt hij vanavond in de
Pauius Potterzaal.
foto NSj
Thelonious Monk, de drummende
zoon van de legendarische
pianist.
thers en voormalig James Brown-sideman
Maceo Parker.
In het Tuinpaviljoen zal de aandacht onge
twijfeld uitgaan naar het vokale eenman-
sorkest Bobby McFerrin.
Spyro Gyra, vaste gast in de Statenhal.
„Natuurlijk heeft mijn naam deuren voor
me geopend", zegt Thelonious Monk Jr. in
een schrijven dat zijn nieuwe Blue Note-cd
'Take 1begeleidt. Maar T.S. Monk, zoals
hij genoemd wil worden, weet ook dat er ex
tra op hem wordt gelet. „Ik zal erg goed
moeten zijn om respect en erkenning te
krijgen", meent de drummende zoon van
de legendarische pianist Thelonious Monk.
Nu is T.S. Monk niet bepaald een nieuwko
mer. Hij mag dan wel pas recentelijk voor
pure jazz gekozen hebben, maar Monk ju
nior (41) is al zo'n twintig jaar actief. Op
North Sea is hij vandaag twee maal te ho
ren met zijn interessante sextet (Van Gogh
Zaal).
T.S. Monk groeide op tussen jazzlegendes,
collegea van zijn beroemde vader zoals
John Coltrane, Miles Davis en Dizzy Gilles
pie. Max Roach gaf hem zijn eerste drum
sticks terwijl Art Blakey hem een compleet
drumstel cadeau gaf. Net als Denardo Cole
man bij papa Ornette, speelde T.S. Monk
korte tijd in de band van zijn vader.
Na avonturen in verschillende fusiongroe-
pen startte hij eindjaren zeventig met zijn
zuster Barbara de groep T.S. Monk dat met
funky rhythm blues-stukken als 'Bob
bon vie' en 'Too mucht too soon' aardige
hits scoorde in Amerika. Nu keert hij terug
naar zijn wortels: „Ik probeer de klassieke
jazz aan de man te brengen".
Klassieke jazz, inderdaad, want met de
saxofonisten Bobby Perelli en Willie Willi
ams speelt T.S. Monk stukken van Kenny
Dorham, Hank Mobley en natuurlijk zijn
vader (o.a. Max Roach's originele arrange-
foto NSJ ment van 'Round midnight').
Het T.S. Monk Sextet is wellicht een van de
grote verrassingen van het festival.
Trompettist Roy Hargrove behoorde vorig
jaar tot de absolute sensaties van NSJ.
Toen trad hij op met ander jong talent uit
New York, nu staat hij er met zijn voortref
felijke kwintet (met altist Antonio Hart) en
zal hij stukken van zijn recente cd 'The
vibe' ten gehore brengen.
Hargrove, ontdekt door Wynton Marsalis
maar hoorbaar beïnvloed door Freddie
Hubbard, blaast de hard-bop uit de late ja
ren vijftig nieuw leven in.
Het programma 'Roots salutes the saxop
hone' is een ander onbetwist hoogtepunt
op de eerste dag. Onder de groepsnaam
Roots zijn vier moderne rietblazers verza
meld, die hun odes brengen aan grote saxo
fonisten en de composities die onlosmake
lijk aan hun naam verbonden zijn.
Altist Arthur Blythe en de tenoristen Sam
Rivers, Chico Freeman en Nathan Davis
brengen hulde aan onder andere Lester
Young ('Lester leaps in'), Coleman Haw
kins ('Body and soul'), John Coltrane ('Im
pressions') en Charlie Parker ('Parker's
mood').
Meer opwindende mainstream-jazz is er
van de Illinois Jacquet Big Band, het Wyn
ton Marsalis Septet en het onvolprezen
Ben van den Dungen/Jarmo Hoogendijk
Quintet.
Opmerkelijk is de komst van violist Jean-
Luc Ponty, die Westafrikaanse muziek zal
brengen, terwijl saxofonist Courtney Pine
het tegenwoordig of) Jamaicaanse ritmes
heeft voorzien.
Naast Ponty kent de Statenhal een uitgele
zen programma van fusion en funk met op
tredens van de Yellowjackets, Spyro Gyra,
Grover Washington Jr., de Brecker Bor-
bloeiende Westindische muziekscene aan
over gehouden.
Naast invloedrijke reggae-acts als Steel
Pulse en Linton Kwesi Johnson, is Pine de
belangrijkste exponent van de zwarte jazz
in Engeland. Veel jazz wordt er overigens
niet gespeeld door de eerste paar na-oorlog-
se generatie Jamaicanen in Londen. „Reg-
gaemuzikanten hebben een hekel aan jazz,
en andersom", meent Pine.
Hij hoopt vurig dat zijn smaakvolle mix van
jazz, ska en reggae beide kampen tot elkaar
zal brengen. „Het is eigenlijk vreemd, want
de meeste blazers die te horen zijn op de
ska- en rocksteady-platen uit de jaren zes
tig waren jazzmusici. Bekende musici als
Dean Fraser, Don Drummond en Tommy
McCook deden die populaire dingen er
slechts bij".
Kokosnoot
Idoor Erik Quint
„Ik ben verschillende malen naar Jamaica
geweest, maar nu besloot ik er een plaat op
te nemen", zegt saxofonist Courtney Pine.
„Natuurlijk in de eerste plaats om dichter
bij mijn wortels te zijn. Ik heb in Kingston
nog twee grootouders wonen en verder
massa's ooms en tantes, neven en nich
ten", lacht hij. Tenor-, alt-, en sopraan
saxofonist en fluittist Courtney Pine werd
in 1964 in Londen geboren. Zijn ouders be
hoorden tot de vele emigranten die vanuit
Jamaica naar Engeland vertrokken in de
hoop er een beter bestaan op te bouwen. Of
de Jamaicanen dat gevonden hebben valt
in veel gevallen te betwijfelen, maar Enge
land en met name Londen, heeft er een
foto Sheila Rock
'Reggaemuzikanten hebben een hekel aan jazz, en andersom', meent
Courtney Pine.
„De eerste keer dat ik het land van mijn ou
ders bezocht was ik negen. Cultuurschock?
Reken maar! Er waren overal spinnen en
reptielen te zien, maar ook zaten grote de
len van steden zonder elektriciteit. Dat je
echter zo overal mango's uit de bomen kon
plukken en een rauwe kokosnoot kon nut
tigen, heeft de meeste indruk gemaakt",
herinnert Pine zich met plezier.
Courtney Pine leerde als kind blokfluit spe
len („Ik kom uit een geheel onmuzikaal ge
zin") en schakelde op z'n veertiende over
op klarinet. Met het schoolorkest speelde
hij Mozart en al op zijn zestiende blies hij
professioneel saxofoon in een reggaegroep.
De jazz kwam daarna al snel en hij vestigde
zijn naam toen hij in 1985 zowel met de
groepen van Art Blakey (met Wynton Mar
salis) en Elvin Jones speelde als met het
avantgarde-orkest van George Russel.
Eigen groep
Als leider van zijn eigen groep maakte hij
de afgelopen jaren vijf boeiende en muzi
kaal sterk uiteenlopende platen. Vaak ver
geleken met John Coltrane (vooral op sop
raansax) en Sonny Rollings (op tenor) ver
scheen na het indringend spirituele 'Wi
thin the realms of our dreams' toch wel ver
rassend die reggae-getinte plaat.
Waarom nu? Pine: „Als saxofonist ben ik
altijd beïnvloed geweest door reggae, van
kinds af aan hoorde ik niets anders thuis.
Maar de mensen vonden altijd dat ze de
reggae niet in mijn spel hoorden. Dat was
een reden om het te doen, maar tevens om
wraak té nemen op mijn eigen reggae-ver-
leden. Want toen ik begon in dat soort groe
pen mocht ik niet meer dan een paar noten
op de achtergrond blazen. Nu wilde ik reg
gae maken waarbij ik centraal stond".
Op Jamaica werkte Pine met Augustus
'Gussie' Clarke, één van de meest succes
volle producers op dit moment. Clarke's
Music Works Studios leveren aan de lopen
de band 'dancehall'- en 'raggamuffen'-hits
af van sterren als Shabba Ranks, Gregory
Isaacs en FreddieMcGregor.
„Hij bleek veel hits geproduceerd te heb
ben waar ik van hield", vertelt Pine. 'Ru
mours' van Gregory Isaacs, bij voorbeeld,
en 'Telephone love' van JC Lodge. Clarke
was mijn eerste keus als producer. Via hem
kon ik ook werken met befaamde sessiemu
zikanten als bassist Steelie, drummer Cle-
vie Browne en saxofonist Dean Fraser.
In september ga ik met een reggaeband op
toernee door Amerika. Op het North Sea
Jazz Festival in Den Haag zal ik met mijn
kwartet voornamelijk pure jazz spelen,
maar misschien ook wel wat anders", grin
nikt Pine geheimzinnig.
door Bert Jansma
De 'heisseste Suppe seit langefm' serveren
ze, volgens een Duitse jazzcriticus. Mike
Hennessy van het blad Billboard schrij-ft:
„Als ze Amerikaanse namen hadden gehad
en uit Albany, Rochester of Hoboken zou
den zijn geweest in plaats van uit Amster
dam, Rotterdam en Den Haag, zouden ze
tien keer meer aanhangers hebben dan
nu". De superlatieven zijn niet van de
lucht in het stapeltje internationale knip
sels uit de bagage van het quintet van Jar
mo Hoogendijk en Ben van den Dungen.
Maar ze liggen er en ze liegen er niet om.
Het is even schrikken, als je zulke dingen
leest over Nederlandse jazzmusici, Hage
naars zelfs. Jazz en dan goed, dat móet
Amerikaans zijn en bij voorbaat zwart.
Dooddoeners natuurlijk, wantje hoeft geen
Tsjech te zijn om Dvorak goed te spelen, en
geen Roemeen om toch de panfluit te kun
nen hanteren. Nederland heeft al jaren pri
ma jazzmuzikanten, maar ze moeten het
elke keer weer bewijzen.
Jarmo Hoogendijk: „Het gaat langzaam.
Het publiek komt nog steeds liever luiste
ren naar een ouwe Amerikaan op z'n re-
toer, dan naar een goede Europese groep".
Ben van der Dungen en hij halen diverse
voorbeelden aan van redelijk befaamde
Amerikaanse sterren die er al jaren de kan
tjes aflopen, maar nog altijd van festival
naar festival trekken. De jonge, Haagse
muzikanten klagen niet. Ze hebben met in
gang van hun laatste cd ('Run for your
wife') besloten er iets aan te doen. Ze heb
ben zich voor de 'cover' in snelle pakken ge
stoken, hebben Playboy's Mick Boskamp
pittige teksten laten schrijven en staan
vrolijk springend op de buitenkant. Niks
geen minderwaardigheidscomplexen, nu
moet 't maar eens uit zijn met die keurige
voorzichtigheid. „De beuk erin" beschrijft
Ben van den Dungen de manier waarop ze
hun publiek ook muzikaal tegemoet tre
den.
Echo's van bop
De muziek die het quintet brengt, barst
van de vitaliteit, de energie en het musi-
ceerplezier. De echo's van de bop klinken
er in door, maar er is van alle stromingen
daarna geleerd. Inclusief de free jazz en de
rockmuziek. „Ritmisch en harmonisch
gaat 't veel verder dan de bop", stelt Van
den Dungen. In hun stukken schuwen ze
het klassieke patroon van eerst jij een so-
lootje, dan ik. Er wordt gezamenlijk gemu
siceerd, er is ruimte voor elk van de muzi
kanten, de uitgezette lijnen kunnen door
iedereen beïnvloed worden: door pianist
Rob van Bavel, drummer Eric Ineke en bas
sist Harry Emery. Jarmo Hoogendijk heeft
een briljante toon, kan hard, hoog en snel
blazen, maar stopt net zo goed een hoop
fluweel in z'n geluid.
Jarmo Hoogendijk leerde veel van z'n Ame
rikaanse collega Woody Shaw, die een tijdje
bij hem woonde: „Woody zei altijd dat de
naam voor het soort jazz dat wij spelen nog
moet worden uitgevonden". Ben van den
Dungen smijt in z'n solo's met muzikale
emoties, een rijkdom aan inventiviteit en
warmte. Het quintet zelf kan een vergelij
king met de in Amerika zo populaire Har
per Brothers gemakkelijk doorstaan. Jar
mo Hoogendijk: „Zij zijn het vlaggeschip
van de nieuwe Amerikaanse jazz. Prima
muziek. Maar ze proberen te klinken als de
Jazz Messengers van Art Blakey. Onze Eu
ropese jazz heeft meer invloeden onder-
foto Peter van Mulken
Eigentijdse jazz met wortels in de bop van Jarmo Hoogendijk (links) en
Ben van den Dungen.
gaan, meer tijd gehad zich te ontwikkelen.
Omdat een beginnende muzikant hier
meer zekerheden heeft, door kan werken
aan zichzelf en niet meteen op de taxi hoeft
om in leven te blijven".
Miriam Makeba
In Zwitserland schreef een krant dat Jar
mo, Ben en de hunnen Dizzie Gillespie
'glatt an die Wand gespielt' hadden, Miri
am Makeba stond zich met twee danseres
sen tijdens een festival op hun muziek uit
de naad te swingen en een topmuzikant als
Paquito d'Rivera schaamde zich niet in de
rij te gaan staan om een cd-tje van het Ne
derlandse quintet te kopen na afloop van
een optreden.
„Eigentijdse jazz met wortels in de bop"
noemt Jarmo Hoogendijk hun muziek. Dat
klinkt te steriel. Dat kan beter: Hun mu
ziek bruist, swingt, spettert en weet ook te
ontroeren.
De omhoog gerichte hoorn van z'n trompet en een hoofd vol lucht als
een kikker voor z'n concert.
Dat het een feest wordt,
daarvoor staan de namen van de
musici garant: Freddie Hubbard,
Red Rodney, Slide Hampton, Roy
Hargrove en Jon Faddis. Dat
moet spetteren. Maar het wordt
wel een feestje zonder de jarige.
Want Dizzie zelf is er niet bij op
zijn '75th birthday celebration'.
door Bert Jansma
Dizzie mag van de dokter niet reizen. Hij
heeft z'n verjaardag op podia elders in de
wereld al vrolijk gevierd, maar wij zullen
hem moeten missen.
De vader van de bebop mocht het dan al
langzamerhand wat kalmer aan zijn gaan
doen - zoals hij vroeger een hoge G en een A
in de improvisaties meenam hoorde je niet
meer - zijn muzikaliteit verliet hem nooit,
evenmin als de befaamde humor waaraan
hij z'n bijnaam te danken heeft.
Zodra Dizzie z'n wangen volblies werd hij
jazz. En de fotografen maar schieten. Een
foto van Dizzie werd bijna het cliché van de
jazz-foto: de omhoog gerichte hoorn van
z'n trompet en een hoofd vol lucht als een
kikker voor z'n concert.
Dizzie's afwezigheid doet je nog eens na
denken over de oudjes in de jazz. Niets on
eerbiedigs aan dat woord, want de 'oudjes'
deden het nog altijd. En ze deden het best.
Miles bleef jong tot het fatale moment.
Maar hij is er niet meer. Het orkest van de
gierigste pianist aller tijden, Count Basie,
die z'n noten als een eekhoorn bewaarde en
ze bijna met tegenzin op het juiste moment
richting zaal mikte, wordt al lang geleid
door Frank Foster. Stan Getz is er niet
meer. Lionel Hampton, de man die jaren
lang op het North Sea Jazz Festival zo lang
bleef doorspelen dat Paul Acket hem rustig
had kunnen opdragen ook maar even het
licht uit te doen en de boel af te sluiten,
heeft een lichte hersenbloeding gehad. Ook
hij komt niet naar Europa. „En dat is voor
de vitale Hamp misschien nog wel erger
dan voor zijn fans" begeleidde Paul Acket
het slechte nieuws. We zitten er toch maar
mee.
Tweemaal uitverkocht
Dizzie, Hampton, het zijn mannen van het
uurste uur. We zijn met ze opgegroeid, ze
hebben ons jazz geleerd. Festivaltoppers
die altijd goed waren voor een volle zaal.
Hamptons optreden in Den Haag was al
twee maal uitverkocht toen de toegangs
kaarten nog bij de drukker lagen te drogen.
Terecht, want wie van hem hield, kreeg
waar voor z'n geld. En het was bij elk festi
val raak. Of je hem nu zag in Zwitserland,
in Den Haag of Zuid-Amerika. Lionel
Hampton moest je van het podium schóp
pen. Ik zag hem eens achter de coulissen na
een concert. De armen over de schouders
van twee jonge muzikanten. Uitgeput, be
zweet, hijgend, maar lachend. Ongelooflijk.
Je vraagt je zorgelijk af wat het voor al die
festivals betekent die er in de zomer door
heel Europa gehouden worden. Paul Acket
vindt het verschrikkelijk naar, voor de ge
zondheid van de betrokkenen in de eerste
plaats, maar het idee van; de groten ver
dwijnen, de oudjes doen het niet meer zo
best, deelt hij niet.
„Behalve dat er steeds nieuwe gezichten
bijkomen, steeds nieuwe sterren opkomen,
zijn de oudjes er nog hoor. Wat dacht je van
drummer Louie Bellson? Of saxofonist Illi
nois Jacquet en z'n orkest? Of van Clark
Terry. Een man als Mario Bauza met z'n
Afro Cuban Orchestra. George Shearing?
En Gerry Mulligan, ook niet meer een van
dejongsten?".
Stiekem verdrietig
Acket heeft natuurlijk gelijk. Maar mogen
we stiekem toch even verdrietig zijn? Om al
wat verdwijnt of dreigt te verdwijnen? Ik
zie me nog bedeesd achter het toneel staan
bij de Count. Hij was door Acket na een
concert uitgenodigd om naar een oude Film
te kijken. Daar gaat-ie zitten, de man die
generaties topsolisten onder z'n hoede ge
had heeft, de patriarch van de swing. Z'n
echtgenote naast zich. De graaf en de gra
vin van de jazz. En waar keken ze naar?
Een grijs filmpje waarin een piepjong
Countje, tien jaar oud denk ik, z'n debuut
maakt achter de piano. Om tranen van in je
ogen te krijgen. Het hele proces in een no-
tedop: talenten staan op, worden sterren,
en worden weer opgeslokt in dat grote
zwarte gat van de vergetelheid. De festival
ganger die al jaren het 'Heybaberiba' van
de Hamp meezingt, zal z'n ei elders kwijt
moeten. De jazzliefhebber die kwam voor
de Verenigde Naties van de muziek die bop-
vader Dizzie om zich heen pleegt te verza
melen, zal die even elders moeten zoeken.
En natuurlijk drinken we met gretige teu
gen het muzikale glas tot de bodem leeg dat
Freddie Hubbard c.s. schenken op Djzzie's
celebration'. Maar, Dizzie en Hamp, alsje
blieft, volgend jaar terug, hè? Jarig of niet,
we maken er gewoon wéér een feestje van.