'finale
Het
succes
van
Buisman
Napoleon oorzaak koffie-melange
Smaakmaker
van gebrande
suiker maakte
wereldfaam
Nieuw EG-Landbouwbeleid blijft fraudegevoelig
Ccidóc Qowvant'
ZATERDAG 13 JUNI 1992 PAGINA 31
Het drinken van koffie raakte pas in de tweede helft van de 18e eeuw in zwang.
Het op smaak brengen van de koffie, onder andere door het toevoegen van ge
brande suiker, werd min of meer geboren uit noodzaak. Dat kwam zo. Enge
land had indertijd de heerschappij over de wereldzeeën. Dit tot groot verdriet
van Napoleon. Koffie moest per schip uit de tropische landen worden inge
voerd. Napoleon voerde het continentale stelsel in, waardoor extreem hoge in
voerrechten moesten worden betaald voor de koffie. Hij wilde op deze wijze
Engeland dwarsbomen. Koffie werd daardoor een duur produkt, waarmee zui
nig werd omgesprongen. Om het kleine beetje koffie op smaak te brengen werd
naar een toevoeging gezocht. Cichorei vormde de oplossing. De wortel van het
'zusje' van de witlofplant werd gedroogd en gemalen. Het was één deel cichorei
op één deel koffie. In de noordelijke landen vond men deze toevoeging echter
te bitter. Nu was het ook bekend, dat gebrande suiker een uitstekend alternatief
was. Dat kon men zelf doen, maar al snel kwamen er grossiers, die naast koffie-
en pindabranderijen ook suiker gingen branden. De noodzaak verdween toen
er een einde kwam aan de heerschappij van Napoleon. Maar het toevoegen van
een aroma was zo ingeburgerd geraakt, dat koffiedrinkers daarmee gewoon
door bleven gaan.
ZWARTSLUIS - In een ach
tertuintje aan het Westeinde in
Zwartsluis is het 125 jaar gele
den allemaal begonnen. Na tal
loze experimenten in zijn tuin
huisje slaagde Herman Buisman
erin van gebrande suiker koffie-
stroop te maken. Uiteraard kon
hij op dat moment nog niet be
vroeden dat zijn voor de koffie
bestemde smaakmaker wereld
faam zou krijgen.
Sterker nog, het produkt uit Zwartsluis,
waaraan Herman Buisman zijn naam
verbond, is tot een soortnaam gewor
den. Miljoenen glazen potjes, die de be
kende busjes inmiddels hebben vervan
gen, rollen er jaarlijks van de transport
band. Ze worden afgezet in vrijwel heel
Europa, Japan en de Verenigde Staten.
Een Buisman zwaait er niet meer de
scepter, maar Rolf Olland is wel een
nazaat van de oprichter van het bedrijf.
Eén van de dochters van de kleinzoon
van Herman Buisman trouwde in 1930
met de vader - M.J.C. Olland - van de
huidige directeur.
Teren op de roem van de grondlegger
van de Koninklijke Fabriek van Ge
brande Suiker is er echter niet bij voor
Olland. Hij is er ook de man niet naar
om vergenoegd achterover te leunen in
één van de comfortabele fauteuils in
zijn stijlvol ingerichte directiekamer.
Na bijna drie decennia het bedrijf te
hebben geleid, lijkt Olland nog altijd
even ambitieus als destijds zijn grootva
der Roelof Buisman.
Handelsmerk
was de Buisman, die met zijn han-
delsmerk aan het eind van de vorige
eeuw flink aan de weg timmerde. In
1867 startte de familie Buisman een be
scheiden bedrijfje in Zwartsluis voor
het branden van suiker. Aanvankelijk
beperkte de distributie van het koffie-
melange zich tot Zwartsluis en de naas
te omgeving. Het produkt werd bij de
kruidenier verkocht in zakjes van een
ons. Rond die tijd waren er in ons land
zo'n honderd bedrijfjes, die zich met de
produktie van gebrande suiker bezig
hielden.
„Roelof Buisman", weet directeur Ol
land, „was ambitieus en reislustig. Hij
bleef niet in Zwartsluis en verkocht het
produkt ook in de grote steden van ons
land, zoals Amsterdam en Rotterdam.
De verbinding daarmee was goed.
Zwartsluis lag op een knooppunt van
vaarwegen en had een rechtstreekse
verbinding over de Zuiderzee met Am
sterdam".
„Het is ook in die periode, dat hij op
een idee werd gebracht om de koffie-
stroop, anders dan gangbaar was, te
verpakken. Een winkelier in Amster
dam klaagde namelijk dat de gebrande
suiker zo snel hard werd in de zakjes.
'Waarom doe je het niet in een busje?',
vroeg hij Roelof. Die heeft dat goed in
z'n oren geknoopt. Terug in Zwartsluis
was hij de eerste in het land, die in 1902
met de gebrande suiker in het busje op
de markt kwam".
„Niet veel later kreeg Buisman ook nog
eens lof toegezwaaid van de voorloper
van de keuringsdienst van waren in
Rotterdam. De kwaliteit van het pro
dukt bleek veruit de beste. Tsja, dat gaf
je een kick als ondernemer. Buisman is
snel marktleider geworden en die posi
tie zijn wij nooit meer kwijtgeraakt", al
dus Olland.
De concurrenten zaten vanzelfspre
kend niet stil en volgden het voorbeeld
van de Zwartsluizer ondernemer. Dat
zij die slag verloren kwam doordat
Buisman toen al het nut van intensieve
reclame-campagnes inzag.
Ook op beurzen en tentoonstellingen in
binnen- en buitenland stond Buisman
wat dat betreft zijn mannetje. De vele
medailles en onderscheidingen uit die
tijd staan nu als trotse relikwieën te
pronken in een vitrine van het bedrijf
aan de Zomerdijk.
Maar ook door colportage zorgde Buis
man ervoor, dat de aandacht voor het
Een vertrouwde uitmonstering uit grootmoeders tijd.
produkt niet verslapte. Zo was er een
zogeheten bruidjesdienst, waarbij pas
getrouwde stelletjes een busje Buisman
gratis bezorgd kregen. Vanaf 1920 vie
len ook de Duitsers en Belgen voor het
koffie-aroma uit Zwartsluis. De Italia
nen gingen niet veel later door de knie
ën voor het 'Vero Estratto Olandese'
(het echte Hollandse extract).
Het betekende allemaal wel dat het be
drijf aan het Westeinde uit zijn voegen
barstte. Buisman vestigde zich daarna
aan de Zomerdijk op een gunstige loca
tie aan het vaarwater. Zo was de fabriek
gemakkelijk bereikbaar voor de sche
pen met aardappelzetmeel, waarvan
dextrose wordt gemaakt, de eigenlijke
grondstof voor het bekendste Buisman-
produkt. Vanuit Zwartsluis werd het
paradepaardje van het bedrijf ver
scheept naar Amsterdam.
Cafita
In de crisisjaren zorgde Buisman er
voor dat de mensen, ondanks het ge
brek aan koffie, een smakelijk kopje
konden blijven drinken. Er werd een
vloeibaar koffie-extract op de markt ge
bracht. Het nieuwe kassucces bestond
uit een mengsel van koffie en Buisman.
De flesjes werden verkocht onder de
naam Cafita, een merknaam, die jaren
later opnieuw uit de kast werd gehaald.
Gebrek aan grondstoffen was er de oor
zaak van dat Buisman de activiteiten in
de laatste oorlogsjaren moest staken.
Na de oorlog pakte een handvol fabrie
ken in het land de draad weer op. Buis
man bleef veruit de grootste.
De ondernemingslust van Roelof Buis
man bleef toen niet beperkt tot de pro
duktie van koffiestroop. Hij speelde
handig in op een nieuwe ontwikkeling
die zich aandiende: het kopen van kust
vaarders. Degene die dat wilde - en dat
was een aanzienlijk aantal in het water
rijke noordwest Overijssel - kon geld
lenen van Roelof Buisman. Dat bankie
ren legde hem geen windeieren. De
schuldenaren voldeden vrij vlot aan
hun verplichtingen. Met dat kapitaal
besloot Buisman zelf ook in de scheep
vaart te gaan. Op een gegeven moment
bestond zijn vloot uit vier coasters, twee
rijnaken en één schip voor de grote
vaart.
Rolf Olland deed in 1963 zijn intrede in
het bedrijf. Hij leidde de Buisman-dy
nastie in de (handels)geest van zijn
voorgeslacht. Vanaf het moment dat hij
in 1967 de top van het bedrijf had be
reikt, werd er veel van zijn creativiteit
gevraagd. Want nieuwe uitdagingen
stonden voor de deur door de snel aan
populariteit winnende snelfilterkoffie.
„Het busje werd wat ouderwets", herin
nert Olland zich. „Waarom stoppen wij
Buisman niet in een glazen potje en
maken wij er een modern produkt van",
gaven wij onszelf als opdracht. Het re
sultaat was een produkt met betere op
loseigenschappen en daardoor ook ge
schikt voor snelfilters. Zo werd in 1968
met eclatant succes het glazen potje
Buisman gefitroduceerd.
De ontwikkelingen in de voedingsin
dustrie bleven echter voortdurend de
aandacht van Buisman vragen. De con
sument raakte verwend en volgens Ol
land leidde dat tot de invoering van wat
hij „gemaksvoeding" noemt. „Het ge
bruik van Buisman werd als omslachtig
ervaren. Het was te merken. De omzet
liep geleidelijk terug".
Fusiekoorts
Ook met de scheepvaarttak ging het
bergafwaarts. De resultaten holden
achteruit, waarna werd besloten om dit
onderdeel af te stoten.
Het ging weer de goede kant op met
Buisman, „maar", zo weet directeur Ol
land nog goed, „het was ook de tijd van
de fusiekoorts. Ik heb wat plannen ge
lanceerd voor een nieuw élan. De aan
deelhouders reageerden aanvankelijk
minder enthousiast. Zij waren al blij
met de betere resultaten en zagen een
nieuw avontuur niet zo zitten. Toch
hebben we samen gezocht naar een ge
schikte fusiekandidaat. Zo werden wij
in 1973 van familiebedrijf een concern
dochter van de Koninklijke Scholte-
Honig".
Een „vrijage", die overigens totaal
verkeerd uitpakte. „Het is een beroer
de tijd geweest", verzucht Olland.
„Eerst leek het nog heel positief. Er
was aandacht voor mijn plannen en
geld daarvoor werd in het vooruitzicht
gesteld, maar het ging Scholte-Honig
niet voor de wind. In 1978 ging het con
cern zelfs failliet en werd de levensmid
delensector doorverkocht aan de Cen
trale Suikermaatschappij. Tot 1989.
Toen waren Buisman en de CSM zover
uit elkaar gegroeid, dat het Zwartslui
zer bedrijf zichzelf uitkocht en voort
aan weer op eigen benen verder ging.
Halverwege de jaren zeventig werd in
feite al een formule ontwikkeld, die nog
steeds opgeld doet. Een dalende omzet
van het Buisman-aroma was er aan
vooraf gegaan.
Innoveren, oftewel voortdurend bezig
zijn met het ontwikkelen van nieuwe
technieken en produkten, luidt het pa
rool aan de Zomerdijk. Dat leidde uit
eindelijk tot de introductie van nieuwe
produkten zoals de koffiecreamer (Ca
fita), suikerspecialiteiten waaronder de
kandij en industriële caramels. Wat dat
laatste betreft is Buisman de enige in
Europa, die over een volledig assorti
ment beschikt. Ze worden verkocht aan
bedrijven, die de caramels toevoegen
aan tal van produkten.
„Met innovatie zijn wij bij wijze van
spreken elke dag bezig", stelt directeur
Olland. Het laatste resultaat van gede
gen onderzoek is de bouw van een ag-
glomerator. Via een ingenieus en voor
de buitenwereld geheim proces zijn er
met deze machine legio toepassingen
mogelijk voor de samenstelling van
voedingsprodukten. Ook voor derden
worden nieuwe produkten ontwikkeld.
„Dat biedt weer nieuwe kansen en mo
gelijkheden voor ons bedrijf', besluit
een optimistische Buisman-directeur.
Na dagenlange onderhande
lingen hebben de EG-land-
bouwministers een akkoord
bereikt over een hervorming
van het landbouwbeleid.
Kern van het nieuwe beleid is
dat exportsubsidies zullen
worden omgezet in individue
le inkomenssteun. Nu wordt
echter al gevreesd dat die in
komenssteun geen lang leven
zal zijn beschoren. Met name
de fraudegevoeligheid van
het nieuwe systeem zou wel
eens funest kunnen zijn. Er
varingen uit het verleden le
ren namelijk dat de zuidelijke
landen, met name Italië,
Spanje en Griekenland, de
EG zien als een goed gevulde
kas, waaruit flink wat ecu's
(de Europese munteenheid)
kunnen worden gehaald, zon
der dat er wat tegenover
staat. Vooral Italië heeft het
erg bont gemaakt met fraude
en oneigenlijk gebruik van
EG-gelden.
DEN HAAG - Haalt het EG-
landbouwbeleid het jaar 2000?
„Ik heb zeer grote twijfels", rea
geert voorzitter H.J. Slijkhuis
van een provinciale landbouw-
maatschappij, na bestudering
van het akkoord dat onder lei
ding van de Ierse landbouwcom
missaris Ray MacSharry tot
stand is gekomen.
In grote lijnen komt het compromis er
op neer dat de exportsubidies op land-
bouwprodukten drastisch worden ver
laagd in ruil voor individuele inkomens
steun. „Ik vrees dat we over een jaar of
drie, vier weer bij elkaar zitten om te
constateren dat het systeem niet werkt.
Vooral dè fraudegevoeligheid is een
teer punt. In Nederland hebben we de
zaakjes netjes voor elkaar. In de zuide
lijke landen ligt dat evenwel toch even
anders. En dat zou wel eens een enorm
probleem kunnen worden".
Secretaris Hans Schaap valt hem bij.
„De landbouwpolitiek wordt onderdeel
van de politiek. Ik ben bang dat we net
zulke discussies krijgen als over de
WAO. 'Die boeren krijgen zo en zoveel
geld, kan dat niet minder in deze som
bere tijden?'. Wanneer het goed tot de
burger is doorgedrongen, kun je daar
vergif op innemen".
Het akkoord van vrijdag 22 mei 1992
wordt als historisch omschreven, Een
breuk met het verleden. Inkomens
steun in plaats van exportsubsidies. Die
ommezwaai is onder druk van de om
standigheden tot stand gekomen. Het
EG-landbouwbeleid was namelijk z'n
doel voorbij geschoten.
Na de Tweede Wereldoorlog werd tot
de oprichting van de EG besloten om
een herhaling te voorkomen. Nauwe
economische samenwerking was het
devies. Omdat de agrarische sector
toen de pijler was, waarop de economie
rustte, kreeg die samenwerking in die
sector gestalte. De nu 83-jarige Sicco
Mansholt kan worden gezien als de va
der van het plan, dat er op neer kwam
dat er stabiele, vaste prijzen voor som
mige landbouwprodukten moesten ko
men, zodat er efficiënte landbouwbe
drijven konden ontstaan. De voedsel
voorziening zou dan gegarandeerd zijn.
In de eerste decennia na de oorlog
werkte het systeem perfect. Vraag en
aanbod sloten ongeveer op elkaar aan
en van een importerend werelddeel
veranderde Europa langzaam maar ze
ker in een exporterend continent. En
toen kwamen de problemen in de vorm
van vlees-, boter- en graanbergen en
melk- en wijnpiassen.
Een ingenieus systeem met allerlei
soorten subsidies en regelingen zorgde
er vervolgens voor dat de boer toch aan
z'n trekken kwam, zij het dat het beleid
steeds duurder werd en nu op jaarbasis
zo'n 80 miljard gulden kost.
In 1984 werd bovendien de superhef
fing ingevoerd. Elke veehouder kreeg
een bepaald quotum toebedeeld, bij
overschrijding moet een boete worden
betaald. Voor ons land, een veeteelt
natie bij uitstek, had dat grote gevol
gen.
Het aantal koeien daalde met 25 pro
cent en de hoeveelheid melk met 20
procent tot 10,6 miljard liter. Een ge
voelige aderlating derhalve, die zich
vertaalde in een versnelde sanering.
Maar daar staat tegenover dat de
48.000 'overlevenden' dankzij die su
perheffing (en dus gegarandeerde prijs)
een uitstekende boterham verdienen
op een op en top modern bedrijf.
In de akkerbouw (600.000 hectare) zijn
de problemen echter totaal uit de hand
gelopen. De gegarandeerde graanprijs
(tarwe, rogge en gerst) ligt ver boven de
wereldmarktprijs, hetgeen enorme
overschotten tot gevolg heeft. Om die
reden gaat de graanprijs in de komende
drie jaar met 27 procent omlaag.
Ter compensatie voor die prijsdaling
krijgen de graanboeren voortaan inko
menssteun. In het kasboek verandert er
dus niets. In het eerste jaar bedraagt de
compensatie 400 gulden per hectare, in
het tweede jaar 568 gulden per hectare
en in het derde jaar 731 gulden. Die
nieuwe regeling is gekoppeld aan een
braakregeling. Wanneer de produktie
meer dan 92 ton per bedrijf bedraagt
moet 15 procent van de grond braak
worden gelegd. Gezien de kleinschalige
bedrijfsstructuur in ons land, komt bij
na geen enkele boer daar aan toe.
Daarnaast daalt de gegarandeerde prijs
voor rundvlees met 15 procent, een
prijsdaling die in drie etappes wordt in
gevoerd. Ook hier geldt een compensa
tie in de vorm van een premie per dier.
Voor ons land is echter het belangrijk
ste dat er in de veeteeltsector weinig
verandert. De superheffing blijft ge
handhaafd, hoewel de quota met twee
procent omlaag gaan. „Ik ben blij dat er
geen regeling per koe is gekomen, want
dan was het helemaal een bureaucrati
sche toestand geworden, met alle mo
gelijkheden tot fraude van dien", merkt
Slijkhuis opgelucht op.
Het woord fraude is gevallen. In de
hele discussie duikt het woord veelvul
dig op. De grote angst in de noordelijke
lidstaten is dat de 'Zuiderlingen' er nog
meer een potje van zullen gaan maken
dan nu reeds het geval is.
De gang van zaken rond de superhef
fing is in dit verband typerend. Terwijl
de Nederlandse veehouder zich netjes
aan de regels hield, heeft z'n Italiaanse
collega in al die jaren nog nooit één
cent boete over de te veel geproduceer
de melk betaald.
Slijkhuis: „Dat is natuurlijk een grof
schandaal. Zo'n houding voorspelt wei
nig goeds voor de toekomst. En het
meest ergerlijke is nog wel dat ze tij
dens de recente onderhandelingen nog
om een extra quotum vroegen. Dat is
natuurlijk de limit. Gelukkig zijn de an
dere ministers daar niet ingetrapt, maar
het geeft wel aan hoe cynisch er in dat
soort landen over het maken van af
spraken wordt gedacht. Tussen zeggen
en doen ligt daar een groot verschil.
Dat verschil in mentaliteit is fnuikend
voor de EG".
In landbouwkringen gaan zelfs stem
men op die beweren dat het Deense
„nee" tegen het verdrag van Maas
tricht, vooral is ingegeven door de toe
nemende stroom berichten over fraude
met EG-gelden. In dat spel speelt Italië
een hoofdrol.
Ook boerenleider Klaas Dijkstra vreest
dat met zo'n houding de EG wordt uit
gehold. „Terwijl wij in de noordelijke
landen netjes ons best doen, maken ze
er daar een rommeltje van. De veehou
ders in ons land hebben fors ingeleverd,
terwijl in Italië de superheffing al die
jaren niet eens is toegepast. Dat irri
teert me mateloos. In feite geef je daar
mee als land blijk van een anti-EG hou
ding, hoewel met de mond het tegen
deel wordt beweerd. Daarmee wek je
anti-Europese gevoelens op en het re
sultaat zie je in Denemarken". Zelf is
Klaas Dijkstra een fervent voorstander
van de EG. „Maar dan moeten natuur
lijk alle neuzen dezelfde richting opwij-
zen. De houding van de zuidelijke lid
staten legt een bom onder het EG-land
bouwbeleid".
Evenals Slijkhuis vreest Dijkstra dat de
fraudegevoeligheid en niet het systeem
an sich het akkoord zal ondergraven.
„Daar zit het zwakke punt. In de noor
delijke landen zal het geen probleem
opleveren, dat heeft het verleden bewe
zen. In het Zuiden komt er weinig van
terecht. Bij de burgers zal dan het ge
voel onstaan van: 'Waarom moeten we
dokken om die boeren in Italië een
mooi leventje te bezorgen? Laten ze
het zelf maar uitzoeken'. Dat is het gro
te gevaar".
Nogmaals: Klaas Dijkstra, een nuchte
re boer uit Flevoland, zou het ten zeer
ste betreuren dat de goeden onder de
kwaden moeten lijden. Want alle kri
tiek ten spijt kan hij zich redelijk vinden
in het EG-compromis. Hij is het dan
ook totaal niet eens met oud-minister
Pieter Winsemius, die 'de zwijgende
meerderheid' voor zich innam door de
inkomenssteun aan boeren een „giller"
te noemen.
Hij riep daarbij de echecs in de
scheepsbouw en textielindustrie in her
innering. Beide bedrijfstakken gingen
ondanks miljardensteun toch teloor."
„Kijk'Uegt Klaas Dijkstra geduldig uit,
„dat klinkt wel aardig, maar hij verge
lijkt appels met peren. Voedsel is een
eerste levensbehoefte. Daar kun je het
spel van vraag en aanbod niet zonder
meer op loslaten. Ik zou dezelfde men
sen wel eens willen horen als er geen
graan meer wordt geteeld omdat het
economisch niet verantwoord is. Nee,
de agrarische sector moet wat gestuurd
worden".
„In de tweede plaats is de agrarische
bedrijfstak de kurk van onze economie.
Dankzij onze land- en tuinbouwpro-
dukten hebben we een groot overschot
op de betalingsbalans. Het is met ande
re woorden geen noodlijdende bedrijfs
tak die met allerlei kunstgrepen op de
been moet worden gehouden. En in de
derde plaats is de boer naast producent
ook beheerder van het landschap.
Dankzij de agrariër heeft Nederland
een afwisselend, veelkleurig landschap
met weilanden, boomgaarden, akker
bouw en tuinbouw. Wanneer de boer
z'n land braak laat liggen, wordt het een
grote troep, vol met onkruid. Nee, die
vergelijking met de noodlijdende
scheepsbouw doet het wel goed in de
publieke opinie, maar slaat nergens
op".
Oostblok
Desalniettemin zal, zo wordt algemeen
aangenomen, het hele landbouwsys
teem binnen enkele jaren weer ter dis
cussie staan. Een groot aantal landen
klopt bij de EG op de deur. Verwacht
wordt dat binnen enkele jaren Zweden,
Noorwegen, Finland, Oostenrijk en
Zwitserland in de Europese familie zul
len worden opgenomen.
Rond de eeuwwisseling zullen, volgens
schema, Polen, Tsjechoslowakije en
Hongarije volgen. Maar het is best mo
gelijk dat de druk op de EG zo groot
wordt, dat de grenzen voor het voorma
lige Oostblok eerder opengaan. Welis
waar is het IJzeren Gordijn gesloopt, de
grens zit figuurlijk nog potdicht.
Een funeste ontwikkeling, aldus land-
bouw-goeroe Sicco Mansholt. In een
interview in het Agrarisch Dagblad stelt
hij dat die landen 'reddeloos verloren'
zijn als er een nieuwe muur voor de
landbouw wordt opgebouwd. Instabili
teit, blijvende ontwrichting en armoede
zullen het resultaat zijn.
Om die reden pleit hij voor een EG van
24 landen en grondige herziening van
het landbouwbeleid. Hij kiest voor een
eenvoudige, gemakkelijk te controleren
oplossing: een vaste hectaretoeslag, on
geacht het produkt: melk, graan, aard
appelen, groente, fruit of natuur. Een
minimum aan bureaucratie en een
maximum aan resultaat.
Deep down zijn de huidige landbouw-
voormannen het met het orakel uit
Wapserveen hartgrondig eens. Om po
litieke en diplomatieke redenen durven
ze er echter niet onverbloemd voor uit
te komen.
Hans Schaap: „Over een paar jaar krijg
je vanuit Brussel hetzelfde verhaal te
tioren: 'Jongens, het systeem moet op
de helling. Het is vastgelopen'. En dan
kunnen we weer opnieuw beginnen. Let
op mijn woorden".