'Als je beschrijft wat is gebeurd,
denkt men dat je het verzonnen hebt'
Gino Vannelli praat te veel
KUNST/RTV
Duitse tv
herhaalt
'Shoah'
11
Poëzie
als redding
CiidóeSou/uwt
WOENSDAG 11 MAART 1992
Amerikaanse jazzbassist RedCallender overleden Restauratie 17e en 18e eeUWSe poppenhuizen
NEW YORK De Amerikaanse jazz
musicus Red Callender is zondag over
leden aan schildklierkanker in zijn wo
ning in Saugus (Califomië), zo meldde
de Los Angeles Times gisteren. Callen
der is 76 jaar geworden.
Callender heeft in zijn meer dan 50 jaar
durende carrière als jazzbassist, tuba
solist, componist en studiomusicus ge
speeld met kopstukken uit de wereld
van de jazz als Duke Ellington, Lester
Young, Charlie Parker, Dexter Gordon
en Benny Goodman. Hij was zowel een
virtuoos in polkaklanken als in het gen
re van de free jazz. De legendarische
jazzmusicus Charlie Mingus (1922-
1979) bracht Callender het spelen op de
bas bij, voor een uurloon van twee dol
lar.
Red Callender, die afkomstig was uit
Haynesville, leerde al op jonge leeftijd
tuba, bas en trompet spelen. Zijn podi
umloopbaan begon hij in New Jersey,
maar al snel vertrok hij naar Los Ange
les. Als jongen van 19 trad hij samen op
met Louis Armstrong. Een ander blijk
van zijn veelzijdigheid is dat hij met
uiteenlopende artiesten gewerkt heeft
als Bing Crosby, Art Tatum en André
Previn. In de jaren '40 maakte hij deel
uit van een driemansband rond Erroll
Garner, terwijl hij ook speelde met Nat
„King" Cole.
Volgens muziekcritici was Red Callen
der de eerste die de bas zowel als solo
instrument als ook voor het achtergron
dritme gebruikte. Als een van de eerste
zwarte musici slaagde hij er in de jaren
'50 in door te dringen tot de filmstudio's
van Hollywood. Hij werkte mee aan een
groot aantal film- en tv-produkties.
AMSTERDAM - Het Rijksmuseum
in Amsterdam gaat de twee poppen
huizen uit de 17e eeuw en het exem
plaar uit de 18e eeuw restaureren.
Daarnaast wordt de Poppenhuiszaal
van het museum heringericht,
wordt de verlichting aangepast en
komen er nieuwe vitrines.
Ook zal wetenschappelijk onder
zoek worden verricht naar de bete
kenis van de poppenhuizen voor het
17de eeuwse interieur. De restaura
tiewerkzaamheden, die worden gefi
nancierd uit een donatie van meer
dan een half miljoen gulden van de
Stichting VSB Fonds, duren naar
verwachting anderhalf jaar. In de
loop van 1993 zal de volledig herin
gerichte zaal weer voor het publiek
geopend zijn, zo werd gisteren mee
gedeeld tijdens een persbijeen
komst in het museum.
De geïntegreerde aanpak van het
project is volgens het hoofd van de
afdeling Beeldhouwkunst en Kunst
nijverheid, Baarsen, uniek. Het
maakt het ook mogelijk verschillen
de zaken te bestuderen.
De 17e eeuwse poppenhuizen zijn
volgens de directeur van het mu-
sem, H. Van Os „niet louter char
mant. Ze bieden een fantastische
documentatie van een familiege
schiedenis en presenteren een we
zenlijk beeld van de 17e eeuwse so
ciologie". Nederland heeft zes pop
penhuizen. Naast de drie in het
Rijksmuseum, hebben het Haags
Gemeentemuseum, het Frans Hals
museum in Haarlem, en het Cen
traal Museum in Utrecht er ieder
één.
De poppenhuizen zijn niet alleen ty
pisch Nederlands, maar vooral spe
cifiek Amsterdams, aldus Baarsen.
Uit onderzoek blijkt dat de vrouwen
voor wie de poppenhuizen werden
gemaakt, de huizen zelf inrichtten.
Veelal noteerden ze in aparte boek
jes, wat voor aankopen ze voor de
poppenhuizen deden. Petronella
Dunois bij voorbeeld, gaf voor haar
poppenhuis rond de 1.000 gulden uit
voor de inrichting. Voor die tijd was
dat gigantisch. Tijdens de restaura
tie zal voor het eerst ook onderzoek
worden gedaan naar de bibliotheek
die in één van de poppenhuizen aan
wezig is. Nu al blijkt dat elk boek
ook een eigen titel heeft.
Idoor
RENÉ DE COCQ
HILVERSUM - „Dat ik hier
weer sta, ik kan het haast niet
geloven. Het was hier altijd zo
rustig. Steeds weer, als ze ze
elke dag verbrand hadden,
tweeduizend mensen, joden",
zegt Simon Srebnik, getuige
van de jodenvernietiging zoals
die zich afspeelde in het Poolse
verdelgingskamp Chelmno.
De nu in Israël wonende Sreb
nik komt aan het woord in
'Shoah', de beroemde vierdeli
ge documentaire van de Fran
se filmer Claude Lanzmann uit
1985, die op de Duitse televisie
worden herhaald.
Gisteravond was de eerste uit
zending, de volgende afleve
ringen worden respectievelijk
morgenavond en op 17 en 19
maart uitgezonden. De eerste
vertoning in Duitsland van de
reeks, in 1986, maakte enkele
schokkende reacties los, zoals
van de man die tijdens de uit
zending opbelde met de mede
deling dat het technisch onmo
gelijk was dat er zes miljoen jo
den waren omgebracht: Lan
zmann is voor zijn film nage
gaan wat er is overgebleven
van de gruwel van de vernieti
gingskampen. Zowel fysiek,
op de plaatsen in Polen waar
het groen het inmiddels
meestal heeft gewonnen van
de schrikwekkende aanblik
van de kampen, als psychisch:
in het gedachtenleven van de
mensen die het hebben mee
gemaakt.
Hij doet dat op een heel eigen
wijze, in een vormgeving waar
bij veel vraagtekens zijn te zet
ten. Zoals bij de manier waar
op hij sommige van zijn
'slachtoffers' dwingt tot het
vertellen van hun verhaal, ook
op momenten dat hen dat emo
tioneel bijna onmogelijk
wordt.
En bij de traagheid van de
montage, bij het vertonen van
straatbeelden, bij de merk
waardige manier waarop hij
koos voor de indirecte verta
ling via een Franse tolk waar
door de film heel moeizaam op
gang komt.
Wie desondanks volhardt in
het kijken kan kennisnemen
van een dieptepunt zonder
weerga in de menselijke ge
schiedenis.
Bijdragen
Simon Strebnik, die we aan
het begin citeerden, was ten
tijde van de holocaust dertien
jaar. Hij levert een van de
meest aangrijpende bijdragen.
Hij was tijdens een van de vele
razzia's in de regio van Chelm
no opgepakt maar werd door
een cynische SS'er bevolen te
zorgen voor entertainment,
vanwege zijn fraaie jongens
sopraan. Zingend over lente,
liefde, meisjes en soldaten zag
hij zijn vader, zijn moeder, zijn
broertjes, zusjes en vriendjes
in het massagraf verdwijnen.
Claude Lanzmann laat hem in
de documentaire nog eens zin
gen. 'Shoah' wordt op de ge
noemde data uitgezonden via
Duitsland 3 Nord (steeds om
22.00 uur).
Adrie van der Heijden:
AMSTERDAM - In het
werk van A.F.Th, van der
Heijden speelt het geheu
gen, het zich herinneren,
een belangrijke rol. De au
teur zelf staat ook bekend
om zijn fenomenale ge
heugen. Wanneer ik vroeg
in de middag binnenstap
in de Amsterdamse kun
stenaarssociëteit 'Arti',
waar we hebben afgespro
ken, krijg ik daarvan met
een een sterk staaltje.
„Ik heb u pas nog gezien bij
Wers voor de Pers' en volgens
mij komt u ook geregeld in
café 'Zwart' op het Spui". Het
zijn precies de plekken waar ik
de afgelopen maanden Van der
Heijden tegenkwam en dan
dacht: 'Hé, daar staat Van der
Heijden'. De prestatie is des te
opmerkelijker omdat we nooit,
een woord met elkaar gewis
seld hebben.
De onderhand 42-jarige Adrie
van der Heijden debuteerde
veertien jaar geleden onder
het pseudoniem Patrizio Cana-
poni met de roman 'Een Gon
del in de Herengracht'. Vijf
jaar later verschenen onder
zijn eigen naam de proloog en
het eerste deel van de roman
cyclus 'De Tandeloze Tijd', on
der de titels 'De Slag om de
Blauwbrug' en 'Vallende Ou
ders'.
Zijn ster steeg snel. In 1985
verscheen deel twee, 'De Geva
rendriehoek' en twee jaar gele
den het vierde deel, 'Advocaat
van de Hanen'. Ondertussen
had Van der Heijden een aan
tal literaire prijzen in de wacht
gesleept en haalde zijn werk
herdruk na herdruk. Twee ro
mans staan los van 'De Tande
loze Tijd': het in 1986 versche
nen 'De Sandwich' en 'Het le
ven uit een Dag' uit 1988. Deze
week krijgt ieder bij aankoop
van ten minste twintig gulden
aan boeken het door Van der
Heijden geschreven boeken
weekgeschenk 'Weerborstels'.
Nietsnutterig
'De Tandeloze Tijd' beschrijft
de jeugd en volwassenheid van
Albert Egberts, een nietsnutte
rig figuur uit Geldrop. Hij
heeft veel trekken gemeen
met de schrijver, zoals het ja
renlang filosofie studeren in
Nijmegen zonder het af te ma
ken. In zijn leven weerspiegelt
zich dat van een hele genera
tie: die welke vlak na die van
Provo en Maagdenhuis kwam
en in de jaren zeventig volwas
sen werd, de jaren waarin alles
nog kon en ook alles al voorbij
leek. Een decennium dat juist
door 'Nijmeegse' auteurs, als
Frans Kusters, Thomas Ver-
bogt en Adrie van der Heijden,
zeer treffend beschreven werd.
Toch is Egberts geen echte af
spiegeling van de auteur.
„Mijn eigen leven is zeker ma-
A.F.Th. van der Heijden.
teriaal geweest voor de ro
mans, maar dat geldt ook voor
dat van anderen. Ik gebruik de
werkelijkheid als uitgangs
punt, maar laat er dan de ver
beelding op los die er een an
dere draai aan geeft". De ver
beelding wordt niet gebruikt
om het verhaal aan te scher
pen, maar juist om het af te
zwakken.
„De meeste werkelijk gebeur
de anekdotes zijn juist te mooi
om waar te zijn. Als je iets be
schrijft zoals het is gebeurd,
denkt iedereen dat je het ver
zonnen hebt. Ik laat dus iets
weg, verander enkele details,
plaats het in een andere con
text, stuk voor stuk aanpassin
gen om het geloofwaardiger te
maken".
De lezer wil echter geloven dat
Albert Egberts' leven dat van
Adrie van der Heijden is. „Er
zijn zelfs een soort bedevaart
reisjes naar Brabant georgani
seerd. Ik zat als een reisleider
voorin de bus en vertelde de li
teraire toeristen wat ik in 'De
Tandeloze Tijd' had veranderd
aan de werkelijkheid. Dat wil
den ze echter niet horen. Ze
wilden zich uitsluitend verga
pen aan huizen en cafés en dan
fluisteren: 'Zo was het dus!"'.
„De rit eindigde in café 'De hut
van Mie', dat ik in 'De Slag om
de Blauwbrug' 'De hut van Rie'
had genoemd en waar de vader
van Egberts door een hond
wordt gebeten. Ik was een
beetje gepikeerd door de de
sinteresse van het gezelschap
FOTO: BRAND OVEREEM
voor wat ik werkelijk wilde
zeggen en dacht nog: als ze
hier nog steeds een hond heb
ben kan ieder zich om de beurt
laten bijten, om te voelen hoe
pijnlijk die beet in het echt
was".
Kantooragenda
Zijn eigen leven is belangrijk
materiaal voor Van der Heij
den. Hij koestert echter niet
elke gebeurtenis als mogelijke
romanpassage. „Ik houd geen
dagboek bij of zo. Ik heb wel
zo'n langwerpige kantooragen
da waarin ik niet alleen alle af
spraken noteer, maar ook
'kernwoorden' zet die op een
bepaald voorval slaan. Als ik
het later teruglees is zo'n
woord genoeg om me alles wat
ermee samenhangt weer te
herinneren".
In 'De Sandwich' beschrijft
Van der Heijden hoe hij zich
als klein kind al oefende in het
naar voren halen van herinne
ringsbeelden aan de hand van
één enkel woord. „Die beelden
werden na verloop van tijd
aangescherpt, kregen meer be
tekenis. Zoals dat van het mes
in 'De Gevarendriehoek', waar
ik op een gegeven moment een
regenboogje omheen zag. Dat
blijkt dan een zeer symboli
sche toevoeging te zijn. 's
Avonds wordt er mee gedreigd
en de volgende ochtend het
brood mee gesneden. De func
ties van dat mes blijken net zo
veelvuldig als de-kleuren van
de regenboog".
Via het geheugen herbeleeft
men de voorbije tijd, al kan
daar soms zo'n vervalsende
werking van uitgaan dat er in
het verleden evenveel moge
lijkheden liggen als in de toe
komst. In de proloog van 'de
Tandeloze Tijd', 'De Slag om
de Blauwbrug', wordt Albert
Egberts dertig jaar op dertig
april 1980, de beruchte kro
ningsdag waarop zulke heftige
krakers-rellen uitbraken dat
heel Amsterdam in oproer
leek.
Egberts lijdt een ogenschijn
lijk doelloos leven in de hoofd
stad. Hij heeft niet veel gedaan
met het leven dat achter hem
ligt en het is maar de vraag of
hij iets zal doen met de jaren
die hij nog heeft. Hij bevindt
zich op een knooppunt in zijn
bestaan, een bijna tijdloos mo
ment.
Een vriend van me maakte me
attent op de manier waarop hij
dat tijdloze rekt. 'Is je niet op
gevallen dat er hier en daar ge
suggereerd wordt dat hij een
junk is?' Om zich daarna, zoals
alle Van der Heijden fans af te
vragen of dit autobiografisch
is: 'Zou die Van der Heijden
soms zelf...?'
„Opium is een middel om de
tijd te laten stoppen. Egberts
leeft op zijn eigen ritme en zijn
dagen zijn zo eentonig dat ze
niet langer van elkaar te on
derscheiden zijn. Zijn leven
versteent min of meer".
Hiernamaals
Verstening, maar dan in de
herinnering, is ook wat er ge
beurt wanneer iemand sterft.
In 'De Sandwich' gedenkt Van
der Heijden twee jeugdvrien
den. Frank stierf als gevolg -
van een stom ongeluk, Karin,
een oude liefde, sloeg de hand
aan zichzelf. Door zich hen te
herinneren komen ze in zeke
re zin weer tot leven, terwijl ze
zich in deze wederopstanding
tegelijkertijd definitief vast
leggen.
Het hiernamaals is volgens
Van der Heijden niets anders
dan dat anderen h^t leven van
de gestorvene in hun herinne
ring en verbeelding afmaken.
Dingen vallen zo op hun
plaats, ogenschijnlijk onbe
langrijke gebeurtenissen krij
gen plots symbolische beteke
nis. De beelden van de doden
staan helder in het geheugen
gegrift, terwijl die van de nog
levende schimmig blijven, on
ingevuld, alsof ze nog kunnen
veranderen. In die lijn redene
rend zou je kunnen stellen dat
Van de Heijden, door zijn le
ven vast te leggen in zijn werk,
aan zijn eigen verstening en
dood schrijft.
„Daar zit iets in. Tenslotte haal
ik de beweging uit mijn verle
den. Aan de andere kant is de
cyclus nog niet af. Ik heb nog
een jaar of tien door te schrij
ven, want ik kan hem natuur
lijk niet eeuwig laten uitdijen.
In 2001, wanneer Albert Eg
berts 50 wordt, moet het maar
eens uit zijn".
De cyclus dijt inderdaad
steeds verder uit. De proloog
zal moeten worden gevolgd
door een epiloog, maar het der
de deel, dat nog moet verschij
nen, is al gevolgd door een
vierde. Bovendien vormen no
velles als 'Weerborstels' een
soort 'zijsprongen', zodat de
cyclus zich ook in de breedte
uitzet.
Al bij al ligt een vergelijking
met die andere grote romancy
clus, 'A la Recherche du
Temps perdu' van Marcel
Proust steeds meer voor de
hand. Niet alleen speelde ook
bij Proust het geheugen een
sleutelrol, zijn romans vorm
den eveneens een spiegel van
de tijd waarin ze ontstonden
en waren geënt op een inge
wikkelde mengeling van auto
biografie en fictie. Van der
Heijden reageert echter erg
ongemakkelijk op deze verge
lijking.
„Ik kan nu maar het beste de
ober roepen of wat gaan neu
riën, denk ik. Proust is te groot
voor wie dan ook om zich met
hem te vergelijken en geluk
kig zijn er ook verschillen. Ik
ben bijvoorbeeld nooit van be
gin af aan van plan geweest
een cyclus te schrijven en
Proust wel. De mijne ontstond
al werkende".
Buitenland
Onderhand heeft men ook in
het buitenland ontdekt dat Ne
derland een mini-Proust onder
zijn schrijvers telt. In Scandi
navië, waar Nederlandse lite
ratuur al decennia populair is,
verchenen de eerste delen van
'De Tandeloze Tijd' in verta
ling. De Duitse uitgeverij
Suhrkamp brengt volgend jaar
de vertaling van 'Advocaat van
de Hanen', die gepresenteerd
zal worden tijdens de Frank
furter Buchmesse, waarop Ne
derland 'Schwerpunkt' is.
„Cees Nooteboom verkoopt
onderhand zoveel boeken in
Duitsland dat hij Suhrkamp
meer als zijn uitgever gaat zien
dan De Arbeidèrspers. Ik hoop
dat mijn boek net zo goed zal
aanslaan en dat ze de rest ook
zullen vertalen".
Het mediacircus zal voorlopig
alleen maar groter worden.
Over enkele maanden gaat
Van der Heijden naar de Vere
nigde Staten, waar men ook al
belangstelling begint te verto
nen voor zijn werk en als de
plannen om van zijn romancy
clus een televisiebewerking te
maken doorgaan, zal hij het er
ook niet rustiger op krijgen.
Van der Heijden heeft weieens
verklaard jaloers te zijn op zijn
eigen personages, omdat ze
het zoveel rustiger hebben.
Ooit huurde hij zelfs een cel in
het voormalige huis van bewa
ring aan de Havenstraat om
ongestoord te kunnen werken,
tegenwoordig heeft hij een
werkkamer elders in de stad.
Daar zet hij zijn tanden verder
in de voorbijglijdende tijd, om
zijn lezers vervolgens op zoek
te laten gaan naar dat wat er in
verloren ging.
Concert Gino Vannelli. Nederlands
Congresgebouw, Den Haag. Gister
avond.
Er was gisteravond heel veel
mis met Gino Vannelli. Toch
kreeg de Canadese zanger het
in een uitverkocht Nederlands
Congresgebouw voor elkaar
het Haagse publiek niet met
een kater naar huis te sturen-
.Het begon met de aanvang
van het concert, dat bijna an
derhalf uur werd verschoven.
Het excuus van Gino Vannelli
Was, dat iemand zijn ziel was
verloren.
Met deze 'toelichting' doelde
hij op een ernstig mankement
in de batterij elektronica, die
het podium sierde. Nadat het
concert eindelijk van start was
gegaan, leek het er even op dat
het een avondje stevig swin
gen zou worden. In zijn witte
overhemd, zwarte broek met
bretels en witte schoenen liet
Gino zich meeslepen door de
klanken van de muziek en oog
den zijn energieke danspassen
als de eerste stappen van een
balletdanser. Het duurde niet
lang. De zanger, in een recalci
trante bui, nodigde vervolgens
het publiek uit op het podium
te komen. Hoewel de fans
traag reageerden, stroomden
ze uiteindelijk wel massaal
naar voren. Wie veel geld had
neergeteld voor een 'super'-
plaats mocht dus ook gaan
staan.
Een paar ballades, nog altijd
de kracht van Vannelli, volgde
waarna hij een groot deel van
het krap anderhalf uur duren
de concert vulde met gepraat.
Prietpraat wel te verstaan over
de uiterst warme ontvangst die
hij, zo'n anderhalf jaar gele
den, hier kreeg. Daarna viel
hij, zeker voor de trouwe fan,
in herhalingen met verhalen
over zijn (zingende) vader en
de wijze waarop hij zijn platen
contract had weten te bemach
tigen. Tussendoor zong hij,
soms wonderschoon en met
veel passie en dramatiek, maar
uiteindelijk toch te weinig om
ieders hart te stelen. Vooral in
druk maakte de zangeres die
hij had meegenomen en die
een krachtige en prachtige
tweede stem afleverde. Zo'n
geluid hoort solo op een plaat
te staan, mits ook de juiste
composities worden aangele
verd.
Valkuil
Waar Gino Vannelli eigenlijk
met open ogen intrapte, was de
valkuil vol mooie herinnerin
gen. Het ontnam hem de geest
drift zich te bewijzen, waar
door hij zich behoorlijk routi
neus door de tijdspanne werk
te en de echte vonken uitble
ven. Er was kwaliteit, maar
zonder overredingskracht.
Vannelli was speels, de muziek
funky, jazzy en rocky, maar de
franje had hij thuis gelaten.
Binnenkort staat hij voor het
eerst in Italië, de geboorte
grond van zijn grootvader. Wil
hij daar een blijvende carrière
opbouwen, dan zal hij op het
podium aan het werk moeten.
In ons land wilde hij er weer te
snel af. Daarom werd bij de
tweede korte toegift het geluid
nog wat extra opgeschroefd
waardoor het publiek, bijna
letterlijk, uit de zaal werd ge
blazen.
Boekenbal
Het traditionele
boekenbal,
voorafgaande aan de
Boekenweek, werd
gisteravond gehouden
in de Amsterdamse
Stadsschouwburg aan
het Leidseplein. Het
bal werd wederom
bezocht door veel
schrijvers en andere
belangrijke mensen uit
de literaire wereld. Op
de foto: Hella Haasse
(midden) in gesprek
met de schrijver van
Ret Boekenweek
geschenk A.F. Th. Van
der Heyden. Geheel
links staat minister
Hedy D'Ancona
(cultuur). Voor meer
nieuws en
achtergronden rond
de Boekenweek zie de
pagina's 10 en 11.
FOTO: ANP
Afgelopen zaterdag zag en hoorde ik in het
televisieprogramma 'Bij Sonja' een gesprek mgt
de Rotterdamse havenbaron Ludo Pieters. Hij is
één van de oprichters van Poetry International.
Gevraagd naar het waarom van zij n ook
belangrijk financiële) steun aan de poëzie
antwoordde hij: Zonderde poëzie had ik het niet
gered". Die uitspraak zou eveneens op bepaalde
dichters van toepassing kunnen zijn. Ik denk ook
aan een uitspraak van de Mexicaanse
Nobelprijswinnaar Octavio Paz in één van zijn
essays: Poëzie is kennis, redding, macht en
overgave".
Deze twee alinea's leken mij een goede aanloop
om te schrijven over de Vlaamse dichter Leonard
Nolens, die langzaam maar zeker steeds bekender
wordt. Hij werd geboren in 1947 en publiceert nu
zo'n 20 jaar poëzie. Onlajigs verscheen van hem
bij Querido 'Hart tegen hart', een verzamelbundel
van gedichten die hij liet uitgeven tussen 1975 en
1990. (483 pag. prijs 49,90 gulden).
Voor Leonard Nolens is taal poëzie, het middel tot
expressie en zelfbevestiging. Hij voelt zich
bedreigd door vele dingen in het leven om hem
heen, is daar ook zeer pessimistisch over. In zijn
gedichten kan hij echter zichzelf zijn. Zijn visie op
zijn 'ik' en op de wereld uit zich in zijn werk. Wat
dus veel meer is dan taal en beelden, wat hij zelf
is, zoals hij ergens schreef „Woord hoe kom ik
naar je toe, ik die je altijd bent?" Of dit nu in alle
opzichten „poëzie als redding" is, weet ik niet, wel
een „alleen in mijn gedichten kan ik wonen".
Nolens is, wat van de meeste dichters niet gezegd
kan worden, ook een 'full-time-dichter', dat wil
zeggen hij maakt zijn gedichten niet bij vlagen,
tussen de bedrijven door, daarnaast ook nog een
beroep uitoefenend. Nee, zoals ik ergens las: „in
principe neemt hij elke dag de bus naar Edegem,
een dorp onderzijn woonplaats Antwerpen, om
naar zijn werkplek te gaan, een tuinhuis in een
bos". En daar werkt hij aan zijn gedichten. Hij
schrijft ze niet meteen op, maanuil eerst het hele
gedicht in zijn hoofd horen, voordat hij het
noteert. Dit alles duidt met een zeergrote
intensiteit.
Zijn poëzie begint met eerst een bijna wanhopig
op zoek zijn naar zichzelf in een wereld waarin
hij niet kan aarden: „Ik leef met en ik ben niet
dood, ik waak noch slaap. En in die derde wereld
moet ik altijd wonen". Een 'onmogelijke
tegenstelling' leest men hier, zoals zo vaak bij deze
dichter. Een vastlopen (al) in zichzelf, laat staan
als de ander, de buitenwereld in het spel komt.
„Ik. Ik. Eén en al oor,
ik hoor de wereld niet.
ik heb mij o verstemd,
schreeuwlelijk
in de winding van mijn woord".
„Zwaar op de hand, gekweld op de rand van de
retorische overspannenheid"zo noemt Hugo
Brems ergens de poëzie van Nolens. Maar als ik
dan de bundel 'Hart tegen hart' doorlees, dan zie
ik wel een ontwikkeling. Een groei in taal en
expressie, later niet zo retorisch meer en niet meer
zo loodzwaar op de hand. En hoewel hij dan dicht:
„Ja, ik was liever alleen,
En sereen soeverein',
lees ik in hetzelfde vers ook:
'Hier of ginder maar je blijft
Noodzakelijk, je bent niet vrij.
Ik heb je met mij opgezadeld".
Het vrije woord is voor hem „orakel en orgasme".
Zoals de poëzie, zoals het woord hier een eigen
leven gaat leiden, doet Nolens mij soins ook aan
Gerrit Achterberg denken.
Echterin zijn poëzie voelt hij zich ook op een wat
gewonere manier goed:
„Maar ik ben een dichter.
En op mijn nederige stoel, met mijn
ambachtelijke trots
Zoek ik een degelijke, propere en zwierige manier
Om hier, vandaag, in deze tijd alsnog te
overleven".
En, één stap verder, dan komt de ander ook in het
gezicht. Zelfverwerkelijking impliceert voorde
dichter namelijk ook communicatie met de ander,
een utopie zelfs van een totale communicatie. Zo
schrijft hij:
„Ik wil alleen maar schrijven om mijzelf te horen
leven voor een ander, om een ander te zien zingen
in mijn ogen".
Of, in twee dichtregels:
„Wij zijn er en wij moeten ons verspillen aan
elkaar
Gespiegeld, bloot en broos, verkleind van mens tot
men".
Zo zien we in deze poëzie heel duidelijk de levens-
en wereldbeschouwing verwoord van een in deze
tijd levend mens. Daarbij komen ook andere
thema's dan het 'ik' en 'de anderen ik' aan bod.
Men leze bij voorbeeld het slot van het gedicht
'Goede Vrijdag': „Je wonden waren de ogen
waardoor ik de wereld bekeek, Want ik, een
ongelovige, geloofde dat onmenselijk gebaar,
Die open armen vastgespijkerd om me los te
maken.
Je dood pakte me mijn schreeuwen af en stal mijn
dood".
Ook weer regels om eens te herlezen en zo goed tot
je door te laten dringen. Mijn ervaring met deze
dichter was althans dat ik dat steeds wilde:
herlezen om er dichterbij te komen, tot een
confrontatie, een dialoog met een levend mens in
deze tijd.
Het laatste gedicht uit de bundel schrijf ik in zijn
geheel over: „Wat ik je zei/Is al niet meer van mij,/
Is hopeloos voorbij. Wat ik je schreef/Is enkel nog
voor jou, /Ligt hopeloos vast. Wat ik verzweeg/Kan
ik niet weten/En is van iedereen".
Genemuider protest tegen
kunstproject broden in zee
GENEMUIDEN - De gemeente Genemuiden heeft een bri
schreven aan de directie Noordzee van Rijkswaterstaat, v
de Zwartewaterstad heftig protesteert tegen tegen het tij
laten zinken van het nationaal geschenk in de Noordzee.
Deze zomer wil de Alkmaarse stichting Cargo tien kilomet
westen van Texel tijdelijk een hoogspanningsmast gevul
20.000 broden in de zee laten zinken. Het gaat hier om ee
streden kunstproject, waarbij symbolisch de opbrengst v
polders, het op zee veroverde gebied aan de zee wordt tei
schonken. Het gemeentebestuur van Genemuiden vindt
project zowel in maatschappelijk als in milieutechnisch o{
volstrekt onaanvaardbaar is. Genemuiden heeft zich tot
waterstaat gericht omdat bij deze instantie door Cargo ee'
zoek om ontheffing is ingediend ingevolge de wet veronl
ging zeewater. Genemuiden dringt erbij Rijkswaterstaat
om de gevraagde ontheffing niet te verlenen. Achter de sti<
Cargo gaat dc kunstenaar K. Bolten schuil. Hij kwam al eer
het nieuws door het in stukken zagen van kustvaarder, di
volgens op een andere plaats weer in elkaar werd gezet.