'Als je beschrijft wat is gebeurd, denkt men dat je het verzonnen hebt' Gino Vannelli praat te veel KUNST/RTV Duitse tv herhaalt 'Shoah' 11 Poëzie als redding CiidóeSou/uwt WOENSDAG 11 MAART 1992 Amerikaanse jazzbassist RedCallender overleden Restauratie 17e en 18e eeUWSe poppenhuizen NEW YORK De Amerikaanse jazz musicus Red Callender is zondag over leden aan schildklierkanker in zijn wo ning in Saugus (Califomië), zo meldde de Los Angeles Times gisteren. Callen der is 76 jaar geworden. Callender heeft in zijn meer dan 50 jaar durende carrière als jazzbassist, tuba solist, componist en studiomusicus ge speeld met kopstukken uit de wereld van de jazz als Duke Ellington, Lester Young, Charlie Parker, Dexter Gordon en Benny Goodman. Hij was zowel een virtuoos in polkaklanken als in het gen re van de free jazz. De legendarische jazzmusicus Charlie Mingus (1922- 1979) bracht Callender het spelen op de bas bij, voor een uurloon van twee dol lar. Red Callender, die afkomstig was uit Haynesville, leerde al op jonge leeftijd tuba, bas en trompet spelen. Zijn podi umloopbaan begon hij in New Jersey, maar al snel vertrok hij naar Los Ange les. Als jongen van 19 trad hij samen op met Louis Armstrong. Een ander blijk van zijn veelzijdigheid is dat hij met uiteenlopende artiesten gewerkt heeft als Bing Crosby, Art Tatum en André Previn. In de jaren '40 maakte hij deel uit van een driemansband rond Erroll Garner, terwijl hij ook speelde met Nat „King" Cole. Volgens muziekcritici was Red Callen der de eerste die de bas zowel als solo instrument als ook voor het achtergron dritme gebruikte. Als een van de eerste zwarte musici slaagde hij er in de jaren '50 in door te dringen tot de filmstudio's van Hollywood. Hij werkte mee aan een groot aantal film- en tv-produkties. AMSTERDAM - Het Rijksmuseum in Amsterdam gaat de twee poppen huizen uit de 17e eeuw en het exem plaar uit de 18e eeuw restaureren. Daarnaast wordt de Poppenhuiszaal van het museum heringericht, wordt de verlichting aangepast en komen er nieuwe vitrines. Ook zal wetenschappelijk onder zoek worden verricht naar de bete kenis van de poppenhuizen voor het 17de eeuwse interieur. De restaura tiewerkzaamheden, die worden gefi nancierd uit een donatie van meer dan een half miljoen gulden van de Stichting VSB Fonds, duren naar verwachting anderhalf jaar. In de loop van 1993 zal de volledig herin gerichte zaal weer voor het publiek geopend zijn, zo werd gisteren mee gedeeld tijdens een persbijeen komst in het museum. De geïntegreerde aanpak van het project is volgens het hoofd van de afdeling Beeldhouwkunst en Kunst nijverheid, Baarsen, uniek. Het maakt het ook mogelijk verschillen de zaken te bestuderen. De 17e eeuwse poppenhuizen zijn volgens de directeur van het mu- sem, H. Van Os „niet louter char mant. Ze bieden een fantastische documentatie van een familiege schiedenis en presenteren een we zenlijk beeld van de 17e eeuwse so ciologie". Nederland heeft zes pop penhuizen. Naast de drie in het Rijksmuseum, hebben het Haags Gemeentemuseum, het Frans Hals museum in Haarlem, en het Cen traal Museum in Utrecht er ieder één. De poppenhuizen zijn niet alleen ty pisch Nederlands, maar vooral spe cifiek Amsterdams, aldus Baarsen. Uit onderzoek blijkt dat de vrouwen voor wie de poppenhuizen werden gemaakt, de huizen zelf inrichtten. Veelal noteerden ze in aparte boek jes, wat voor aankopen ze voor de poppenhuizen deden. Petronella Dunois bij voorbeeld, gaf voor haar poppenhuis rond de 1.000 gulden uit voor de inrichting. Voor die tijd was dat gigantisch. Tijdens de restaura tie zal voor het eerst ook onderzoek worden gedaan naar de bibliotheek die in één van de poppenhuizen aan wezig is. Nu al blijkt dat elk boek ook een eigen titel heeft. Idoor RENÉ DE COCQ HILVERSUM - „Dat ik hier weer sta, ik kan het haast niet geloven. Het was hier altijd zo rustig. Steeds weer, als ze ze elke dag verbrand hadden, tweeduizend mensen, joden", zegt Simon Srebnik, getuige van de jodenvernietiging zoals die zich afspeelde in het Poolse verdelgingskamp Chelmno. De nu in Israël wonende Sreb nik komt aan het woord in 'Shoah', de beroemde vierdeli ge documentaire van de Fran se filmer Claude Lanzmann uit 1985, die op de Duitse televisie worden herhaald. Gisteravond was de eerste uit zending, de volgende afleve ringen worden respectievelijk morgenavond en op 17 en 19 maart uitgezonden. De eerste vertoning in Duitsland van de reeks, in 1986, maakte enkele schokkende reacties los, zoals van de man die tijdens de uit zending opbelde met de mede deling dat het technisch onmo gelijk was dat er zes miljoen jo den waren omgebracht: Lan zmann is voor zijn film nage gaan wat er is overgebleven van de gruwel van de vernieti gingskampen. Zowel fysiek, op de plaatsen in Polen waar het groen het inmiddels meestal heeft gewonnen van de schrikwekkende aanblik van de kampen, als psychisch: in het gedachtenleven van de mensen die het hebben mee gemaakt. Hij doet dat op een heel eigen wijze, in een vormgeving waar bij veel vraagtekens zijn te zet ten. Zoals bij de manier waar op hij sommige van zijn 'slachtoffers' dwingt tot het vertellen van hun verhaal, ook op momenten dat hen dat emo tioneel bijna onmogelijk wordt. En bij de traagheid van de montage, bij het vertonen van straatbeelden, bij de merk waardige manier waarop hij koos voor de indirecte verta ling via een Franse tolk waar door de film heel moeizaam op gang komt. Wie desondanks volhardt in het kijken kan kennisnemen van een dieptepunt zonder weerga in de menselijke ge schiedenis. Bijdragen Simon Strebnik, die we aan het begin citeerden, was ten tijde van de holocaust dertien jaar. Hij levert een van de meest aangrijpende bijdragen. Hij was tijdens een van de vele razzia's in de regio van Chelm no opgepakt maar werd door een cynische SS'er bevolen te zorgen voor entertainment, vanwege zijn fraaie jongens sopraan. Zingend over lente, liefde, meisjes en soldaten zag hij zijn vader, zijn moeder, zijn broertjes, zusjes en vriendjes in het massagraf verdwijnen. Claude Lanzmann laat hem in de documentaire nog eens zin gen. 'Shoah' wordt op de ge noemde data uitgezonden via Duitsland 3 Nord (steeds om 22.00 uur). Adrie van der Heijden: AMSTERDAM - In het werk van A.F.Th, van der Heijden speelt het geheu gen, het zich herinneren, een belangrijke rol. De au teur zelf staat ook bekend om zijn fenomenale ge heugen. Wanneer ik vroeg in de middag binnenstap in de Amsterdamse kun stenaarssociëteit 'Arti', waar we hebben afgespro ken, krijg ik daarvan met een een sterk staaltje. „Ik heb u pas nog gezien bij Wers voor de Pers' en volgens mij komt u ook geregeld in café 'Zwart' op het Spui". Het zijn precies de plekken waar ik de afgelopen maanden Van der Heijden tegenkwam en dan dacht: 'Hé, daar staat Van der Heijden'. De prestatie is des te opmerkelijker omdat we nooit, een woord met elkaar gewis seld hebben. De onderhand 42-jarige Adrie van der Heijden debuteerde veertien jaar geleden onder het pseudoniem Patrizio Cana- poni met de roman 'Een Gon del in de Herengracht'. Vijf jaar later verschenen onder zijn eigen naam de proloog en het eerste deel van de roman cyclus 'De Tandeloze Tijd', on der de titels 'De Slag om de Blauwbrug' en 'Vallende Ou ders'. Zijn ster steeg snel. In 1985 verscheen deel twee, 'De Geva rendriehoek' en twee jaar gele den het vierde deel, 'Advocaat van de Hanen'. Ondertussen had Van der Heijden een aan tal literaire prijzen in de wacht gesleept en haalde zijn werk herdruk na herdruk. Twee ro mans staan los van 'De Tande loze Tijd': het in 1986 versche nen 'De Sandwich' en 'Het le ven uit een Dag' uit 1988. Deze week krijgt ieder bij aankoop van ten minste twintig gulden aan boeken het door Van der Heijden geschreven boeken weekgeschenk 'Weerborstels'. Nietsnutterig 'De Tandeloze Tijd' beschrijft de jeugd en volwassenheid van Albert Egberts, een nietsnutte rig figuur uit Geldrop. Hij heeft veel trekken gemeen met de schrijver, zoals het ja renlang filosofie studeren in Nijmegen zonder het af te ma ken. In zijn leven weerspiegelt zich dat van een hele genera tie: die welke vlak na die van Provo en Maagdenhuis kwam en in de jaren zeventig volwas sen werd, de jaren waarin alles nog kon en ook alles al voorbij leek. Een decennium dat juist door 'Nijmeegse' auteurs, als Frans Kusters, Thomas Ver- bogt en Adrie van der Heijden, zeer treffend beschreven werd. Toch is Egberts geen echte af spiegeling van de auteur. „Mijn eigen leven is zeker ma- A.F.Th. van der Heijden. teriaal geweest voor de ro mans, maar dat geldt ook voor dat van anderen. Ik gebruik de werkelijkheid als uitgangs punt, maar laat er dan de ver beelding op los die er een an dere draai aan geeft". De ver beelding wordt niet gebruikt om het verhaal aan te scher pen, maar juist om het af te zwakken. „De meeste werkelijk gebeur de anekdotes zijn juist te mooi om waar te zijn. Als je iets be schrijft zoals het is gebeurd, denkt iedereen dat je het ver zonnen hebt. Ik laat dus iets weg, verander enkele details, plaats het in een andere con text, stuk voor stuk aanpassin gen om het geloofwaardiger te maken". De lezer wil echter geloven dat Albert Egberts' leven dat van Adrie van der Heijden is. „Er zijn zelfs een soort bedevaart reisjes naar Brabant georgani seerd. Ik zat als een reisleider voorin de bus en vertelde de li teraire toeristen wat ik in 'De Tandeloze Tijd' had veranderd aan de werkelijkheid. Dat wil den ze echter niet horen. Ze wilden zich uitsluitend verga pen aan huizen en cafés en dan fluisteren: 'Zo was het dus!"'. „De rit eindigde in café 'De hut van Mie', dat ik in 'De Slag om de Blauwbrug' 'De hut van Rie' had genoemd en waar de vader van Egberts door een hond wordt gebeten. Ik was een beetje gepikeerd door de de sinteresse van het gezelschap FOTO: BRAND OVEREEM voor wat ik werkelijk wilde zeggen en dacht nog: als ze hier nog steeds een hond heb ben kan ieder zich om de beurt laten bijten, om te voelen hoe pijnlijk die beet in het echt was". Kantooragenda Zijn eigen leven is belangrijk materiaal voor Van der Heij den. Hij koestert echter niet elke gebeurtenis als mogelijke romanpassage. „Ik houd geen dagboek bij of zo. Ik heb wel zo'n langwerpige kantooragen da waarin ik niet alleen alle af spraken noteer, maar ook 'kernwoorden' zet die op een bepaald voorval slaan. Als ik het later teruglees is zo'n woord genoeg om me alles wat ermee samenhangt weer te herinneren". In 'De Sandwich' beschrijft Van der Heijden hoe hij zich als klein kind al oefende in het naar voren halen van herinne ringsbeelden aan de hand van één enkel woord. „Die beelden werden na verloop van tijd aangescherpt, kregen meer be tekenis. Zoals dat van het mes in 'De Gevarendriehoek', waar ik op een gegeven moment een regenboogje omheen zag. Dat blijkt dan een zeer symboli sche toevoeging te zijn. 's Avonds wordt er mee gedreigd en de volgende ochtend het brood mee gesneden. De func ties van dat mes blijken net zo veelvuldig als de-kleuren van de regenboog". Via het geheugen herbeleeft men de voorbije tijd, al kan daar soms zo'n vervalsende werking van uitgaan dat er in het verleden evenveel moge lijkheden liggen als in de toe komst. In de proloog van 'de Tandeloze Tijd', 'De Slag om de Blauwbrug', wordt Albert Egberts dertig jaar op dertig april 1980, de beruchte kro ningsdag waarop zulke heftige krakers-rellen uitbraken dat heel Amsterdam in oproer leek. Egberts lijdt een ogenschijn lijk doelloos leven in de hoofd stad. Hij heeft niet veel gedaan met het leven dat achter hem ligt en het is maar de vraag of hij iets zal doen met de jaren die hij nog heeft. Hij bevindt zich op een knooppunt in zijn bestaan, een bijna tijdloos mo ment. Een vriend van me maakte me attent op de manier waarop hij dat tijdloze rekt. 'Is je niet op gevallen dat er hier en daar ge suggereerd wordt dat hij een junk is?' Om zich daarna, zoals alle Van der Heijden fans af te vragen of dit autobiografisch is: 'Zou die Van der Heijden soms zelf...?' „Opium is een middel om de tijd te laten stoppen. Egberts leeft op zijn eigen ritme en zijn dagen zijn zo eentonig dat ze niet langer van elkaar te on derscheiden zijn. Zijn leven versteent min of meer". Hiernamaals Verstening, maar dan in de herinnering, is ook wat er ge beurt wanneer iemand sterft. In 'De Sandwich' gedenkt Van der Heijden twee jeugdvrien den. Frank stierf als gevolg - van een stom ongeluk, Karin, een oude liefde, sloeg de hand aan zichzelf. Door zich hen te herinneren komen ze in zeke re zin weer tot leven, terwijl ze zich in deze wederopstanding tegelijkertijd definitief vast leggen. Het hiernamaals is volgens Van der Heijden niets anders dan dat anderen h^t leven van de gestorvene in hun herinne ring en verbeelding afmaken. Dingen vallen zo op hun plaats, ogenschijnlijk onbe langrijke gebeurtenissen krij gen plots symbolische beteke nis. De beelden van de doden staan helder in het geheugen gegrift, terwijl die van de nog levende schimmig blijven, on ingevuld, alsof ze nog kunnen veranderen. In die lijn redene rend zou je kunnen stellen dat Van de Heijden, door zijn le ven vast te leggen in zijn werk, aan zijn eigen verstening en dood schrijft. „Daar zit iets in. Tenslotte haal ik de beweging uit mijn verle den. Aan de andere kant is de cyclus nog niet af. Ik heb nog een jaar of tien door te schrij ven, want ik kan hem natuur lijk niet eeuwig laten uitdijen. In 2001, wanneer Albert Eg berts 50 wordt, moet het maar eens uit zijn". De cyclus dijt inderdaad steeds verder uit. De proloog zal moeten worden gevolgd door een epiloog, maar het der de deel, dat nog moet verschij nen, is al gevolgd door een vierde. Bovendien vormen no velles als 'Weerborstels' een soort 'zijsprongen', zodat de cyclus zich ook in de breedte uitzet. Al bij al ligt een vergelijking met die andere grote romancy clus, 'A la Recherche du Temps perdu' van Marcel Proust steeds meer voor de hand. Niet alleen speelde ook bij Proust het geheugen een sleutelrol, zijn romans vorm den eveneens een spiegel van de tijd waarin ze ontstonden en waren geënt op een inge wikkelde mengeling van auto biografie en fictie. Van der Heijden reageert echter erg ongemakkelijk op deze verge lijking. „Ik kan nu maar het beste de ober roepen of wat gaan neu riën, denk ik. Proust is te groot voor wie dan ook om zich met hem te vergelijken en geluk kig zijn er ook verschillen. Ik ben bijvoorbeeld nooit van be gin af aan van plan geweest een cyclus te schrijven en Proust wel. De mijne ontstond al werkende". Buitenland Onderhand heeft men ook in het buitenland ontdekt dat Ne derland een mini-Proust onder zijn schrijvers telt. In Scandi navië, waar Nederlandse lite ratuur al decennia populair is, verchenen de eerste delen van 'De Tandeloze Tijd' in verta ling. De Duitse uitgeverij Suhrkamp brengt volgend jaar de vertaling van 'Advocaat van de Hanen', die gepresenteerd zal worden tijdens de Frank furter Buchmesse, waarop Ne derland 'Schwerpunkt' is. „Cees Nooteboom verkoopt onderhand zoveel boeken in Duitsland dat hij Suhrkamp meer als zijn uitgever gaat zien dan De Arbeidèrspers. Ik hoop dat mijn boek net zo goed zal aanslaan en dat ze de rest ook zullen vertalen". Het mediacircus zal voorlopig alleen maar groter worden. Over enkele maanden gaat Van der Heijden naar de Vere nigde Staten, waar men ook al belangstelling begint te verto nen voor zijn werk en als de plannen om van zijn romancy clus een televisiebewerking te maken doorgaan, zal hij het er ook niet rustiger op krijgen. Van der Heijden heeft weieens verklaard jaloers te zijn op zijn eigen personages, omdat ze het zoveel rustiger hebben. Ooit huurde hij zelfs een cel in het voormalige huis van bewa ring aan de Havenstraat om ongestoord te kunnen werken, tegenwoordig heeft hij een werkkamer elders in de stad. Daar zet hij zijn tanden verder in de voorbijglijdende tijd, om zijn lezers vervolgens op zoek te laten gaan naar dat wat er in verloren ging. Concert Gino Vannelli. Nederlands Congresgebouw, Den Haag. Gister avond. Er was gisteravond heel veel mis met Gino Vannelli. Toch kreeg de Canadese zanger het in een uitverkocht Nederlands Congresgebouw voor elkaar het Haagse publiek niet met een kater naar huis te sturen- .Het begon met de aanvang van het concert, dat bijna an derhalf uur werd verschoven. Het excuus van Gino Vannelli Was, dat iemand zijn ziel was verloren. Met deze 'toelichting' doelde hij op een ernstig mankement in de batterij elektronica, die het podium sierde. Nadat het concert eindelijk van start was gegaan, leek het er even op dat het een avondje stevig swin gen zou worden. In zijn witte overhemd, zwarte broek met bretels en witte schoenen liet Gino zich meeslepen door de klanken van de muziek en oog den zijn energieke danspassen als de eerste stappen van een balletdanser. Het duurde niet lang. De zanger, in een recalci trante bui, nodigde vervolgens het publiek uit op het podium te komen. Hoewel de fans traag reageerden, stroomden ze uiteindelijk wel massaal naar voren. Wie veel geld had neergeteld voor een 'super'- plaats mocht dus ook gaan staan. Een paar ballades, nog altijd de kracht van Vannelli, volgde waarna hij een groot deel van het krap anderhalf uur duren de concert vulde met gepraat. Prietpraat wel te verstaan over de uiterst warme ontvangst die hij, zo'n anderhalf jaar gele den, hier kreeg. Daarna viel hij, zeker voor de trouwe fan, in herhalingen met verhalen over zijn (zingende) vader en de wijze waarop hij zijn platen contract had weten te bemach tigen. Tussendoor zong hij, soms wonderschoon en met veel passie en dramatiek, maar uiteindelijk toch te weinig om ieders hart te stelen. Vooral in druk maakte de zangeres die hij had meegenomen en die een krachtige en prachtige tweede stem afleverde. Zo'n geluid hoort solo op een plaat te staan, mits ook de juiste composities worden aangele verd. Valkuil Waar Gino Vannelli eigenlijk met open ogen intrapte, was de valkuil vol mooie herinnerin gen. Het ontnam hem de geest drift zich te bewijzen, waar door hij zich behoorlijk routi neus door de tijdspanne werk te en de echte vonken uitble ven. Er was kwaliteit, maar zonder overredingskracht. Vannelli was speels, de muziek funky, jazzy en rocky, maar de franje had hij thuis gelaten. Binnenkort staat hij voor het eerst in Italië, de geboorte grond van zijn grootvader. Wil hij daar een blijvende carrière opbouwen, dan zal hij op het podium aan het werk moeten. In ons land wilde hij er weer te snel af. Daarom werd bij de tweede korte toegift het geluid nog wat extra opgeschroefd waardoor het publiek, bijna letterlijk, uit de zaal werd ge blazen. Boekenbal Het traditionele boekenbal, voorafgaande aan de Boekenweek, werd gisteravond gehouden in de Amsterdamse Stadsschouwburg aan het Leidseplein. Het bal werd wederom bezocht door veel schrijvers en andere belangrijke mensen uit de literaire wereld. Op de foto: Hella Haasse (midden) in gesprek met de schrijver van Ret Boekenweek geschenk A.F. Th. Van der Heyden. Geheel links staat minister Hedy D'Ancona (cultuur). Voor meer nieuws en achtergronden rond de Boekenweek zie de pagina's 10 en 11. FOTO: ANP Afgelopen zaterdag zag en hoorde ik in het televisieprogramma 'Bij Sonja' een gesprek mgt de Rotterdamse havenbaron Ludo Pieters. Hij is één van de oprichters van Poetry International. Gevraagd naar het waarom van zij n ook belangrijk financiële) steun aan de poëzie antwoordde hij: Zonderde poëzie had ik het niet gered". Die uitspraak zou eveneens op bepaalde dichters van toepassing kunnen zijn. Ik denk ook aan een uitspraak van de Mexicaanse Nobelprijswinnaar Octavio Paz in één van zijn essays: Poëzie is kennis, redding, macht en overgave". Deze twee alinea's leken mij een goede aanloop om te schrijven over de Vlaamse dichter Leonard Nolens, die langzaam maar zeker steeds bekender wordt. Hij werd geboren in 1947 en publiceert nu zo'n 20 jaar poëzie. Onlajigs verscheen van hem bij Querido 'Hart tegen hart', een verzamelbundel van gedichten die hij liet uitgeven tussen 1975 en 1990. (483 pag. prijs 49,90 gulden). Voor Leonard Nolens is taal poëzie, het middel tot expressie en zelfbevestiging. Hij voelt zich bedreigd door vele dingen in het leven om hem heen, is daar ook zeer pessimistisch over. In zijn gedichten kan hij echter zichzelf zijn. Zijn visie op zijn 'ik' en op de wereld uit zich in zijn werk. Wat dus veel meer is dan taal en beelden, wat hij zelf is, zoals hij ergens schreef „Woord hoe kom ik naar je toe, ik die je altijd bent?" Of dit nu in alle opzichten „poëzie als redding" is, weet ik niet, wel een „alleen in mijn gedichten kan ik wonen". Nolens is, wat van de meeste dichters niet gezegd kan worden, ook een 'full-time-dichter', dat wil zeggen hij maakt zijn gedichten niet bij vlagen, tussen de bedrijven door, daarnaast ook nog een beroep uitoefenend. Nee, zoals ik ergens las: „in principe neemt hij elke dag de bus naar Edegem, een dorp onderzijn woonplaats Antwerpen, om naar zijn werkplek te gaan, een tuinhuis in een bos". En daar werkt hij aan zijn gedichten. Hij schrijft ze niet meteen op, maanuil eerst het hele gedicht in zijn hoofd horen, voordat hij het noteert. Dit alles duidt met een zeergrote intensiteit. Zijn poëzie begint met eerst een bijna wanhopig op zoek zijn naar zichzelf in een wereld waarin hij niet kan aarden: „Ik leef met en ik ben niet dood, ik waak noch slaap. En in die derde wereld moet ik altijd wonen". Een 'onmogelijke tegenstelling' leest men hier, zoals zo vaak bij deze dichter. Een vastlopen (al) in zichzelf, laat staan als de ander, de buitenwereld in het spel komt. „Ik. Ik. Eén en al oor, ik hoor de wereld niet. ik heb mij o verstemd, schreeuwlelijk in de winding van mijn woord". „Zwaar op de hand, gekweld op de rand van de retorische overspannenheid"zo noemt Hugo Brems ergens de poëzie van Nolens. Maar als ik dan de bundel 'Hart tegen hart' doorlees, dan zie ik wel een ontwikkeling. Een groei in taal en expressie, later niet zo retorisch meer en niet meer zo loodzwaar op de hand. En hoewel hij dan dicht: „Ja, ik was liever alleen, En sereen soeverein', lees ik in hetzelfde vers ook: 'Hier of ginder maar je blijft Noodzakelijk, je bent niet vrij. Ik heb je met mij opgezadeld". Het vrije woord is voor hem „orakel en orgasme". Zoals de poëzie, zoals het woord hier een eigen leven gaat leiden, doet Nolens mij soins ook aan Gerrit Achterberg denken. Echterin zijn poëzie voelt hij zich ook op een wat gewonere manier goed: „Maar ik ben een dichter. En op mijn nederige stoel, met mijn ambachtelijke trots Zoek ik een degelijke, propere en zwierige manier Om hier, vandaag, in deze tijd alsnog te overleven". En, één stap verder, dan komt de ander ook in het gezicht. Zelfverwerkelijking impliceert voorde dichter namelijk ook communicatie met de ander, een utopie zelfs van een totale communicatie. Zo schrijft hij: „Ik wil alleen maar schrijven om mijzelf te horen leven voor een ander, om een ander te zien zingen in mijn ogen". Of, in twee dichtregels: „Wij zijn er en wij moeten ons verspillen aan elkaar Gespiegeld, bloot en broos, verkleind van mens tot men". Zo zien we in deze poëzie heel duidelijk de levens- en wereldbeschouwing verwoord van een in deze tijd levend mens. Daarbij komen ook andere thema's dan het 'ik' en 'de anderen ik' aan bod. Men leze bij voorbeeld het slot van het gedicht 'Goede Vrijdag': „Je wonden waren de ogen waardoor ik de wereld bekeek, Want ik, een ongelovige, geloofde dat onmenselijk gebaar, Die open armen vastgespijkerd om me los te maken. Je dood pakte me mijn schreeuwen af en stal mijn dood". Ook weer regels om eens te herlezen en zo goed tot je door te laten dringen. Mijn ervaring met deze dichter was althans dat ik dat steeds wilde: herlezen om er dichterbij te komen, tot een confrontatie, een dialoog met een levend mens in deze tijd. Het laatste gedicht uit de bundel schrijf ik in zijn geheel over: „Wat ik je zei/Is al niet meer van mij,/ Is hopeloos voorbij. Wat ik je schreef/Is enkel nog voor jou, /Ligt hopeloos vast. Wat ik verzweeg/Kan ik niet weten/En is van iedereen". Genemuider protest tegen kunstproject broden in zee GENEMUIDEN - De gemeente Genemuiden heeft een bri schreven aan de directie Noordzee van Rijkswaterstaat, v de Zwartewaterstad heftig protesteert tegen tegen het tij laten zinken van het nationaal geschenk in de Noordzee. Deze zomer wil de Alkmaarse stichting Cargo tien kilomet westen van Texel tijdelijk een hoogspanningsmast gevul 20.000 broden in de zee laten zinken. Het gaat hier om ee streden kunstproject, waarbij symbolisch de opbrengst v polders, het op zee veroverde gebied aan de zee wordt tei schonken. Het gemeentebestuur van Genemuiden vindt project zowel in maatschappelijk als in milieutechnisch o{ volstrekt onaanvaardbaar is. Genemuiden heeft zich tot waterstaat gericht omdat bij deze instantie door Cargo ee' zoek om ontheffing is ingediend ingevolge de wet veronl ging zeewater. Genemuiden dringt erbij Rijkswaterstaat om de gevraagde ontheffing niet te verlenen. Achter de sti< Cargo gaat dc kunstenaar K. Bolten schuil. Hij kwam al eer het nieuws door het in stukken zagen van kustvaarder, di volgens op een andere plaats weer in elkaar werd gezet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 16