'final* PAUSELIJKE VERTEGENWOORDIGER AUDRYS BACKIS: „Ik heb geprobeerd de problemen te helpen oplossen" Anton Koolhaas overtuigd van gelijkheid alle leven Ceidóc (BowtanV ZATERDAG 15 FEBRUARI 1992 PAGINA 31 )EN HAAG „Het Nederlands zult nu wel vergeten als u teruggaat naar ioüwen", zegt de voorlichter, terwijl ve door de met velouté-behang bekle- )e kamers lopen van de villa Beekhage de Haagse Carnegielaan. Het is uim drie jaar lang de residentie ge veest van monseigneur Audrys Backis 54), pronuntius in pauselijke dienst, lij wordt per 1 maart bisschop van Vil lus en daar zal hij alles van begin af tan moeten opbouwen. Iet gesprek is net afgelopen. „Ja, daar j[ weinig anders op", antwoordt hij la- hend. Dan weer tegen mij over de ker- elijke situatie in Nederland. „Dat is et vreemde. Men is hier heel sociaal ewogen, ik heb er grote waardering oor, dat is het boeiende hier. Maar het eloof, wat is daarmee aan de hand? lie harde manier van bisschop Gijsen m daar tegen in te gaan, hij had wel •lijk, maar zo moet het toch ook niet", jrie jaar lang is de pauselijke vertegen- loordiger het contact met de media na- rukkelijk uit de weg gegaan, vond het iet passen in zijn eigen benadering om inflicten in de Nederlandse kerkpro- ncie te helpen oplossen. Die polarisa- in de Nederlandse kerk verbaast ;m en zit hem tegelijkertijd dwars. Hij eeft het gevoel dat zijn werk nog niet is. ij blijkt een vlotte prater. Vertelt over jn jeugd. In 1937, hij was toen twee ar oud, kwam zijn vader te werken op ambassade van Litouwen in Parijs, e situatie veranderde radicaal toen de jrlog uitbrak. „Hij werd zaakgelastig- 5, maar hij had geen land meer, geen [gering en geen geld. Het was een hele loeilijke tijd voor mijn ouders". Zegt t zijn echte herinneringen pas begin- |n aan het eind van de oorlog. „We irmden een zeer levendige gemeen- hap met andere vluchtelingen uit Li- uwen, ook mensen die de kampen overleefd. We leefden van de iop, we dachten dat we spoedig terug inden, dat de Amerikanen ons zou- in helpen". lrbeiders aar het liep allemaal heel anders. De ns op bevrijding van Litouwen van juk van Stalin bleek na de oorlog rkeken. In de kleine Litouwse ge- :enschap sluit men zich aaneen rond religieuze tradities. Die tellen heel aar. leen wonder dat we op de eerste lats zeggen dat we katholieken zijn dan pas Litouwers". Ook in Parijs is de kerk middelpunt, of liever ge ld de kapel het middelpunt. Audrys ckis bezoekt Franse paterscholen. t eindexamen middelbare school pt hij op een publieke instelling. Dat de eerste kennismaking met een an- re wereld. „Dat was een schok voor Daar zaten alleen nog naamkatho- cen op. Ik had daar al eerder mee mis gemaakt, want ik was actief in de holieke verkennerij en dan gingen mensen bezoeken en praatten we :r het geloof'. irkerstening was ook het verklaarde ïl van de Mission de France, een !r vooruitstrevende beweging die in Parijse banlieue actief was. „Ze pro- irden de arbeiders opnieuw voor de rk te interesseren, maar het was ty- ich Frans om dat te doen door het eren van sociale en politieke strijd, larna pas zou het evangelie er aan te skomen. Ik ben zeer onder de indruk komen van die mensen die daarin rkzaam waren. Ze wilden het lot van arbeiders verbeteren. Dat heeft me zeker toe gebracht om priester te rden". uselijk diplomaat worden was zeker zijn eerste keus. „We wilden terug naar Litouwen, daar lag werk op ons te wachten". Maar na Saint Sulpice, het internationaal georiënteerde seminarie in Parijs, kwam hij in Rome terecht om daar zijn priesterstudie af te maken. Pius XII had daar een Litouws college opgericht. Priester gewijd werd hij in 1962. „Het concilie was net begonnen en de curie, het pauselijk bestuursappa raat moest internationaler worden. De particuliere secretaris van Johannes XXIII vroeg mij of ik geen zin had de pauselijke diplomatenopleiding te vol gen. Je spreekt je talen en om mij over de streep te trekken zei hij dat er zo veel manieren waren om de kerk te die nen. Deze was bepaald niet de minste". Benoemingen Meer dan vijftien jaar was hij werkzaam bij de Romeinse Curie, waar hij de rap portages van de bisschoppencolleges onder ogen kreeg. Daarna was hij op post in de Filipijnen en Costa Rica. Hij laat er ook geen twijfel over bestaan dat hij precies op de hoogte is van de regels die voor nieuwe benoemingen gelden, het onderwerp blijkt hem sterk bezig te houden, maar de opvolging in Breda waar bisschop Ernst in april vertrekt, is geen aangelegenheid voor hem. „De consultaties beginnen pas na mijn vertrek", laat hij weten. Hij wil ook al les vermijden wat de kwestie voor zijn opvolger kan bemoeilijken en eist voor al in deze kwestie precisie van de ver slaggever. „Hier in Nederland hebben de kapittels traditioneel het recht van inspraak. Maar u moet begrijpen dat het onmogelijk zo kan zijn dat de han den van de paus daardoor gebonden zijn. Ook andere instanties, het bis schoppencollege bijvoorbeeld, hebben een stem. Van de nuntius die officieel drie kandidaten moet noemen, hangt het af. Hij moet de juiste informaties inwinnen, personen afzonderlijk raad plegen. En dan nog sta je voor de vraag: moet het een theoloog zijn of een pas toraal iemand? Persoonlijk is de paus sterk geporteerd voor een theoloog. Dat is hij zelf ook en in belangrijke cen tra ziet hij graag iemand die de dialoog met de moderne wereld kan voeren...". „Sommigen willen van de kerk een de mocratie maken". Hij zet zich schrap. „Ik was hier een keer op een bijeen komst met diplomatieke vertegenwoor digers. Toen was er een tolk die tegen mijn aanwezigheid bezwaar maakte. Ik was vertegenwoordiger van het Vati- caan en dat was geen democratie. Toen zei ik: maar u hebt uw koningin toch ook niet democratisch gekozen en uw burgemeesters worden toch ook be noemd in plaats van gekozen. Ze klapte helemaal dicht". Met de Poolse paus zegt hij zich na drukkelijk verwant te voelen, speciaal wat hij noemt zijn antropologie, zijn mensopvatting. Hij herinnert zich de discussies bij de Mission de France. „Ik had veel bewondering voor die mensen, maar hun sympathie voor de commu nisten vond ik onbegrijpelijk. Ze von den dat de Russen goed werk deden, want dat was volgens mijn Franse vrien den de enige manier om de samenle ving te hervormen, een rechtvaardiger samenleving op te bouwen. Dat vond ik in tegenspraak met elkaar. Je kunt geen maatschappij opbouwen zonder waar den en die dan vervolgens gaan kerste nen. Ik vond die opvatting choquerend. Ik wist inmiddels wat mijn volk aan lij den en vervolging had doorgemaakt. Er waren bijvoorbeeld door Stalin drie honderdduizend Litouwers naar Sibe rië gedeporteerd. Je moet zoals de paus zegt uitgaan van de onvergankelijke waarde van de menselijke persoon. Mo rele waarden veranderen niet". Het brengt hem op de discussies in Ne derland over abortus en euthanasie. Hij vertelt onomwonden zijn overtuiging, nog sneller pratend dan hij al deed. „Tegenwoordig praat men veel over' een nieuwe ethiek. Daar ben ik het niet mee eens. Men zoekt naar een gemeen schappelijke noemer waar iedereen het mee eens kan zijn. Die wordt zo laag mogelijk gehouden opdat iedereen daarmee kan instemmen. Men accep teert geen verwijzing meer naar de eeu wige God en ook al denkt nog maar tien procent van de mensen zo, ik zal zo blij ven denken. Het menselijk leven is hei lig en ik zie niet in hoe men dat kan ver anderen zonder de deur open te zetten voor opvattingen waarbij iedereen naar believen zijn gang kan gaan". Hij zegt slechts één uitzondering op deze heilig heid van het leven te accepteren, dat wat hij in het Frans omschrijft met „therapeutische hardnekkigheid", het koste wat het wil mensen in leven hou den, maar dat kan men dan gewoon na laten. Nederlandse kerk Als diplomaat vindt hij het niet zijn taak om een diagnose van de Neder landse kerk te geven. „Ik probeer haar te begrijpen. Het ontbreekt haar niet aan leven, aan deelname van de gelovi gen, er is overleg op allerlei niveaus en dat is allemaal uitstekend. Toch zou ik willen dat de participatie op spiritueel gebied groter zou zijn. Je kunt het priestertekort bestuderen en dat moet ook, maar het is niet genoeg om er al leen op een sociologische manier mee om te gaan. Waarom wordt er niet voor roepingen gebeden, waarom probeert men niet daadwerkelijk jongeren te in teresseren? Dat is een kwestie van ge loof. Het spirituele moet op de eerste plaats komen". „Misschien wel vanwege ons tempera ment of omdat we zoveel geleden heb ben zijn we in Litouwen veel beschou- wender. Hier is men vooral praktisch. Maar het werkt niet als de liefde tot de naaste er niet is, als dat geen richting geeft aan watje onderneemt. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor de kerk". Een vast, duidelijk omlijnd ge loof beschouwt de pronuntius als iets onmisbaars, een voorwaarde ook om vervuiling in de gedachtenvorming te gen te gaan. „Men maakt onderscheid tussen de historische Christus en de Christus van de kerk, van het geloof. Ie dereen kiest wat hem uitkomt. Daar gaat in feite een diepe crisis van het ge loof achter schuil". Later in het gesprek zegt hij: „Maar de manier waarop je het geloof brengt is natuurlijk heel belangrijk. In dat op zicht kamp ik met dezelfde problemen als de bisschoppen hier. Als ik in Litou wen met jongeren spreek, zijn ze even afkerig van regels als die van hier, ze hebben dezelfde mentaliteit. Ik heb daar een katholieke student ontmoet en die me zei dat hij samen met andere katholieken wat wilde ondernemen maar dat hij niet wist wat. Toen kwam daar een oudere in hun gezelschap die zei dat een katholiek zich zus en zo moest gedragen. Nou, antwoordde die student toen, dat was bij de communis ten precies ook zo. Ja kijk, dat verwer pen ze, maar daarom is het ook zo be langrijk datje op de schoonheid van die boodschap let, dat moet je laten zien, dan kunnen ze die beleven, dan staan ze ervoor open". Zijn eigen geboortestreek kent hij al leen van een aantal bezoeken. Kardi naal Simonis zei eind december, toen bekend werd dat mgr. Backis tot bis schop van Vilnius was benoemd al, dat deze daar met gemengde gevoelens van kennis had genomen. „Ja, dat slaat te rug op Nederland. „Ik heb hier goede contacten kunnen opbouwen en ik heb geprobeerd problemen op te lossen. Ik ben gewend geraakt aan de sfeer, heb de taal een beetje geleerd, genoeg om de mensen te begrijpen en ik vind het daarom jammer te vertrekken nu ik dat heb opgebouwd. Ik had wat meer kun nen geven. Maar naar Litouwen ga ik met enthousiasme. Ik realiseer me mij zeer wel dat ik een westerse opvoeding heb gekregen die aanzienlijk verschilt van die in Litouwen. De mensen daar hebben een uiterst moeilijke periode achter de rug. Mensen zijn verbannen en hebben geleden voor hun geloof. Ik ben zeker niet degene op wiens lessen ze zitten te wachten. Men spreekt te genwoordig veel over uitwisseling van gaven tussen oost en west. Laat ik het zo maar zien. Door de ervaringen die ik op zoveel plaatsen heb kunnen opdoen kan ik zo'n gave voor Litouwen zijn". ^STERDAM Sinds de hei- rond de toekenning aan Hugo and Cortius lijkt de jury van de 1. Hooftprijs, de belangrijkste Uerkundige onderscheiding in derland, besloten te hebben zeker te spelen. Niemand zal ah beledigd voelen door het t dat Anton Koolhaas hem dit r krijgt, wat overigens niet be- ent dat deze bijzonder pro- en veelgelezen auteur n niet verdient. )lhaas is naast schrijver ook altijd nalist en filmer geweest. Misschien I zelfs in de eerste plaats verslagge- In een interview met Bibeb ver aarde hij tenminste zijn verhalen te rijven of het stukken zijn: „Journa- ek is een kwestie van een uitgangs- t hebben. Het moet je gegrepen ^Iben, al is het in negatieve zin. Als je 'niet hebt kun je het net zo goed la- Bij mij is schrijven geen moeizaam ces. Het is een soort blikseminslag, het zover is schrijf ik 5000 tot 6000 >rden op een middag". ilhaas was al twintig jaar journalist r hij ook schrijver werd. Hij-werd in ,j 2 in een gegoed ambtenarengezin te echt geboren en studeerde na de sociologie en andere vakken die lig zouden zijn voor een loopbaan üe krant. In 1935 kwam hij terecht Ie buitenlandredactie van de Nieu- lotterdamse Courant, af 1943 werkte hij bij De Groene "terdammer, waar hij in 1952 weg- omdat het blad zijns inziens te veel >athie voor het communisme aan ag legde. Koolhaas vertrok met zijn to naar Indonesië als hoofd van de ting Culturele Samenwerking Ne- derland-Indonesië, waar hij door Su karno's anti-Nederlandse hetze na ver loop van tijd ook moest verdwijnen. Oververmoeid In 1967 werd Koolhaas directeur van de Nederlandse Filmacademie in Amster dam. Daarnaast schreef hij toneelre censies voor Vrij Nederland. Vóór zijn aanstelling tot directeur had hij de film 'De Dijk moet dicht' en enkele docu mentaires gemaakt. Daarna werkte hij mee aan films van anderen, onder an dere 'Bij de Beesten af van Bert Haan stra, die ook zijn roman 'De Nagel ach ter het Behang' onder de titel 'Dokter Pulder zaait Papavers' verfilmde. Hij is Anton Koolhaas won in 1989 al de Constant ijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre. Voor afgaand aan de uitreiking daarvan sprak hij met de andere literaire-prijswinnaars Mi riam van Hee (links) en Ienne Biemans. m FOTO:.ANP een bijzonder actieve man, die daarom volgens velen voortdurend een aura van oververmoeidheid om zich heeft. Het schrijven stond aanvankelijk letter lijk en figuurlijk in de schaduw van de journalistiek. Koolhaas schreef dieren verhalen met een lengte van enkele bladzijden, zodat ze gemakkelijk in een krant konden worden gepubliceerd. De eerste verschenen in 1938 en gingen over muizen. „Ze ontstonden omdat er in het armzalige pension waar ik woon de zoveel muizen waren dat ik wel ver plicht was hun gedrag te observeren". In 1956 accepteerde uitgever Geert van Oorschot een selectie uit deze verhalen en publiceerde die onder de titel 'Po ging tot Instinct'. Nu was Koolhaas niet langer gebonden aan de door de krant gedicteerde lengte en werden zijn ver halen langer. In 1959 volgde de eerste doorbraak met de bundel 'Er zit geen Spek in de Val', die bekroond werd met de Van der Hoogtprijs. In 1962 schreef hij het Boekenweekgeschenk, 'Een schot in de Lucht', en in 1973 publiceer de hij een bestseller met de roman 'Vanwege een tere Huid'. Koolhaas wordt waarschijnlijk zo veel gelezen door het feit dat hij vaak dieren als hoofdpersonen heeft in zijn romans en verhalen en bovendien op een komi sche manier over hen schrijft. Toch is zijn werk allerminst kinderachtig. Het verschil met jeugdboeken bracht hij zelf als volgt onder woorden: „In kinder boeken mogen de konijntjes niet dood gaan. Bij mij gaan de konijntjes altijd dood". De thematiek van Koolhaas' werk is in derdaad niet al te vrolijk. Het gaat over eenzaamheid en angst. De eerste kan worden opgeheven door de liefde, maar zodra de geliefde opduikt komt ook di rect de angst haar of hem te verliezen om de hoek kijken. Als die geliefde dan ook inderdaad verloren wordt, bijna al tijd door de dood, is de eenzaamheid weer terug. In de romans en verhalen waarin dieren niet de hoofd- maar wel een belangrijke bijrol spelen, is het dier vaak symbo lisch voor de menselijke eenzaamheid. Een mooi voorbeeld is de roman 'De Hond in het lege Huis', uit 1964. Hierin brengt een man enkele gelukki ge dagen met zijn vriendin door in een vakantiehuisje op een eiland. Een loslo pende hond sluit zich daar bij hen aan. Tijdens een zwemtochtje op zee ver drinkt de vrouw. Vervuld van verdriet gaat de man naar huis en ontdekt pas later dat hij de hond in het huisje heeft opgesloten. Het dier is ten dode opgeschreven, maar hij gaat niet terug om het beest te redden. Steeds vaker gaan zijn gedach ten uit naar de hond en stelt nij zich voor hoe deze langzaam wegkwijnt. In wezen vereenzelvigt hij zijn eigen situa tie met die van de hond. Soms wenden de personages zich ook tot een dier om hun eenzaamheid te ca moufleren. Kitty in de roman 'De Nagel achter het Behang' (1971) wijst een aanbidder af en interesseert zich slechts voor een muis, die overigens niets te rugzegt. Wraak De mensen zijn niet altijd vriendelijk voor dieren. In de meeste dierenverha len komt de mens slechts zijdelings voor, maar speelt hij zonder uitzonde ring een negatieve rol. Hij is een jager, een stroper of een hengelaar, iemand die de harmonie en liefde tussen de die ren verstoort. Daarom laat Koolhaas de dieren soms wraak nemen, al zijn het dan fantasie beesten, zoals de Hoedna's in 'Vanwe ge een tere Huid', waarvan er eentje één van de hoofdpersonen doodbijt. In de roman 'De laatste Goendroen' (1976) verzint hij de Goedroens, die ten prooi vallen aan het verkeer. De laatste van zijn soort blijft eenzaam achter en verandert in een plant. Koolhaas schrijft liever over dieren dan over mensen, omdat de eersten meer emoties kunnen oproepen. In zijn inter view met Bibeb formuleerde hij het als volgt: „Ik geloof dat in dierenverhalen, bijvoorbeeld over een zwijn en een ja ger, op een veel meer magische manier de dood wordt opgeroepen dan wan neer je schrijft over Jan, Piet en Erica". De dood, die inderdaad zo'n prominen te plaats in zijn werk inneemt: „In mij ligt heel sterk het besef van de ondeel baarheid van het leven. Het eendere van alle leven op aarde. Dat ieder leven de dood in zich meedraagt. Dat de dood altijd, ieder ogenblik aanwezig is. Dat zou je een mij obsederend motief kunnen noemen". Toch zou je denken dat Koolhaas het lot van de dood van de soort liever aan de mensen dan aan de dieren toebe deeld zou zien. In het verhaal 'Corset- ten voor een Libel', opgenomen in de twee jaar geleden verschenen bijna dui zend bladzijden dikke verzamelbundel 'Alle Dieren-verhalen', heet het: „Hij is somber, .want kijkend naar het vuil neemt hij aan dat mensen een huidziek te van de aarde zijn en niets meer. En dat het einde van die ziekte in zicht is omdat de aarde eraan te gronde gaat, zodat de ziekte moet zien over te slaan naar andere planeten om zich in stand te houden". Als de vervuiling nog langer in het hui dige tempo doorgaat zou dit fantasie verhaal uiteindelijk best een realisti sche beschrijving kunnen blijken te zijn. Mgr. Audrys Backis. FOTOMIL.AN KONVALINK4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 31