Islamitische fundamentalisten vertolken emoties Algerijnen 'finale Toen en nu HET GEVOEL 'ERBIJ TE HOREN' Grondlegger Broederschap Farao Algerije Erbij horen ZATERDAG 4 JANUARI 1992 PAGINA 24 ALGIERS - Hoeveel hectaren bos zouden er de afgelopen jaren zijn opgeofferd aan beschouwingen over het islamitisch fundamentalis me? Een Veluwe? Twee Veluwes? Een stuk verzuurde Peel erbij? Het is bij benadering niet te zeggen. Voor een deel van de bomen is dat jammer. Ze hadden rustig kunnen blijven staan. Dat heeft niets te maken met het belang van het on derwerp, maar wel met de vaak eenzijdige en soms onbegrijpelijke berichtgeving erover. Uit de verhalen rijst steeds weer een beeld op van moordzuchtige moslimse fa natiekelingen, die het westen de heilige oorlog aanzeggen en dagelijks God knie lend smeken om de ondergang van de westerse cultuur. Dat beeld klopt in zo verre, dat islamitische fundamentalisten zich keren tegen alles wat indruist tegen wat zij zien als de door God gewilde maatschappelijke, islamitische orde. Het islamitisch fundamentalisme, en dat wordt veel te vaak vergeten, is niet zozeer anti-westers, het is anti-alles wat niet strookt met zijn puriteinse opvattingen over de islam. Wat dat betreft is het niet alleen gekant tegen het westerse cultuur goed, maar tegen elke sociale en culturele uiting die niet uitgaat van de strikte isla mitische waarden, of die uitingen nu Ara bisch, Chinees, Indisch of westers zijn. Nieuw is het islamitisch fundamentalis me allerminst. Het kan putten uit een oe roude en eerbiedwaardige ideeënschat. Het is de stroming in de islam die herstel nastreeft van de goddelijke rechtsorde, zoals die is neergelegd in de koran, Gods eigen woord, en tot uitdrukking kwam in de ideale, door de profeet Mohammed gestichte samenleving. Alleen in zo'n sa menleving kan volgens fundamentalisten de mens zich moeiteloos de plaats ver werven die God hem in de heilshuishou- ding heeft toebedacht. Hoe ernstig ook niet-fundamentalistisch denkende moslims die tekst in de koran opvatten, blijkt uit een gevangenisstraf van maar liefst acht iaar die een Egypti sche rechter uitdeelde aan de schrijver Alia Ahmed en zijn uitgever, de in de hele Arabische wereld beroemde boekver koper Madbouli. In een opzienbarend boek maakte Alia Ahmed de koranische beschrijving van het hemelse paradijs als een tuin der nooit vermoeiende lusten belachelijk. De rechter veroordeelde de uitgever en de schrijver niet zozeer om de inhoud van het boek zelf, want in de is lam geldt dat wat iemand denkt en meent een zaak is tussen de betreffende persoon zelf en God. De mens mag en kan daar niet in treden. Het ging er de Egyptische rechter om dat de opvattingen van de schrijver, publiekelijk geuit, fitna, maat schappelijke chaos en tweespalt zou kun nen veroorzaken. In de islam geldt dat als één van de hoofdzonden. Tegenstanders van het. islamitische fundamentalisme hebben door de eeuwen heen het begrip fitna te pas en te onpas gebruikt om de aanhangers van het fundamentalisme te bestrijden. In de duizenden vonnissen die de afgelopen eeuwen in de islamitische wereld tegen fundamentalisten zijn uitge sproken, komt het woord fitna steeds weer opnieuw voor. De hele islamitische geschiedenis door hebben individuen en stromingen in de islam fundamentalistische idealen gepre dikt. Als een van de aartsvaders geldt de middeleeuwse schriftgeleerde Ibn Tai- miya die in het begin van de veertiende eeuw in felle preken de vloer aanveegde met de toenmalige heersers en door de bevolking van Damascus op handen werd gedragen. Zijn beroemdste boek, 'Rechtspolitieke hervorming van de her der en zijn kudde (de leiders en hun on derdanen)', is een felle aanklacht tegen corruptie en vriendjespolitiek. Ziin achttiende-eeuwse volgeling Abd el- Wahab wist op het Arabische schierei land de clan der al-Saoeds voor Ibn Tai- miya's ideeën te interesseren en legde zo de grondslag voor het huidige koninkrijk Saudi-Arabië. En als er op dit moment hevige gisting heerst onder de Saudische jeugd is het deels omdat zij de regerende familie der al-Saoeds direct confronteren met Ibn Taimiya's beschouwingen over de rechtvaardige maatschappij, die offi cieel de doctrine van het koninkrijk is, maar in de praktijk niet meer wordt na geleefd. Want er is een essentieel verschil tussen toen en nu. Fundamentalistische bewe gingen in het verleden hadden succes om dat zij simpel en populistisch waren. God heeft zijn wil kenbaar gemaakt in de ko ran en de profeet Mohammed heeft aan die wil religieus, maatschappelijke poli tiek gestalte gegeven. Het enige wat de mens te doen staat, is Gods wil uitvoe ren. Dat is alles en verder geen gezeur. De leiders van het huidige fundamenta lisme zijn onderwijzers, landbouwkundi gen, doktoren en ingenieurs. Het funda mentalisme wordt niet gedragen door theologen, maar door vooraanstaande le den van een modern opgeleide intelli gentsia. En doctrines worden niet zozeer verkondigd vanaf de kansel in de mos kee, maar vanaf de katheters in de colle gezalen van de universiteiten, waar het fundamentalisme massaal aanhang heeft gekregen onder de studenten. Van een volkse ideologie uit het verleden is het fundamentalisme geworden tot een revo lutionaire, intellectualistische doctrine, die de beter opgeleide jongeren aan spreekt. De oelama, de schriftgeleerden, staan erbuiten. Binnen het huidige fundamentalisme be staat zelfs de neiging de oelema recht streeks verantwoordelijk te stellen voor het verval en de onmacht van de islam. Er is een ware wildgroei van fundamenta listische groepen en groepjes die frontaal het traditionele islamitische leergezag aanvallen. Zij propageren niet alleen te rugkeer naar de regels van de koran, zij eisen het recht op de bron zelfstandig te interpreteren. Kortom, ze willen wat Lu ther en Calvijn wilden, rechtstreeks terug naar Gods woord, zonder de belemme ringen van de overgeleverde en in hun ogen gefossiliseerde, zo al niet corrupte en corrumperende traditie. Een goed voorbeeld van het radicale den ken vormt de Egyptische landbouwkundi ge Shukri Mustapjja en zijn volgelingen Islamitische fundmentalisten, mannen en vrouwen gescheiden, tonen hun vreugde bij in de straten van Algiers nadat ze gehoord hebben dat de hun Fundamentalistisch Islamitisch Reddingsfront (FIS) een grote overwinningszege heeft behaald bij de eerste vrije parlementaire verkiezingen in Algerije op 26 december. j FOTO: AP ten tijde van het reginme-Sadat. Zelf noemden zij zich 'de maatschappij van (ware) moslims'. De Egyptische regerings pers noemde de groep al snel 'Takfir wa'l- Hidjra, Banvloek en Uittocht'. Sindsdien is dat de erenaam geworden voor de meest strijdlustige fundamentalistische groepen, bijvoorbeeld in Algerije. Daar leverde in november een groep die zich Takfir wa'l-Hidjra noemde in de oase el- Oued, niet ver van de Tunesische grens in de Sahara een dodelijke strijd met het Algerijnse leger. De naam Banvloek en Uittocht beschrijft precies wat dit soort groepen voorstaat. Zij menen dat de isla mitische maatschappij reddeloos in onge loof is weggezakt. Ware moslims moeten zich van die maatschappij afkeren (ban vloek) en eruit wegtrekken (uittocht), zo als de profeet Mohammed uit het ongelo vige Mekka wegtrok om er later aan het hoofd van de zegevierende moslimse le gers terug te keren. Hebben de ware gelo vigen eenmaal de kracht verzameld, dan moeten ze net als Mohammed in een ji had, de Heilige Strijd ter vestiging en uit breiding van Gods rijk, de ongelovige maatschappij omverwerpen, zodat Gods wil in al haar zuiverheid opnieuw kan heersen. In theorie is dat precies waar de islam om draait. Wat fundamentalisten b la Mustapha doen, is deze theorie tot in haar uiterste consequenties doordenken en doorvoeren. Toen Sadats regime in Egypte - te laat - doorhad dat Mustapha's groep niet alleen bestond uit wereldvreemde religieuze drammers, maar er gevaarlijke, in islami tische termen verpakte revolutionaire maatschappelijke ideeën op na hield, werd Mustapha - na een aantal terroris tische daden opgepakt. Voor zijn rechters zeüe Mustapha in alle helderheid zijn opvattingen uiteen. De is lam, zei hij, was door de schriftgeleerden geperverteerd. Zij hadden onrechtmatig het monopolie voor de uitleg van Gods woord aan zich getrokken. Ze hadden de deuren voor de vrije interpretatie van de koran en de 'soena' voor de neus van de gelovigen dichtgegooid en zichzelf en hun uitleg verheven tot afgoden. Op die ma nier hadden zij zich geplaatst tussen God en de gelovigen en waren zij gaan beho ren tot de jahililyya, de wereld van het ongeloof. Mustapha's verdediging was een frontale aanval op het schriftgeleerde establish ment. De rector van de venerabele isla mitische universiteit van Al-Azhar in Cairo, Ahmud Shaltut, had de traditio neel als streng verboden woeker be schouwde bankrente goedgekeurd. Sheikh Metwalli Sha'rawi, die in Egypte een po pulair televisiepreker is, had in Saaats tijd als minister voor het islamitisch do mein rente- en dus woekerdragende staatsobligaties goedgekeurd. Een andere sjeik van de Azhar, Su'ad Jaleal, had ver klaard dat bier niet onder het islamitische verbod op alcohol viel en ging sindsdien door het leven onder de naam sjeich Stel la, het Egyptische staatsbiermerk. Hoe kwam een Mustapha en met hem zoveel hedendaagse fundamentalisten aan dit soort revolutionaire opvattingen? Veel van hun ideeën zijn afkomstig van de in 1966 door Nasser opgehangen Sayyid Qutb, de grondlegger van het huidige ra dicale islamitische fundamentalisme. Het was in die atmosfeer van snel toene mend verzet tegen de van 1882 daterende Britse aanwezigheid langs de Nijl dat Sayyid Qutb opgroeide. Hoewel zijn ou ders vrome moslims waren hield de fami lie er liberale, nationalistische opvattin gen op na. In Cairo werd Qutb toegelaten tot de de Dar Al-Ulum, het prestigieuze Instituut voor de Wetenschappen, in 1872 opgericht door vooruitstrevende moslims die de opleidingen van de Az- hars te verkalkt vonden. Hij maakte snel carrière, eerst als leraar en na 1940 als in specteur van het onderwijs. Hij publiceer de diverse gedichten, romans en korte verhalen, die hij afwisselde met polemi sche artikelen tegen de Egyptische taai en onderwijsvernieuwer Taha Hussein, die als minister van onderwijs enige tijd zijn baas was geweest. Qutbs sociale en politieke interesse lever den hem de onwelwillende aandacht op van de Egyptische koning Faroek. In vloedrijke vrienden zorgden ervoor dat hij tijdig naar Amerika werd 'verbannen1, officieel om daar het onderwijsstelsel te bestuderen. Voor Qutb was de reis naar Amerika wat voor de apostel Paulus de reis naar Damascus was. Hij haatte het land, hij haatte de cultuur en hij maakte een geestelijke crisis door toen hij merkte dat de Amerikaanse pers met onverholen enthousiasme reageerde op de moord op de leider van de Egyptische moslimbroe derschap, Hassan Al-Banna. Terug in Cairo haalde hij zo fel uit naar de Verenigde Staten dat'hij gedwongen werd zijn ontslag in te dienen. Vanaf dat moment begon hij de vergaderingen van de moslimbroederschap bij te wonen en eind 1951 trad hij officieel tot de broeder schap toe. De moslimbroederschap had toen al een lange en felbewogen geschiedenis achter de rug. Zij was opgericht in 1928 in Is- mailia, de hoofdstad van de door Britse troepen 'gecontroleerde kanaalzone en hoofdzetel van de almachtige Brits-Fran se Suezkanaal-maatschappij. In die kolo niale atmosfeer, waarin Egyptenaren al leen met een pasje de Europese wijk in mochten, predikte de onderwijzer Hassan Al-Banna de terugkeer naar de rechtvaar dige, door God verordonneerde islamiti sche samenleving. Hij combineerde dat met een formidabel organisatorisch ta lent. Toen hij in 1928 begon had hij twin tig aanhangers. Bij Nassers staatsgreep in 1952 waren het er twee miljoen. De broederschap maakte serieus werk van de jihad. Ze is sinds de jaren veertig uitgewaaierd over alle Arabische landen: het Algerijnse FIS is in een aantal opzich ten een nauwgezette kopie van Al Ban na's broederschap. In 1948 werd de broederschap in Egypte verboden en Banna zelf werd in 1949 in opdracht van koning Faroek vermoord. In 1951 waren de broeders weer terug. Zij aan zij met de communisten vochten zij in de guerrilla-oorlog tegen de Britten in de kanaalzone en toen Nasser met zijn vrije officieren in juli 1952 de macht overnam, meenden zij aanspraak te kun nen maken op een belangrijke plaats in het nieuwe bewind. Dat was allerminst Nassers bedoeling. De verhoudingen verslechterden snel, zodat Nasser in januari 1954 de beweging ver bood. Op 26 oktober 1954 volgde een aanslag van een moslimbroeder op Nas ser en in de dagen erop werden meer dan 4000 broeders in Egypte gearresteerd. Een aantal leiders werd na een showproces opgehangen. Terwijl dankzij de Suez-cri- sis Nassers populariteit in de gehele Ara bische wereld plotseling tot ongekende proporties aanzwol, sleten de broeders lange jaren in Nassers concentratiekam pen, door een goed deel van de wereld vergeten. De generatie van Qutb en Banna vormde een nieuw slag moslims. Als eerste in de islamitische geschiedenis had zij massaal leren lezen en schrijven. Zij voelde zich niet meer gedwongen als vanzelfsprekend te accepteren wat schriftgeleerden uit oude manuscripten haalden. De boek drukkunst, in de vijftiende en zestiende eeuw in Europa drager van opstand en hervorming, had eindelijk de islamitische wereld bereikt en het monopolie van de sjeiks op het lezen en verklaren van de heilige .teksten doorbroken. Sinds een tiental jaren zijn daar de cassettebandjes bijgekomen, die niet alleen de geletterden maar zelfs iedereen in de Arabische we reld bereiken. De enige buffer die de islam tussen staat en onderdaan kende, de oelama, werden in Nassers Egypte definitief aan de staat onderworpen. De godsdienst, voor mos lims de enige bron van stabiliteit en ze kerheid in een onzekere wereld, werd in Nassers handen een middel de maat schappij, die in de islam de uitdrukking bij uitstek van de godsdienst is, onder zijn volstrekte controle te brengen. Een dergelijke politiek vormde de van zelfsprekende voedingsbodem waarin het islamitisch fundamentalisme in Egypte kon floreren. Al in 1968 merkten de Egyptische leiders verschrikt op hoe het fundamentalisme op scholen en universi teiten wortel had geschoten. Sindsdien is het daar niet meer verdwenen. In Nassers gevangenis begon Qubt Nassers Egypte met nieuwe ogen te bezien. Hij stelde met nadruk vast dat de bestaande Egyptische samenleving niet meer islamitisch ge noemd kon worden. Ze was definitief teruggevallen tot de we reld van het ongeloof waar niet God, maar farao (Nasser) heerste. Evenals in de tijd van de profeet diende daarom een voorhoede van ware moslims zich aaneen te smeden, zich baserend op de ware be tekenis van de koran. Evenals de profeet en zijn gezellen dienden zij met wapens de wereld voor God te veroveren en fa rao van zijn troon te stoten. Pas als farao en al zijn werken waren verdwenen, kon God weer ongestoord heersen. Qutb legde zijn opvattingen neer in een boek 'Ma'alim fi'l-Tarikh', Wegwijs, dat voor een sensatie zorgde. Binnen de mos limbroederschap zelf leidde het boek tot heftige discussies. Nassers staat als onge lovig te bestempelen was tot daaraan toe. De hele Egyptische maatschappij als on gelovig te beschouwen ging velen veel te ver. Maar voor radicale moslims overal in de Arabische wereld werd Qutbs boek een nieuwe bijbel: een nieuwe interpreta tie van de koran en de afwijzing van fa rao vormde de grondslag van het nieuwe revolutionaire en gewelddadige funda mentalisme dat de Arabische wereld nu al jaren in zijn greep heeft. In Algerije is de situatie wezenlijk anders. Hier stonden de oelama vooraan in de strijd tegen de Fransen. In het begin van de jaren dertig lanceerde sjeik Abd El-Ha- mid Ben Badis, de leider van de Algerijn se islamitische schriftgeleerden, zijn be roemde leuze „Ik ben Algerijn, ik ben moslim en ik ben Arabier". Ben Badis probeerde op deze manier tegenwicht te bieden aan de Franse pogingen de Alge rijnse intellectuele elite verregaand te ver fransen. In 1931 publiceerde hij in de krant Al-Bacair, de spreekbuis van de or ganisatie van Algerijnse schriftgeleerden, een fatwa, een gezeghebberide islamiti sche rechtsuitspraak, waarin iedere Alge rijn die zich als Fransman liet registreren afvallig van de islam werd verklaard. Zo'n registratie hield onder meer in dat de betrokkene de Franse in plaats van de islamitische wetgeving aanvaardde, met name op het gebied van het familierecht, een van de hoekstenen van het islamiti sche plichtenrecht. De regels van het isla mitische familierecht zijn rechtstreeks aan de koran ontleend of daaruit afgeleid, redeneerde de sjeik, en moslims die aan de door mensen gemaakte wetten van de ongelovige Fransen de voorkeur geven boven Gods eigen woord, zijn afvallig. Volgens datzelfde islamitische plichten- recht zijn ze daarmee ook des doods schuldig, tenzij zij openlijk hun geloofsaf val herroepen en gedwee terugkeren in de schoot van de umma, de islamitische ge meenschap. De Fransen noemden Algerijnen die het Franse statuut aanvaardden 'assimilés', gelijkgestelden, maar de Algerijnse volks mond had er een heel andere benaming voor. Daar heetten zij spottend m'tourni, afgeleid van het Franse 'tourner', om draaien. Het waren mensen die zich van Gods weg hadden afgekeerd en zich daar mee buiten de Algerijnse islamitische maatschappij hadden gesteld. Ben Baddis' openlijke verzet tegen de Fransen paste geheel in de verzetstraditie die de Algerijnse oelama in een eeuw Frans koloniaal bestuur tot de hunnen hadden gemaakt. Meteen al na de Franse verovering in 1830 meende een groep Al gerijnse schriftgeleerden dat Algerije van af dat moment niet meer behoorde tot de Dar al-Islam, het huis van de onderwer ping aan Gods wil, maar overgegaan was naar de Dar al-Harb, het gebied van de oorlog (tegen God). Zij trokken met hun aanhangers weg naar Tunesië, Egypte en Syrië vanwaaruit ze een voortdurende propaganda-oorlog tegen de Franse bezet ting voerden. Het is daarom geen toeval dat de grote moskee in Algiers, die naar sjeik Ben Baddis is vernoemd, door het FIS tot zijn belangrijkste bolwerk werd uitverkoren. De twee leiders van de radicale vleugel binnen het FIS, de nu in de gevangenis zittende Abbassi Madani en de felle radi cale preker Imam Benhadj, lieten week in week uit via de luidsprekers van de Ben Baddis-moskee horen dat Algerije welis waar in naam onafhankelijk was, maar spiritueel nog steeds in de ban van het onzalige westen verkeerde. Het is hoog tijd, zeggen zij, dat de Algerijnen zich eindelijk geestelijk bevrijden uit de wes terse kluisters. Het Algerijnse FIS, Front Islamique de Salut, het islamitisch heilsfront, funda mentalistisch noemen is daarom onjuist. Het FIS is niet zozeer fundamentalistisch, het is traditioneel-conservatief. Het FIS is geen partij van revolutionaire radicalen, het is de partij van het geteisterde reli gieuze establishment, dat in de leiding van het FIS zwaar is vertegenwoordigd. Dat past prima in de Algerijnse samenle ving, die een van de meest traditioneel denkende en behoudende is in de Arabi sche wereld. Die samenleving te betichten van ongeloof gaat bijna alle Algerijnen veel en veel te ver. Fis Het FIS, en dat is de grote aantrekkings kracht van het Front, vertolkt wat veel Algerijnen emotioneel voelen. De islam is niet alleen een godsdienst, de islam is een manier van leven, een alles doordringen de maatschappelijke gedragscode, die wordt geacht de directe wil van het op perwezen te vertolken. Voor vrome mos lims is de maatschappij een sacraal gege ven. Fitna, het scheppen van maatschap pelijke chaos, geldt als een van de ergste zonden in de islam, omdat het op die manier de door God gewilde orde ver stoort. Parallel aan fitna loopt bidahet willen doorvoeren van verwerpelijke, want tegen Gods wil indruisende vernie lingen, die zo'n maatschappelijke chaos teweeg brengen. Volgens het FIS is niet de samenleving, maar uitsluitend haar leiding op het slechte pad. Die leiding voert bida' door, en veroorzaakt daardoor fitna. De islami tische Algerijnse samenleving moet in de opinie van het FIS de staat heroveren en niet, zoals strikte fundamentalisten dat willen, de bestaande staten maatschappij ten grave dragen. Alleen de radicale randgroepen rond het front huldigen de opvatting dat de schriftgeleerden zelf de islam hebben ge corrumpeerd en eisten voor zichzelf het recht op vrijelijke de Koran en de soena van de profeet te mogen interpreteren. Komt het FIS in Algerije aan de macht, dan is het met die groepen zeer snel ge daan. Het laatste wat de schriftgeleerde leiders van het FIS willen, is een openlij ke, revolutionaire aantasting van de is lam. Hoe men van Algerije een islamiti sche staat moet maken, daarover bestaat in het FIS zelf grote onenigheid. Dat be gint al met de rol van de vrouw in het openbare leven. Vrouwen, is vanouds de islamtische gedachtengang, wekken bij mannen allerlei storende lustgevoelens op die ze alleen maar binnen het door God verordonneerde huwelijk mogen bevredi gen. Op straat loslopende vrouwen, tenzij zij zedig en onopvallend zijn gekleed, zorgen derhalve voor fitna en daarom dienen de geslachten in het openbaar zo veel mogelijk gescheiden te zijn. Vrou wen moeten, als het enigszins kan, vol gens die opvatting binnenshuis blijven. Vrouwen die er een westerse levenswijze op na willen houden, passen daarom al lerminst in een door het FIS geregeerd Algerije. Volgens het FIS zijn zij het slachtoffer geworden van 'intellectueel westers kolonialisme' en een van de slo gans van het FIS is juist dat het Algerije daarvan wil bevrijden. Gemengde scho len en universiteiten, gemengde stranden, vrouwen die naast mannen werken op fa- briekenof op kantoren, het is allemaal uit den boze. Het klinkt de gemiddelde Nederlander misschien vreemd in de oren, maar dit onderdeel van het toekomstige FIS-beleid is waarschijnlijk in Algerije het meest po pulair. Weinig zaken in Algerije hebben het FLN, het tijdens de recente verkiezin gen weggevaagde Front de Liberation Na tionale zoveel kwaad gedaan als het ge drag van Tchi-tchi's, ae verwesterde zo nen en dochter van de FLN-nomenklatu- ra. Lachende jongens en meiden, die rokend en naar discomuziek luisterend met hun snelle peugeots vanaf de steile heuvels van Algiers de dure wijk Hydra naar be neden suisden, de Algierse binnenstad in, zijn de miljoenen oppassende Algerijnse moslim-burgers een doorn in het oog ge weest. Daarbij moet men aantekenen dat in Al gerije een echte stedelijke cultuur, zoals die in Cairo, Tunis, Casablanca of Fez valt aan te treffen, praktisch ontbreekt. Veel meer dan in andere Arabische lan den zijn de steden in Algerije typische migrantensteden, met alle problemen vandien. Gevoelens van vervreemding en ontheemd zijn spelen er veel sterker. In een vaak nog zeer traditioneel islami tisch denkende maatschappij als de Alge rijnse, waar het gevoel 'erbij te horen' juist wordt gezien als een van de zegenin gen van de islamitische godsdienst, wor den die gevoelens beschouwd als een van de belangrijkste oorzaken van de fitna. Pas wie goed voor ogen houdt dat nie mand in het eerder genoemde FIS-bol- werk Bab El-Oued daar langer woont dan dertig jaar, kan iets begrijpen van de po pulariteit van het FIS onder de bewoners. Het FLN, dat na de onafhankelijkheid in Algerije niet alleen de lakens, maar ook de door de Fransen verlaten huizen en bezittingen uitdeelde, stopte zijn eigen aanhang de beste stukken toe. Het schiep een eigen klasse van bevoorrechte oud- FLN-strijders, hun familieleden en naza ten, die kaste-achtige neigingen vertoont. Nog steeds hebben bij toewijzing van het schaarse huizenbezit FLN-strijders, -we duwen of -kinderen voorrang. In de ge meenten in Algerije waar het FIS het voor het zeggen heeft, heeft het FIS aan dat systeem een einde gemaakt. Dat heeft zijn populariteit uiteraard geen kwaad ge daan. Honderdduizenden Algerijnen, die vergeefs op een huis wachten omdat ze wegens al dan niet vermeende collabora tie van een vader of oom met de Fransen geen enkele kans hebben ooit op een FLN-toewijzingslijst te komen, hebben bij het FIS hun heil gezocht. Het FLN? dat zijn legitimiteit op die on afhankelijkheidsstrijd baseert, is er nooit in geslaagd zich om te vormen in een al gemene partij, die de hele Algerijnse be volking aanspreekt. De recente pogingen daartoe, ondernomen door ex-premier Mouloud Hamrouche, zijn halverwege gesmoord door de oude garde FLN-ba- ronnen, die liever Hamrouche tot aftre den dwongen dan zich van hun macht beroofd te zien. De smakeloze intriges rond de volstrekt op het FLN toegesne den kiesrecht deden de rest. Daaruit te willen destilleren dat 'op een uur vliegen van Europa een nieuw Iran' ons te wachten staat is op zijn zachtst ge zegd overdreven. Veel interessanter en boeiender is het perspectief van een FIS, dat geconfronteerd met de daadwerkelijke macht, gedwongen is na te denken over het hoe en wat de islamitische waarden en normen. In Iran en het strikt funda mentalistisch geregeerde Saudi-Arabië is dat proces al in volle gang. En wie is er bang voor Saudi-Arabië? £eidóc@ou4cmit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1992 | | pagina 24