Islamitische fundamentalisten
vertolken emoties Algerijnen
'finale
Toen en nu
HET GEVOEL 'ERBIJ TE HOREN'
Grondlegger
Broederschap
Farao
Algerije
Erbij horen
ZATERDAG 4 JANUARI 1992 PAGINA 24
ALGIERS - Hoeveel hectaren bos
zouden er de afgelopen jaren zijn
opgeofferd aan beschouwingen
over het islamitisch fundamentalis
me? Een Veluwe? Twee Veluwes?
Een stuk verzuurde Peel erbij? Het
is bij benadering niet te zeggen.
Voor een deel van de bomen is dat
jammer. Ze hadden rustig kunnen
blijven staan. Dat heeft niets te
maken met het belang van het on
derwerp, maar wel met de vaak
eenzijdige en soms onbegrijpelijke
berichtgeving erover.
Uit de verhalen rijst steeds weer een
beeld op van moordzuchtige moslimse fa
natiekelingen, die het westen de heilige
oorlog aanzeggen en dagelijks God knie
lend smeken om de ondergang van de
westerse cultuur. Dat beeld klopt in zo
verre, dat islamitische fundamentalisten
zich keren tegen alles wat indruist tegen
wat zij zien als de door God gewilde
maatschappelijke, islamitische orde.
Het islamitisch fundamentalisme, en dat
wordt veel te vaak vergeten, is niet zozeer
anti-westers, het is anti-alles wat niet
strookt met zijn puriteinse opvattingen
over de islam. Wat dat betreft is het niet
alleen gekant tegen het westerse cultuur
goed, maar tegen elke sociale en culturele
uiting die niet uitgaat van de strikte isla
mitische waarden, of die uitingen nu Ara
bisch, Chinees, Indisch of westers zijn.
Nieuw is het islamitisch fundamentalis
me allerminst. Het kan putten uit een oe
roude en eerbiedwaardige ideeënschat.
Het is de stroming in de islam die herstel
nastreeft van de goddelijke rechtsorde,
zoals die is neergelegd in de koran, Gods
eigen woord, en tot uitdrukking kwam in
de ideale, door de profeet Mohammed
gestichte samenleving. Alleen in zo'n sa
menleving kan volgens fundamentalisten
de mens zich moeiteloos de plaats ver
werven die God hem in de heilshuishou-
ding heeft toebedacht.
Hoe ernstig ook niet-fundamentalistisch
denkende moslims die tekst in de koran
opvatten, blijkt uit een gevangenisstraf
van maar liefst acht iaar die een Egypti
sche rechter uitdeelde aan de schrijver
Alia Ahmed en zijn uitgever, de in de
hele Arabische wereld beroemde boekver
koper Madbouli. In een opzienbarend
boek maakte Alia Ahmed de koranische
beschrijving van het hemelse paradijs als
een tuin der nooit vermoeiende lusten
belachelijk. De rechter veroordeelde de
uitgever en de schrijver niet zozeer om de
inhoud van het boek zelf, want in de is
lam geldt dat wat iemand denkt en meent
een zaak is tussen de betreffende persoon
zelf en God. De mens mag en kan daar
niet in treden. Het ging er de Egyptische
rechter om dat de opvattingen van de
schrijver, publiekelijk geuit, fitna, maat
schappelijke chaos en tweespalt zou kun
nen veroorzaken. In de islam geldt dat als
één van de hoofdzonden. Tegenstanders
van het. islamitische fundamentalisme
hebben door de eeuwen heen het begrip
fitna te pas en te onpas gebruikt om de
aanhangers van het fundamentalisme te
bestrijden. In de duizenden vonnissen die
de afgelopen eeuwen in de islamitische
wereld tegen fundamentalisten zijn uitge
sproken, komt het woord fitna steeds
weer opnieuw voor.
De hele islamitische geschiedenis door
hebben individuen en stromingen in de
islam fundamentalistische idealen gepre
dikt. Als een van de aartsvaders geldt de
middeleeuwse schriftgeleerde Ibn Tai-
miya die in het begin van de veertiende
eeuw in felle preken de vloer aanveegde
met de toenmalige heersers en door de
bevolking van Damascus op handen
werd gedragen. Zijn beroemdste boek,
'Rechtspolitieke hervorming van de her
der en zijn kudde (de leiders en hun on
derdanen)', is een felle aanklacht tegen
corruptie en vriendjespolitiek.
Ziin achttiende-eeuwse volgeling Abd el-
Wahab wist op het Arabische schierei
land de clan der al-Saoeds voor Ibn Tai-
miya's ideeën te interesseren en legde zo
de grondslag voor het huidige koninkrijk
Saudi-Arabië. En als er op dit moment
hevige gisting heerst onder de Saudische
jeugd is het deels omdat zij de regerende
familie der al-Saoeds direct confronteren
met Ibn Taimiya's beschouwingen over
de rechtvaardige maatschappij, die offi
cieel de doctrine van het koninkrijk is,
maar in de praktijk niet meer wordt na
geleefd.
Want er is een essentieel verschil tussen
toen en nu. Fundamentalistische bewe
gingen in het verleden hadden succes om
dat zij simpel en populistisch waren. God
heeft zijn wil kenbaar gemaakt in de ko
ran en de profeet Mohammed heeft aan
die wil religieus, maatschappelijke poli
tiek gestalte gegeven. Het enige wat de
mens te doen staat, is Gods wil uitvoe
ren. Dat is alles en verder geen gezeur.
De leiders van het huidige fundamenta
lisme zijn onderwijzers, landbouwkundi
gen, doktoren en ingenieurs. Het funda
mentalisme wordt niet gedragen door
theologen, maar door vooraanstaande le
den van een modern opgeleide intelli
gentsia. En doctrines worden niet zozeer
verkondigd vanaf de kansel in de mos
kee, maar vanaf de katheters in de colle
gezalen van de universiteiten, waar het
fundamentalisme massaal aanhang heeft
gekregen onder de studenten. Van een
volkse ideologie uit het verleden is het
fundamentalisme geworden tot een revo
lutionaire, intellectualistische doctrine,
die de beter opgeleide jongeren aan
spreekt. De oelama, de schriftgeleerden,
staan erbuiten.
Binnen het huidige fundamentalisme be
staat zelfs de neiging de oelema recht
streeks verantwoordelijk te stellen voor
het verval en de onmacht van de islam.
Er is een ware wildgroei van fundamenta
listische groepen en groepjes die frontaal
het traditionele islamitische leergezag
aanvallen. Zij propageren niet alleen te
rugkeer naar de regels van de koran, zij
eisen het recht op de bron zelfstandig te
interpreteren. Kortom, ze willen wat Lu
ther en Calvijn wilden, rechtstreeks terug
naar Gods woord, zonder de belemme
ringen van de overgeleverde en in hun
ogen gefossiliseerde, zo al niet corrupte
en corrumperende traditie.
Een goed voorbeeld van het radicale den
ken vormt de Egyptische landbouwkundi
ge Shukri Mustapjja en zijn volgelingen
Islamitische fundmentalisten, mannen en vrouwen gescheiden, tonen hun vreugde bij in de straten van Algiers nadat ze gehoord hebben dat de
hun Fundamentalistisch Islamitisch Reddingsfront (FIS) een grote overwinningszege heeft behaald bij de eerste vrije parlementaire verkiezingen
in Algerije op 26 december. j FOTO: AP
ten tijde van het reginme-Sadat. Zelf
noemden zij zich 'de maatschappij van
(ware) moslims'. De Egyptische regerings
pers noemde de groep al snel 'Takfir wa'l-
Hidjra, Banvloek en Uittocht'. Sindsdien
is dat de erenaam geworden voor de
meest strijdlustige fundamentalistische
groepen, bijvoorbeeld in Algerije. Daar
leverde in november een groep die zich
Takfir wa'l-Hidjra noemde in de oase el-
Oued, niet ver van de Tunesische grens
in de Sahara een dodelijke strijd met het
Algerijnse leger. De naam Banvloek en
Uittocht beschrijft precies wat dit soort
groepen voorstaat. Zij menen dat de isla
mitische maatschappij reddeloos in onge
loof is weggezakt. Ware moslims moeten
zich van die maatschappij afkeren (ban
vloek) en eruit wegtrekken (uittocht), zo
als de profeet Mohammed uit het ongelo
vige Mekka wegtrok om er later aan het
hoofd van de zegevierende moslimse le
gers terug te keren. Hebben de ware gelo
vigen eenmaal de kracht verzameld, dan
moeten ze net als Mohammed in een ji
had, de Heilige Strijd ter vestiging en uit
breiding van Gods rijk, de ongelovige
maatschappij omverwerpen, zodat Gods
wil in al haar zuiverheid opnieuw kan
heersen.
In theorie is dat precies waar de islam
om draait. Wat fundamentalisten b la
Mustapha doen, is deze theorie tot in
haar uiterste consequenties doordenken
en doorvoeren.
Toen Sadats regime in Egypte - te laat -
doorhad dat Mustapha's groep niet alleen
bestond uit wereldvreemde religieuze
drammers, maar er gevaarlijke, in islami
tische termen verpakte revolutionaire
maatschappelijke ideeën op na hield,
werd Mustapha - na een aantal terroris
tische daden opgepakt.
Voor zijn rechters zeüe Mustapha in alle
helderheid zijn opvattingen uiteen. De is
lam, zei hij, was door de schriftgeleerden
geperverteerd. Zij hadden onrechtmatig
het monopolie voor de uitleg van Gods
woord aan zich getrokken. Ze hadden de
deuren voor de vrije interpretatie van de
koran en de 'soena' voor de neus van de
gelovigen dichtgegooid en zichzelf en hun
uitleg verheven tot afgoden. Op die ma
nier hadden zij zich geplaatst tussen God
en de gelovigen en waren zij gaan beho
ren tot de jahililyya, de wereld van het
ongeloof.
Mustapha's verdediging was een frontale
aanval op het schriftgeleerde establish
ment. De rector van de venerabele isla
mitische universiteit van Al-Azhar in
Cairo, Ahmud Shaltut, had de traditio
neel als streng verboden woeker be
schouwde bankrente goedgekeurd. Sheikh
Metwalli Sha'rawi, die in Egypte een po
pulair televisiepreker is, had in Saaats
tijd als minister voor het islamitisch do
mein rente- en dus woekerdragende
staatsobligaties goedgekeurd. Een andere
sjeik van de Azhar, Su'ad Jaleal, had ver
klaard dat bier niet onder het islamitische
verbod op alcohol viel en ging sindsdien
door het leven onder de naam sjeich Stel
la, het Egyptische staatsbiermerk.
Hoe kwam een Mustapha en met hem
zoveel hedendaagse fundamentalisten aan
dit soort revolutionaire opvattingen? Veel
van hun ideeën zijn afkomstig van de in
1966 door Nasser opgehangen Sayyid
Qutb, de grondlegger van het huidige ra
dicale islamitische fundamentalisme.
Het was in die atmosfeer van snel toene
mend verzet tegen de van 1882 daterende
Britse aanwezigheid langs de Nijl dat
Sayyid Qutb opgroeide. Hoewel zijn ou
ders vrome moslims waren hield de fami
lie er liberale, nationalistische opvattin
gen op na. In Cairo werd Qutb toegelaten
tot de de Dar Al-Ulum, het prestigieuze
Instituut voor de Wetenschappen, in
1872 opgericht door vooruitstrevende
moslims die de opleidingen van de Az-
hars te verkalkt vonden. Hij maakte snel
carrière, eerst als leraar en na 1940 als in
specteur van het onderwijs. Hij publiceer
de diverse gedichten, romans en korte
verhalen, die hij afwisselde met polemi
sche artikelen tegen de Egyptische taai
en onderwijsvernieuwer Taha Hussein,
die als minister van onderwijs enige tijd
zijn baas was geweest.
Qutbs sociale en politieke interesse lever
den hem de onwelwillende aandacht op
van de Egyptische koning Faroek. In
vloedrijke vrienden zorgden ervoor dat
hij tijdig naar Amerika werd 'verbannen1,
officieel om daar het onderwijsstelsel te
bestuderen. Voor Qutb was de reis naar
Amerika wat voor de apostel Paulus de
reis naar Damascus was. Hij haatte het
land, hij haatte de cultuur en hij maakte
een geestelijke crisis door toen hij merkte
dat de Amerikaanse pers met onverholen
enthousiasme reageerde op de moord op
de leider van de Egyptische moslimbroe
derschap, Hassan Al-Banna.
Terug in Cairo haalde hij zo fel uit naar
de Verenigde Staten dat'hij gedwongen
werd zijn ontslag in te dienen. Vanaf dat
moment begon hij de vergaderingen van
de moslimbroederschap bij te wonen en
eind 1951 trad hij officieel tot de broeder
schap toe.
De moslimbroederschap had toen al een
lange en felbewogen geschiedenis achter
de rug. Zij was opgericht in 1928 in Is-
mailia, de hoofdstad van de door Britse
troepen 'gecontroleerde kanaalzone en
hoofdzetel van de almachtige Brits-Fran
se Suezkanaal-maatschappij. In die kolo
niale atmosfeer, waarin Egyptenaren al
leen met een pasje de Europese wijk in
mochten, predikte de onderwijzer Hassan
Al-Banna de terugkeer naar de rechtvaar
dige, door God verordonneerde islamiti
sche samenleving. Hij combineerde dat
met een formidabel organisatorisch ta
lent. Toen hij in 1928 begon had hij twin
tig aanhangers. Bij Nassers staatsgreep in
1952 waren het er twee miljoen.
De broederschap maakte serieus werk
van de jihad. Ze is sinds de jaren veertig
uitgewaaierd over alle Arabische landen:
het Algerijnse FIS is in een aantal opzich
ten een nauwgezette kopie van Al Ban
na's broederschap.
In 1948 werd de broederschap in Egypte
verboden en Banna zelf werd in 1949 in
opdracht van koning Faroek vermoord.
In 1951 waren de broeders weer terug. Zij
aan zij met de communisten vochten zij
in de guerrilla-oorlog tegen de Britten in
de kanaalzone en toen Nasser met zijn
vrije officieren in juli 1952 de macht
overnam, meenden zij aanspraak te kun
nen maken op een belangrijke plaats in
het nieuwe bewind.
Dat was allerminst Nassers bedoeling. De
verhoudingen verslechterden snel, zodat
Nasser in januari 1954 de beweging ver
bood. Op 26 oktober 1954 volgde een
aanslag van een moslimbroeder op Nas
ser en in de dagen erop werden meer dan
4000 broeders in Egypte gearresteerd. Een
aantal leiders werd na een showproces
opgehangen. Terwijl dankzij de Suez-cri-
sis Nassers populariteit in de gehele Ara
bische wereld plotseling tot ongekende
proporties aanzwol, sleten de broeders
lange jaren in Nassers concentratiekam
pen, door een goed deel van de wereld
vergeten.
De generatie van Qutb en Banna vormde
een nieuw slag moslims. Als eerste in de
islamitische geschiedenis had zij massaal
leren lezen en schrijven. Zij voelde zich
niet meer gedwongen als vanzelfsprekend
te accepteren wat schriftgeleerden uit
oude manuscripten haalden. De boek
drukkunst, in de vijftiende en zestiende
eeuw in Europa drager van opstand en
hervorming, had eindelijk de islamitische
wereld bereikt en het monopolie van de
sjeiks op het lezen en verklaren van de
heilige .teksten doorbroken. Sinds een
tiental jaren zijn daar de cassettebandjes
bijgekomen, die niet alleen de geletterden
maar zelfs iedereen in de Arabische we
reld bereiken.
De enige buffer die de islam tussen staat
en onderdaan kende, de oelama, werden
in Nassers Egypte definitief aan de staat
onderworpen. De godsdienst, voor mos
lims de enige bron van stabiliteit en ze
kerheid in een onzekere wereld, werd in
Nassers handen een middel de maat
schappij, die in de islam de uitdrukking
bij uitstek van de godsdienst is, onder
zijn volstrekte controle te brengen.
Een dergelijke politiek vormde de van
zelfsprekende voedingsbodem waarin het
islamitisch fundamentalisme in Egypte
kon floreren. Al in 1968 merkten de
Egyptische leiders verschrikt op hoe het
fundamentalisme op scholen en universi
teiten wortel had geschoten. Sindsdien is
het daar niet meer verdwenen. In Nassers
gevangenis begon Qubt Nassers Egypte
met nieuwe ogen te bezien. Hij stelde met
nadruk vast dat de bestaande Egyptische
samenleving niet meer islamitisch ge
noemd kon worden.
Ze was definitief teruggevallen tot de we
reld van het ongeloof waar niet God,
maar farao (Nasser) heerste. Evenals in
de tijd van de profeet diende daarom een
voorhoede van ware moslims zich aaneen
te smeden, zich baserend op de ware be
tekenis van de koran. Evenals de profeet
en zijn gezellen dienden zij met wapens
de wereld voor God te veroveren en fa
rao van zijn troon te stoten. Pas als farao
en al zijn werken waren verdwenen, kon
God weer ongestoord heersen.
Qutb legde zijn opvattingen neer in een
boek 'Ma'alim fi'l-Tarikh', Wegwijs, dat
voor een sensatie zorgde. Binnen de mos
limbroederschap zelf leidde het boek tot
heftige discussies. Nassers staat als onge
lovig te bestempelen was tot daaraan toe.
De hele Egyptische maatschappij als on
gelovig te beschouwen ging velen veel te
ver. Maar voor radicale moslims overal
in de Arabische wereld werd Qutbs boek
een nieuwe bijbel: een nieuwe interpreta
tie van de koran en de afwijzing van fa
rao vormde de grondslag van het nieuwe
revolutionaire en gewelddadige funda
mentalisme dat de Arabische wereld nu
al jaren in zijn greep heeft.
In Algerije is de situatie wezenlijk anders.
Hier stonden de oelama vooraan in de
strijd tegen de Fransen. In het begin van
de jaren dertig lanceerde sjeik Abd El-Ha-
mid Ben Badis, de leider van de Algerijn
se islamitische schriftgeleerden, zijn be
roemde leuze „Ik ben Algerijn, ik ben
moslim en ik ben Arabier". Ben Badis
probeerde op deze manier tegenwicht te
bieden aan de Franse pogingen de Alge
rijnse intellectuele elite verregaand te ver
fransen. In 1931 publiceerde hij in de
krant Al-Bacair, de spreekbuis van de or
ganisatie van Algerijnse schriftgeleerden,
een fatwa, een gezeghebberide islamiti
sche rechtsuitspraak, waarin iedere Alge
rijn die zich als Fransman liet registreren
afvallig van de islam werd verklaard.
Zo'n registratie hield onder meer in dat
de betrokkene de Franse in plaats van de
islamitische wetgeving aanvaardde, met
name op het gebied van het familierecht,
een van de hoekstenen van het islamiti
sche plichtenrecht. De regels van het isla
mitische familierecht zijn rechtstreeks
aan de koran ontleend of daaruit afgeleid,
redeneerde de sjeik, en moslims die aan
de door mensen gemaakte wetten van de
ongelovige Fransen de voorkeur geven
boven Gods eigen woord, zijn afvallig.
Volgens datzelfde islamitische plichten-
recht zijn ze daarmee ook des doods
schuldig, tenzij zij openlijk hun geloofsaf
val herroepen en gedwee terugkeren in de
schoot van de umma, de islamitische ge
meenschap.
De Fransen noemden Algerijnen die het
Franse statuut aanvaardden 'assimilés',
gelijkgestelden, maar de Algerijnse volks
mond had er een heel andere benaming
voor. Daar heetten zij spottend m'tourni,
afgeleid van het Franse 'tourner', om
draaien. Het waren mensen die zich van
Gods weg hadden afgekeerd en zich daar
mee buiten de Algerijnse islamitische
maatschappij hadden gesteld.
Ben Baddis' openlijke verzet tegen de
Fransen paste geheel in de verzetstraditie
die de Algerijnse oelama in een eeuw
Frans koloniaal bestuur tot de hunnen
hadden gemaakt. Meteen al na de Franse
verovering in 1830 meende een groep Al
gerijnse schriftgeleerden dat Algerije van
af dat moment niet meer behoorde tot de
Dar al-Islam, het huis van de onderwer
ping aan Gods wil, maar overgegaan was
naar de Dar al-Harb, het gebied van de
oorlog (tegen God). Zij trokken met hun
aanhangers weg naar Tunesië, Egypte en
Syrië vanwaaruit ze een voortdurende
propaganda-oorlog tegen de Franse bezet
ting voerden.
Het is daarom geen toeval dat de grote
moskee in Algiers, die naar sjeik Ben
Baddis is vernoemd, door het FIS tot zijn
belangrijkste bolwerk werd uitverkoren.
De twee leiders van de radicale vleugel
binnen het FIS, de nu in de gevangenis
zittende Abbassi Madani en de felle radi
cale preker Imam Benhadj, lieten week in
week uit via de luidsprekers van de Ben
Baddis-moskee horen dat Algerije welis
waar in naam onafhankelijk was, maar
spiritueel nog steeds in de ban van het
onzalige westen verkeerde. Het is hoog
tijd, zeggen zij, dat de Algerijnen zich
eindelijk geestelijk bevrijden uit de wes
terse kluisters.
Het Algerijnse FIS, Front Islamique de
Salut, het islamitisch heilsfront, funda
mentalistisch noemen is daarom onjuist.
Het FIS is niet zozeer fundamentalistisch,
het is traditioneel-conservatief. Het FIS is
geen partij van revolutionaire radicalen,
het is de partij van het geteisterde reli
gieuze establishment, dat in de leiding
van het FIS zwaar is vertegenwoordigd.
Dat past prima in de Algerijnse samenle
ving, die een van de meest traditioneel
denkende en behoudende is in de Arabi
sche wereld. Die samenleving te betichten
van ongeloof gaat bijna alle Algerijnen
veel en veel te ver.
Fis
Het FIS, en dat is de grote aantrekkings
kracht van het Front, vertolkt wat veel
Algerijnen emotioneel voelen. De islam is
niet alleen een godsdienst, de islam is een
manier van leven, een alles doordringen
de maatschappelijke gedragscode, die
wordt geacht de directe wil van het op
perwezen te vertolken. Voor vrome mos
lims is de maatschappij een sacraal gege
ven. Fitna, het scheppen van maatschap
pelijke chaos, geldt als een van de ergste
zonden in de islam, omdat het op die
manier de door God gewilde orde ver
stoort. Parallel aan fitna loopt bidahet
willen doorvoeren van verwerpelijke,
want tegen Gods wil indruisende vernie
lingen, die zo'n maatschappelijke chaos
teweeg brengen.
Volgens het FIS is niet de samenleving,
maar uitsluitend haar leiding op het
slechte pad. Die leiding voert bida' door,
en veroorzaakt daardoor fitna. De islami
tische Algerijnse samenleving moet in de
opinie van het FIS de staat heroveren en
niet, zoals strikte fundamentalisten dat
willen, de bestaande staten maatschappij
ten grave dragen.
Alleen de radicale randgroepen rond het
front huldigen de opvatting dat de
schriftgeleerden zelf de islam hebben ge
corrumpeerd en eisten voor zichzelf het
recht op vrijelijke de Koran en de soena
van de profeet te mogen interpreteren.
Komt het FIS in Algerije aan de macht,
dan is het met die groepen zeer snel ge
daan. Het laatste wat de schriftgeleerde
leiders van het FIS willen, is een openlij
ke, revolutionaire aantasting van de is
lam. Hoe men van Algerije een islamiti
sche staat moet maken, daarover bestaat
in het FIS zelf grote onenigheid. Dat be
gint al met de rol van de vrouw in het
openbare leven. Vrouwen, is vanouds de
islamtische gedachtengang, wekken bij
mannen allerlei storende lustgevoelens op
die ze alleen maar binnen het door God
verordonneerde huwelijk mogen bevredi
gen. Op straat loslopende vrouwen, tenzij
zij zedig en onopvallend zijn gekleed,
zorgen derhalve voor fitna en daarom
dienen de geslachten in het openbaar zo
veel mogelijk gescheiden te zijn. Vrou
wen moeten, als het enigszins kan, vol
gens die opvatting binnenshuis blijven.
Vrouwen die er een westerse levenswijze
op na willen houden, passen daarom al
lerminst in een door het FIS geregeerd
Algerije. Volgens het FIS zijn zij het
slachtoffer geworden van 'intellectueel
westers kolonialisme' en een van de slo
gans van het FIS is juist dat het Algerije
daarvan wil bevrijden. Gemengde scho
len en universiteiten, gemengde stranden,
vrouwen die naast mannen werken op fa-
briekenof op kantoren, het is allemaal uit
den boze.
Het klinkt de gemiddelde Nederlander
misschien vreemd in de oren, maar dit
onderdeel van het toekomstige FIS-beleid
is waarschijnlijk in Algerije het meest po
pulair. Weinig zaken in Algerije hebben
het FLN, het tijdens de recente verkiezin
gen weggevaagde Front de Liberation Na
tionale zoveel kwaad gedaan als het ge
drag van Tchi-tchi's, ae verwesterde zo
nen en dochter van de FLN-nomenklatu-
ra.
Lachende jongens en meiden, die rokend
en naar discomuziek luisterend met hun
snelle peugeots vanaf de steile heuvels
van Algiers de dure wijk Hydra naar be
neden suisden, de Algierse binnenstad in,
zijn de miljoenen oppassende Algerijnse
moslim-burgers een doorn in het oog ge
weest.
Daarbij moet men aantekenen dat in Al
gerije een echte stedelijke cultuur, zoals
die in Cairo, Tunis, Casablanca of Fez
valt aan te treffen, praktisch ontbreekt.
Veel meer dan in andere Arabische lan
den zijn de steden in Algerije typische
migrantensteden, met alle problemen
vandien. Gevoelens van vervreemding en
ontheemd zijn spelen er veel sterker.
In een vaak nog zeer traditioneel islami
tisch denkende maatschappij als de Alge
rijnse, waar het gevoel 'erbij te horen'
juist wordt gezien als een van de zegenin
gen van de islamitische godsdienst, wor
den die gevoelens beschouwd als een van
de belangrijkste oorzaken van de fitna.
Pas wie goed voor ogen houdt dat nie
mand in het eerder genoemde FIS-bol-
werk Bab El-Oued daar langer woont dan
dertig jaar, kan iets begrijpen van de po
pulariteit van het FIS onder de bewoners.
Het FLN, dat na de onafhankelijkheid in
Algerije niet alleen de lakens, maar ook
de door de Fransen verlaten huizen en
bezittingen uitdeelde, stopte zijn eigen
aanhang de beste stukken toe. Het schiep
een eigen klasse van bevoorrechte oud-
FLN-strijders, hun familieleden en naza
ten, die kaste-achtige neigingen vertoont.
Nog steeds hebben bij toewijzing van het
schaarse huizenbezit FLN-strijders, -we
duwen of -kinderen voorrang. In de ge
meenten in Algerije waar het FIS het
voor het zeggen heeft, heeft het FIS aan
dat systeem een einde gemaakt. Dat heeft
zijn populariteit uiteraard geen kwaad ge
daan. Honderdduizenden Algerijnen, die
vergeefs op een huis wachten omdat ze
wegens al dan niet vermeende collabora
tie van een vader of oom met de Fransen
geen enkele kans hebben ooit op een
FLN-toewijzingslijst te komen, hebben
bij het FIS hun heil gezocht.
Het FLN? dat zijn legitimiteit op die on
afhankelijkheidsstrijd baseert, is er nooit
in geslaagd zich om te vormen in een al
gemene partij, die de hele Algerijnse be
volking aanspreekt. De recente pogingen
daartoe, ondernomen door ex-premier
Mouloud Hamrouche, zijn halverwege
gesmoord door de oude garde FLN-ba-
ronnen, die liever Hamrouche tot aftre
den dwongen dan zich van hun macht
beroofd te zien. De smakeloze intriges
rond de volstrekt op het FLN toegesne
den kiesrecht deden de rest.
Daaruit te willen destilleren dat 'op een
uur vliegen van Europa een nieuw Iran'
ons te wachten staat is op zijn zachtst ge
zegd overdreven. Veel interessanter en
boeiender is het perspectief van een FIS,
dat geconfronteerd met de daadwerkelijke
macht, gedwongen is na te denken over
het hoe en wat de islamitische waarden
en normen. In Iran en het strikt funda
mentalistisch geregeerde Saudi-Arabië is
dat proces al in volle gang. En wie is er
bang voor Saudi-Arabië?
£eidóc@ou4cmit