„Zeg loop
jij even naar
de auto en haal
dat pistool"
'finale
QeidócQowumt
ZATERDAG 4 JANUARI 1992 PAGINA 23
Een opzienbarend bericht onlangs vanuit Rotterdam: een
huisarts sluit zijn praktijk omdat hij de 'terrorisering' door een
familie beu is. De familie vindt dat de arts schuldig is aan het
overlijden van een naaste en startte daarom een ware
treitercampagne. De gebeurtenis in Rotterdam is geen
incident; uit onderzoeken blijkt dat veel huisartsen te maken
krijgen met agressieve patiënten. Meestal betreft het een
verbale strijd, maar niet altijd blijft het daartoe beperkt. „En
toen zei die ene vent tegen de andere: Zeg, loop jij even naar
de auto en haal dat pistool".
AMSTERDAM - Vermoeid legde huis
arts Wim Speelman op die zondagavond
de hoorn weer op de haak. Hij had de
vrouw gezegd dat er niks ernstigs met
haar dochter aan de hand was, waar
schijnlijk een griepje. Uit het verhaal
van de vrouw kon hij niets anders con
stateren dan dat een warm bed en een
liefdevolle verzorging de beste medicij
nen waren. Bij het toenemen van de
klachten zou mevrouw maandag alsnog
haar 'eigen' huisarts kunnen raadplegen.
De belster kon voor het standpunt van
Speelman echter maar bitter weinig be
grip opbrengen. De twee gingen niet als
vrienden uit elkaar.
Slechts enkele minuten waren verstreken
toen de deurbel ging. De arts stond oog
in oog met twee „pooierachtige types".
De heren kwamen als vertegenwoordi
gers van mevrouw een poging wagen de
dokter alsnog op andere gedachten te
brengen. Opnieuw probeerde de Amster
damse huisarts zijn bezoek ervan te
overtuigen dat zijn komst medisch ge
zien allerminst noodzakelijk was. Maar
hij leek tegen dovemansoren te spreken.
Het jasje van één van de mannen viel
iets te nonchalant open waardoor een
honkbalknuppel zichtbaar werd. Speel
man wilde echter van geen wijken we
ten: een gewoon griepje, lekker onder de
wol, glaasje sinaasappelsap, kortom:
geen paniek.
De conversatie werd met de seconde
grimmiger; een vergelijk was zelfs met
de beste verrekijker niet in zicht. Het
conflict bereikte een hoogtepunt toen de
ene man de andere verzocht: 'Zeg, loop
jij even naar de auto en haal even dat
pistool'. Speelman was er nu van over
tuigd dat argumenten geen zoden meer
aan de dijk zouden zetten. „Nou als het
zo moet, dan ga ik wel mee", prevelde
de arts. Hij moest nog even naar boven
om zijn tas te halen. Tot zijn grote ver
bazing wandelden zijn opponenten al de
praktijk uit; als de wiedeweerga vergren
delde Speelman daarop de poort. Nader
hand adviseerde de politie hem aangifte
achterwege te laten omdat dat de toe
stand alleen nog maar zou kunnen verer
geren. „Dan blijven ze zich misschien
lastig gedragen", luidde het betoog van
de dienders. Latere confrontaties met de
mannen bleven de huisarts inderdaad
bespaard.
Woordenstrijd
Toegegeven: dit soort spectaculaire ge-
beurenissen is niet representatief voor de
weerstanden waarmee de huisarts met
regelmaat wordt geconfronteerd. Maar
ook al vormt dit een klein deel van de
agressie, de lol gaat er snel af als er regel-
matig met pistolen gedreigd wordt; als
>ij de dg contouren van een honkbalknuppel
et en onder de trui zichtbaar worden of als het
t iets slagersmes voor andere doeleinden aan
boor gewend dreigt te worden. Meestal blijft
lat de de narigheid - gelukkig - beperkt tot
n "e een woordenstrijd, maar ook verbale
lorde- twisten bederven voor veel huisartsen
hartje het plezier in hun werk.
orden gen enquête van het Nieuwsblad Ge-
3 van Zondheidszorg wees afgelopen zomer uit
d van dat 350 van de ruim 500" artsen positief
ij ons reageerden toen hen gevraagd werd aan
le ho- te geven of ze bekend waren met het
veel verschijnsel agressie. Als die cijfers door-
d tus- getrokken worden, dan heeft 60 tot 70
t: iets procent van de huisartsen op de een of
Over andere manier te maken met vormen
,n be- van agressie. Nu is het wenselijk enkele
Ifrond vraagtekens te zetten achter de represen-
laneet tativiteit van het onderzoek, maar ook
\lleen de Landelijke Huisartsen Vereniging
aal zo (LHV) erkent dat er een probleem is. In
lat de een onlangs uitgevoerd motivatie-onder-
langer zoe|c waarvan de uitkomsten over enkele
vanuit weken gepresenteerd worden, zijn ook
irmigede ervaringen met agressieve patiënten
inuan. gepeild. Sommige artsen hebben inmid-
ut een dels al een training 'Conflictbehandeling
)ceaan de Praktijk' achter de rug.
Pte^iZeker is duidelijk dat na de dominee, de
tewon- onderwijzer en de politie-agent nu ook
;les en de dokter als natuurlijke gezagsdrager
waar heeft afgedaan. Vooral de jongere pa-
sn wel tient neemt niet alles klakkeloos aan wat
n ring-de arts beweert. De diagnose en het ad-
lat ?®mes van de medicus moeten aan discus-
eSj il s'e blootgesteld kunnen worden. De gro-
>edekt. tere mondigheid wordt vrijwel alom als
in nogeen verdienste beschouwd. In sommige
zon tezeer vooruitstrevende kringen is de 'pa
tiënt' inmiddels zelfs ingeruild voor de
hijnse-'ciiênt'; daarmee een minder afhankelij-
2 treilt relatie suggererend. Maar sommige
en ^oudere artsen blijven moeite houden
ihemelmet allerlei nieuwe ontwikkelingen. „De
beidejpositie van de medici wordt onder-
-t a'ge-mijnd. Het beroep wordt vergeleken met
bureau jecfer ander beroep, zoals loodgieter of
enburgbakker. Wij kunnen echter niet exact
160 (opaangeven hoe iets afloopt", zei huisarts
•O- W. Gielen uit het Zeeuwse Hulst on
langs in het blad Praktijk Management.
In de door de LHV voorgestelde behan-
delcontracten, waarin de afspraken met
de patiënt en de consequenties van de
behandeling staan, ziet deze dokter to
taal niets. En het werk van de media zou
hij ook wat willen inperken; die zouden
naar zijn smaak toch vooral moeten ver
kondigen hoe eervol het beroep van
huisarts wel niet is.
Ruimte
Wim Speelman meent dat de tijd van de
huisarts als ware vaderfiguur, die alleen
maar schouderklopjes ontvangt, voor
goed voorbij is. „Dat hoeft niet langer",
vindt hij. Om er onmiddellijk aan toe te
voegen dat hij ook gruwt van „de onbe
schofte manier zoals mensen zich soms
presenteren". Dat patiënten wat meer op
hun rechten staan dan vroeger, kan hij
best billijken. Wat hem echter het meest
dwarszit - en veel collega's met hem -
is het eisende gedrag van patiënten. Dat
is vrijwel altijd de voedingsbodem waar
in een verbaal conflict uitstekend gedijt.
„Het wekt bij mij grote wrevel op als
een patiënt zegt: „Je moét nü komen".
Tijdens zo'n telefonisch gesprek laat-ie
mij geen enkele ruimte voor een eigen
oordeel. Ik vind dat je op z'n minst eerst
moet kunnen informeren wat er precies
aan de hand is. Misschien dat je uitein
delijk tot dezelfde conclusie komt als de
gene die je belt, maar als iemand alleen
'ik eis dit en ik eis dat' te berde kan
brengen, dan slaan bij mij de stoppen
door. Dan ben ik ook niet langer rede
lijk; soms sta ik van mezelf te kijken".
Het gedrag laat zich grotendeels verkla
ren door het feit dat de handtekening
van de huisarts de sleutel is op 'de voor-
zieningenpot'. De handtekening van de
huisarts is onder meer nodig vopr de
gang naar medisch specialisten, fysiothe
rapeut en het sneller verkrijgen van een
aangepaste woning. Lang niet altijd is
Speelman - in tegenstelling tot de pa
tiënt - overtuigd van de noodzaak tot
(verdergaand) medisch ingrijpen. Hij
schetst het dilemma: „Je kunt de con
frontatie met de patiënt aangaan, maar
dan loop je de kans dat je hem kwijt
raakt. Gevolg is dan dat het je eigen por
temonnee treft. Doe je het niet, dan
moet je oppassen dat je geen stempelaar
wordt. Ik probeer zoveel mogelijk en zo
lang mogelijk zuiver medisch te hande
len en me niet onder druk te laten zetten
door patiënten. Maar het komt ook ze
ker wel eens voor dat ik mijn handteke
ning zet om gebruik te maken van de
voorzieningenpot, terwijl het strikt me
disch gezien niet noodzakelijk is. Want
aan het eind van een vermoeiende dag,
denk je wel eens: laat ik die handteke
ning maar zetten, dan ben ik van het ge
zeur verlost. Ik probeer het te beperken,
maar het komt zeker voor".
Geluk
Alles komt ergens van, filosofeerde ooit
een Nederlands conferencier op zoek
naar het 'hoe en waarom'. De agressieve,
ongeduldige patiënt wordt vooral geleid
door zijn streven naar geluk, betoogt
Speelman. „Hij heeft geen tijd meer
voor de dingen die hem overkomen. Al
les moet-ie in de hand houden. Het heeft
naar mijn idee te maken met de voort
gaande individualisering van de maat
schappij. Ik overdrijf het een beetje,
maar het komt neer op 'Ik Heb Recht
Op Geluk en u (de dokter) moet daar
voor zorgen'. Iedereen betrekt alles op
zichzelf. Het is een heel materialistische
instelling. Dat hele consumptieve den
ken stoort mij bijzonder. Ik kan me
dood ergeren aan al die voorzieningen
die opgesoupeerd worden. Ook vind ik
het onbegrijpelijk wat er allemaal in het
ziekenfonds zit. Mensen hebben daa
door geen enkele idee meer hoeveel';
die voorzieningen kosten. Het idee van
verzekeren is helemaal weg: er bestaan
in feite alleen maar rechten en geen
plichten".
Vierentwintig uur per dag klaar staan
voor de patiënt; met dat nobele streven
ging hij de huisartsenij in. Zwaaiend met
zijn handen zegt hij: „Ik had toen het
idee van: komt u maar, de dokter lost
het probleem wel op. Ik moet eerlijk be
kennen dat die opvatting van m'n werk
wel wat is ingeperkt. Nu ga ik echt niet
langer door dan tot vijf uur 's middags.
Alleen al uit puur lijfsbehoud moet ik er
dan een punt achter zetten. Maar ik heb
nog nooit serieus overgewogen om er
mee te stoppen. Want behalve van nare
dingen, ben je als huisarts toch ook ge
tuige van heel veel emotionele momen
ten die het werk interessant en boeiend
houden. Ik heb inderdaad wel eens nage
dacht hoe het zou zijn als huisarts in een
klein plaatsje. Misschien dat het daar
rustiger is, maar er kleven zoveel prakti
sche bezwaren aan, dat je zo'n stap niet
snel neemt. Bovendien zou ik me er ook
van willen vergewissen dat het er inder
daad rustiger aan toe gaat".
Mannen die met pistolen dreigen en ro-
hypnol-verslaafden die amok komen
maken (ook een akkefietje in Speelmans
praktijk), zullen zich vermoedelijk in
kleinere plaatsen niet zo vlot vertonen.
Druk
Maar ook daar wil de patiënt met enige
regelmaat een flinke portie druk en
dwang uitoefenen op de huisarts. „Wat
dat betreft maakt het niet uit of je in
Amsterdam of hier praktijk houdt",
weet Ludwig Benecke, sedert drie jaar
huisarts in het dorpje Nigtevecht, in de
buurt van Weesp. Het plaatsje biedt on
derdak aan zo'n 1600 ingezetenen. Fo
rensen bevolken grotendeels de nieuw
bouwwijken. Benecke's praktijk, onder
gebracht in het vroegere gemeentehuis,
is de enige in het vredig ogende dorp.
Je onder druk gezet voelen door de pa
tiënt waarbij je een negatieve emotionele
ervaring beleeft. Zo zou Benecke de
term agressie willen definiëren. Want,
vindt hij, er wordt wel overal gesproken
over agressie, maar wat wordt ermee be
doeld? Het voorval van zijn Rotterdam
se collega betreurt hij ten zeerste, maar
dat soort gevallen vindt hij eigenlijk niet
relevant. „Hoe verschrikkelijk het ook
is, maar dat zou iedereen kunnen over
komen. Er blijven altijd gekke mensen
die gekke dingen uithalen. Lijfelijk ge
weld is voor mij niet de discussie. Een
heleboel mensen kunnen al dan niet in
hun beroepsleven met dat soort geweld
te maken krijgen; daar hoef je geen arts
voor te zijn. En het behoort tot de essen
tie van mijn beroep dat ik met dronken
mensen en psychoten - niet de meest
gemakkelijken vaak - te maken krijg.
Dat wil niet zeggen dat je agressief ge
drag van dat soort mensen hoeft te tole
reren; je hebt het recht er tegen op te tre
den".
Machteloosheid
In het denken over ziek zijn en ziek
worden heeft zich de afgelopen decennia
een kleine revolutie afgespeeld, zo luidt
de analyse van de Nigtevechter. Nog
niet zo lang geleden maakte de patiënt
pas de gang naar de dokter als hij bij
zich zelf had vastgesteld dat-ie ziek was
en dat een doktersconsult op zijn plaats
was. Nu is voor velen de situatie totaal
anders. „Nu komen er patiënten die ko
men en zeggen: dokter, ik ben nog niet
ziek, maar zou wel eens ziek kunnen
worden, en u moet ervoor zorgen dat ik
niet ziek word. Dat is de machteloosheid
van de dokter. Je hebt een jarenlange
studie aan de universiteit achter de rug,
maar deze problematiek komt voor nul
gram aan de orde. Wat verwacht de pa
tiënt anno 1992 van de arts? Dat is de
vraag".
Het is heus niet alleen de patiënt die
blaam treft naaf oordeel van Benecke.
Medici - en dan vooral de specialisten -
hebben van zichzelf het beeld opgeroe
pen dat ze vandaag de dag alle ziektes
zo'n beetje te lijf kunnen. „Het gloriëren
van de geneeskunde krijgt veel te veel de
nadruk", klinkt het duidelijk afkeurend.
„We gaan op onze bek als we zeggen dat
we het allemaal wel aan kunnen. Zeven
tig procent van de mensen die ziek zijn
kunnen we nog steeds niet helpen. Maar
het enige dat er gedaan wordt is het
overbelichten van die succesvolle dertig
procent. Hoe positiever we het beeld
maken, des te meer zal de patiënt ver
langen. We zullen het grote publiek dui
delijk moeten maken dat medici niet
voor alle problemen een oplossing heb
ben. Soms zijn klachten bijvoorbeeld zo
vaag dat je wel 1500 testen mag verrich
ten voordat je er misschien achter bent
wat het aan de hand is. Ik denk dat de
cultuur moet omslaan: niet alles is bij ie
dereen op elk moment te genezen. Maar
ik ben me ervan bewust dat zo'n proces
heel moeilijk en langdurig verloopt. Ze
ker wanneer de medische wereld zichzelf
om de haverklap op de borst slaat als er
weer wat gepresteerd is".
Ruis
De Nigtevechtse medicus hanteert voor
zichzelf de stelregel 'twee keer gebeld
worden betekent visite'. „In de praktijk
leidt het tot heel wat nutteloze visites",
constateert hij. „Maar je doet het omdat
je toch bang bent dat je één keer te wei-
nip komt en dat het toch een hersen
vliesontsteking was in plaats van griep.
En soms maak je ook een soort van kos-
ten-baten-analyse: wil ik nóg drie keer
gebeld worden of zal ik maar gaan?"
Dat laatste deed hij toen een buurvrouw
van een 'ziekelijke' familie hem verzocht
te komen: de man zou een maagbloeding
hebben opgelopen. Nu was Benecke al
redelijk bekend met de gezinssituatie: de
man was aan de drank, echtelijke pro
blemen stapelden zich op en de kinderen
bleken niet ongevoelig voor de huiselijke
gebeurtenissen. Al vele malen was Be
necke met de familie in contact geweest,
heel vaak zonder dat hij als medicus iets
kon of hoefde uit te richten. De arts had
die avond geen dienst, zijn vrouw was
niet thuis en oppas voor de kinderen
ontbrak, maar hij pakte zijn spullen en
ging erop af. Ter plekke bleek al snel dat
er - opnieuw - niets ernstig aan de hand
was. „In dat soort situaties probeer je al
tijd rustig en kalm te blijven, maar in dit
geval was aan mij te merken dat ik het
niet leuk vond. Ik heb ze dat ook bewust
laten merken. Maar dat had ik in de
ogen van de familie beter niet kunnen
doen: een dag later kwam mevrouw mel
den dat ze een andere dokter namen. Ik
ben eens nagegaan hoe vaak ik contact
met ze heb gehad: in een half jaar maar
liefst 72 keer! Tja".
Om de almaar 'assertiever' wordende
patiënt op een goede manier tegenspel te
kunnen bieden, heeft een aantal huisart
sen uit Amsterdam en omgeving inmid
dels een training gevolgd in het omgaan
met 'veeleisende' patiënten. De LHV is
van plan de cursus op grote schaal aan
te bieden aan de leden. Volgens Benecke
is de cursus op korte termijn de manier
om wat beter gewapend te zijn tegenover
al te onredelijke patiënten. „Want de
eerste de beste getrainde buschauffeur
kan beter met dit soort agressie omgaan
dan de huisarts". Maar niemand hoeft
meelij te hebben met hem of zijn be
roepsgenoten, wil Ludwie Benecke on
derstrepen. „Iedereen heeft zijn goede en
slechte dagen. Als ik die ruis er van af
trek, dan blijft het een heel leuk vak. Je
komt nu eenmaal overal zeikerds tegen".