91
Anton Geesink
in de houdgreep
van Olympus
Als Anton Geesink de
belichaming is van de
Olympische Beweging in
Nederland, dan is het vuur
gedoofd. Hij werkt
weliswaar acht uur per dag
belangeloos aan de
opbouw van een
'Olympische
maatschappij', vervult
ruimschoots zijn
verplichtingen als IOC-lid,
maar mist elke
bevlogenheid. Pas als hij
zijn kleinzoontje Max ter
sprake brengt, beginnen
zijn ogen te schitteren.
„Mijn geluk is totaal niet
afhankelijk van mijn
bestuursfunctie. Het wordt
bepaald door mijn
leefomgeving: mijn vrouw,
kinderen, kleinkinderen en
vrienden".
Werk is brood op de plank. Of je
nu een jonge jongen bent en
bouwvakker, of 57, veelvoudig
kampioen en bestuurder van het
Internationaal Olympisch Comité.
,,Die instelling krijg je van thuis
mee", zegt Geesink nuchter in zijn
kale kantoortje aan de Utrechtse
Anton Geesinklaan. Nooit kwam
zijn vader naar judowedstrijden kij
ken. Zijn moeder zag hem voor het
eerst in een judopak in 1976, toen
hij alle titels had behaald die er te
behalen vielen.
De triomfen van de jonge Geesink
beperkten zich tot de mat. Daar
buiten was de bouwsteiger. Gezon
de instelling, vond en vindt Gee
sink. „Mijn jongste broer was ook
een goed judoka, maar thuis werd
nooit over judo gesproken. Toen ik
kampioen werd en later thuis
kwam, zei mijn vader: je bent laat,
je wordt morgen daar en daar ver
wacht, het is tijd om naar te bed te
gaan". Zijn jongste broer reist nu
van ijshal naar ijshal om de ver
richtingen te volgen van zijn zoons,
twee talentvolle ijshockeyspelers.
„Overal waar zij zijn, is hij ook",
zegt Geesink met een glimlach.
Niks voor Anton. Al zijn trofeeën
(behalve de gouden medailles voor
de wereld- en Olympische titel,
„maar ik zou zo niet weten waar ze
liggen") heeft hij verkocht en de
opbrengst, 50.000 gulden, gestort
op de rekening van paters in den
verre. Zijn vrouw had zijn besluit
goedgekeurd, alleen al vanwege
BËER
Roem betekent voor Geesink voor
al werk. Voor de glitter en glamour
is hij te nuchter. Zakenlunches zijn
geen geneugten, maar meer een
noodzakelijk kwaad. Soms is hij zo
druk in gesprek dat hij niet weet of
iets warm of koud gegeten moest
worden. „Ik behoor tot de catego
rie mensen die is grootgebracht
met ijzeren lepel en vork. Door
mijn functie eet ik vaak in zeer
kostbare restaurants, maar ik denk
nog steeds in spekbokking en
doorregen lap".
Geesink kan met een troffel en een
smak specie gelukkig zijn. Maar
zijn roem als judoka bezorgde hem
tal van aanbiedingen, waarvan hij
er slechts weinig heeft afgeslagen.
Hij maakte reclame voor bananen,
wasmachines, matrassen, koffie en
computers, speelde in veertien
films en filmpjes, hees zich in een
worstelpak en speelde in de ring
de grote, lompe goedzak tot ver
maak van duizenden bezoekers.
„Wat ik niet zou doen? Dat weet ik
niet. Dat weet ik pas als ik ermee
word geconfronteerd. .Ik heb er
geen probleem mee om iets te
doen voor brood op de plank. Als
ik het niet doe, doet iemand an
ders het wel".
Een van de weinige aanbiedingen
die Geesink heeft afgeslagen, is
een tournee met circus Boltini. Het
circus dacht de act 'vechten met
de beer', te vervangen door 'vech
ten met Anton'. De Utrechtse
zwaargewicht kreeg een salaris
aangeboden van een half miljoen,
maar bedankte vriendelijk voor de
berenrol. Liever hees hij zich in een
worstelpak tot groot vermaak van
het publiek en afschuw van judo
ka's. Geesink: „Er zijn nu eenmaal
mensen die afkeuren wat ze zelf
hadden willen doen, mensen die je
graag de kroon van het hoofd wil
len stoten. Maar daar trek ik me
niets van aan. Ik heb me nooit wat
van de buitenwereld aangetrok
ken".
Niet bang en geen spijt. „Nee, ik
heb nergens spijt van. Ik heb al
tien keer meer gehad dan ik ooit
had kunnen hopen. Ik ben heel ge
lukkig met de genomen beslissin-
BEPERKINGEN
Geesink heeft altijd zijn eigen
koers gevaren. „Alleen als het gaat
om beslissingen die het algemeen
belang aangaan, heb ik altijd ad
vies ingewonnen. Mijn rijkdom is
dat ik mijn beperkingen ken. Wat
die beperkingen zijn? Ik neem
ZATERDAG 28 DECEMBER 1991
„MISSCHIEN HAD IK GEEN JA MOETEN ZEGGEN"
geen beslissingen op basis van in
tellectualiteit, maar op basis van
mijn verstand. Ik heb geen angst
om anderen advies te vragen". Zijn
judotitels heeft hij bevochten en
verdiend. Zijn latere functies zijn
hem overkomen. „Ik ben nooit een
carrièrejager geweest. Ik ben nooit
opgeklommen van clubbestuurder,
naar districtsbestuurder op jacht
naar landelijke zeggenschap. Ik
werd als bestuurder neergezet in
een wereldorganisatie met 152
aangesloten landen". Geesink
werd benoemd tot hoofd opleidin
gen van de Internationale Judo Fe
deratie en verraste in '87 vriend en
vijand met het lidmaatschap van
het Internationaal Olympisch Comi
té (IOC). Het afscheid van de inter
nationale judowereld viel hem niet
zwaar. „Ik moest meer de strateeg
uithangen dan de werker. En ik
ben geen strateeg, maar iemand
van klare taal. Ik vind het vermoei
end wanneer mensen tijdens ver
gaderingen communiceren in puz
zels. Ik ben niet de man die puzzels
oplost".
Op voordracht van Samaranch
werd Geesink in '87 benoemd tot
IOC-lid. Weer een bestuursfunctie,
maar een functie waarin Geesink
niet strategisch te werk hoeft te
gaan. „Het grote voordeel is dat
het IOC geen herverkiezingen kent.
Je kunt gewoon tot je 75e jaar
werken aan de verwezenlijking van
je ideeën".
ELITAIR
Ideeën te over. Nederland moet
Olympisch worden, vindt Geesink
en hij laat zijn secretaresse De Py
ramide uitprinten. De Pyramide
verbeeldt de Olympische Beweging
in Nederland,'die er (nog) niet is.
Het puntje, de topsport, hebben
we, maar de brede aanloop er
naartoe ontbreekt nagenoeg. „Bij
grote successen in de topsport
krijgt Nederland het hoog in de
bol, maar een stevige basis is er
niet. De Olympische Beweging in
Nederland is heel lang een elitaire
aangelegenheid geweest: een top
sportorganisatie die elke vier jaar
in actie kwam en internationale
veranderingen totaal niet oppikte".
Volgens Geesink liep Nederland
behoorlijk achter bij andere lan
den. Maar sinds hij IOC-lid is, zijn
veel achterstanden weggewerkt.
„Er is heel veel gebeurd in drie-en-
een-half-jaar tijd. Met steun van
sponsors en onderwijsorganisaties
is een Dayrun opgezet, een Mobie
le Olympische Academie en een
Nationale Olympische Academie.
Het is een turbulente periode ge
weest, waarin ik tegen alles en ie
dereen ben aangebotst. Men was
niet gewend dat het olympische
gebeuren een open structuur moet
hebben".
KAMPIOEN
De Olympic Dayrun is een massale
olympische loop op 23 juni, ter
herdenking van de oprichting van
de Olympische Beweging in 1894.
De Nationale Olympische Acade
mie een jaarlijks congres voor stu
denten, sportbeoefenaars en be
stuurders. De studenten bemannen
tevens de Mobiele Olympische
Academie die vanaf januari gaat
rijden. De auto doet in het gehele
land scholen aan die sportdagen
organiseren. Bedoeling is dat het
schoolbezoek wordt ondersteund
door een lesprogramma over de
Olympische Spelen. Zoals Frankrijk
heeft.
Geesink haalt een koffertje voor de
dag met daarop Albertville 1992.
„Dit moet u zien. Dit is echt fantas
tisch". In het koffertje zit een les
programma dat informatie geeft
over de winterspelen in combinatie
met schoolvakken, zoals biologie.
„Kijk, zo doen ze dat in Frankrijk.
Op duizend meter hoogte wordt
gelanglauft en groeit die en die ve
getatie. Twee vliegen in één klap.
Mooi toch. En met zestig prachtig
ste dia's. Ja, dit is echt een fantas
tisch project". Hij bergt het koffer
tje zorgvuldig op en vertelt dat hij
binnenkort naar Parijs afreist voor
een onderhoud met ambtenaren
van het ministerie. Want Geesink
wil voor de Nederlandse school
jeugd ook zo'n fantastisch project,
ook al worden er in Nederland
geen Spelen georganiseerd.
Omdat de Nederlandse overheid
geen geld vrijmaakt voor Olympi
sche Spelen in de klas, is Geesink
aangewezen op sponsors. Maar
het vinden van geldschieters is
voor hem een fluitje van een cent.
„Ik loop al vanaf m'n vijftiende
mee in de internationale wereld
van de sport. Overal heb ik contac
ten opgebouwd. Als ik om geld
verlegen zit, bel ik gewoon een be
drijf op en vraag om een onder
houd. Bijna altijd kan ik ze overtui
gen van hetgeen waarmee ik bezig
ben. Nog nooit heeft het me moei
te gekost om aan geld te komen.
Het is het gemakkelijkste deel van
de opdracht".
Met zijn imposante lichaam en fie
re blik stapt hij de kantoren van di
recteuren en bedrijfsleiders bin
nen. Mensen overtuigen doe je niet
alleen met argumenten. „Als je
kampioen wilt zijn, moet je eruit
zien als een kampioen", heeft Gee
sink zijn leerlingen altijd voorge
houden. „In mijn tijd moest een
scheidsrechter de behaalde punten
in een judopartij uit zijn hoofd op
tellen. Door tijdens het kleding fat
soeneren rechtop te staan, niet te
hangen, laten zien dat je verder
kunt, kon je er voor zorgen dat je
tot winnaar werd verklaard. Ge
woon door hetgeen je uitstraalt",
meent Geesink. „Ik heb dus nooit
hoofdpijn, nooit buikpijn en klaag
nooit over het slechte weer. Na
tuurlijk heb ik wel eens pijn of
mopper over de regen, maar dat
houd ik voor me".
LEEFSTIJL
1992 Is het olympische jaar en dus
heeft Geesink het razend druk. Sa
maranch heeft de oud-judoka aan
gewezen als gedelegeerde. Dat be
tekent dat Geesink verantwoorde
lijk is voor alle IOC-leden die als
waarnemers zullen uitzwerven over
het olympische terrein. In totaal 45
leden zullen bij Geesink verslag
doen over het reilen en zeilen in
het olympisch dorp, het functione
ren van de dopingcontrole, het
perscentrum, etc. Aan Geesink de
taak de rapportages te bundelen
en verslag uit te brengen aan Sa
maranch.
„Ik ben dagelijks olympisch be
zig", verzucht Geesink. „In de zo
mer begin ik de dag om zes uur
's morgens, nu omstreeks zeven.
Voordeel van vroeg beginnen is,
dat je niet gebeld wordt en dus
veel werk kunt verzetten. Ik werk
zo'n veertig tot vijftig uur per week
voor het IOC. Met name het opzet
ten van De Pyramide heeft veel tijd
gekost omdat negentig procent
van het werk eigen initiatief is ge
weest. In de toekomst hoop ik dat
een belangrijk deel van het werk
door studenten zal worden overge
nomen".
Geesink krijgt van het IOC geen
salaris voor zijn inspanningen. Het
kantoor, de secretaresse, de plan
nen en ideeën, ze zijn mogelijk ge-
maakt met het geld van sponsors.
Geesink zelf leeft van de verhuur
van de sportschool onder zijn kan
toor en woonhuis en van inkom
sten die ons niets aangaan. „Een
groep bedrijven zorgt voor de mid
delen en mijn vrouw en ik kennen
een bescheiden leefstijl", ant
woordt Geesink licht geïrriteerd.
UITGEBLUST
Het IOC-lidmaatschap is een ere-
baan. Het vervullen ervan vraagt
om een olympische overtuiging.
Een soort heilig vuur dat niet te
doven lijkt. Maar Geesink oogt uit
geblust. Kan niet verhalen over het
vuur en de verbroedering. „Ik pro
beer zonder fanatisme aan de ver
plichtingen van het IOC-lidmaat
schap te voldoen". En na een kor
te stilte: „Als je IOC-lid kunt wor
den, denk je niet te lang na".
Spijt? „Misschien heb ik toch één
foute beslissing genomen. Mis
schien had ik geen 'ja' moeten
zeggen tegen het IOC-lidmaat
schap. Ik heb nooit geweten dat er
zoveel veranderd moest worden in
Nederland. Als ze me nu zouden
vragen voor het IOC, zou ik een
jaar proeflid willen zijn". En dan?
„Dat is een utopische vraag".
Maar u kunt toch de pijp aan
Maarten geven? „Weggaan? Nee,
er is nog zoveel te doen. Ik moet
ervoor zorgen dat het programma
van de Olympisch Academie tot
'96 wordt veiliggesteld. Daarna
hoop ik dat het een onderdeel
wordt van het Nederlands Olym
pisch Comité zodat ik na '96 meer
tijd en aandacht kan besteden aan
kunst en cultuur. Ik wil een olympi
sche tentoonstelling van de grond
brengen en misschien wel een
olympisch huis op poten zetten.
Een soort opleidingscentrum voor
studenten die coach willen worden
of voorzitter. Maar dit verzin ik nu
ter plekke. Ik wil maar zeggen dat
er nog heel veel te doen is. En ik
hou niet van vegeteren".
Anton Geesink,
bij wie het
olympisch vuur
lijkt gedoofd.
FOTO'S:
STEPHEN
EVENHUIS