In het voetspoor van Rembrandt
REMBRANDT VAN RUN
door
HERMAN VAN AMELSVOORT
Leiden weet niet goed raad met zijn
beroemde zoon. Gemeentewerkers lij
ken zijn standbeeld te hebben neerge
kwakt aan de buitenrand van een sin
gel. Het langsrazende verkeer merkt
het bronzen borstbeeld nauwelijks op
De toerist moet halsbrekende toeren
uithalen om er in de buurt te komen en
de haastige fietser op de maandag
ochtend vraagt zich af wat die idioot
daar doet. De schilder in brons heeft
zijn geboorteplaats de rug toege
keerd.
Achter zijn rug, in de Weddesteeg 21
maakt de huidige bewoner veel goed.
Hij woont op de plaats waar eens de
wieg van de schilder heeft gestaan,
aan de rand van de toenmalige stad.
Slechts een gevelsteen, ingemetseld
in de kneuterig-moderne huizen, her
innert de argeloze voorbijganger aan
dat heuglijke feit. Dat vond de Leide-
naar toch wat magertjes. Hij heeft
daarom maar een zelfportret van de
meester (gekopieerd uit de VW-fol-
der) voor zijn raam onder de gedenk
steen geplakt Hij is thuis. Zijn neus
vertoont een treffende gelijkenis met
die van Rembrandt. ,,Als ik in een
nieuwbouwwijk had gewoond, had ik
het niet gedaan", zegt hij droogjes.
Verder 'is het niet meer dan het is'. De
laconieke stadgenoot van Rembrandt
vindt de schilderijen 'wel kunstig'.
9 AMSTERDAM
Amsterdam pakte het heel wat voort
varender aan. Een van de roemrijkste
pleinen draagt immers de naam van
de meester. Het standbeeld daar toont
Rembrandt op het toppunt van zijn
roem. In een zelfbewuste pose blikt de
schilder naar de huidige Jodenbree-
straat, waar hij een kapitaal huis be
woonde.
De Rembrandtstraat in Leiden is
slechts een smal straatje dat studen
ten gebruiken om snel bij de universi
teit te komen. .Bij gebrek aan een in
drukwekkender straat in de buurt van
Rembrandts geboortehuis gaf de ge
meenteraad in 1879 de naam aan dit
stuk van de Binnenvestgracht", sneert
de WV-rondleiding.
Sporen van de schilder zelf zijn er wei
nig meer te vinden in Leiden. Des te
meer van de stad zoals hij die gekend
moet hebben. Ik loop aan de hand van
een plattegrond uit 1633 van Joan
Blaeuw de route die de kleine Rem-
brandt naar de Latijnse school gelo
pen kan hebben, via wat nu de Rem
brandtstraat heet. Het eeuwenoude
Falkplan wijst mij feilloos de weg; elk
steegje bestaat nog. Het is een kwar
tiertje lopen.
In dezelfde buurt woonden zijn latere
leerlingen Isaac Jouderville en Gerrit
Dou. Zijn maatje en medeschilder Jan
□evens woonde aan de andere kant
van de stad in de Pieterskerkchoor-
steeg. De vriendschap tussen deze
twee 'baardeloze jongemannen' en de
kunst die zij creëerden, bracht Con-
stantijn Huygens, de secretaris van
stadhouder Frederik Hendrik, tot een
lofdicht op deze 'edele' schilders.
De humanist geeft de Leidse mole
naarszoon een van de grootst denkba
re complimenten voor die tijd: hij zou
zelfs de klassieken overstijgen „Nie
mand heeft eerder bedacht wat een
knaap, een geboren en getogen Hol
lander, een molenaar en baardeloze
jongen die nauwelijks buiten de
muren van zijn stad is geweest in
één figuur ('De berouwvolle Judas')
heeft bijeengebracht aan karakteristie
ke details en aan universeels heeft we
ten uit te drukken".
I RESEARCH
De werken van de twee vrienden uit de
jaren twintig zijn soms nauwelijks van
elkaar te onderscheiden. Beiden wa
ren ze in de leer geweest bij de Am
sterdamse meester Pieter Lastman. Zo
is de vermeende Rembrandt 'Het feest
van Esther' toegeschreven geweest
aan Lastman Het Rembrandt Re
search Project heeft het doek definitief
als een jonge Lievens bestempeld na
diepgaande vergelijking met een paar
pas ontdekte vroege werken van Lie
vens.
Het Project heeft een groot aantal
Rembrandts 'ontmaskerd'. Aan het be
gin van deze eeuw werden er nog een
kleine duizend schilderijen aan de
schilder toegeschreven. Dat betekent
dat hij ongeveer elke zestien dagen
een schilderij had moeten maken. De
drie gepubliceerde delen van de
oeuvrecatalogus (tot 1642) tellen 146
echte Rembrandts. Het project baseert
zijn toeschrijvingen hoofdzakelijk op
stilistische kenmerken. Daarbij gehol
pen door natuurwetenschappelijk on
derzoek dat de waarnemingen uit
breidt en aanscherpt.
Professor Ernst van
de Wetering is bijna
vanaf het eerste uur
betrokken bij het on
derzoek; sinds drie
jaar als projectleider.
Dit selecte clubje
houdt het midden
tussen een groepje
kwajongens en vijf
gevreesde maffiaba
zen. Het doel van het
gezelschap is het zui
veren van het oeuvre,
maar het onderzoek
brengt zoveel meer
kennis voort dat het
noopt tot een herzie
ning van ons Rem-
brandt-beeld.
Van de Wetering:
,,De vervelendste
kant aan de zaak is
dat er zo'n enorme
hoeveelheid geld
mee gemoeid is. En
we hebben niet eens
altijd gelijk Daar krijg
ik het wel eens
Spaans benauwd
van. Daarom willen
we elke schijn van te grote stelligheid
vermijden. We proberen te voorkomen
dat de pers komt met berichten als
'valse Rembrandt ontdekt'. Dat is ge
woon flauwekul".
De professor zeult twee boeken, als
spoorbielzen zo dik, uit een achterka
mertje: 'A Corpus of Rembrandt Pain
tings', deel een en twee. Dat noemen
ze niet dé catalogus maar een catalo
gus; de ellendige kunsthistorici. Alsof
deze twee loodzware pillen zomaar
een willekeurig catalogusje van een
provinciemuseumpje zijn. 'A corpus'
noemen ze dat dan, alsof ze niet weten
dat ze al ruim twintig jaar met een unie
ke beschrijving van het werk van één
schilder bezig zijn die in de hele kunst
geschiedenis ongeëvenaard is in pre
cisie en grondigheid. „Nooit bereik je
het definitieve beeld. Je probeert zo
objectief mogelijk te zijn, maar altijd
projécteer je onbewust je eigen per
soon en tijd erin. Je bereikt wel een
vooruitgang; het is niet alleen maar an
ders", zegt Van de Wetering beschei
den.
Aan het begin van de jaren dertig van
de zeventiende eeuw waagde de jon
ge Leidse kunstenaar de sprong naar
Amsterdam om daar 'de blits' te ma
ken. Amsterdam was in die tijd 'the
place to be' De stad breidde zich in
snel tempo uit en zat barstensvol met
welvarende kooplieden die garant
stonden voor grote opdrachten. Naast
de welvaart moet de intellectuele vrij
heid die er heerste de eigenzinnige
schilder hebben aangetrokken
De wandeling door Amsterdam volgt
chronologisch de omzwervingen van
de schilder door de stad Het is frap
pant te merken dat de opdrachtgevers
van Rembrandt binnen een straal van
500 meter tussen de St. Anthoniebree-
straat en de Kloveniersburgwal woon
den. Het Muziektheater domineert nu
hun buurtje.
Het stratenplan van Neerlands histori
sche stadskernen is in de laatste eeu
wen nauwelijks veranderd. Ook in Am
sterdam wijst een eeuwenoude kaart
mij probleemloos de weg. Alleen: waar
in Leiden een spaarbank zich probeert
te vermommen als oud grachtenpand,
heeft in het gebied rond de Amster
damse Stopera elk oud pandje het
veld moeten ruimen.
In 1631 trok de jonge Leidse kunste
naar in bij de kunsthandelaar Van Uy-
lenburg aan de St. Anthoniebreestraat.
Deze 'nieuwbouwwijk' was erg in trek
bij welgestelde kooplieden. Enige ja
ren later betrok Rembrandt met zijn
bruid Saskia van Uylenburg een pand
aan de Amstel, de 'Suikerbakkerij'. Op
die plek dromt nu avond aan avond
het opera-publiek samen.
De wandeling door wat nu de Joden-
breestraat heet, is ontluisterend. Het
Rembrandthuis - waar de schilder
eenmaal in goeden doen in 1639 ging
wonen - staat als laatste der Mohika
nen temidden van het beton. Iets ver
derop heeft de bouw van de metro een
verwoestend spoor achtergelaten. De
gehele St. Anthoniebreestraat, waar
eens Rembrandts opdrachtgevers
woonden, is volgebouwd met de foei
lelijke kneuterigheid van het vorige de
cennium.
NIEUWMARKT
De straat komt uit op de Nieuwmarkt,
die onlosmakelijk verbonden is met de
rellen tegen de ondergrondse. De
Waag, midden op de markt, is gered
van de slopershamer, maar niet van
het verval. De deuren hangen moede
loos in hun hengsels en heel wat ruiten
zijn gesneuveld. Maar boven het deur
tje in een hoektoren staat nog een in
scriptie: 'Theatrum Anatomicum'; de
anatomiezaal. Daar, een paar minuut
jes lopen van zijn huis. maakte Rem
brandt het schilderij 'De anatomische
les van Dr. Nicolaes Tulp'.
Ik wandel de statige Kloveniersburg
wal op om in de Doelenstraat te ko
men. In de feestzaal van de Klove
niersdoelen, waar nu het Doelenhotel
staat, hing het schuttersstuk dat later
de Nachtwacht zou gaan heten. Het
pand ernaast huurde Rembrandt ge
durende twee jaar, voordat hij de 'Sui
kerbakkerij' aan de Amstel zou betrek
ken Tegenwoordig komt op deze
plaats de intellectuele 'fine fleur' van
Amsterdam, of wat daarvoor wil door
gaan, de lunch gebruiken Hier komt
wit bier uit de tap en staat 'Pistousoep'
op de kaart.
Met de toenmalige elite stond Rem
brandt op zijn minst op gespannen
voet. Niet zozeer vanwege zijn baan
brekende schildertrant, maar als ge
volg van zijn onaangepaste levens
wandel. Hij deelde immers ongehuwd
het bed met Geertje Dircks en later met
Hendrickje Stoffels. Ook met de afhan
deling van zijn faillissement zou hij
maatschappelijke taboes overschrij
den.
Als schilder stond hij hoog aange
schreven. Volgens Huygens kon hij
het 'opnemen tegen de absolute ge
nieën'. En een onlangs in Duitsland
ontdekte bron omschrijft hem als 'No-
strae aetaetis miraculum'; het wonder
van onze tijd. Niets wijst erop dat hij
om zijn eigenzinnige kunstopvatting
door de samenleving uitgekotst werd.
Evenmin dat de opdrachtgevers van
de Nachtwacht zijn werk afkeurden.
LEERMEESTER
Het is nog sterker: de Leidse schilder
was een hoogst populaire leermees
ter. Zijn werkplaats was altijd goed ge
vuld met leerlingen. Het Research Pro
ject heeft een schat aan nieuwe gege
vens over dat atelier opgeleverd
Ontluisterend voor de tegenwoordige
kunstliefhebber is de ontdekking dat
ook Rembrandts kunst leerbaar was.
Nu rust daar een taboe op, maar in de
zeventiende eeuw was dat
aanvaard.
Een jongen die in die tijd kunstenaar
wilde worden moest veel leren. Een
leertijd bij een meester van vier tot ze
ven jaar was heel gewoon. In die tijd
werd hij gedrild. Jongetjes moesten
eindeloos ogen, neuzen en oren nate
kenen van voorbeelden Ze tekenden
vellen vol, onder strenge begeleiding.
De meester verbeterde het kleinste
foutje Zo maakte de schilder in spe
zich elk detail van de te schilderen on
derwerpen eigen.
Het is aannemelijk dat de Leidse mole
naarszoon van plan was in Amsterdam
een Rubens-achtige produktiewerk-
plaats op te zetten. Het Researchpro-
ject ontdekte in vroege Amsterdamse
werken 'meerdere handen', zoals Van
de Wetering dat noemt. Ook is er een
groot aantal niet uitgewerkte 'grisail
les': een grove opzet voor een gravure
in grijze tinten, die door een graveur
kon worden uitgewerkt.
Waarschijnlijk heeft de meester in die
tijd verschillende soorten werkverde-
Leiden heeft
vandaag de dag
weinig sporen
meer van
Nederlands
beroemdste
schilder.
dezelfde boomstam is hierbij van be
lang.
Een doek waarvan de afschrijving nog
niet is gepubliceerd is 'Ahasverus, Ha-
man en Harbona' uit 1660, dat nu in St.
Petersburg hangt. Van de Wetering
kan zich de eerste keer dat het team
het zag goed herinneren. „Toen we
dat werk in de Hermitage in Leningrad
voor het eerst zagen dachten we di
rect: 'dat is 'm helemaal niet'. We
noemden het doek onderling 'de ba-
loon masters' vanwege de grote tul
banden. Maar we hielden onze mond
maar verder. Na een tentoonstelling
van het werk in New York is men daar
openlijk tot dezelfde conclusie geko
men. Dat was voor ons wel prettig,
want het is geen lolletje om altijd de
brenger van slecht nieuws te zijn". Het
doek komt vermoedelijk wel uit de
werkplaats van Rembrandt. Het maakt
deel uit van 'een hele reeks kapitale
doeken die een soort meesterproeven
lijken', licht Van de Wetering een tipje
van de sluier op.
Op dit punt aangekomen kan ik de
vraag niet meer voor me houden. Ei
genlijk mag je deze kwestie alleen
maar op fluisterende toon aan de orde
stellen: wat is er nog bijzonder aan
Rembrandt als hij zo makkelijk te imite
ren is? Gelukkig komt Van de Wetering
met een bevrijdende oplossing voor
deze dringende kwestie. „Rembrandt
heeft op eigen kracht een nieuwe op
vatting van de weergave van de werke
lijkheid ontwikkeld", daarmee venwij-
zend naar het gebruik van licht en zijn
verfbehandeling. Daaruit spreekt de
geniale geest die al eeuwenlang beju
beld is.
Het sterke contrast tussen lichte en
donkere partijen (clair-obscure of chia
roscuro) die Rembrandt in zijn werken
oproept is zijn handelsmerk gewor
den. De verfbehandeling is nog steeds
een raadsel. Met het ruwe verfopper-
vlak weet de meester een verraderlijke
suggestie van stoffelijkheid te creëren.
Waaruit hij de verf samenstelde, welke
bindmiddelen hij gebruikte en hoe hij
het op het doek bracht is nog steeds
een mysterie.
I BANKROET
Het liep fout met de zaken. Waar
schijnlijk brak het gat in zijn hand Rem
brandt op. Hij kon de tering niet meer
naar de nering zetten en deed in 1656
'boedelafstand'; hij was bankroet. Dat
was volgens de geldende moraal iets
anders dan failliet. Een faillissement
jHER WERD GEB OREN
OP DEN 15 MN JULI 16 0€
ling uitgeprobeerd. Van Rubens is het
bekend dat hij assistenten en leerlin
gen grote delen van zijn schilderijen
liet maken om ze vervolgens zelf af te
maken. Rembrandt zette dit systeem
echter niet door; kennelijk omdat de
uitwerking hem tegenviel.
De gevorderde leerlingen kregen de
opdracht een werk van de meester te
kopiëren met wat veranderingen. Er
zijn enkele doeken die identiek zijn op
enkele onderdelen na. Op deze ma
nier kregen ze de vrijheid los te raken
van de hand van de meester Na de
leertijd kon de jonge kunstenaar dan
zijn eigen weg gaan.
BALOON
Met behulp van natuurwetenschappe
lijk onderzoek heeft het researchpro-
ject kunnen vaststellen dat veel van de
schilderijen, die niet als eigenhandige
werken van Rembrandt zijn bestem
peld, wél uit zijn werkplaats afkomstig
zijn. De ontdekking bijvoorbeeld dat
het geregeld voorkomt dat verschillen
de houten panelen afkomstig zijn van
was eervol, want de schuldeisers wer
den daarbij tevreden gesteld door een
regeling of een volledige afbetaling.
Rembrandt legde echter de oneervolle
weg af. Zijn kunstverzameling werd
geveild in de Keizerskroon aan de Kal-
verstraat en zijn meubels gingen naar
de lommerd. En de schuldeisers kon
den naar hun geld fluiten.
Het statige pand aan de Jodenbree-
straat moest hij verkopen en samen
met Hendrickje Stoffels en zoon Titus
betrok hij een bescheiden pand aan
de Rozengracht, bij de Westerkerk. Hij
kwam als een van de laatsten naar
deze buurt, waar de schilderskolonie
van Amsterdam zich al had gevestigd
Het lot is wreed. Op nummer 184 staat
nu een ander huis, maar de plaquette
verwijst naar de beroemde voorganger
van de huidige bewoners. Hier stierf
de grote schilder.
Het gezin in het bovenhuis wordt er
niet koud of warm van. De sierklomp-
jes hangen vrolijk naast de kunststof
kozijnen op de buitenmuur. Maar de
handige sjacheraar op de begane
grond is slim geweest. Op de plaats
waar de schilder een armoedig be
staan leidde nadat zijn bezittingen als
tweedehandjes van eigenaar waren
verwisseld, is nu gevestigd de 'Rem
brandt Bazar, inkoop en verkoop van
gebruikte goederen'. Het kleurige
naambord had door Karei Appel ge
schilderd kunnen zijn. Het meest twij
felachtige eerbetoon dat de meester
ten deel had kunnen vallen.
Het Rembrandt Research Project lijkt
zichzelf overbodig te maken. Het
streeft immers na de echte Rembrandt
van de onechte te onderscheiden. Im
pliciet kent het daarmee een hoge
waarde toe aan het individu dat het
penseel vasthield. Maar het komt ver
volgens tot de conclusie dat de kun
stenaar op een andere manier uniek is:
als vernieuwer van de schilderkunst en
minder als maker van schilderijen. Ook
zijn leerlingen hebben meesterwerken
geproduceerd. En die werken veran
deren geen steek als zij van maker wis
selen.
Dit kan Van de Wetering niet over zijn
kant laten gaan: „Een werk dat is afge
schreven verandert wel degelijk Als
we er andere informatie over hebben
wordt het een ander ding. Een schilde
rij bestaat namelijk uit wat we zien en
wat we erover weten
Foto's STEPHEN EVENHUIS