Psychologische test
op de proef gesteld
Parkinson: gevangenis zonder deuren
GEZOND EN WEL
CeicUeSoutu/nt
MAANDAG 2 DECEMBER 1991
JONGE MEISJES, WANTROUWT ZULK EEN MAN
Bij het woord vlekken-
test denken we tegen
woordig eerder aan een
wasmiddelreclame dan
aan een manier om de
menselijke psyche te
doorgronden. Maar in de
jaren veertig en vijftig
was het de psychologen
met deze test grote ernst.
De meer dan levensgrote
inktvlek, die tijdens de
nu lopende tentoonstel
ling 'Op de proef ge
steld', in het universi
teitsmuseum in Gronin
gen te zien is, benadrukt
dat nog eens. In vogel
vlucht is hier 'De Ge
schiedenis van de psy
chologische test' ter le
ring ende vermaak te be
wonderen.
Tien kaarten met symmetri
sche inktvlekken vormen sa
men de even bekende als
controversiële vlekkentest,
ook wel de Rorschachtest ge
noemd, naar de Zwitserse be
denker. De vraag dringt zich
op wanneer hij deze vinding
deed, want eigenlijk is het
gewoon een knoeiboel. Je
ziet in gedachten hoe de jeug
dige psychiater in spe in de
schoolbanken zit te morsen
met inkt op papier, om daar
na het zaakje dicht te klap
pen en de inkt te laten ver
vloeien. Bij het openslaan
van het papier ontdekt hij
twee dezelfde vlekken links
en rechts van de vouw. En
geboeid ziet de jonge Ror
schach er van alles en nog
wat in...
Vrije loop
Deze test verlangt van de
proefpersoon dat hij zijn fan
tasie de vrije loop laat en
aangeeft welke associaties de
vlek bij hem oproept. Er zijn
geen goede of foute antwoor
den, want niet de intelligen
tie wordt onderzocht maar de
persoonlijkheid. De waarde
van de Rorschach- en andere
van deze projectie-tests staat
of valt natuurlijk met eerlij
ke antwoorden, maar ook
met de interpretatie van de
onderzoeker. Het is immers
niet uitgesloten dat aan de
zelfde test verschillende uit
komsten worden toegekend,
wanneer meer wetenschap
pers zich over hetzelfde ge
val uitspreken.
Dat we hier een schemerge
bied in de psychologie betre
den, wordt treffend geïllu
streerd door een uitvergrote
Amerikaanse strip waarin
een ietwat sinister individu
een vlek krijgt voorgelegd
die hij vervolgens in gedach
ten associeert met een lugu
bere, bebloede dierenkop. Na
enig peinzen meldt hij de
psychiater in de vlek een
vlindertje te zien en de hulp
verlener constateert daarop
met trots een duidelijke voor
uitgang bij zijn patiënt.
Rorschach zelf heeft niet
meer mogen meemaken dat
zijn inktvlekken bij de vak
broeders populair werden.
Hij stierf in 1922 als een ge
desillusioneerd man, omdat
destijds nog niemand iets in
zijn vlekken 'zag'.
Deze test was lang niet de
eerste die bedacht werd om
het onbewuste en verborgene
naar boven te halen. Tot het
eind van de negentiende
eeuw werden vooral li
chaamskenmerken als be
langrijkste bron van kennis
over karakter en geestver
mogens van de mensen ge
zien. De frenologie het
opmeten van schedels
vierde hoogtij, maar ook
kromme of rechte neuzen
werden geacht belangrijke
informatie over het karakter
prijs te geven. Een man met
een kromme neus was een
slechte echtgenoot. En had
hij ook nog grote oren, dan
restte nog slechts een mee
warig hoofdschudden. Voor
beeld-prentjes gaven in die
tijd aan hoe een goede, res
pectievelijk slechte echtge
noot er uit zou zien.
Zekerheid
Cesare Lombroso, een Itali
aanse psychiater uit de vori
ge eeuw en pionier op het ge
bied van de criminologie,
kon zich hier helemaal in
vinden. Hij meende zonder
een spoor van twijfel dat de
ware crimineel in het bezit
van kroesend haar was, in
combinatie met een mis
vormde schedel, reusachtige
kaken en vele, vele littekens.
Dit soort simplificaties kwa
men voort uit een behoefte
aan zekerheid. Wat was 'nor
maal' en wat kon 'abnormaal'
worden genoemd? Het was
aan de psychiatrie om uit te
maken waar de scheidslijnen
liepen en hier komen we bij
de oorsprong van de psycho
logische test. Dat het er des
tijds allemaal weinig fijntjes
aan toe ging, valt de onder
zoekers nauwelijks te verwij
ten. Deze tak van weten
schap stond tenslotte nog in
de kinderschoenen.
Rond de eeuwwisseling kreeg
de psychologische test een
nieuwe inhoud, toen de in
voering van de leerplicht van
kracht werd. Nu openden
zich ook perspectieven voor
de 'lagere' sociale klassen. Er
werd niet alleen gelet op af
komst, maar ook op indivi
duele capaciteiten. Aangezien
daar de nadruk op kwam te
liggen, bleek er behoefte te
ontstaan aan selectie en in
1905 ontwierp de Franse psy
choloog Alfred Binet 'de me
trische schaal voor het on
derzoek van de intelligentie'.
Niet langer hield de weten
schap zich bezig met 'goed' of
'slecht' maar met de mate
waarin iemand zich be
kwaam toonde.
Vaart
Door de vaart waarmee rond
1900 tevens technische ont
wikkelingen plaatsvonden,
ontstonden allerlei nieuwe
beroepen. Ook nu toonde de
psychologische test zich ver
dienstelijk, want het bleek
mogelijk om te onderzoeken
voor welke beroepen men al
dan niet geschikt was. De
weg om deze test te introdu
ceren op allerlei andere ge
bieden, zoals het onderwijs,
geestelijke gezondheidszorg
en bedrijfsleven, lag hiermee
open.
Met dit doel werd de IQ-test
ontwikkeld waarmee de on
derzoeker het intelligentie
quotiënt van de proefpersoon
trachtte vast te stellen. Gees
telijk vader hiervan was de
Duitse filosoof en psycholoog
William Stern die daartoe de
leeftijd van de onderzochte
vergeleek met de begaafd
heid die op die leeftijd van
iemand verwacht wordt. Zo
kon worden vastgesteld of
diegene in zijn verstandelijke
groei voor of achter lag.
Maar wat is intelligentie ei
genlijk? De één noemt intelli
gentie een mythe, de ander
noemt het 'datgene dat een
intelligentietest meet'. Men
besloot uiteindelijk tot 'de be-
Een test die ook tegenwoordig nog deel kan uitmaken van sollicitatie-procedures, baseert zich
op het handschrift: de grafologische proef.
FOTO: ARCHIEF
gaafdheid om zich door
denkmiddelen aan nieuwe en
onverwachte situaties aan te
passen en doeleinden te ver-
wezelijken'. Een definitie
waar ook tegenwoordig nog
waarde aan wordt gehecht.
Kentering
In de jaren vijftig was op
nieuw sprake van een kente
ring. Tot dan toe spitsten de
tests zich voornamelijk toe op
vaardigheden en bekwaam
heden, maar aan de manier
waarop iemand een proef
volvoerde, werd geen aan
dacht besteed. Dat verander
de nu. De touwbord-proef
bleek daarvoor heel geschikt.
Dit hield in dat de testper
soon langs een voorgetekend
patroon op een plank, een
touw langs een aantal spij
kers moest leiden. Deed men
dit gejaagd, of juist geduldig?
De wijze waarop men te
werk ging, zei iets over de
persoonlijkheid en dat werd
steeds belangrijker gevonden.
Een test die ook tegenwoor
dig nog deel kan uitmaken
van sollicitatie-procedures,
baseert zich op het hand
schrift: de grafologische
proef. Helt het schrift van de
onderzochte persoon over
naar links of naar rechts?
Drukt hij hard of zacht op
zijn pen en zijn de lussen
rond of scherp, het is alle
maal voer voor de grafolo-
gen. Rond 1960 ontstonden
eindelijk standaardregels
waaraan een test diende te
voldoen en men achtte deze
slechts goed 'als gegevens be
kend zijn over de testresulta
ten van een grote en repre
sentatieve groep mensen'.
Men noemde deze gegevens
testnormen.
Expositeie
Panelen met tekst en foto's,
evenals uitgestalde voorwer
pen, leiden de bezoeker van
de tentoonstelling nu langs
ruim een eeuw geschiedenis
en ontwikkeling van de psy
chologische test. Overigens
valt er voor de niet al te
schuchtere bezoeker daad
werkelijk iets te beproeven.
Men kan zich wagen aan de
tweehandentest uit 1950, die
aangeeft hoe het is gesteld
met de oog-hand-coördinatie
door de punt van een staaf
over een smal slingerwegge
tje te bewegen. Elke kleine
afdwaling wordt afgestraft
met een piep, u bent gewaar
schuwd...
Centraal in de tentoonstel
ling staat een computer
waarop de reactiesnelheid
kan worden getest en het
meedenken over het laatste
getal van een ogenschijnlijk
willekeurige cijferreeks be
hoort eveneens tot de moge
lijkheden.
Waar hebben al deze ontwik
kelingen toe geleid en hoe
staat het tegenwoordig met
de psychologische tests? He
lemaal duidelijk wordt dit
niet, maar wie zich eens wil
verdiepen in 'Het meten van
de mythe', komt alleszins 'in
telligenter' naar buiten, dan
hij naar binnen ging.
'Op de proef gesteld' is te
zien tot en met 26 januari
1992 in het Universiteits
museum, Zwanestraat 33 in
Groningen. Openingstij
den: dinsdag tot en met
vrijdag van 12.00 tot 16.00
uur. Op zaterdag en zondag
van 13.00 tot 16.00 uur. Ge
sloten op 25, 26, 31 decem
ber en 1 januari. Toegangs
prijs: twee gulden. Houders
van een museumjaarkaart
en kinderen tot twaalf
jaar: gratis.
Het waren dus niet alleen
'klachten van depressie aard'.
De Rijks Voorlichtings
Dienst liet in een intussen
alom geprezen bui van pere
strojka weten dat prins Claus
ook lijdt aan een lichte vorm
van de ziekte van Parkinson
en wel aan de 'verstarrende
variant', gepaard gaande met
gevoelens van depressie. In
de koffiekamer van menig
ziekenhuis zal een „had ik
het niet gezegd" hebben ge
klonken, want ook daar werd
de afgelopen jaren hevig
over de ziekte van Claus ge
speculeerd. Nogal wat specia
listen hielden het op een en
dogene depressie, maar de
befaamde (en een tikkeltje
beruchte) zenuwarts prof. dr.
J.H. van den Berg zei al in de
Elsevier van 13 juli dit jaar:
„Zelf denk ik dat hij ook de
ziekte van Parkinson heeft.
Dat verklaart zijn stramme
bewegingen, zijn starre mi
miek. Hij heeft ook last van
een beetje speekselvloed als
hij spreekt. Dat is typisch een
symptoom van Parkinson".
Bevingen
Parkinson, James Parkinson,
was de dokter die in 1817 als
eerste de ziekte beschreef in
zijn beroemde „Opstel over
de schudverlamming". In een
klassiek geworden passage
beschreef hij de niet te stui
ten bevingen in de ledematen
(maar nooit het hoofd), de
neiging om' de romp voor
overgebogen te houden en de
aandrang om bij het lopen
het met kleine pasjes op een
hollen te zetten. Zintuigen en
intellect, schreef Parkinson,
blijven daarbij ongedeerd.
Die omschrijving klopt nog
steeds, al is die in de loop der
tijd door wetenschappelijke
kanonnen als Charcot (1861)
en Collet (1920) enigszins
aangescherpt. Typisch voor
Parkinson is de bizarre com-
Voorovergebogen, traag en stijf. Deze Parkinson-patiënt werd
in 1888 in het beroemde Parijse ziekenhuis de Salpetrière ge
tekend door Paul Richter.
TEKENING: PAUL RICHTER
binatie van stijfheid en
beweeglijkheid. Als je je arm
buigt dan spannen zich de
buigspieren en ontspannen
zich de strekkers; wil je je
arm strekken dan gaat het
precies andersom. Zo niet bij
mensen met Parkinson. Bij
hen staan zowel de buigende
als de strekkende spieren
voortdurend op scherp en
werken zo als een star corset
dat elke spontane beweging
in de kiem smoort. Het ge
zicht verstart tot een masker,
de oogleden knipperen zel
den, het lopen gaat in slof
fende pasjes, de houding is
ineengekrompen vooroverge
bogen, een algehele bewe
gingsarmoede slaat toe. Star,
bewegingloos, traag, de tijd
wordt stroop. Daarbij komen
verschijnselen van een over
prikkeld vegetatief zenuw
stelsel in de vorm van een
vettige huid en overmatige
speekselvloed. Maar aan de
andere kant is er para
doxaal genoeg een abnor
male bewegelijkheid: dat
voortdurend wrijven van
duim aan wijs- en ringvinger,
dat 'pillendraaien'. En wat te
denken van de 'kinesia para-
doxa'? Meer dan eens is be
schreven hoe al jarenlang
aan hun rolstoel gekluisterde
Parkinsonpatiënten als Laza
rus opstonden om iemand te
redden uit een opkomende
vloed of een in brand staand
huis. Niemand die het be
greep. Niemand die het be-
Wat begrijpt men wel, wat is
men sinds Parkinson (James,
1755 - 1824) zo al te weten ge
komen? De ziekte, zoveel is
zeker, komt bij 2 op de 1000
mensen voor, meer bij man
nen voor dan bij vrouwen, is
niet erfelijk, slaat gewoonlijk
toe tussen 45 en 60 jaar en
wordt van kwaad tot erger.
De neurologen maken een
onderscheid tussen verschil
lende soorten Parkinson
de ideopathische Parkin
son, de post-encephalitische
Parkinson, het 'stiff man
syndrome', enzovoort met
elk zijn eigen verschijnselen,
maar het is onduidelijk of dit
verschillende ziekten zijn of
als het ware takken van de
zelfde boom. De oorzaak is
dan ook totaal onbekend al
zijn er de nodige theorieën.
De nieuwste theorie, die al
weer tien jaar oud is, zegt dat
Parkinson veroorzaakt wordt
door- een gifstof uit het mi
lieu.
In 1978 dacht een Ameri
kaanse student een snellere
manier gevonden te hebben
om de drug MPPP te produ
ceren. Hij injecteerde zich
met dat eigen brouwsel en
kreeg plotseling de ziekte
van Parkinson. Later onder
zoek wees uit dat de student
geen MPPP, maar per onge
luk de stof MPTP had ge
maakt. Zou MPTP in het mi
lieu de oorzaak zijn? Het art
senblad de Lancet zette vorig
jaar alle feiten eens op een
rijtje en vond nauwelijks be
wijs voor deze theorie. MPTP
is nooit in het milieu gevon
den, en als het daar al zit dan
zouden mensen uit een zelfde
gezin gelijkelijk door de ziek
te getroffen moeten worden.
Daarvan bleek niets. Wel
kreeg de wetenschap een
stofje in handen waarmee ze
bij proefdieren de ziekte van
Parkinson konden opwekken
zodat ze hun nieuwe midde
len konden uittesten. Het
nieuwste produkt sinds
1989 in Nederland verkrijg
baar is Eldepryl. Over dit
nieuwe middel is de laatste
tijd nogal wat te doen, want
het schiint het enige medicijn
te zijn die de onverbiddelijke
voortgang van de ziekte van
Parkinson enigszins lijkt te
kunnen remmen. Dat is al
heel wat, want het eens zo
bejubelde 'wondermiddel', L-
dopa, kan dat niet.
Signaalstof
Dopamine is een signaalstof
in bepaalde delen van de
hersenen. Aan het begin van
de jaren zestig kwam men er
achter dat de hersenen van
Parkinsonpatiënten heel wei
nig van dit spul bezitten. De
arts Cortzias trok daaruit zijn
conclusies en diende in 1967
als eerste L-Dopa (een 'voor
loper' van dopamine) toe om
het tekort aan te vullen.
De resultaten waren wonder
baarlijk („het ware wonder-
medicijn van deze eeuw" al
dus Cortzias toen): het beven
verdwijnt, de stijfheid trekt
als bij toverslag weg. Te mooi
om waar te zijn, en dat was
het ook. Na een jaar of zeven
acht gaat het mis. De patiënt
schiet dan telkens van het
ene totaal onbeweeglijke in
het andere overmatig bewee
glijke uiterste, het 'on-off-fe-
nomeen'. Andere middelen
als Akineton of Symetrel
kunnen ook geen blijvende
uitkomst bieden. Spectaculai
re transplantaties van dopa-
mineproducerend bijnier of
foetaal hersenweefsel waar
een paar jaar geleden zoveel
over te doen is geweest, doen
zo schreef de British Me
dical Journal onlangs
„meer kwaad dan goed."
Het falen van al deze thera
pie wijst er misschien op dat
Parkinson meer is dan alleen
maar een tekort aan een che
misch stofje in de hersenen.
De neuroloog Oliver Sachs
(bekend van de film 'Awake
nings' en het gelijknamige
boek) is er heilig van over
tuigd dat de ziekte diep in
het wezen van de patiënt
verankert ligt. Hij heeft geen
Parkinson, hij is Parkinson;
opgesloten in „een gevange
nis met ramen, maar geen
deuren". En, „ze voelen zich
constant belaagd, verlamd, in
een soort fysiologisch conflict
kracht en tegenkracht, wil
en tegenwil, bevel en tegen
bevel". De huidige therapie
is, vindt Sachs, dan ook te
eenzijdig, te chemisch, en de
feiten over deze deprimeren
de ziekte lijken hem gelijk te
geven.
Trapezewerkster II
Het lijkt me zo fijn om erbij te we
zen, maar liefst als artiest aan de
trapeze.
Annie M.G. Schmidt
Vandaag kom ik toch nog eens ietwat 'spinnig' met
mijn verhaal. De mevrouw die mij schreef dat het
citaat van Annie M.G. Schmidt door mij was
'afgeleid', had gelijk. Het gedichtje waaruit ik dat
had overgenomen, gaat niet over een spin maar
heet 'Circusliedje'. Toch denk ik dat ik met recht
deze regels (die ik voor de duidelijkheid hierboven
nog eens heb geciteerd) heb gebruikt. Ongedacht
verschaften ze me de gelegenheid aan te geven
wat het wezen van poëzie welbeschouwd is.
In poëzie wordt méér dan de werkelijkheid
aangeboden. Een krantebericht, een reportage
reikt feiten aan. Poëzie gaat daar boven uit. Doet
méér. Wat de dichter zegt blijkt voor meer dan één
uitleg vatbaar. Terwijl Annie Schmidt hier de
circusartiest in de trapeze ten tonele voert, biedt ze
meteen een beeld dat méér toepassingen mogelijk
maakt.
Heeft u intussen uw eigen spin bij het raam al
ontdekt? En gadegeslagen? Het trapezewerk
gezien? Of, en dan gaan we nog een beetje verder
aan de hand van de dichter en de beeldspraak:
heeft u al eens rustig in de spiegel gekeken?
Naar uw eigen beeltenis, beeld. En toen misschien
ontdekt dat zelfs u (net als ik) wel iets van die
trapeze-bespelende spin heeft? Oh, u meent te
weten dat u niets spinnigs over of in u heeft. U
bent niet, nee eerlijk waar nóóit, op zoek naar een
prooi. En zeker is het verre van u die in te
spinnen. U gaat nooit op de loop met een ander,
met diens uitspraken zelfs niet. En verder, u vindt
zichzelf een angsthaas. U bent doodsbenauwd voor
enig avontuur. U piekert er niet over u te wagen
aan zoiets ondoorgrondelijks als een vrije val?
Laat mij dan nu maar het volgende bekennen. De
spin voor mijn raam laat mij niet meer los. Ze
heeft me gevangen in haar web. En ook het beeld
van haar als trapezewerkster blijft me boeien.
Helaas begin ik te vrezen, dat ik toch meer van
een spinnekop heb dan ik eigenlijk zou willen.
Dan ik mezelf gemakkelijk durf Bekennen ook. Ik
weet zo zeker niet of ik me nooit schuldig eraan
maak, een ander in mijn net te vangen, naar een
hoek te drijven, waar ik hem of haar hebben wil.
Dat ik éen ander nooit naar me toe haal, om op
een of andere manier beter van hem of haar te
worden, te profiteren misschien. Spin ik echt
nimmer een ander in om hem of haar te laten
beweren wat ik nu juist zo graag hoor?
Maar met de vrije val van die spin, die
trapezewerkster, is het, als ik bij mijzelf te rade ga,
dieptreurig gesteld. Nee, ik beken het ruiterlijk,
daar trap ik niet in. Of, in deze context beter
geformuleerd: daar tuimel ik niet in. Je laten gaan,
vallen in de ruimte. Niet weten, maar blijkbaar er
toch tenvolle op vertrouwen, dat je goed terecht
komt, niet in een gat zonder houvast verdwijnt.
Wat griezelig, wat eng. Ik moet er niet aan
denken.
We hebben het er de vorige week ook over gehad
dat de natuur 'Gods tweede bijbel' genoemd zou
kunnen worden. Dat de auteur van dat boek ons
best eens wat meer na zou kunnen staan. Mijn spin
maakt dagelijks die vrije val. Niet altijd ben ik op
tijd om er getuige van te zijn. Als het me wèl lukt,
houd ik mijn adem in. En elke keer dat het weer
goed afloopt, leef ik op. In twee etappes gebeurt
het steeds. Feilloos afgemeten. Of, onvoorstelbaar
vertrouwvol gewaagd? Tegenwoordig sla ik elke
dag het boek, het tweede boek van God, (dat over
de natuurvoor mezelf op. Ik lees daarin en kijk.
Laat me erdoor leiden.
En in mijn beste ogenblikken dringt het besef tot
me door, dat ook een mens trapezewerker kan zijn.
Dat hij zich zou kunnen overgeven. Zich
vertrouwvol zou moeten durven laten vallen in
het web dat God voor hem heeft geweven. Omdat
de draden naar opzij èn naar boven stevig genoeg
gespannen blijken te zijn.
Likdoorns en wintervoeten
Mensen met wintervoeten en/of likdoorns zullen zeker beamea
dat er niet voor elk probleem een geneesmiddel is. Een goecfe
voetverzorging doet vaak meer dan allerlei smeerseltjes. Een
likdoorn (ofwel eksteroog, in het latijn: clavus) is een pijnlijke
plek aan de voet. In feite gaat het om een punt hard geworden
of verhoornde cellen van de huid van de voet. Deze harde plek
drukt op de gevoelige zenuweinden, met als gevolg pijn. Lik
doorns ontstaan vaak door slecht passende en knellende schoe-
nen. Het spreekt daarom bijna vanzelf dat likdoorns veel meer
voorkomen bij vrouwen dan bij mannen. Er zijn allerlei smeer
seltjes en likdoornpleisters in de handel om het euvel te bestrij
den. Meestal bevatten die smeerseltjes salicylzuur. Deze stof
'verweekt' de harde plek, pas dus op dat de gezonde huid niet
wordt ingesmeerd. Het beste is een gaatje te knippen in een
pleister, deze om de likdoorn heen te plakken en dan de zalf aan
te brengen. Ook worden er wel zogenoemde likdoornringen ge
bruikt om de drukpijn te verminderen.
Er ontstaan ook wel 'zachte' likdoorns als gevolg van overmati
ge zweetafscheiding, bijvoorbeeld tussen de tenen. Het belang
rijkste is: draag goed passende schoenen.
Wintervoeten ontstaan onder invloed van kou. De voeten kun
nen dan iets gezwollen zijn, jeuken en pijnlijk zijn. Tevens
treedt er een rood-paarse verkleuring op. Op de pijnlijke plek
kunnen verschillende prikkelende crèmes of oplossingen wor
den gebruikt, zoals monochloorbenzol tien procent in edcohol it
cremor capsici comp. FNA (beide door de apotheek te maken)
en Midalgan. Deze preparaten geven een warmtegevoel.
Op recept zijn er vaatverwijders te verkrijgen, zoals Duvadihn
retard en Minpiress, die zorgen voor een betere doorbloeding.
Het effect van deze laatste twee stoffen is over het algemeen
teleurstellend. Ook te gebruiken fytotherapeutische produkten:
Calendula emulsie (VSM) en Abroflor gelei (VSM).
Leefregels zijn vaak doeltreffender dan de bovenstaande midde
len. We denken daarbij aan: voeten niet op de verwarming leg
gen, toepassen van wisselbaden, massage en warme kleding. F.etj
doel van deze methoden is ervoor te zorgen dat de voeten beier
doorbloed raken.