Symbolen overheersen jij Doeschka Meijsing 1 Eco als uitgangspunt satirische novelle BOEKEN/PLATEN Naar aanvaarding van een doodgewoon leven Monumentale uitgave Tacitus-vertalingen Ëeidóc Somo/rit VRIJDAG 6 SEPTEMBER 1991 i op een eiland in de iddellandse zee, zoiets als jiza. Hij is er met zijn doch- •tje. De man heet Jona, niet niets, zoals wel zal blij- Het kind heet Tamar. De is met zijn kind gevlucht de drukke wereld, uit Am- Het is vakantie, dat ar ook als die pret irbij is, blijft hij op het ind, terwijl het meisje echt r school zou moeten, beproeving' van Doeschka •ijsing is de roman, waarin it verhaal van deze Jona en Tamar verteld wordt. Een rhaal waarin een zelfonder- een man aan de orde i veel grotere ontred- rijd tus r'n§ verkeert, dan hij aan- rjVi nkelijk zelf beseft, voor M UR de hand lopende pe- t de pl 'de' waarin hij op het eiland Er is dan ook wel wat aan de hand met hem. Hij is geschei den van de moeder van zijn dochtertje, dat op de grens van de puberteit staat. Hij is uitge ver en houdt kontakt met zijn Amsterdamse firma via secre taresse Lieve, een vertrouwde en toegenegen vriendin. Zijn grote liefde was Julie, de vrouw die een huis heeft op het Mediterane eiland, waar zij opgegroeid is. Eigenlijk zoekt hij haar daar. Als zij daar dan opeens blijkt te zijn, breekt de ontreddering uit. Indringend beeld In deze roman geeft Doeschka Meijsing een indringend beeld van wat er met haar hoofdfi guur gebeurt. Zijn relatie met zijn dochtertje, die helemaal stukloopt. Het ellendige ver langen naar Julie, dat zich uit in tochten naar dat huis van haar, waar ze in het verleden samen waren. Waar het geluk was. Maar ook de figuren in de omgeving van Jona spelen een grote rol. Een zeer bejaard Pools echt paar en de eigenaar van het strandhotel waar Jona ver blijft, een man die uit Tsjecho- slowakije is gevlucht, in het jaar van de Praagse lente. Wat er tussen hem en zijn vrouw indertijd is gebeurd, spiegelt eigenlijk wat er tussen Jona en Julie te gebeuren staat, ook al blijkt dat op het allerlaatst in het verhaal weer heel anders uit te komen, dan gedacht werd. Het is een heel indringend boek, een wijs boek ook. De relatie tussen leven en dood, tussen schuld en vrijheid, ver antwoordelijkheid en het ma ken van eigen keuzes speelt op boeiende manier een rol in de beschrijving van de ervarin gen, de gedachten en de con versaties van de hoofdpersoon. De hond die Tamar krijgt van de hoteleigenaar en die Jona niet wil speelt daarin een be langrijke rol. Spel vorige werk van Doeschka Meijsing maar al te goed ken nen. Jona, de profeet die door de vis werd ingeslikt. Het iso lement als gevolg daarvan. Aan het eind wordt hij dan opeens weer uitgespuwd. In tussen heeft hij kontakten met andere personen in isolement, niet alleen de gevluchte Polen en de Tsjech, maar ook met de vrouw van een Engels echt paar in het hotel, die zowaar nog zijn minnares wordt ook. Allemaal mensen in een wal visbuik, die op bevrijding, ver lossing of een beter leven wachten. Dat mag nog wel. Maar het ge doe met vissen, dat alsmaar in het verhaal blijft voortgaan, wordt redelijk irritant. Men sen die vissen eten, vissen die mensen hebben gegeten, visjes op een portemonneetje, noem maar op. Daar gaat de symboliek van het Bijbelse Jona-verhaal me te ver, omdat het alleen maar een bedenksel in de marge Doeschka Meijsing...intellectualistisch., van het verhaal lijkt te zijn. I FOTO: DIJKSTRA beslissek ig De 4)ude, banale Degen a n èfïer halen van versterf;- tt .bHermans /intig verhalen van W. F. biedt zijn nieuwe de titel 'De laatste ?en summier colofon brdt meegedeeld waar deze ^rhalen eerder te lezen wa- De oudste is van 1947, de Sdere verhalen zijn wat re- ïter, al staat er nog wat bij ITEN :how 13.00-17. GB-1, 9.- GB-2 0.- ino's tijde )rting Muziek alaan 3 070-3861 a die verhalen is een ïeelstukje, onder de titel litgever Oorwurm'. Daarom sden drie personen op, de :hter Alceste, zijn vrouw 'ilia en uitgever Oorwurm. grapje, want meer is het t, werd in 1962 gepubli- ;rd in literair tijdschrift Po- iancunes Antonia van den Beid: 'Tussen de bedrijven door'. Uitgeverij Lannoo. Prijs 28,50. De alomtegenwoordigheid van kitsch is nog geen reden om de kunst te verwerpen. Wie de heiligheid loochent omdat er zoveel schijnheiligheid is, doet zichzelf te kort. In het dagboek dat Antonia van den Beid heeft gepubli ceerd onder de titel „Tussen de bedrijven door" komt het woord heiligheid niet voor. Toch is dit haar onderwerp. In 155 bladzijden legt zij de lezer haar aantekeningen voor van een zoektocht naar meer hei ligheid. Notities die soms ge tuigen van enige vordering, maar even vaak van stagnatie en van het weer moeten prijs geven van de broze winst. „Volg mij", citeert zij in een kennelijk neerslachtige bui het Johannes evangelie, en schrijft daar dan als commentaar bij: „De mist in!" Zou het nog wat worden wil de gaandeweg geboeide lezer weten. Het journaal eindigt met een aantekening die er op lijkt te duiden dat de auteur nog precies even ver is als toen zij begon. Nog steeds is haar leven pijnlijk doodge woon. Maar nu vraagt zij zich af: ligt de sleutel niet in de aanvaarding van zowel het pijnlijke als het doodgewone van het bestaan? Is het niet deze aanvaarding waarmee ook Jezus worstelde in de Tuin van Olijven? De slotregels van het dagboek: „Kunnen wij die uitnodiging tot het kruis vermijden? Het komt me voor dat Hij dat deed, Tot, op een dag, de tijd geko- Antonia van den Beid, huis vrouw en sociale wetenschap per, komt uit haar notities naar voren als een rooms-ka- tholieke gelovige van ortho doxe signatuur. Toch hoeft dil anders georiënteerde tobbers en zoekers niet af te houden van haar „Dagboek van ie mand die wil geloven". Gebo ren in de rooms-katholieke kerk, volgt zij het katholieke pad zonder te ontkennen dal er ook andere wegen bestaan. „Ik kan mij 'nirwana' voor stellen, de leegte, het punt waar geen verlangen meer be staat", aldus een aantekening. „Dat is het punt waar wij christenen God hopen te 'vin den'. Maar hoe rijst het boedd- uit Het geloof van Antonia van den Beid is een bescheiden ge loof. Ver is zij verwijderd van het triomfalisme van hen die van de Verlossing hebben kennis genomen en zich nu koesteren in de wetenschap van hun redding. Liever was zij een plant of een dier ge weest, zo lijkt het in het begin van haar boek. Zonder al die transcendente kopzorgen. Want wat moet je als mens, die werd opgescheept met het verlangen naar wat achter de horizon ligt? „Een mens heeft een vermoeden dat er iets An ders is", aldus de auteur. „Hij heeft ergens vandaan een glimp van de Waarheid opge vangen". Eén benadering is de glimp te negeren. Maar veel mensen lukt dit niet. Steeds opnieuw wordt hun aandacht getrok ken door het schijnsel van hei ligheid, van heelheid, van de Heer. Ze verlangen naar meer, maar het licht blijft flauw en het leven doodgewoon. Antonia van den Beid op de laatste pagina van het boek dat zij heeft opgedragen „aan Thomas, die het met zijn eigen ogen moest zien": „Ons neerleggen bij het dood gewone van ons leven, ondanks het buitengewone van ons geloof, betekent ons neerleggen bij een grote leegte, en bij de duisternis van ons ge loof en bij een speciaal soort een zaamheid. Het is dat wat de Heer deed, in Zijn angst in de Tuin van Olijven: zich neerleggen bij Zijn men selijkheid. Als Hij dat niet gedaan had dan-zou-Hij-niet-gestorven- zijn". tegen uitgever $n Oorschot, die ook in an- r werk van Hermans breed- worden geëtaleerd, zijn r de enige basis voor het -ft verhaal 'De laatste roker' t titelverhaal dus. Het is uit 190. Een bejaarde Amster- krijgt een Gauloise- iret in handen. Hij is zo n om die op straat aan te een en op te roken, kan helemaal niet, want Jt verhaal speelt zich af rond |30. Roken en de Nederland- taal zijn verboden. Men ijreekt Engels, al is het be erden toegestaan zich nog let het Nederlands te behel pt De Amsterdamse politie, corrupt als altijd het ge il lijkt te zijn, pakt de ouwe i op. Later zullen de agen- i hem om zeep helpen om i slof sigaretten. jeuk pt is dan wel grappig. Maar i de meeste verhalen van ^rmans in dit boekje kun je [ft zelfs niet eens zeggen. Mis- aren ze indertijd leuk fc incidentele bijdrage in een ander weekblad, literair ^schrift of krantje. Maar dat allemaal bijeen moet wor- acht in een heus boek i eigenlijk overbodig. Daar- r zijn deze verhalen in het Semeen veel te oppervlak- Uitgeverij Ambo. Prijs resp. 85,- e Het is de vraag of opeenvol gende generaties gymnasiasten tijdens de moeizame ontleding van ingewikkelde Tacitus-zin- nen troost vonden in de we tenschap dat ze zich op dat moment bezighielden met de grootste Romeinse historicus en één van de grootste figuren van de Latijnse literatuur. Die vaststelling is aanmerkelijk eenvoudiger voor de lezers van de Nederlandse vertaling van de 'Jaarboeken' (Annales) en de 'Historiën' (Historiae). De in 55 geboren Cornelius Tacitus begon pas na een aan zienlijke politieke carrière - als pretor, consul en proconsul in Asia - met het schrijven van zijn historische werken. Volgens Edward Gibbon ('The Decline and Fall of the Roman Empire') richtte Tacitus zich pas tot het publiek toen zijn genie volledig gerijpt was. Het is een fraaie verklaring voor de lange aanloop naar het schrijverschap. In feite is het waarschijnlijker dat Tacitus er weinig voor voelde zijn opvat tingen te verkondigen zolang Domitianus, onder meer be kend door zijn christenvervol gingen, de wereld onveilig maakte. Pas na diens dood veranderde het klimaat van onvrijheid en onderdrukking. Tacitus spreekt zelf van „de zeldzame zegening van onze tijden, waarin denken wat men wil en zeggen wat men denkt geoorloofd is." Jammerlijk Deze uitspraak staat in het eerste boek van de 'Historiën', die samen met de 'Jaarboeken' een beeld geeft van de eerste eeuw van onze jaartelling, te vens de eerste eeuw van het Romeinse keizerrijk. Het blijft jammer dat beide historische werken onvolledig zijn. In de 'Jaarboeken', die de periode van Augustus' dood tot die van Nero beslaat, ontbreekt bijna de helft. Van de 'Historiën' zijn alleen de boeken over de jaren 69 en 70 over en is de ge schiedenis van de Flavische keizers Vespasianus, Titus en Domitianus verloren gegaan. Ondanks deze jammerlijke verliezen vormen de boeken een onmisbare bron voor onze kennis van de gebeurtenissen in die eeuw, zeker ook waar het onze omgeving betreft. Ta citus had, zoals hij nog duide- lijker in zijn 'Germania' toont, grote belangstelling voor de bewoners van de noordelijke streken. Zijn afkeer voor de corruptie en decadentie in de omgeving van de Romeinse macht bracht hem tot een lich telijk naieve sympathie voor de 'natuurlijke waarden' van de Germaanse samenleving. Hoe het ook zij, de boeken van Tacitus vormen ook in dat op zicht aangenamer lectuur dan de brallerige verslagen van de ambitieuze veldheer Caesar. Een niet gering deel van de 'Jaarboeken' speelt in het ge bied tussen Rijn, Eems en Elbe, soms ook westelijk er van, met optredens van Frie zen, Bataven, Tubanten, Can- ninefaten en Usipeten (tussen IJsel en Ruhr), en beschrijvin gen van vaderlandse fenome nen als Drususgracht en fort Flevum. Brandhaard Behalve de voortdurende troe belen aan de noordzijde van het nog niet tot volle omvang gegroeide Romeinsë rijk - dat zou pas gebeuren in de eerste helft van de tweede eeuw, on der de keizers Trajanus en Ha- drianus, gedeeltelijk nog tij- generaals hun handen vooral vol aan een gebied dat ook nu nog als een brandhaard geldt: het Midden-Oosten, van Syrië tot Armenië. Ook in de 'Historiën' komen deze gebieden vaak aan de orde. Niet alleen omdat de drie keizers van het jaar 69 - Gal- ba, Otho en Vitellius - het po litieke machtsspel slechts kon den spelen dank zij de steun van hun provinciale legers. Maar ook omdat Tacitus uitge breid aandacht besteedt aan de belangrijkste andere gebeurte nissen uit de twee jaren die in het boek beschreven worden: de Germaanse opstand onder leiding van Julius Civilis en de verovering van Jeruzalem. Door de heruitgave van de vertalingen van dr. J.W.Meijer in de voortreffelijke serie Ambo-Klassiek zijn de onster felijke werken van Tacitus op- sterdamse huisarts die het tot zijn levenswerk had gemaakt alle boeken van Tacitus en Sallustius te vertalen - laat zich niet zo eenvoudig lezen als in moderne vertalingen (genre Koolschijn) gebruike lijk is, maar het doet recht aan de gebeeldhouwde stijl van het oorspronkelijke werk. 'Jaarboeken' en 'Historiën' zijn monumenten van boeken, mo- Rembrandts 'De opstaqd van Julius Civilis' FOTO: SP numentaal uitgegeven in een fraaie uitvoering die ook (ty pografisch een lust voor het oog is. De toegankelijkheid wordt be vorderd door de toegevoegde informatie van inleiding, korte samenvatting, talloze verkla rende aantekeningen en na menregister. Boeken om in kleine porties te genieten, waarlijk niet alleen voor (ex- )gymnasiasten. Betoverende madrigalen van Miranda Sex Garden Idoor RENÉ DE COCQ Het kómt zowaar nog voor: dat een platenbons op straat loopt, iets bijzonders hoort en de nietsvermoedende ma kers van dat bijzonders de studio insleept om er een plaat van te maken. Het overkwam vorig jaar de ne gentienjarige Londense meisjes Kelly McCusker, Katherine Blake en Jocelyn West, die hadden ontdekt dat hun stemmen zo leuk sa- menklonken, en die nu aar dig op weg zijn een interna tionale muzieksensatie te >yorden. Zaterdag waren ze onder hun groepsnaam Miranda Sex Garden te horen op het festival 'Ein Abend in Wien' in de Rotterdamse Doelen, en hun debuut-album 'Ma- dra', met 24 madrigalen uit de zeventiende eeuw, geheel a cappella driestemmig ge zongen, doet zelfs geharde klassiek-recensenten de oren spitsen. De meisjes werden een jaar geleden ontdekt door Barry Adamson, toen ze met z'n drieën stonden te zingen in de rumoerige Londense Por- tobello Road. Ze maakten zo'n indruk op hem, dat hij ze vroeg mee te doen aan de filmmuziek voor de thriller 'Delusion' waaraan hij bezig was (inmiddels ook op CD beschikbaar). Producer Da niel Miller, al even enthou siast geworden, liet de meis jes een single opnemen, die in zijn oorspronkelijke stijl ook een madrigaal uit de re- mixer Danny Rampling in de vorm van een dansklas- sieker uit 1991 is gegoten: 'Gush forth my tears'. Onmiddellijk daarna kwa men de opnamen voor 'Ma- dra', onder leiding van de klassiekproducer Tony Faulkner. Hier is de mense lijke stem in al zijn pure schoonheid centraal gesteld, dus niks dansbeat, niks syn thesizers, niks overdubbing. Kelly, Katherine en Jocelyn zongen de 24 door henzelf bewerkte madrigalen in twee dagen in, en het resul taat is betoverend, gedragen door de eenvoud van deze eenvoudige liefdesliedjes, ongelooflijk zuiver gezongen door drie heldere, technisch niet eens zo geschoolde maar trefzeker modulerende stemmen. Echt iets bijzon- Intussen schijnen de dames al doende te zijn met een tweede album, iets meer ei gentijds, waarop ze zichzelf begeleiden met instrumen ten als doedelzak, gitaar, viool en piano. We zijn be nieuwd. Miranda Sex Garden...sensatie.. Squeeze speelt weer hoofdrol IC Ooit werden ze omschreven als de nieuwe Lennon en McCartney van de popmu ziek, maar die benijdens waardige titel hebben ze wat mij betreft recentelijk moeten inleveren bij Neil en Tim Finn. De laatste jaren kwam er weinig tastbaars meer uit de handen van Chris Difford en Glenn Til- brook. De motor van het En gelse Squeeze bleek niet meer over voldoende brand stof te beschikken. Maar Difford en Tilbrok hebben inmiddels bijgetankt en het resultaat is er naar. Op 'Play' heeft Squeeze zich duidelijk hervonden. Het is een soort muzikaal toneel stukje, met prachtige obser vaties in een huis vol liefde en ruzies, humor en ver- Bovendien zijn Difford en Tilbrook er in geslaagd om hun teksten in meeslepende melodieën te verpakken. Niet direct modieus, maar wel heel pakkend en vol zeggingskracht. Zodat de luisteraar steeds weer op het juiste punt wordt geraakt: in het hart. Het is de verdien ste van een groep, die de Stan Ridgway Stan Ridgway kennen we nog van zijn hitjes 'Drive. She Said' en 'Camouflage', te vinden op zijn eerste solo-al bum uit 1984. De voormalige leider van Wall Of Voodoo neemt er het gemak van want is nu pas aan zijn der de solo-plaat toe, 'Partyhall'. De titel verraadt al dat Ridg way een echte feestplaat wilde maken en daar is hij maar gedeeltelijk in ge slaagd. Inderdaad hebben een aantal liedjes een onge dwongen en ontspannen ka rakter, maar te vaak zijn de melodieën het resultaat van Ridgway's oubollige vrijages met country western. Mu zikaal gezien is 'Partyhall' nogal teleurstellend, waar door het niet ondenkbaar is dat de schitterende teksten die Ridgway ons voorscho telt aan de meeste luisteraars voorbijgaan. De cynische manier, waarop de Ameri kaanse zanger het leven be schrijft van iemand die te rijk is om een poot uit te ste ken in 'I Wanna Be A Boss' is karakteristiek voor zijn werk, net als zijn oorlogspro test in 'Harry Truman'. H. C. ten Berge: 'Een Italiaan in Zut- phen' (novelle). Uitgave Meulenhoff. Prijs 19,50. Het succes van de Italiaanse auteur Umberto Eco moet veel van zijn minder fortuinlijke collega's in de rest van Europa meer dan eens hebben doen knarsetanden van jaloezie. Een „moeilijke" schrijver wiens boeken toch in miljoe nen-oplagen verkocht worden. Respect, roem en geld, dat gaat in de literaire wereld zelden H. C. ten Berge, die vroeger bekend stond als „moeilijk" auteur, en de laatste jaren steeds meer aanslaat bij een breder lezerspubliek, heeft die jaloezie als uitgangspunt geno men voor zijn satirische novel le 'Een Italiaan in Zutphen'. De man om wie het in de titel en in het boek gaat is Andrea Pastis. Pastis is hoogleraar in de mediaevistiek aan de uni versiteit van Turijn en schrijft wilde het zijn lezers moeilijk maken. Ze werden op de proef gesteld en van alle kanten be stookt met sarcasmen uit de mond van de hoofdfiguur Pe trus Comestor. Waar hij naar gestreefd had, zei Andrea pro vocerend, was 'de portrette ring vn een intellectuele pun ker in monnikspij'. Hij ontzag zich zelfs niet zijn twaalfde- eeuwse held van tijd tot tijd in het Latijn te laten conserver en. Hij had niet mogen baten: de kopers bleven toestromen, ze lieten zich gewillig en om standig door de schrijver tuch tigen". Sigi die de spelen. „Hij neren Pastis - de pastische van Eco - komt naar Zutphen om een middagje te signeren in de plaatselijke boekhandel. De ik-figuur, Edgard Moort- gat; een heel wat minder suc cesvol schrijver, vraagt zich af waarom zo'n beroemdheid in Zutphen en niet in Amster dam gaat signeren. De foto graaf Engel VraudeUnt, die Pastis persoonlijk kent, ver moedt dat het iets te maken heeft met de beroemde verza meling wiegedrukken en handschriften die de Boekerij van Zutphen bezit. De professor uit Turijn blijkt inderdaad zijn kennersoog op twee zeldzame werken te heb ben laten vallen. Hij is echter niet van plan ze in de Boekerij in te kijken; hij wil ze hebben. Zo ontpopt de hooggeleerde schrijver zich tot een ordinaire dief. Als helper heeft hij de plaatselijke dronkaard, Rik van Egum. Van Egum was leraar klassie ke talen op het gymnasium, maar raakte aan de drank toen hij ontslagen werd. In Pastis ziet hij een meester en door zijn bewondering raakt hij in éen klap ontnuchterd. Moortgat en Vrauwdeunt pro beren erachter te komen wat Pastis precies van plan is en dwingen hem uiteindelijk de gestolen werken terug te be zorgen. Pastis is de beide ama teur-detectives echter steeds een stap voor en blijft hen (en de lezer) tot aan de ontkno- Constructie ping verrassen. Tijdsgevoel Door de kleurrijke beschrij vingen van een kermis en van de historische gebouwen in de stad slaagt Ten Berge er in op een subtiele manier met het tijdsgevoel van de lezer te spe len. de middeleeuwen lijken door de contouren van de mo derne tijd te schemeren. De personages voeren een histo risch drama op. Pastis is de ketterse monnik uit zijn eigen romans, Vrauwdeunt en Moortgat gedragen zich als in quisiteurs. Ten Berges novelle bevat veel verwijzingen naar 'In de Naam van de Roos' en vooral naar de film die naar het boek gemaakt is. Ook daarin draait alles om een zeldzaam boek en ook daarin komt een achter volging in een grote biblio theek voor. Zelfs de beschrij ving van Pastis doet aan Eco denken: ietwat gezet, donker haar, een donker pak en een grote bril met ouderwets hoor nen montuur. de (schijn)-tegenstelling tussen rede en hartstocht, constructie en improvisatie. De ik-figuur lijkt te kiezen voor het laatste. Moortgat heeft geen greep op de gebeurtenissen om hem heen en dus ook niet op zijn materiaal, in tegenstelling tot Pastis die hem zelfs in zijn dromen nog advies komt ge- Aan het begin van de vertel ling zegt Moortgat over een verhaal: „Het gaat erom op weg te geraken, je ergens naar toe bewegen zonder te weten wat het eindpunt zal zijn. En wat kan het je schelen of het geschrevene zal lijken op een kasteelroman of een verhaal van de straat?" De geschiede nis neemt echter vanzelf een vorm aan die achteraf bezien een bedachte constructie lijkt. 'Een Italiaan in Zutphen' is zo een boek geworden dat zowel spannend èn grappig als mooi en interessant is en dat bewijst dat de tegenstelling tussen vlot en verheven proza ook maar fictief is. Een persiflage, maar in zekere zin ook een ode aan Umberto Eco.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 9