Symbolen overheersen
jij Doeschka Meijsing
1
Eco als uitgangspunt satirische novelle
BOEKEN/PLATEN
Naar aanvaarding van een doodgewoon leven
Monumentale uitgave Tacitus-vertalingen
Ëeidóc Somo/rit
VRIJDAG 6 SEPTEMBER 1991
i op een eiland in de
iddellandse zee, zoiets als
jiza. Hij is er met zijn doch-
•tje. De man heet Jona, niet
niets, zoals wel zal blij-
Het kind heet Tamar. De
is met zijn kind gevlucht
de drukke wereld, uit Am-
Het is vakantie, dat
ar ook als die pret
irbij is, blijft hij op het
ind, terwijl het meisje echt
r school zou moeten,
beproeving' van Doeschka
•ijsing is de roman, waarin
it verhaal van deze Jona en
Tamar verteld wordt. Een
rhaal waarin een zelfonder-
een man aan de orde
i veel grotere ontred-
rijd tus r'n§ verkeert, dan hij aan-
rjVi nkelijk zelf beseft,
voor M UR de hand lopende pe-
t de pl 'de' waarin hij op het eiland
Er is dan ook wel wat aan de
hand met hem. Hij is geschei
den van de moeder van zijn
dochtertje, dat op de grens van
de puberteit staat. Hij is uitge
ver en houdt kontakt met zijn
Amsterdamse firma via secre
taresse Lieve, een vertrouwde
en toegenegen vriendin. Zijn
grote liefde was Julie, de
vrouw die een huis heeft op
het Mediterane eiland, waar zij
opgegroeid is. Eigenlijk zoekt
hij haar daar. Als zij daar dan
opeens blijkt te zijn, breekt de
ontreddering uit.
Indringend beeld
In deze roman geeft Doeschka
Meijsing een indringend beeld
van wat er met haar hoofdfi
guur gebeurt. Zijn relatie met
zijn dochtertje, die helemaal
stukloopt. Het ellendige ver
langen naar Julie, dat zich uit
in tochten naar dat huis van
haar, waar ze in het verleden
samen waren. Waar het geluk
was. Maar ook de figuren in
de omgeving van Jona spelen
een grote rol.
Een zeer bejaard Pools echt
paar en de eigenaar van het
strandhotel waar Jona ver
blijft, een man die uit Tsjecho-
slowakije is gevlucht, in het
jaar van de Praagse lente.
Wat er tussen hem en zijn
vrouw indertijd is gebeurd,
spiegelt eigenlijk wat er tussen
Jona en Julie te gebeuren
staat, ook al blijkt dat op het
allerlaatst in het verhaal weer
heel anders uit te komen, dan
gedacht werd.
Het is een heel indringend
boek, een wijs boek ook. De
relatie tussen leven en dood,
tussen schuld en vrijheid, ver
antwoordelijkheid en het ma
ken van eigen keuzes speelt op
boeiende manier een rol in de
beschrijving van de ervarin
gen, de gedachten en de con
versaties van de hoofdpersoon.
De hond die Tamar krijgt van
de hoteleigenaar en die Jona
niet wil speelt daarin een be
langrijke rol.
Spel
vorige werk van Doeschka
Meijsing maar al te goed ken
nen. Jona, de profeet die door
de vis werd ingeslikt. Het iso
lement als gevolg daarvan.
Aan het eind wordt hij dan
opeens weer uitgespuwd. In
tussen heeft hij kontakten met
andere personen in isolement,
niet alleen de gevluchte Polen
en de Tsjech, maar ook met de
vrouw van een Engels echt
paar in het hotel, die zowaar
nog zijn minnares wordt ook.
Allemaal mensen in een wal
visbuik, die op bevrijding, ver
lossing of een beter leven
wachten.
Dat mag nog wel. Maar het ge
doe met vissen, dat alsmaar in
het verhaal blijft voortgaan,
wordt redelijk irritant. Men
sen die vissen eten, vissen die
mensen hebben gegeten, visjes
op een portemonneetje, noem
maar op.
Daar gaat de symboliek van
het Bijbelse Jona-verhaal me
te ver, omdat het alleen maar
een bedenksel in de marge Doeschka Meijsing...intellectualistisch.,
van het verhaal lijkt te zijn.
I FOTO: DIJKSTRA
beslissek
ig De 4)ude, banale
Degen a
n èfïer halen van
versterf;- tt
.bHermans
/intig verhalen van W. F.
biedt zijn nieuwe
de titel 'De laatste
?en summier colofon
brdt meegedeeld waar deze
^rhalen eerder te lezen wa-
De oudste is van 1947, de
Sdere verhalen zijn wat re-
ïter, al staat er nog wat bij
ITEN
:how
13.00-17.
GB-1,
9.-
GB-2
0.-
ino's tijde
)rting
Muziek
alaan 3
070-3861
a die verhalen is een
ïeelstukje, onder de titel
litgever Oorwurm'. Daarom
sden drie personen op, de
:hter Alceste, zijn vrouw
'ilia en uitgever Oorwurm.
grapje, want meer is het
t, werd in 1962 gepubli-
;rd in literair tijdschrift Po-
iancunes
Antonia van den Beid: 'Tussen de
bedrijven door'. Uitgeverij Lannoo.
Prijs 28,50.
De alomtegenwoordigheid van
kitsch is nog geen reden om de
kunst te verwerpen. Wie de
heiligheid loochent omdat er
zoveel schijnheiligheid is, doet
zichzelf te kort.
In het dagboek dat Antonia
van den Beid heeft gepubli
ceerd onder de titel „Tussen
de bedrijven door" komt het
woord heiligheid niet voor.
Toch is dit haar onderwerp. In
155 bladzijden legt zij de lezer
haar aantekeningen voor van
een zoektocht naar meer hei
ligheid. Notities die soms ge
tuigen van enige vordering,
maar even vaak van stagnatie
en van het weer moeten prijs
geven van de broze winst.
„Volg mij", citeert zij in een
kennelijk neerslachtige bui het
Johannes evangelie, en schrijft
daar dan als commentaar bij:
„De mist in!"
Zou het nog wat worden wil
de gaandeweg geboeide lezer
weten. Het journaal eindigt
met een aantekening die er op
lijkt te duiden dat de auteur
nog precies even ver is als
toen zij begon. Nog steeds is
haar leven pijnlijk doodge
woon. Maar nu vraagt zij zich
af: ligt de sleutel niet in de
aanvaarding van zowel het
pijnlijke als het doodgewone
van het bestaan? Is het niet
deze aanvaarding waarmee
ook Jezus worstelde in de
Tuin van Olijven?
De slotregels van het dagboek:
„Kunnen wij die uitnodiging
tot het kruis vermijden?
Het komt me voor dat Hij dat
deed,
Tot, op een dag, de tijd geko-
Antonia van den Beid, huis
vrouw en sociale wetenschap
per, komt uit haar notities
naar voren als een rooms-ka-
tholieke gelovige van ortho
doxe signatuur. Toch hoeft dil
anders georiënteerde tobbers
en zoekers niet af te houden
van haar „Dagboek van ie
mand die wil geloven". Gebo
ren in de rooms-katholieke
kerk, volgt zij het katholieke
pad zonder te ontkennen dal
er ook andere wegen bestaan.
„Ik kan mij 'nirwana' voor
stellen, de leegte, het punt
waar geen verlangen meer be
staat", aldus een aantekening.
„Dat is het punt waar wij
christenen God hopen te 'vin
den'. Maar hoe rijst het boedd-
uit
Het geloof van Antonia van
den Beid is een bescheiden ge
loof. Ver is zij verwijderd van
het triomfalisme van hen die
van de Verlossing hebben
kennis genomen en zich nu
koesteren in de wetenschap
van hun redding. Liever was
zij een plant of een dier ge
weest, zo lijkt het in het begin
van haar boek. Zonder al die
transcendente kopzorgen.
Want wat moet je als mens,
die werd opgescheept met het
verlangen naar wat achter de
horizon ligt? „Een mens heeft
een vermoeden dat er iets An
ders is", aldus de auteur. „Hij
heeft ergens vandaan een
glimp van de Waarheid opge
vangen".
Eén benadering is de glimp te
negeren. Maar veel mensen
lukt dit niet. Steeds opnieuw
wordt hun aandacht getrok
ken door het schijnsel van hei
ligheid, van heelheid, van de
Heer. Ze verlangen naar meer,
maar het licht blijft flauw en
het leven doodgewoon.
Antonia van den Beid op de
laatste pagina van het boek
dat zij heeft opgedragen „aan
Thomas, die het met zijn eigen
ogen moest zien":
„Ons neerleggen bij het dood
gewone van ons leven,
ondanks het buitengewone
van ons geloof,
betekent ons neerleggen bij
een grote leegte,
en bij de duisternis van ons ge
loof
en bij een speciaal soort een
zaamheid.
Het is dat wat de Heer deed,
in Zijn angst in de Tuin van
Olijven:
zich neerleggen bij Zijn men
selijkheid.
Als Hij dat niet gedaan had
dan-zou-Hij-niet-gestorven-
zijn".
tegen uitgever
$n Oorschot, die ook in an-
r werk van Hermans breed-
worden geëtaleerd, zijn
r de enige basis voor het
-ft verhaal 'De laatste roker'
t titelverhaal dus. Het is uit
190. Een bejaarde Amster-
krijgt een Gauloise-
iret in handen. Hij is zo
n om die op straat aan te
een en op te roken,
kan helemaal niet, want
Jt verhaal speelt zich af rond
|30. Roken en de Nederland-
taal zijn verboden. Men
ijreekt Engels, al is het be
erden toegestaan zich nog
let het Nederlands te behel
pt De Amsterdamse politie,
corrupt als altijd het ge
il lijkt te zijn, pakt de ouwe
i op. Later zullen de agen-
i hem om zeep helpen om
i slof sigaretten.
jeuk
pt is dan wel grappig. Maar
i de meeste verhalen van
^rmans in dit boekje kun je
[ft zelfs niet eens zeggen. Mis-
aren ze indertijd leuk
fc incidentele bijdrage in een
ander weekblad, literair
^schrift of krantje. Maar dat
allemaal bijeen moet wor-
acht in een heus boek
i eigenlijk overbodig. Daar-
r zijn deze verhalen in het
Semeen veel te oppervlak-
Uitgeverij Ambo. Prijs resp. 85,- e
Het is de vraag of opeenvol
gende generaties gymnasiasten
tijdens de moeizame ontleding
van ingewikkelde Tacitus-zin-
nen troost vonden in de we
tenschap dat ze zich op dat
moment bezighielden met de
grootste Romeinse historicus
en één van de grootste figuren
van de Latijnse literatuur. Die
vaststelling is aanmerkelijk
eenvoudiger voor de lezers
van de Nederlandse vertaling
van de 'Jaarboeken' (Annales)
en de 'Historiën' (Historiae).
De in 55 geboren Cornelius
Tacitus begon pas na een aan
zienlijke politieke carrière -
als pretor, consul en proconsul
in Asia - met het schrijven
van zijn historische werken.
Volgens Edward Gibbon ('The
Decline and Fall of the Roman
Empire') richtte Tacitus zich
pas tot het publiek toen zijn
genie volledig gerijpt was. Het
is een fraaie verklaring voor
de lange aanloop naar het
schrijverschap. In feite is het
waarschijnlijker dat Tacitus er
weinig voor voelde zijn opvat
tingen te verkondigen zolang
Domitianus, onder meer be
kend door zijn christenvervol
gingen, de wereld onveilig
maakte. Pas na diens dood
veranderde het klimaat van
onvrijheid en onderdrukking.
Tacitus spreekt zelf van „de
zeldzame zegening van onze
tijden, waarin denken wat
men wil en zeggen wat men
denkt geoorloofd is."
Jammerlijk
Deze uitspraak staat in het
eerste boek van de 'Historiën',
die samen met de 'Jaarboeken'
een beeld geeft van de eerste
eeuw van onze jaartelling, te
vens de eerste eeuw van het
Romeinse keizerrijk. Het blijft
jammer dat beide historische
werken onvolledig zijn. In de
'Jaarboeken', die de periode
van Augustus' dood tot die van
Nero beslaat, ontbreekt bijna
de helft. Van de 'Historiën'
zijn alleen de boeken over de
jaren 69 en 70 over en is de ge
schiedenis van de Flavische
keizers Vespasianus, Titus en
Domitianus verloren gegaan.
Ondanks deze jammerlijke
verliezen vormen de boeken
een onmisbare bron voor onze
kennis van de gebeurtenissen
in die eeuw, zeker ook waar
het onze omgeving betreft. Ta
citus had, zoals hij nog duide-
lijker in zijn 'Germania' toont,
grote belangstelling voor de
bewoners van de noordelijke
streken. Zijn afkeer voor de
corruptie en decadentie in de
omgeving van de Romeinse
macht bracht hem tot een lich
telijk naieve sympathie voor
de 'natuurlijke waarden' van
de Germaanse samenleving.
Hoe het ook zij, de boeken van
Tacitus vormen ook in dat op
zicht aangenamer lectuur dan
de brallerige verslagen van de
ambitieuze veldheer Caesar.
Een niet gering deel van de
'Jaarboeken' speelt in het ge
bied tussen Rijn, Eems en
Elbe, soms ook westelijk er
van, met optredens van Frie
zen, Bataven, Tubanten, Can-
ninefaten en Usipeten (tussen
IJsel en Ruhr), en beschrijvin
gen van vaderlandse fenome
nen als Drususgracht en fort
Flevum.
Brandhaard
Behalve de voortdurende troe
belen aan de noordzijde van
het nog niet tot volle omvang
gegroeide Romeinsë rijk - dat
zou pas gebeuren in de eerste
helft van de tweede eeuw, on
der de keizers Trajanus en Ha-
drianus, gedeeltelijk nog tij-
generaals hun handen vooral
vol aan een gebied dat ook nu
nog als een brandhaard geldt:
het Midden-Oosten, van Syrië
tot Armenië.
Ook in de 'Historiën' komen
deze gebieden vaak aan de
orde. Niet alleen omdat de drie
keizers van het jaar 69 - Gal-
ba, Otho en Vitellius - het po
litieke machtsspel slechts kon
den spelen dank zij de steun
van hun provinciale legers.
Maar ook omdat Tacitus uitge
breid aandacht besteedt aan de
belangrijkste andere gebeurte
nissen uit de twee jaren die in
het boek beschreven worden:
de Germaanse opstand onder
leiding van Julius Civilis en
de verovering van Jeruzalem.
Door de heruitgave van de
vertalingen van dr. J.W.Meijer
in de voortreffelijke serie
Ambo-Klassiek zijn de onster
felijke werken van Tacitus op-
sterdamse huisarts die het tot
zijn levenswerk had gemaakt
alle boeken van Tacitus en
Sallustius te vertalen - laat
zich niet zo eenvoudig lezen
als in moderne vertalingen
(genre Koolschijn) gebruike
lijk is, maar het doet recht aan
de gebeeldhouwde stijl van het
oorspronkelijke werk.
'Jaarboeken' en 'Historiën' zijn
monumenten van boeken, mo-
Rembrandts 'De opstaqd van
Julius Civilis'
FOTO: SP
numentaal uitgegeven in een
fraaie uitvoering die ook (ty
pografisch een lust voor het
oog is.
De toegankelijkheid wordt be
vorderd door de toegevoegde
informatie van inleiding, korte
samenvatting, talloze verkla
rende aantekeningen en na
menregister. Boeken om in
kleine porties te genieten,
waarlijk niet alleen voor (ex-
)gymnasiasten.
Betoverende madrigalen
van Miranda Sex Garden
Idoor
RENÉ DE COCQ
Het kómt zowaar nog voor:
dat een platenbons op straat
loopt, iets bijzonders hoort
en de nietsvermoedende ma
kers van dat bijzonders de
studio insleept om er een
plaat van te maken. Het
overkwam vorig jaar de ne
gentienjarige Londense
meisjes Kelly McCusker,
Katherine Blake en Jocelyn
West, die hadden ontdekt
dat hun stemmen zo leuk sa-
menklonken, en die nu aar
dig op weg zijn een interna
tionale muzieksensatie te
>yorden.
Zaterdag waren ze onder
hun groepsnaam Miranda
Sex Garden te horen op het
festival 'Ein Abend in Wien'
in de Rotterdamse Doelen,
en hun debuut-album 'Ma-
dra', met 24 madrigalen uit
de zeventiende eeuw, geheel
a cappella driestemmig ge
zongen, doet zelfs geharde
klassiek-recensenten de oren
spitsen.
De meisjes werden een jaar
geleden ontdekt door Barry
Adamson, toen ze met z'n
drieën stonden te zingen in
de rumoerige Londense Por-
tobello Road. Ze maakten
zo'n indruk op hem, dat hij
ze vroeg mee te doen aan de
filmmuziek voor de thriller
'Delusion' waaraan hij bezig
was (inmiddels ook op CD
beschikbaar). Producer Da
niel Miller, al even enthou
siast geworden, liet de meis
jes een single opnemen, die
in zijn oorspronkelijke stijl
ook een madrigaal uit de re-
mixer Danny Rampling in
de vorm van een dansklas-
sieker uit 1991 is gegoten:
'Gush forth my tears'.
Onmiddellijk daarna kwa
men de opnamen voor 'Ma-
dra', onder leiding van de
klassiekproducer Tony
Faulkner. Hier is de mense
lijke stem in al zijn pure
schoonheid centraal gesteld,
dus niks dansbeat, niks syn
thesizers, niks overdubbing.
Kelly, Katherine en Jocelyn
zongen de 24 door henzelf
bewerkte madrigalen in
twee dagen in, en het resul
taat is betoverend, gedragen
door de eenvoud van deze
eenvoudige liefdesliedjes,
ongelooflijk zuiver gezongen
door drie heldere, technisch
niet eens zo geschoolde maar
trefzeker modulerende
stemmen. Echt iets bijzon-
Intussen schijnen de dames
al doende te zijn met een
tweede album, iets meer ei
gentijds, waarop ze zichzelf
begeleiden met instrumen
ten als doedelzak, gitaar,
viool en piano. We zijn be
nieuwd.
Miranda Sex Garden...sensatie..
Squeeze speelt weer hoofdrol
IC
Ooit werden ze omschreven
als de nieuwe Lennon en
McCartney van de popmu
ziek, maar die benijdens
waardige titel hebben ze wat
mij betreft recentelijk
moeten inleveren bij Neil en
Tim Finn. De laatste jaren
kwam er weinig tastbaars
meer uit de handen van
Chris Difford en Glenn Til-
brook. De motor van het En
gelse Squeeze bleek niet
meer over voldoende brand
stof te beschikken. Maar
Difford en Tilbrok hebben
inmiddels bijgetankt en het
resultaat is er naar. Op
'Play' heeft Squeeze zich
duidelijk hervonden. Het is
een soort muzikaal toneel
stukje, met prachtige obser
vaties in een huis vol liefde
en ruzies, humor en ver-
Bovendien zijn Difford en
Tilbrook er in geslaagd om
hun teksten in meeslepende
melodieën te verpakken.
Niet direct modieus, maar
wel heel pakkend en vol
zeggingskracht. Zodat de
luisteraar steeds weer op het
juiste punt wordt geraakt: in
het hart. Het is de verdien
ste van een groep, die de
Stan Ridgway
Stan Ridgway kennen we
nog van zijn hitjes 'Drive.
She Said' en 'Camouflage', te
vinden op zijn eerste solo-al
bum uit 1984. De voormalige
leider van Wall Of Voodoo
neemt er het gemak van
want is nu pas aan zijn der
de solo-plaat toe, 'Partyhall'.
De titel verraadt al dat Ridg
way een echte feestplaat
wilde maken en daar is hij
maar gedeeltelijk in ge
slaagd. Inderdaad hebben
een aantal liedjes een onge
dwongen en ontspannen ka
rakter, maar te vaak zijn de
melodieën het resultaat van
Ridgway's oubollige vrijages
met country western. Mu
zikaal gezien is 'Partyhall'
nogal teleurstellend, waar
door het niet ondenkbaar is
dat de schitterende teksten
die Ridgway ons voorscho
telt aan de meeste luisteraars
voorbijgaan. De cynische
manier, waarop de Ameri
kaanse zanger het leven be
schrijft van iemand die te
rijk is om een poot uit te ste
ken in 'I Wanna Be A Boss'
is karakteristiek voor zijn
werk, net als zijn oorlogspro
test in 'Harry Truman'.
H. C. ten Berge: 'Een Italiaan in Zut-
phen' (novelle). Uitgave Meulenhoff.
Prijs 19,50.
Het succes van de Italiaanse
auteur Umberto Eco moet veel
van zijn minder fortuinlijke
collega's in de rest van Europa
meer dan eens hebben doen
knarsetanden van jaloezie.
Een „moeilijke" schrijver
wiens boeken toch in miljoe
nen-oplagen verkocht worden.
Respect, roem en geld, dat gaat
in de literaire wereld zelden
H. C. ten Berge, die vroeger
bekend stond als „moeilijk"
auteur, en de laatste jaren
steeds meer aanslaat bij een
breder lezerspubliek, heeft die
jaloezie als uitgangspunt geno
men voor zijn satirische novel
le 'Een Italiaan in Zutphen'.
De man om wie het in de titel
en in het boek gaat is Andrea
Pastis. Pastis is hoogleraar in
de mediaevistiek aan de uni
versiteit van Turijn en schrijft
wilde het zijn lezers moeilijk
maken. Ze werden op de proef
gesteld en van alle kanten be
stookt met sarcasmen uit de
mond van de hoofdfiguur Pe
trus Comestor. Waar hij naar
gestreefd had, zei Andrea pro
vocerend, was 'de portrette
ring vn een intellectuele pun
ker in monnikspij'. Hij ontzag
zich zelfs niet zijn twaalfde-
eeuwse held van tijd tot tijd in
het Latijn te laten conserver
en. Hij had niet mogen baten:
de kopers bleven toestromen,
ze lieten zich gewillig en om
standig door de schrijver tuch
tigen".
Sigi
die
de
spelen. „Hij
neren
Pastis - de pastische van Eco -
komt naar Zutphen om een
middagje te signeren in de
plaatselijke boekhandel.
De ik-figuur, Edgard Moort-
gat; een heel wat minder suc
cesvol schrijver, vraagt zich af
waarom zo'n beroemdheid in
Zutphen en niet in Amster
dam gaat signeren. De foto
graaf Engel VraudeUnt, die
Pastis persoonlijk kent, ver
moedt dat het iets te maken
heeft met de beroemde verza
meling wiegedrukken en
handschriften die de Boekerij
van Zutphen bezit.
De professor uit Turijn blijkt
inderdaad zijn kennersoog op
twee zeldzame werken te heb
ben laten vallen. Hij is echter
niet van plan ze in de Boekerij
in te kijken; hij wil ze hebben.
Zo ontpopt de hooggeleerde
schrijver zich tot een ordinaire
dief. Als helper heeft hij de
plaatselijke dronkaard, Rik
van Egum.
Van Egum was leraar klassie
ke talen op het gymnasium,
maar raakte aan de drank toen
hij ontslagen werd. In Pastis
ziet hij een meester en door
zijn bewondering raakt hij in
éen klap ontnuchterd.
Moortgat en Vrauwdeunt pro
beren erachter te komen wat
Pastis precies van plan is en
dwingen hem uiteindelijk de
gestolen werken terug te be
zorgen. Pastis is de beide ama
teur-detectives echter steeds
een stap voor en blijft hen (en
de lezer) tot aan de ontkno- Constructie
ping verrassen.
Tijdsgevoel
Door de kleurrijke beschrij
vingen van een kermis en van
de historische gebouwen in de
stad slaagt Ten Berge er in op
een subtiele manier met het
tijdsgevoel van de lezer te spe
len. de middeleeuwen lijken
door de contouren van de mo
derne tijd te schemeren. De
personages voeren een histo
risch drama op. Pastis is de
ketterse monnik uit zijn eigen
romans, Vrauwdeunt en
Moortgat gedragen zich als in
quisiteurs.
Ten Berges novelle bevat veel
verwijzingen naar 'In de
Naam van de Roos' en vooral
naar de film die naar het boek
gemaakt is. Ook daarin draait
alles om een zeldzaam boek en
ook daarin komt een achter
volging in een grote biblio
theek voor. Zelfs de beschrij
ving van Pastis doet aan Eco
denken: ietwat gezet, donker
haar, een donker pak en een
grote bril met ouderwets hoor
nen montuur.
de (schijn)-tegenstelling tussen
rede en hartstocht, constructie
en improvisatie. De ik-figuur
lijkt te kiezen voor het laatste.
Moortgat heeft geen greep op
de gebeurtenissen om hem
heen en dus ook niet op zijn
materiaal, in tegenstelling tot
Pastis die hem zelfs in zijn
dromen nog advies komt ge-
Aan het begin van de vertel
ling zegt Moortgat over een
verhaal: „Het gaat erom op
weg te geraken, je ergens naar
toe bewegen zonder te weten
wat het eindpunt zal zijn. En
wat kan het je schelen of het
geschrevene zal lijken op een
kasteelroman of een verhaal
van de straat?" De geschiede
nis neemt echter vanzelf een
vorm aan die achteraf bezien
een bedachte constructie lijkt.
'Een Italiaan in Zutphen' is zo
een boek geworden dat zowel
spannend èn grappig als mooi
en interessant is en dat bewijst
dat de tegenstelling tussen vlot
en verheven proza ook maar
fictief is.
Een persiflage, maar in zekere
zin ook een ode aan Umberto
Eco.