De jonge generatie wordt niet zo oud" 'finale t ANNE (85) EN HELEEN (75) BLIJVEN SCHRIJVEN OVER LEVEN OP LEEFTIJD: ZATERDAG 13 JULI 1991 PAGIN, V In haar tweede boek fietste Anne ïiege nog, maar nu, op haar 85e, niet meer. De aftakeling is onstuitbaar. Maar ze laat ich niet zomaar kisten. Net zo min alsHelen Swildens, medeschrijfster van twee opmerkelijke bestsellers over het ouder worden. Krakkemikkig, maar creatief strijdend ten onder is hun beider motto. Met humor ook, ondanks de minachting onder jongeren voor die 'oude nutteloze opvreters'. AMSTERDAM - Zichtbaar ont daan, in weerwil van haar uitge sproken humor, komt de 75-jarige Heieen Swildens de lounge van het Amsterdamse Barbizon Palace Ho tel binnen waar Anne Biegel en ik in een zee van zomerse zorgeloos heid zijn verdiept. „Ik had zojuist de eer door een vrachtautochauf feur te worden uitgescholden. Ik stak naar zijn opvatting niet vlug genoeg de weg over". Anne. haar 85-jarige vriendin en collega schrijfster, kent die woede. Het voorval doet een herinnering opborrelen aan een aanstormende jongeman die haar bijna omver liep en haar toebeet: „Ouwe men sen moeten oprotten!" We tuimelen onverwijld in het hart van ons interview: hoe blijft een mens over eind in de strijd tegen de onverbiddelij ke aftakeling? De beide vriendinnen („al meer dan veertig jaar") hebben er samen twee boekjes over geschreven. Het eerste ('M'n bril in de ijskast') is een bestseller en is met dertigduizend ver kochte exemplaren inmiddels toe aan een achtste druk. Het tweede ('Een vin ger in de pap') loopt wat minder, maar neigt naar een vierde druk. De boekjes vormen een verzameling aan elkander geschreven brieven over het ouder wor den. Heel persoonlijke brieven, uit hun eigen leven gegrepen, die kennelijk veel herkenning bij lezers oproepen. Opstandig appèl Ik vertel de beide vriendinnen wat ik van hun boekjes vind. Hoewel ze als voormalige journalistes (bij De Tijd en Margriet) getrainde luisteraars zijn, kost het ze moeite me te laten uitspreken. Het zijn geen al te lieve, zeurderige of tot berusting manende epistels, zeg ik. Integendeel, wat eruit oprijst is een op standig appèl tot mobilisatie van nog be schikbare krachten, een uitdaging om creatief strijdend ten onder te gaan („Ja, dat vind ik goed getroffen", juicht Anne bijna). Kortom, die brieven blaken van levenslust (Hcleen: „Die lust is er wel een beetje af'). Anderzijds stemden ze mij - een prille vijftiger die nog 'alles' kan of denkt te kunnen - wat triest. Niet zozeer om die afgang zelf, die nu eenmaal bij het leven hoort, maar om het klimaat waarin ze zich voltrekt. We beleven immers de cultus van het jong-zijn in een cultuur waarin 'de se nioren' min of meer zijn afgeschreven, ook al weten ze nog een behoorlijk balletje te slaan of zelfs een popquiz te winnen. Behalve misschien in kringen van zakelijke middenstanders, die de ka pitaalkrachtige 60-plussers tot hun meest geliefde klanten rekenen, worden ze door veel jongeren gezien als nutteloze opvreters van wie je niets kunt leren, voor wier levenswijsheid je geen enkel respect hoeft te hebben en die je rustig op een dood spoor kunt zetten. „Komt er ook nog een vraag?", infor meert Heieen met een valse grijns. Daar is-ie dan: hoe valt een en ander te rij men met de door het tweetal geciteerde uitspraak (van Max Frisch) dat de ou derdom je een gevoel van rijkdom be zorgt? Stilte van om en nabij twintig seconden. „Dat vind ik een moeilijke, zeg jij 't maar eerst", stelt Anne voor. Heieen: „Een gevoel van rijkdom? Je leert met je ouderdom leven. Wat oud zijn zo moeilijk maakt is dat je toekomst is weggevallen. Je moet de stellingen be zetten die je nog kunt verdedigen. Dat worden er dus steeds minder. En dan, ach. soms heb ik dat gevoel van rijk dom. van competentie zou ik liever zeg gen, wel eens". „Ik ook wel, jazeker", haakt Anne in. „Dat je niet meer zoveel hoeft en dat je veel meer zegt: ach, problemen, ze los sen zich toch altijd wel op". Heieen wil er direct bij zeggen: „We zijn zeer verschillend hoor. Anne ziet alles heel positief en ik veel meer negatief. Om je heen kom je ook veel met oude mensen in aanraking die echt zeggen: ik vind er niks aan om oud te zijn. Een zus van mij heeft het altijd over pijnen. Die neiging heb ik soms ook. Moet je heel bewust afleren. Je hebt allerlei moeilijk heden en daar moet je mee leven. Ik heb het nodige voor m'n kiezen gekregen de laatste jaren, maar ik moet toch altijd weer lachen, lachen om mezelf'. Ze vertelt van een schoondochter die meeging naar Venetië om op haar te passen. Laat die schoondochter nou van de trap vallen. „Zij kwam er gelukkig heel af, maar al vallend gaf ze mij zó'n schop, dat ik nog een dik been heb. Toen hebben we zo ontzettend gelachen. Ik zeg: had je geen andere manier om te laten zien dat je je schoonmoeder niet mee wilde nemen?" Lachen doet ze 'vre selijk veel', wat haar soms wel eens te denken geeft: 'misschien ben ik wel niet helemaal wijs?' Op de barricaden Het beeld van de weerloze oudjes - daar nemen de twee geen genoegen mee. Er gens schrijft Heieen: we moeten geloof ik op de barricaden. Waar doelt ze dan op? Op zoiets als de AARP, de American Association of Retired Persons, de machtige Amerikaanse ouderenclub met zijn 18 miljoen leden? „Nee. dat gaat me iets te ver. Ik bedoel, dat je je verweert tegen dingen waar je het niet mee eens bent. Door bijvoorbeeld ingezonden brieven te schrijven, door bij een vereni ging te zijn, door je ergens bij aan te sluiten om te zorgen dat ze niet alles met je doen. Dat heen toch ook z'n gevolgen. Er wordt veel meer voor ouderen gedaan dan vroeger". En dóór ouderen? Anne: „Ja, ook dóór ouderen. Er zijn toch overal seniorenra den?" Heieen: „Zoiets als in Amerika hoeft voor mij niet. Ze schijnen daar een ont I* |M JO ijn Am im 'oe (lm ■Sm)ul „Er e I oud loc me4eis< zettende lobby te hebben. Ze kunnen al les ophouden. Dat pat soms zo ver, dat een paar van die Anerikaanse senior-ci tizens laatst tegei ons zeiden: we moeten toch ook de jeugd niet verge ten". Haar luide ach stoort de hele lounge in de koffielout. Maar vinden ze dai niet dat de oudere mensen de macht van het getal meer zouden moeten uittuiten? Heieen: „Ach, zoveel hoofden, zcveel zinnen. Er zijn hier toch ook oudeenbonden. Die doen al veel, al ervaren ze vaak alleen maar dat hun leden loute1 bingo willen spelen. Maar het behartigei van hun eigen be langen, daar hebboi de meesten nooit over gedacht. Ze 2jn nog zo dankbaar voor de zegeningen van meneer Drees". „Weet je wie erg 'eel doen?", reageert Anne. „De Wouw.de Wijze Oude Wij ven. Die proberen Dude mensen te trai nen". Heieen lakoniek: ,Dat doet de Anbo ook". Anne: „Ja, die nenen dat over. En die zeggen ook: laten ve oude mensen trai nen om zitting te romen in besturen van bejaardenhuizen. Iet is toch krankzin nig, dat een man vai vijfentwintig hoofd is van de verpleging in een bejaardente huis waar allemaal )uwe vrouwen zitten. Het gaat langzaam het is een olievlek, maar die seniorenaden willen nu ook invloed hebben in Ie gemeenteraden. En in de Tweede Kaner". Reizen Veel oudere mensei komen de deur niet meer uit, constatert Heieen. „Ik ook veel minder de laitste tijd", zegt Anne en ze vertelt over Ie schitterende en op windende buitenlaidse reizen' die ze sa men gemaakt hebfcn. Voor hun kranten en tijdschriften er op vakantie. Lache rig, als opgewondm schoolmeiden, roe pen ze weggezake 'heerlijke brokken herinnering' bij el:aar op, aan hun rei zen in de Sovjetune. waar ze toenmalige dissidenten bezoclten en in hun eigen taal aanspraken. Iet is voorbij. Anne, die haar leen lang 'loslopend' is gebleven en nog alijd in haar Bussumse huis met 'fantatische' tuin woont, merkt op: „We h'bben nog immer een brede belangstellirg voor de gebeurtenis sen in de wereld. Dat scheelt enorm bij het ouder worden Het maakt een reu- zenverschil of je een carrièrevrouw bent geweest of niet. Ojd worden als carrière vrouw, zoals jij en ik, is totaal anders dan als een moeier van twaalf kinderen, die nooit de kan: heeft gehad om iets tot zich te nemen. Belangstelling te hebben vind ik het allerbelangrijkste". Hcleen: „Het is ret alleen de belangstel ling, het is ook efcdurf. De mensen dur ven een heleboel dingen niet". Vier kin deren heeft ze opgevoed en ze woont sinds twintig jaai alleen, in Koog aan de Zaan. Ze vertelt /an haar alfahulp, die laatst boodschappen voor haar deed. „Ze komt nog rniar pas. Toen zegt ze: wilt u soms even mee naar het winkel centrum? Ze dadit: dan is ze er ook 's uit". „Oooh", kirt Anne met lichte spot, „wat schattig". Heieen: „Ik zeg: nee, ik vind het juist zo fijn dat jij de boodschappen doet. Ik koni er al zo vaak". Meewarig e worden nogal dikwijls blootgesteld tn meewarige bejegening. „De mensen raken je soms oud", beweert Anne. „Ik vet nog goed, een jaar of twintig gele- dn, kreeg ik m'n seniorenkaart. Ik zie ng die blik van die conducteur toen ik 'n niet zo gauw uit m'n tas wist te vis ser, ach oudje, doe maar niet zo zenuw- acltg. Van de ene dag op de andere was ik tn oud mens". De aakeling - de twee kunnen er sma- kelijivan getuigen, met een vleugje wee- moecbij de herinnering aan minder ge- breklgc tijden. Van het geheugenverlies (die lil in die ijskast), de mankementen aan It bewegingsapparaat, de pijntjes, de hakloppingen. Anne:,Wat dat betreft zijn we geen uit- zondeng op de regel hoor. De klacht van awe mensen is vaak: wat je 's moiens leest weet je 's avonds niet meer. j korte geheugen werkt niet meer. Ja, wie-ei dat toch? Oh ja, Gabri, die is 78, die ei: soms weet ik niet meer of ik een uu geleden m'n handen gewassen heb of iet. Ja, dat zijn dingen. Ik weet soms oc niet: ben ik gisteren nou onder de douqe geweest? Alleen de dingen van vromer worden wel heel helder". Je hebt iou eenmaal twee soorten ge- heugens/.egt Heieen nuchter. „Ik denk dat het ok een kwestie is van concen tratie en an oefening. Ik kende binnen een paar 'agen de namen van een hele groep Amrikanen die ik laatst heb be zocht". Anne: „Mar je bent wel tien jaar jon ger". Ook al is d aftakeling onvermijdelijk, je hoeft je er iet meteen bij neer te leggen, is hun beier boodschap. Strijdbaar ja, dat is het jiste woord. Maar er zijn din gen die je gwoon moet accepteren. Ziek zijn. kwaaltjs hebben, bijvoorbeeld. He- leen: „Als ileen nieuwe dokter heb, dan geneer ik ro ervoor wat ik allemaal voor kwaaltjs heb of heb gehad". Aan de rage an 'de eeuwige jeugd' heb ben ze nooitmeegedaan. Geen facelift, geen pruiken,geen verjongingskuren in Roemenië. W;1 heeft Anne zich 'bezon digd' aan eei stel nieuwe voortanden. „Alleen, omcat ik het niet langer esthe tisch verantwoord vond om met zo'n rottige lach am mijn medemens te ver schijnen". Ze draagt ook >en haarnetje, maar daar is de opsmuk lij jebleven. Wel kan ze het maar niet laer om Heieen, die echt lijdt aan het ouiei worden, tot een ho- meopaat te bekeier Ook nu weer, maar opnieuw tevergeefs^,Wat is deze wereld om oud in te woron toch verschrikke lijk opwindend, zegik mijn dokter na. Ik neem altijd iets m rustig te blijven. Gewoon, een heel oodgewoon homeo pathisch middeltje, 'ind je dat niet? Ik vind deze wereld zovermoeiend. Twin tig jaar geleden, met de trein naar Am sterdam. da's toch niks. En nu... zo'n vol perron. Die vieze trappen en vuile leu ningen. en al die mensen om je heen die niet opletten, tegen je aan botsen, het kan ze niks schelen". Tv -herhaling Op hun boekjes en later op een tv-vraag- gesprek hebben ze 'enorme response' ge had. Dat hadden ze 'eerlijk gezegd' niet verwacht. Aanstaande maandag wordt het tv-gesprek herhaald (in de serie 'Le ven op leeftijd', RVU, Nederland 3, 20.25 uur). Er staat ook al weer een boekje op sta pel. Nee, niet een derde serie brieven („we zijn ons ei wel kwijt, we gaan niet krampachtig door tot de dood erop volgt"), maar een werkje over de oma in de Europese- literatuur. Hcleen: „Gek hè, we hadden die twee boekjes niet geschreven voor oude men sen. We dachten dat allerlei jonge men sen het zouden lezen. Zo van 's kijken wat er met ons gaat gebeuren. Uit een gevoel van solidariteit". Maar de twee mappen vol brieven be vatten voor het gros reacties van oudere mensen, voornamelijk van vrouwen. „Ze zien ons als een soort vriendinnen. Je krijgt hele levensgeschiedenissen". Hun boekjes zijn ook in Duitsland een kassucces. Het eerste zit al boven de der tigduizend verkochte exemplaren. Anne: „Ze vliegen de winkel uit. Weet je hoe het heet in het Duits? Wo ist denn mei- ne Brille?" De broodschrijverij, als aanvulling op haar magere pensioen, hoeft voor He- lccn niet meer zo nodig. „Mijn man is achttien jaar geleden gestorven. Toen zegt-ie: ik maak me zorgen over je. Want ik bleef niet zo erg goed verzorgd achter. En toen zei ik: ach kom, ik ben toch slim. En toen moest-ie lachen. Toen zei-ie: ja, je bent slim. Maar die boekjes komen heel goed uit, ik heb niet zo erg veel geld. We hebben van Duits land dit jaar meer gekregen dan van Ne derland". Ze hebben afwijkende versies van hoe het begon met hun brieven aan elkaar. Heieen: „Anne zegt: we schreven elkaar toch al. Ik zeg: we hebben die brieven al leen maar geschreven voor een boekje". Anne verwonderd: „Nou ja, ik dacht dat het anders was. Ik dacht dat we elkaar opbelden en dat we toen ontzettend idi ote dingen zeien en dat we daar zo om moesten lachen en toen schreef jij me geloof ik een brief'. Heieen vlak: „Nee hoor, dat is niet mijn versie". Anne, tikkeltje venijnig: „Ach nou ja, misschien is jouw versie de juiste, jij bent natuurlijk jonger". Hcleen: „We vonden het zó gek. dat we zeiden: we maken er een boekje van". Anne houdt aan: „In ieder geval, we bel den elkaar..". Heleen afwerend: „We gaan er niet over door, want dan krijgen we ruzie". Een Duitse socioloog zei ook al tegen Anne: Sie streiten sich immer. „Ik zeg ja dat is nou juist zo leuk. We zijn hele Jit c maal niet hetzelfde. We hebben echt ruzie". Heleen: „Ik heb een heel sangupcit temperament, ik word af en toe rajen. Jeugd ongezond Dat Nederland vergrijst, daar ligdjke twee niet wakker van. Anne: „De? bi generatie wordt niet zo oud. Die veel te ongezond, veel te veel stn :n eten veel te slecht. Wij zijn een generatie. We hebben de honger :ntii meegemaakt. We hebben geleer<oof< weinig of niks toe te kunnen. Wr daarin gestaald". En al die jongeren dan die niet ap roken en veel aan sport doen. d oof toch oer- en oergezond? Die kunn g< honderd worden. Anne laatduie „Ach. ze leven op hamburgers eiól gen de hele dag voor de tv. Ik w< :t ti niet. Ik zal het met grote belangs E volgen, als ik in het andere levebi Ja. als goed katholiek geloof ik d een hiernamaals is. Ik zou er g schrijven". Gelooft Heleen ook in een hierna ird Ze grinnikt. „Ik weet het niet. Ik z izc over denken. Ik zal het wel zien er is". Wat zouden ze willen zeggen tegen J\ ren die zichzelf als afgeschrevc schouwen? Heleen: „Als je eenmci dat hokje zit dan kom je er niet z(11 meer uit". Anne: „Dat je je iedejp°_r dankbaar moet zijn voor wat hebt. Je hoeft je niet afgeschre Ul voelen, je hebt je eigen leven. Vi CSP is het goed, vandaag kun je nog F"" dus wees daar dankbaar voor. J? niet zoveel verder kijken. Je w<c toch niet. Maar iedere dag heb je [n d Enorme troost ngc Iel Hebben ze nog een boodschap v >rig jongeren? Stilte. Anne: „Ja, wat zouden we tegen e ren kunnen zeggen. Ik moet er ev< ad 1 nadenken. In elk geval dat het v< n dere mensen een enorme troost e jonge mensen mee te maken die er zijn en die wat willen en die de z het leven zien". Heleen: „Ik zou dit willen zegftlgc worden je dingen afgenomen en d|n g je goed kijkt, blijven er wel dinge It c Of je krijgt nieuwe dingen en er aar tuurlijk een verschrikkelijke stifct g, om te denken: oh god, m'n je aar voorbij, nu heb ik niks meer. Da ist z tijd de troepen weer moet inspect! kijken wat er over is. Ik denk dan vaak nog meevalt". Ze zijn beiden dus niet versoJ constateer ik. Nee, zegt Anne „Nee, we zijn geen zeurderige0 mensen". Maar dat ligt erg aan je 10 ter. vindt Heleen. „Ja", valt AniP11^ bij. „veel meer dan aan je gezor n; Ik ken toch ook mensen die be m; hebben gehad en haast niet k"w. maar toch altijd heel vrolijk en \e l|J blij zijn. Ja, het ligt aan je aar< v kun je niets aan doen". lDn ku êjokk CeidócSouAcmt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 24