Slagersvak wordt leuker Jaartje leren voor tien mille Lichtontwerper stapt uit schaduw van decorbouwer door HERMAN JANSEN Een dierenliefhebber zal even slikken als hij de posters ziet van het Instituut Slagersvakonderwijs (SVO). „We need you", zeggen een rund en een varken die hun rechterpoot uitsteken om mensen uit te nodigen een opleiding te gaan volgen bij het SVO. Ook hun lotgenoot de kip doet op een eigen aanplakbiljet aan de voor alle smakelijke dieren fatale werving mee. De Nederlandse vleesverwerkende industrie zit te springen om honderden nieuwe werknemers, ook al dragen er aan de jaarlijkse omzet van 2.300.000 ton nu reeds 19.500 (jonge) mensen hun steentje bij. Het SVO verzorgt door het hele land, onder andere in Rijswijk, (deeltijd)-opleidingen en cursussen voor de vleessector. Alleen in Utrecht is een dagopleiding op het niveau van het middelbaar be roepsonderwijs. Na het eerste van de vier studiejaren maak je je keu ze: je gaat de ambachtelijke kant op of de economisch-technologi- sche. Maar ook voor wie al direct na de lbo of mavo bij een slager begint met bijvoorbeeld vier dagen werken en één dag leren, kan met hard werken en liefde voor het vak een toekomst opbouwen als (zelfstandig) ondernemer of als ka derlid in de industrie. Vele wegen leiden naar Rome, alleen is de ene weg langer of moeilijker dan de andere. Keuzen De ontwikkelingen in de markt dwingen slagersbed rijven steeds tot het maken van keuzen. En wie het goed doet in deze branche, verdient ondanks vaak forse in vesteringen meer dan een met dik vlees belegde boterham. Een goed voorbeeld van een succesvol on dernemer is Dick Vrijenhoek (41) in Rijswijk. Zijn speciaalzaak be dient zijn wijde kring van klanten met voornamelijk volambachtelij- ke produkten, net zoals zijn groot vader 57 jaar geleden al deed en precies zoals zijn vader daarna. Vrijenhoek sr. 80 inmiddels komt nog steeds elke ochtend langs om zijn zoon, diens vrouw Gerda en het personeel een handje te helpen. Puur uit liefde voor het vak. OPLEIDING WERKNEMERS VLEESVERWERKENDE INDUSTRIE Ambachtelijk slager Dick Vrijenhoek uit Rijswijk bestelt ook zijn lamsvlees niet in kant en klare stukjes, zoals supermarkten vaak doen. Hij koopt hele dieren in. ,Dat heeft als voordeel dat je direct alles in huis hebt en bovendien zo vers mogelijk" foto? milan konv De Nederlandse vleesverwerkende industrie zit te springen om hon- FOTO: MILAN KONVALINKA derden nieuwe werknemers. De vakopleiding is er klaar voor. TEKENING: PR „Alles zelf maken, daar kies je voor", begint Dick Vrijenhoek, die meestal hele dieren koopt. „Dat heeft als voordeel dat je alles in huis hebt, voor je worst, voor je vleeswaren enzovoort. Dat maakt het goedkoper en je hebt alles zo vers mogelijk. En als boeren me bellen, koop ik beesten ook nog wel levend in". Een goede slager ziet dan in de wei al op de (paar) kilo nauwkeu rig hoeveel vlees een koe of paard oplevert. De loop van een beest, de helderheid van zijn ogen en de stand van zijn oren zeggen ook al veel over zijn gezondheid. Daarna volgen nog de vele keuringen, zo wel voor als na de slacht. „Zo in kopen is het mooiste van het sla gersvak", vervolgt Vrijenhoek. Maar tussen dat hele beest en het rookvlees in de toonbank zit een hoop werk. Werk waar veel men sen tegen opzien of verkeerde ideeën over hebben. Menig slager zal toegeven dat het werk vaak koud en bloederig is, dat de dagen lang zijn en dat elders het geld vaak makkelijker te verdienen valt. Jongens en vooral meisjes zijn dan ook moeilijk te be wegen voor het slagersvak te kie- dat ze het echt leuk vinden. De nieuwe trends in deze branche ge ven je de kans nieuwe produkten uit te vogelen. Vroeger deden we helemaal geen maaltijden, nu ma ken die al 20 procent van onze om zet uit. Vleeswaren en worsten 25 tot 30 procent en gewoon vlees vijftig procent". De Rijswijker doet ook wat aan ca tering en zou er later best een warme counter bij willen hebben. Andere slagers kiezen helemaal voor catering of worden traiteur. De slager op de culinaire toer geeft het vak meer creatieve mogelijk heden en meer status en dat zal op een gegeven moment tot meer aanmeldingen bij de slagersoplei dingen moeten leiden, zo is de al gemene verwachting. Dat kookele- ment, maaltijden kant en klaar maken, dat vindt de jeugd leuk. En de klanten weten nieuwe din gen te waarderen. „Zij letten daar bij ook meer op kwaliteit. Vlees is daardoor wel wat duurder, maar dan nemen de mensen gewoon wat minder", weet Vrijenhoek. Rondkijken „Achttien jaar geleden heb ik de zaak van mijn vader overgeno men, maar ik kijk nog steeds over al rond, in binnen- en buitenland, om zaken bij te leren zodat je steeds kunt vernieuwen. Dat is de jeu van het bedrijf". Dick Vrijenhoek weet als ex- hoofdbestuurslid van het SVO en als internationaal jurylid bij vlees competities goed waar je het beste vlees vandaan haalt. Nederland staat daarbij niet altijd hoog op zijn lijstje, al koopt hij wel bijvoorbeeld Gelderse varkens. „Sinds een jaar of zes zijn wij ge stopt met het Nederlands rund vlees. Via grossiers kopen we met een groep slagers rundvlees uit Frankrijk in, onder meer uit hej Limoges-gebied. Dat is echt zach( en smakelijk vlees zoals je dal vroeger nog at. In Frankrijk staan die dieren bijna altijd buiten en krijgen ze alle tijd om te groeien) in tegenstelling tot hier". En tot slot zegt de vleesliefhebber uit de grond van zijn hart: „Het grote gemis van deze tijd is dat a) het vlees te mager moet. Dat gaat ten koste van de smaak". Het komt waarschijnlijk wel de ge zondheid ten goede en van een ge zonde toekomst dromen ook alle slagers-in-spe. Zij hebben liever een vet salaris dan een mager loon. door GÉ ANSEMS Ze komen vrijwel nooit in beeld, maar als zij er niet waren, zouden toneelspelers en andere uitvoerende kunstenaars onzichtbaar blijven voor de in het duister opgesloten toeschouwers. Het zijn de belichters, die met hun batterij aan spots niet alleen het zwarte toneelgat verdrijven, maar met hun lichtspel ook de voorstelling vervolmaken. In het theater van vandaag speelt het licht een steeds belangrijkere rol. Samen met het decor bepaalt het licht het beeld op de planken. En dat de belichting zelfs in staat is het decor volledig te vervangen, bewijst het Nationale Toneel met de voorstelling van Maria Stuart, dat zich onder regie van Hans Croiset uitsluitend afspeelde in een lichtbeeld. Dit beeld werd ontwor pen door Reinier Tweebeeke uit Amsterdam, die zich dan ook toe passelijk lichtontwerper noemt, een in Nederland nog piepjong beroep. In ons land lopen nu onge veer vijf full-time lichtontwerpers rond. Zij zitten echter niet achter de schuifpanelen en lichtcompu ters ook in het theater heeft de 'zelfdenkende' machine zijn 'intre de gedaan maar maken in overleg met de regisseur of chore ograaf en indien aanwezig met de decor- en de kostuumontwerper een lichtplan, een lichtbeeld voor de voorstelling. Deze compositie wordt later uitgevoerd door de be lichters. Een lichtontwerper moet uiteraard weten wat er met het licht-instru- mentarium mogelijk is. Reinier denkt dan ook dat je een betere lichtontwerper wordt, als je eerst een tijd als belichter werkzaam bent geweest. Hij heeft immers ook zelf achter de lichtpanelen ge staan voordat hij zich full-time met het lichtontwerpen ging bezig houden. Via een vriend kwam hij in 1974 bij het theatercollectief House Orkater terecht. Daar kreeg hij de gelegenheid te experimente ren met licht en deed hij de nodige kennis op. Zijn werk viel op, Rei nier Tweebeeke werd gevraagd door andere gezelschappen en zo groeide hij uit tot een full-time lichtontwerper, die op fr^e-lance basis werkt. New York Tweebeeke begon zijn loopbaan als student sociaal cultureel-werk aan de sociale academie. Hij voelde zich echter niet thuis in dit vak en verliet de opleiding daarom na verloop van tijd zonder diploma. Al zoekende oefende hij daarna een scala aan ambachten uit. Zo Licht speelt een steeds belangrijkere rol bij de beeldbepaling van een theater voorstelling. FOTO: PAN SOK was hij een tijdje geluidstechnicus bij de film en werkte hij mee aan de poppenfilm De Berenboot. Bij Orkater vond hij uiteindelijk zijn draai. Aan het einde van de jaren zeven tig vloog hij naar New York om met een beurs van het toenmalige ministerie van crm een half jaar te studeren aan een school die opleidt tot lichtontwerper. In Nederland bestaat een dergelijke opleiding niet. Er waren hier in de jaren ze ventig ook nog geen lichtontwer pers, terwijl in Engeland en Ame rika de naam van de lichtontwer per al jaren op de affiches voor theatervoorstellingen prijkte. Reinier: „Er waren bij ons destijds wel goede technici die het licht de den, maar het vak werd nog niet als zodanig gewaardeerd. Er werd ook nog niet zoveel aandacht aan besteed. Het was heel gebruikelijk dat de decorontwerper, de regis seur en de eerste technicus van het gezelschap op een avondje nog even het licht gingen doen". Nederland moest tot nu toe ook een opleiding tot theatertechnicus (vaak ook belichter) ontberen. De praktijk was de leerschool. Om het niveau van de technici op te vijze len begon de Stichting Opleiding Theatertechniek in de jaren ze ventig met bijscholingscursussen. Hoewel het niveau stijgt, kom je volgens Reinier in provinciale theaters nog steeds die voormalige GEB-man aan het licht tegen die wel alles weet van krachtstroom en hoe je die moet aansluiten (krachtstroom is nodig om de lichtbatterijen te voeden), maar die vaak geen enkele affiniteit heeft met de voorstelling. Dagopleiding De Amsterdamse Theaterschool begint in september met een vier jarige dagopleiding Theatertech niek. De opleiding is bedoeld voor mensen die als hoofd van een technische dienst, chef-inspeciënt of als toneelmeester of stage-ma- nager in het theater aan de slag willen. Maar om tot de opleiding te kunnen worden toegelaten, moeten zij wel ten minste in het bezit zijn van een havo-diploma met wis- en natuurkunde of een mts-diploma. Over twee jaar be gint de Theaterschool met een meer specifieke vierjarige oplei ding tot belichter. Maar een be lichter is nog geen lichtontwerper. Of hij daar talent voor heeft zal de praktijk moeten uitwijzen. Als het kunstenaarsoog ontbreekt, kan hij het wel vergeten. Een opleiding tot lichtontwerper ligt dan niet in het verschiet. Maar volgens Rei nier biedt de opleiding aan de Theaterschool wel een goede on dergrond voor mensen die willen componeren met licht. Hoe gaat een lichtontwerper te werk? Hij gaat in conclaaf met de regisseur en de decor- en kos tuumontwerper. En dan? Reinier: „Tijdens dat overleg wordt duidelijk hoe het decor er gaat uitzien, waar het komt te staan. Als er dan al geen specifieke lichtideeën zijn ontstaan, ga ik na wat de belichtingsmogelijkheden zijn. Met behulp van plattegron den, maquettes er zijn allerlei hulpmiddelen bepaal ik de po sities van de lampen, welke kleu ren er gebruikt moeten worden enzovoort. Verder stel ik samen met de regisseur vast waar de di verse lichtovergangen moeten ko men. Dat doen we aan de hand van het stuk en de regie. En zo on- staat dan een lichtplan. Vaak heb ik al een bepaalde sfeer voor ogen, die ik wil creëren. Want dat doe je eigenlijk: sferen scheppen op het toneel' Leerling van Ecole Tunon is verzorgd en kijkt nooit nors door LEX DE JONGE „Het is aardig om belangrijk te zijn, maar belangrijker om aardig te zijn'. Op een wc- tegel zou deze spreuk wellicht niet misstaan, maar als motto van een pretentieuze internationale vakopleiding klinkt het wat mager in de oren. Bovendien wordt het devies niet bepaald in praktijk gebracht. Als we tien minuten te laat de Ecole Internationale Tunon binnenstappen, wacht ons een weinig subtiele steek-onder- water. „Leerlingen die ook maar één minuut te laat zijn, komen hier de les niet meer in. Vertragingen in het openbaar vervoer zijn voor ons geen excuus", aldus directrice Crabbendam. Ecole Tunon is gehuisvest aan de Javastraat in Den Haag en behoort tot de vele particuliere opleidingen die ons onderwijs rijk is. Het insti tuut stoomt schoolverlaters klaar voor representatieve functies in het zakenleven en de toeristen branche. Voor de gedegen opleiding van één of twee jaar moet dan ook fink gedokt worden. Het kost de stu dent (lees: ouders) 10.000 gulden om een jaar lang het als hoog staand aangemerkte onderwijs te volgen. Twee jaar schoolgeld staat gelijk aan een leuke middenklasse auto. „Maar daar krijgen de leerlingen ook veel voor terug", pareert di rectrice Crabbendam na haar re primande over het te laat komen. „Iemand die van onze school af komt, is vrijwel verzekerd van een baan. We hebben intensieve con tacten met het bedrijfsleven en doen veel aan arbeidsbemiddeling. Zo belde er zojuist nog een relatie op met de vraag of wij iemand, wisten die als gids op Kreta zou willen werken". Tunon staat volgens haar gelijk aan kwaliteit en dat weet het bedrijfsleven. „Je merkt eveneens dat oud-leerlingen de school een warm hart toedragen. Ze vinden het leuk om te zeggen dat ze 'Tu non gedaan hebben', in plaats van 'een hostess-opleiding'. Het is een beetje een statussymbool". Etiquette De Ecole Tunon is een strenge school die zoals het een oplei ding voor hostess betaamt veel tijd spendeert aan de persoonlijk heid van de leerlingen. Niet alleen staan vakken als esthetiek en eti quette op het leerprogramma, ook worden de leerlingen persoonlijk beoordeeld. Crabbendam: „Als een leerling er niet verzorgd bijloopt, wordt hij of zij daarop gewezen. En iemand die altijd nors kijkt, krijgt van mij het advies eens goed in de spiegel te kijken". De tijd dat de Ecole Tunon een eli teschool was, lijkt definitief voor bij. De leerlingen zijn afkomstig uit alle lagen van de bevolking en bovendien kunnen zowel leerlin gen van havo en vwo het mavo op de school terecht. Dat laatste lijkt Crabbendam wel te spijten. „Mavo-leerlingen hebben het voordeel dat ze zeer extravert zijn, maar je kunt niet zeggen dat ze worden gehinderd door enige in tellectuele bagage". Schooluniform In één van de schoollokalen pra ten de ex-mavisten Madeion, Inge borg, Sabina en Caroline honderd uit. Keurig gekapt en gekleed lij ken ze het levende bewijs dat de opleiding haar vruchten afwerpt. Die suggestie wijzen ze echter la chend van de hand. „Het is van daag donderdag en dan moeten we Enkele leerlingen van het Tunon-college met hun spreuk: 'Het is aardig om BELANGRIJK te zijn; het is veel belangrijker om AARDIG te zijn'. FOTO: THEO BÖHMERS altijd netjes naar school. Op andere dagen lopen we gewoon in eer) spijkerbroek, hoor". Behalve op woensdag dan. Die dag worden de leerlingen geacht het schooluniform te dragen. Het trut tige, lichtblauwe pakje is ook bij spreekbeurten en stages verplicht „In het begin is dat heel vervelenc want je voelt jezelf voor schui staan. Zeker ook omdat je noga) eens commentaar krijgt, maar daai raak je op den duur wel aan ge! wend. En dat is maar goed ook, want later zullen we toch ook in zulke uniformen rondlopen". 1 „Ze willen ons hier opleiden tot de j perfecte gastvrouw. Dat betekent dat je heel sociaal moet zijn en uij terst correct moet optreden. Prime natuurlijk, maar soms krijg je sterk het idee dat je uiterlijk be- langrijker is dan je innerlijk. Ooit - heb ik wel eens het gevoel eeij 1 nummer te zijn. Je kunt je op deze school niet individueel onderscheid j den. Er wordt hier aan een massa] produkt gewerkt". I Ondanks enkele bedenkingen blij ken de leerlingen het uitstekend naar hun zin te hebben op de Eco-| le Tunon. Er is weinig sprake vaq r groepjesvorming en hoewel de s persoonlijkheden van de leerlin- gen nogal verschillen, gaat ieder] s een met iedereen om. j r Ingeborg: „De sfeer op school is j echt te gek. Op de mavo was er alJ 2 tijd wel gezeur onderling, maai hier zijn er vrijwel nooit proble-) men. Ik denk dan ook dat we e vrienden voor het leven zijn. In het begin had ik wel wat moei- te me aan te passen. Toen ik nofj 1 op de mavo zat, schold ik leraren s gewoon uit als iets me niet zinde Maar hier kan je dat echt niet r doen. De leraren zijn goed en kun- s nen uitstekend orde houden". v Status Voor de status van de school blij] ken de leerlingen nauwelijks ge-( voelig. Ze willen een goede oplei ding, die hun een kans biedt op een leuke baan. Voor de oudeiï ligt dat wel eens anders. Madelonj I die als jongste van de vijf he meest volwassen overkomt: „lis wilde een opleiding in de toeristi c sche branche en het maakte me niet zoveel uit welke opleiding da| was. Mijn ouders vonden echter I) dat ik dan het best naar Tunoij kon gaan, vanwege de goede naair c die de opleiding heeft. En ik denï dat heel veel leerlingen via hun t ouders juist op deze school zijn te-1 rechtgekomen". I De dienstverlening blijft een sec tor die bij uitstek vrouwen aan] trekt. Ook de Tunon kan nog steeds als 'meidenschool' wordep aangemerkt. Onder de 120 leerlin gen lopen slechts negen jongen rond. „Zet dat jongens maar tussei aanhalingstekens hoor", lachen d meiden in het schoollokaal. „Al een jongen hier naartoe gaat, kar hij nooit een echte vent zijn".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 36