De slag om de jonge werknemer Goeie secretaresse weet veel meer dan haar baas" JEUGD NIET MEER STIEFKINDJE OP ARBEIDSMARKT di( door DICK VAN DER MEER Met de werkgelegenheid in Nederland is het vanaf 1982 in rap tempo bergafwaarts gegaan. Vacaturestops werden heel gewoon, massa- I ontslagen waren aan de orde van de dag. Van die situatie werden bepaalde groepen in ^?.jhet bijzonder de dupe: etnische minderheden, vrouwen, oude en niet meer dt zo vitale werknemers, en ook an] jongeren, zeker als ze niet een goede opleiding hadden. Het was de tijd dat advertenties verschenen waarin werd ge vraagd, iets overdreven gesteld, om jonge werknemers met een hoge opleiding en veel werkerva ring die tegen een schijntje aan sa laris keihard wilden werken. Dat cii kan als er een overschot is op de 'Cj1 arbeidsmarkt en het doet je weer beseffen dat we een van oorsprong op het kapitalisme georiënteerd eei economisch stelsel hebben. jn> Niet alleen nam de hoeveelheid werk in Nederland af, het aantal ee| mensen dat van school kwam groeide ook nog eens. In 1988 un werd een naoorlogs record van on- ,rcjj geveer 255.000 schoolverlaters (uit jjn, het dagonderwijs) genoteerd. ^ei De cijfers over de jeugdwerkloos heid in die jaren moeten met een flinke korrel zout worden geno- tesl men. In tellingen worden verschil- arj lende leeftijdsgrenzen voor 'jonge- ikaren' gehanteerd, variërend van 23 lijltot 27 jaar. En de manier waarop he'de arbeidsbureaus hun bestanden bijhielden was werkelijk om te dj huilen. Een getal dat een indicatie geeft komt uit een rapport van het ministerie van sociale zaken uit 1988: 260.000 werklozen van 16 tot en met 26 jaar. Nieuwe banen Toch was er al vóór 1988 een keer ten goede, te danken aan allerlei ontwikkelingen. Werkgevers en werknemers maakten in 1984 al afspraken over maatregelen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden en ook de regering kwam met ver schillende regelingen. Verder speelde de tendens dat meer banen werden 'gedeeld'. En doordat de vakbonden hun looneisen matig den en de economie na verloop van tijd weer aantrok, ontstonden er ook steeds meer nieuwe banen. Nederland is op dat gebied de laat ste jaren zelfs koploper geweest als je het vergelijkt met andere wes terse landen. Bovendien daalt ook het aantal schoolverlaters inmid dels. In 1990 waren het er 234.000 en de voorspellingen luiden dat het er in het jaar 2000 ongeveer 200.000 zullen zijn. Dat komt door dat er een tijdlang een dalend aan tal kinderen werd geboren (het aantal geboorten stijgt de laatste jaren overigens weer), zodat die demografische ontwikkeling de jeugdwerkloosheid welhaast van zelf oplost. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn er nu nog zo'n 78.000 werkloze jonge ren (tot 25 jaar). Iets dat hier ook nog even moet worden genoemd is 'het Europa van na 1992', de verdere economi sche eenwording van de Europese Gemeenschap. In één van de prog noses over de gevolgen daarvan wordt even lyrisch als met de nat te vinger een geweldige groei van de werkgelegenheid voorzien. Hoe dat ook zij, in elk geval wordt het aanzienlijk makkelijker om in an dere landen te gaan werken. Nederlandse jongeren hebben daar overigens heel weinig trek in. Een Frans/Duitse enquête uit 1987 laat zien dat als de kans wordt geboden om in het buitenland te gaan stu deren of werken, 59 procent van de Nederlandse jeugd daarvan geen gebruik zal maken. In ande ren landen ligt dat tussen de 28 en 41 procent. Werkgarantie Bij alle positieve verhalen over de jeugdwerkloosheid en het grote aantal schoolverlaters dat makke lijk aan de slag komt, moeten we niet vergeten dat er toch ook nog een behoorlijke groep jongeren al een tijd zoftder baan zit. Boven dien houden elk jaar nog enkele tienduizenden scholieren het voor tijdig en dus zonder diploma voor gezien. Het Sociaal Cultureel Plan bureau voorspelde in 1989 dat een groep van zeker 45.000 jongeren altijd van werk verstoken zou blij ven. D^t zal echter niet uitkomen. De Tweede Kamer heeft begin dit jaar een plan van de regering goedge keurd dat een revolutionaire om mezwaai in arbeids- en uitkerings- beleid is. Het markeert heel duide lijk dat de samenleving anders is gaan denken over dit onderwerp. 'Werken moet' is het credo van de jaren negentig. Het plan doet be seffen dat we niet alleen kapitalis tische maar ook socialistische ele menten in ons maatschappelijk be stel hebben. Het gaat om het Jeugdwerkgaran tieplan. Het wordt in fasen inge voerd, maar uiteindelijk zal ieder een tot 27 jaar die niet meer op school zit of studeert gegarandeerd werk aangeboden krijgen. Het komt er op neer dat jongeren een half jaar de tijd krijgen om werk te zoeken (als je bij het solliciteren een beetje pech hebt gehad nog iets langer). Na dat half jaar word je verplicht in dienst genomen bij een speciaal opgerichte organisatie die je het minimumloon voor een 32-urige werkweek betaalt. Tegelijk gaat de organisatie op zoek naar 'een pas sende baan'. Je mag twee keer 'nee' zeggen. Na een derde weige ring word je bij de organisatie ont slagen en krijg je pas na dertien weken een uitkering. Ook in de passende baan blijf je in eerste in stantie in dienst van de speciale organisatie, maar het is wel de be doeling dat iedereen zo snel moge lijk overstapt naar een normaal dienstverband met een 'echte' werkgever. Hotdog-verkopers Er zijn in het verleden ook wel lu- diekere manieren gevonden om jeugdige werkzoekenden wat te la ten doen voor de kost. In Amster dam is een paar jaar geleden eens een projectje gestart waarbij jonge ren hotdogs gingen verkopen, met originele Amerikaanse karretjes. Zoiets doet de gedachte ontstaan dat er natuurlijk een heleboel ma nieren zijn om zelf iets op te zet ten, eventueel zonder die alomte genwoordige overheidsverzorging in je nek. Denk maar eens aan prins Bernhard jr. die met nog een paar studenten dank zij de ov-jaar- kaart een soort koeriersdienst per trein begon. Dat is nog eens han digheid. De enorme bureaucratische romp slomp die er bij komt kijken wan neer je als kleine ondernemer wilt beginnen wordt ook aangepakt. De regering heeft aangekondigd het aantal eisen dat nu nog wordt ge steld drastisch te verminderen. Op dit moment moet iemand die een foto-ontwikkelbedrijfje denkt te beginnen nog allerlei chemische processen leren, terwijl die al lang door apparaten worden gedaan die met een paar simpele handelingen zijn te bedienen. Leuker werk Situaties wijzigen zich snel, maar wat niet verandert is dat je met een behoorlijke opleiding, liefst in een vak waar vraag naar is, veel eerder aan de bak komt dan als laag- of ongeschoolde. Bovendien krijg je beter betaald, zijn de mo gelijkheden om over te stappen groter en is het werk, mede daar door, meestal leuker. Gek genoeg passen jongeren de keuze van hun opleiding maar langzaam aan. Het duurt vrij lang voordat vakken waar weinig be hoefte aan is ook werkelijk aan populariteit verliezen. Daarbij speelt natuurlijk mee dat voor in dividuen een 'arbeidsmarktkans' niet het enige is dat telt, maar ma cro-economisch is het een verve lend verschijnsel. Een voorbeeld is ook het lager be roepsonderwijs. Met een lbo-oplei- ding kom je tegenwoordig meestal weer heel goed aan een baan, maar toch komt het lbo maar heel moeizaam van het negatieve imago af dat je alleen vies, oninteressant en slecht betaald werk kunt krij gen. Dat is niet meer zo. En ook het leerlingwezen, de combinatie van werken en leren, zit inmiddels weer in de lift. Adviezen Er zijn een paar richtingen aan te geven die gunstig of ongunstig zijn voor het vinden van werk. Niet goed in de markt liggen: - mavo en havo zonder verdere be roepsopleiding - leao en lhno -sociaal-cultureel- en kunstonder wijs - letteren, geschiedenis en wijsbe geerte, sociale en gedragsweten schappen en landbouwweten schappen op universitair niveau. Wel goed in de markt liggen: - transport-, communicatie- en verkeersonderwijs - middelbaar en hoger technisch onderwijs - economisch, administratief en commercieel onderwijs op middel baar en hoger niveau - middelbaar en hoger (para)me- disch onderwijs - pedagogische academies. Tal van branches komen met nieuwe initiatieven om jongeren aan te trekken. Ze moeten met el kaar concurreren, ook financieel. De gezondheidszorg besteedt in middels veel aandacht aan verlich ting van de werkdruk en verbete ring van de beloning, vooral van leerling-verplegenden en -verzor genden. Reden: er is een perso neelstekort en maar weinig jonge ren hebben nog zin om daar te werken. De detailhandel heeft deze maand een campagne om jon ge mensen aan te trekken: er zijn de komende tijd jaarlijks 80.000 nieuwe medewerkers nodig. De campagne meldt dat 'werken in de winkel' interessant is en veel car rièremogelijkheden biedt. Slaagpremies In de collectieve arbeidsovereen komst 1991 voor de metaalnijver heid zijn de jeugdlonen met meer dan tien procent extra verhoogd, dus bovenop wat iedereen erbij krijgt. De kleinere bedrijven in de metaalsector hebben grote behoef te aan jongeren. Wie een tweejari ge opleiding afrondt krijgt een slaagpremie van tweeduizend gul den. De bouw bezint zich op maatrege len om jonge werknemers voor de bedrijfstak te interesseren, net als de transportsector. De bedrijven die zijn aangesloten bij de organi satie Koninklijk Nederlands Ver voer hebben de jeugdlonen recent flink verhoogd. Jongeren met een passende oplei ding zitten op rozen. Wie zoiets ontbeert kan vaak scholing krijgen bij de werkgever zelf of door hem betaald. De jeugd is een tijd het stiefkindje op de arbeidsmarkt ge weest. Maar de inhaalrace is on dubbelzinnig begonnen. 99 door KOOS WOLTJES Aankomend secretaresse, af delingsecretaresse, directiese cretaresse, managementassis tent en officemanager, de eenvoudigen van geest wordt het al snel zwart voor de ogen. Temeer daar de termen ruimschoots door elkaar wor den gebruikt. Een directiese cretaresse kan heel goed wer ken op het niveau van een aankomend secretaresse en omgekeerd zal het ook voor komen. Onduidelijkheid troef dus, maar waardoor komt dat? Ida van Mourik-van Veen, voor zitter van de Nederlandse Vereni ging van Directiesecretaressen: „Binnen het secretaressevak zijn in de loop der jaren vele namen in omloop gekomen, onder meer om het imago van het bedrijf op te vij zelen. Er bestaan managementas sistenten in Nederland van negen tien jaar oud. Maar dat zijn in wer kelijkheid aankomende secretares sen. De naam managementassis tent is in sommige gevallen ook uit nood geboren. Secretaressen zitten binnen veel bedrijven vast in een salarisschaal. Om toch loonruimte te creëren, worden ze dan gewoon anders genoemd". Sabine Frank, senior consultant bij Van Rossum en Partners, een pu blic relations en public affairs bu reau, ziet een duidelijke inflatie ten aanzien van de term secreta resse. Zij ergert zich eraan dat te genwoordig elk meisje met een ty pediploma secretaresse wordt ge noemd. „Als directeur kan je na tuurlijk niet zeggen: hier is mijn typiste", zegt ze. „Hij betaalt dus het salaris van een typiste en zegt: dit is mijn secretaresse". „Nee, een goeie secretaresse is voor mij iemand die net niet de laatste stap richting het manage ment heeft gezet. Want in mijn ogen hebben, veel goeie secretares sen de capaciteiten in huis om die overstap te wagen. Een goeie se cretaresse belt je op zondagavond even op met de vraag of je daar en daar aan hebt gedacht. En een goeie secretaresse heeft naast de Rechterhand van de manager of typiste De management-assistent. Veelbesproken, maar toch, een onduidelijk fenomeen. De secretaresse van de toekomst? Een nieuwe naam voor iets dat al bestaat? Een mooie aanduiding voor een lege huls? De praktijk is eigenlijk van alles wat. Zonder twijfel is het secretaressevak in beweging en speelt deze functie daarbij een rol. Maar tegelijk zijn ze er al, cle management-assistenten. Deels als topsecretaresse, de onmisbare rechterhand van de manager, deels ook als typiste die van het bedrijf slechts de titel kreeg. Vergelijkbaar met de toiletjuffrouw die ooit hygiënisch stafmedewerker ging heten. Maar vanwaar die onduidelijkheid, dat inflatoire gebruik van de term, de onbekendheid met de inhoudelijke betekenis Eeri gesprek met mevrouw Ida van Mourik-van Veen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Directiesecretaressen (NVD), en mevrouw Sabine Frank-Fiedler, senior consultant bij Van Rossum en Partners, een public relations en public affairs bureau. technische vaardigheden ook een hele goede algemene ontwikke ling. Kijk eens naar de snelle ont wikkelingen in Oost-Europa. Dat kan voor een bedrijf grote gevol gen hebben. Een goeie secretaresse is van dat soort ontwikkelingen op de hoogte. Want aan een secreta resse die alleen de Viva leest, heb ik niks". Indeling Ida van Mourik pleit vanwege de onduidelijkheid voor een klasse indeling. „De NVD vraagt daar al jaren om. Wij houden vast aan een splitsing in vijf categorieën. Ten eerste de aankomend secretaresse, net van school. Zij kent de basis vaardigheden, maar is nog niet ge wend aan het werk en is ook in de communicatie nog niet zo goed thuis. Daarna komt de doorgroei naar afdelingssecretaresse. Je hebt dan enige ervaring. Maar voordat je directiesecretaresse de derde categorie kan worden, moet je persoonlijkheid wat zijn gevormd". ,,Na de directiesecretaresse valt de volgende stap eigenlijk in tweeën uiteen: de management-asssistent voor de meer beleidsondersteu nende en organisatorische kant en de officemanager op het leidingge vende vlak. Die indeling is niet al leen voor de werkgevers gemak kelijk bij het zoeken naar een be paald type secretaresse, het schept ook duidelijkheid ten aanzien van de secretaressen zelf". Frank is het eens met de noodzaak voor een indeling om duidelijk heid te scheppen, maar kan het aan de andere kant ook niets sche len dat een management-assistent een management-assistent heet en niet directiesecretaresse. „Volgens mij doet een goeie secretaresse al lang hetzelfde als nu aan een ma nagement-assistent wordt toege schreven. Ik vind het prachtig hoor, zo'n nieuwe term, maar ik zou het zo aardig vinden als we eindelijk eens de goeie secretaresse op haar juiste merites gingen be oordelen. Het zou doodnormaal moeten zijn dat zo iemand zeg tachtigduizend gulden per jaar verdient. Want een manager met een goeie secretaresse zit, als ze ziek is, behoorlijk met de handen in het haar". Ouderen posHB van de secretaresse betreft een vergelijking met de situatie van vóór de jaren zestig. „De oudere bestuurde'rs wisten het heel goed. Die droegen hun secretaressen op handen. Secretaressen hadden in die tijd een duidelijke positie bin nen het bedrijf. Daar werd tegen opgezien".- „Maar", vult Van Mourik aan, „dat is sindsdien duidelijk veranderd. De jonge managers wilden alle maal een secretaresse. Ze konden er niet mee omgaan, wisten niet hoe ze een secetaresse moesten ge bruiken, maar hadden er wel één. Die ontwikkeling is fnuikend ge weest voor het secretaressevak. Want als de manager een lekker stuk wilde, dan kwam er een lek ker stuk. En wilde iemand een koffiejuffrouw, dan kwam er een koffiejuffrouw. Ook nu zien we nog vaak dat directeuren van een manszaken het stoer vinden staan om een directie-secretaresse te hebben. Maar dat is in de praktijk dan een meisje van achttien jaar, zo van school". Volgens Frank weten vooral jonge managers nog steeds niet hoe ze met hun secretaresse moeten om gaan. „Het zou goed zijn als de ma nagers een tijdje secretaresse zou den zijn. Dan zouden ze inzien dat je zo iemand niet als koffiejuf frouw gebruikt. Goed met je secre taresse omgaan betekent dat je lei ding geeft maar ook accepteert dat de secretaresse meedenkt. Goeie managers doen dat, slechte mana gers houden zoiets af omdat ze het bedreigend vinden. De secretares se kan immers bij hen een gebrek aan visie blootleggen". Zelfstandig Ida van Mourik is directie-assis tent en dus eigenlijk een manage ment-assistent in functie. Zij ope reert geheel zelfstandig en heeft een aantal diensten binnen het be drijf onder zich. „Ik werk bijvoor beeld zelf de correspondentie af, dat wordt van mij verwacht. Als mijn baas twee keer per maand een brief schrijft, is het veel. Ver der vallen afdelingen als kantine, receptie en de huishoudelijke dienst direct onder mij. Daarvoor regel ik ook de salarissen en de functioneringsgesprekken. Ik werk overigens zelf met een secre taresse, een aankomend secretares se of een afdelingssecretaresse". Van Mourik ziet ten aanzien van het soort positie dat zij bekleedt echter een gevaar voor ae secreta ressen die willen doorstromen. „De laatste tendens is dat veel aca demici en hbo'ers gaan werken als management-assistent, directiese cretaresse of officemanager. Zij treden in op het hoogste niveau en krijgen voor de uitvoerende werk zaamheden een aankomend secre taresse. Ik ben bang dat er in de toekomst steeds meer een schei ding komt tussen de beleidsonder steunende en de uitvoerende werkzaamheden. Hetgeen de door stroming van huidige secretares sen naar de functie van manage ment-assistent zou kunnen be moeilijken". Frank beaamt dat er tegenwoordig cursussen worden gegeven aan academici voor de functie van ma nagement-assistent. „Het probleem is alleen dat ze iets missen. Het klinkt misschien dom, maar als ie mand niet in staat is om wat ik noem de 'huisvrouwenmentaliteit' mee te brengen, namelijk op twin tig fronten tegelijk bezig kunnen zijn, heb je een slechte secretariële ondersteuning". Opleiding Volgens Van Mourik doen de se cretaresse-opleidingen in Neder land hun best de ontwikkelingen bij te houden. Zowel het reguliere onderwijs, de meao, als het parti culiere onderwijs, waarvan Schoe- vers in Nederland de grootste is. Bovendien is er nog een groot aan bod aan cursussen, seminars en congressen. „In alle categorieën probeert men zich te profileren, met name ook om leerlingen bin nen te krijgen. En de NVD wordt regelmatig betrokken bij het sa menstellen van lespakketten en examenprogramma's". Frank memoreert dat de strijd binnen het bedrijfsleven steeds harder wordt en de eisen daar worden opgeschroefd. „Dat ga je tot aan beneden toe merken. De samenwerking tussen de manager en de secretaresse zal steeds inten siever worden. Steeds meer zullen beide partijen aan een half woord genoeg moeten hebben. Dat bete kent dus ook zwaardere eisen aan de secretaresse. En dan denk ik dat een vooropleiding mavo abso luut te kort schiet. Mensen met Mevrouw Ida van Mourik-van Veen, voorzitter van de Nederlandse Ver eniging van Directiesecretaressen (links), en mevrouw Sabine Frank- Fiedler, seniorconsultant bij Van Rossum en Partners. FOTO: 8P vier jaar mulo hadden een hoe veelheid kennis in huis. Tegen mensen die nu van de mavo afko men heb ik eerlijk gezegd de nei ging te zeggen: ga nog maar eens een paar cursussen doen. Ik denk dat voor een goeie secretaresse mi nimaal havo maar eigenlijk athe neum noodzakelijk is". Als een spin Beide vrouwen ziin het er over eens dat binnen ae ondernemin gen behoefte bestaat aan manage- mentsondersteuning van de secre taresse, of je dat nu een manage ment-assistent noemt of een direc tie-secretaresse. Frank: „Een goeie directie-secretaresse is als een spin in het web en beschikt over veel meer informatie dan welke direc teur of manager dan ook. Zij be hoedt de directeur of manager voor heel veel fouten". Van Mourik benadrukt echter dat de secretaresse met de capaciteiten en de ambitie niet moet wachten op de manager. „Ik adviseer altijd: trek dingen naar je toe. Laat zien wat je kunt, neem het initiatief. Je moet jezelf bewijzen. En dan is mijn ervaring dat managers daar best oog voor hebben en er zelfs trots op zijn als ze zo'n medewerk ster zich zien ontplooien".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 35