Opkomst en ondergang De hoed is duidelijk terug 'Ik leef met elke transplantatie mee' GEZOND EN WEL QeidóüQowuivt MAANDAG 8 APRIL 1991 PAGINJfU We claimen constant zonder er de plichten bij nemen. Paul Sporken. Elf jaar geleden verrichtte pro- j fessor doctor Magdi Yacoub in iJ ^et Harefield Hospital ten wes- /SSjfe m ten van Londen zijn eerste hart- 1 transplantatie. De 50-jarige pa- tiënt overleed twee maanden la- A ter- De tweede ingreep mislukte ook. Bij de derde had Yacoub ^B lÊT 1H succes. De toen 49-jarige Derrick ^B |HH Morris vierde zijn tiende trans- BW m BfB plantatie-veijaardag en is Euro- pa's langst levende inwoner met Magdi Yacoub een getransplanteerd hart. In- middels heeft het team van pro fessor Yacoub meer dan 1200 transplantaties ver richt. Onder hen bevinden zich zeventien Nederlan ders, van wie Conny Arendse de bijzonderste is. Zij kreeg tweemaal (in 1986 en 1988) een ruilhart en - longen geïmplanteerd. ,,Ik heb veel meegeleefd. Gelukkige momenten als een transplantatie slaag de, maar ook droevige zaken als mensen stier ven terwijl zij doodziek hier in Engeland tever geefs op een donor lagen te wachten". Henny Ter meulen (60) is de 'Dutch- coördinator' van Harten Twee, de vereniging van Nederlandse Hartge- transplanteerden. Ze woont in Sarrat op enke le mijlen afstand van het Harefield Hospital in Londen. Henny Termeulen vangt be langeloos Nederlandse pa tiënten op, doet boodschap pen voor hen, helpt bij taal moeilijkheden en houdt fa milieleden gezelschap tijdens de soms zes tot acht uur du rende operatie. Zij is op ver zoek van het Harefield Hos pital via de Nederlandse kerk in Londen bij de trans plantatie-patiënten betrok ken geraakt. Chirurg Bran don Madden uit het team van professor Yacoub blijkt zich Conny Arendse, die twee keer een ruilhart en -longen kreeg geïmplanteerd, goed te herinneren. Hij laat de E-ward (afdeling) zien en wijst op details. „Deze afdeling van ons zie kenhuis staat 24 uur per dag, zeven dagen per week, ter beschikking van getransplan teerde mensen met infecties en afstotingsverschijnselen. Het zeer snel behandelen van de problemen met de juiste middelen is van het aller grootste belang voor het blij vende succes van een trans plantatie". Hij vertelt dat Conny Arend se vorig jaar april toen zij in fecties in haar tweede donor longen vertoonde in de ka mer tegenover zijn bureau heeft gelegen. Het zijn een voudige kamers met uitzicht over de grasvelden van de parkachtige tuin. De nieuw gebouwde Intensive Therapy Unit (ITU) is door het raam te zien. Zuster Pam gaat mee naar de ITU om te laten zien een indruk te geven van het werk in deze zestien bedden tellende afdeling voor inten sieve behandeling. In een bed ligt een vrouw bij wie een paar dagen geleden een long werd getransplan teerd. In het bed er naast ligt een man met een nieuw hart. Hij is er nog beroerd aan toe, wordt beademd en lijkt niet bij kennis. De verpleegkun dige vertelt dat er die week acht transplantaties zijn ver richt en aangezien er maar zes isolatie-kamers zijn, lig gen twee transplantatiepa tiënten tussen mensen die een bypass- of een andere open hartoperatie hebben on dergaan. Zuster Pam: „Als er donor-organen worden aan geboden opereren wij en zeg gen niet dat er geen plaats is. Acht transplantaties in vier dagen is ook voor ons zieken huis erg veel". Teleurstelling De hartchirurgen blijken soms verscheidene transplan taties in één nacht te verrich ten. „Wij hebben het grootste programma van de gehele wereld'1, deelt Brandon Mad den laconiek mee. Hij vertelt dat in de elf jaar dat het team van professor Yacoub in het Harrefield Hospital bezig is, 800 hart-, 300 hart/long-, 3 hart/long/lever-, 54 single long- en 7 dubbele long transplantaties zijn verricht. De patiënten zijn uit alle de len van de wereld afkomstig. In 1985 begon professor Ya coub met transplantaties bij kinderen en inmiddels zijn er Zijn we eigenlijk geen volkje? Meer dan ooit in verleden zijn we er' tegenwoordig op uit, aan onszelf toe te komen. We hebben veel over voor zelfontplooiing. Daar is èn geld voor nodig. Toch jammer, als we in die belangstelling voor het niet de nodige anderen te zeer op zichzelf raakt, zal daarvoor rek en iAg betalen. Het is natuurlijk prima onszelf niet verwaarlozen. Langzaam-aan zijn we begrijpen dat er zoiets als gezonde eigenliefde, eigen belangen opkomen een beetje lief voor zijn, best een Wordt Testament niet dat wij de naaste moeten liefhebben als onzelf? Misschien heeft het wat al lang geduürd voordat we déérvan overtuigd zijn gen Vrouwen op de eerste plaa Maar in onze dagen lijkt he wel eens op dat we aardign iadi de andere kant zijn 7f" doorgeslagen. Wie erop let neemt met eigen ogen waar al dat kansen zoeken en benutten door en voor het individu bepaald nog niet betekent: geluk scoren. Ongeacht het effect ervan de mensen om ons heen hei loei eigen plan trekken, levert va PP minder bevrediging op dan wordt nagestreefd, maar begrippen als opofferen, inleveren zijn niet meer geliefd. Ze getuigen niet vai assertiviteit en kleuren iem jC gemakkelijk tot een doetje. Wat moeten we intussen mi het zorgwekkend feit dat almaar meer mensen psychii gespannen leven. Dat zovelt er zich over beklagen alleenre® zijn, zichzelf als eenling te ervaren, in de steek gelaten door de naaste omgeving. Roept het geen vragen op i niet alleen oudere mensen allerlei verliezen in de gelederen van familie en vrienden lijden, maar ook jongeren met de toekomst vi RA[ zich, een gedrag vertonen d Trits wijst op gebrek aan contack ken; ecte relaties? Vrijblijvendhé pj is gevaarlijk. Wie van zijn eigen wensen niet iets wil afdoen in het belang van eeJ ander, kan niet verwachten i|N'ei omgekeerd een ander voor hem opkomt. Nee, natuurlijk, alleen is nof. niet éénzaam. Een mens kan zich beslist wel op zijn gems en prettig voelen in zijn Maar als hem het besef bekruipt dat er niemand is ooit op hem wacht, zijn gezelschap zoekt, hem als gesprekspartner waardeert, gebeurt er iets anders. Dan i n; hij vrezen dat hij eenzaam wordt, meer nog: vereenzaan Waarom trekt hij daartegen niet te velde? Hij kan er tod persoonlijk verandering in aanbrengen. Vandaag nog. Ij dat betekent wel een beetje vrijheid opofferen, tijd en aandacht besteden aan anderen, de vrijblijvendheid nonactief zetten. Dat houdt zelf uit de hoek komen; vrag Heb jij niets.aan mij?"; „Heb] misschien behoefte aan gezelschap?"; „Zouden we iet samen kunnen ondernemen! Zulke vragen kunnen door iedereen worden gesteld. In gesprekken met weduwen leggen we wel eens het idee i tafel dat je elkaar niet behoè te overlopen om toch een zeki gezelschap voor elkander te zijn. Als twee alleenstaande vrouwen nu eens afspreken één keer in de week bij de éi en eep andere dag bij de and- te gaan eten? Zorgen voor.it smakelijks koken, de tafel zorgvuldig dekken met een bloemetje en een kaars, een muziekje op de achtergrond laten klinken, misschien een glaasje wijn serveren... allemi toch aardig om het voor twet te doen. Maar dat idee geldt niet alle voor oudere alleenstaande vrouwen. Voor jonge mensen die een werkkring hebben ol studeren lijkt het me evenze een haalbaar, zelfs aantrekkelijk plan. Willen toch maar liefst zo onafhankelijk mogelijk blijvè vrij, op onszelf gericht? Later* we voorzichtig zijn. Er komei dagen dat we de ander (en) zei nodig zullen hebben. Dat vraagt nü bouwen aan relatit Vrij blijven is een modern ideaal. Vrijblijvendheid lijkt me nochtans een gevaarlijk begrip dat wel eens als een boemerang zou kunnen werken. 122 geholpen beneden de zes tien jaar. „Met alle Nederlandse pa tiënten heb ik een band, maar Conny Arendse heeft een speciaal plekje in mijn hart", zegt Henny Termeu len, die in Den Haag is gebo ren en sinds 1975 in Enge land woont, waar ze werkt als vrijwilligster op het secre tariaat van de Nederlandse Kerk in Londen. De kennismaking met Conny Arendse dateert uit het. voor jaar van 1986, toen ze samen met cardiologe drs. H.F. Ver- wey van het Academisch Ziekenhuis uit Leiden naar professor Yacoub in Hare field vertrok. De Nederland se Conny werd geaccepteerd voor een hart/longtransplan tatie en direct op de donor wachtlijst geplaatst. Dat bete kende dat ze erg ziek was en minder dan een jaar te leven had. Invalide Henny Termeulen: „Conny Arendse was in 1986 een in valide vrouw die vaak aan de zuurstof lag. Vanaf het mo ment dat ze door professor Yacoub voor transplantatie werd geaccepteerd, heeft ze nog bijna een half jaar op een donor moeten wachten. Daarvan heeft ze zes weken bij mij thuis gelogeerd, toen haar man terug naar Holland moest. Uiteindelijk onderging Conny Arendse in oktober 1986 de hart/long transplan tatie. In augustus 1986 lag ze tevergeefs klaar op de opera- N Henny Termeulen in de hal van het Harefield Hospital bij Londen. foto: hennie van essen. Henny Termeulen vangt Nederlandse patiënten v| °pin Londen Frans Molenaar zet deze zomer de vrouw doosjes of dopjes op het hoofd. Die zijn zo handig bevestigd, dat ze er niet afvallen. Ze zijn uitgevoerd in de. kleur en het materiaal van de kleding: satijn, tricot, zijde en suède. Ernst Jan Beeuwkes laat dit jaar de vrouwen enorme flappende strohoeden dragen. Bij het lopen, deinen de meer dan een halve meter brede rand op en Govers tekent voor de puntvormige pa- godehoed, die in de Indonesische rijst velden wordt gedragen en Kröner draait slechts een band om het voor hoofd, waarop hij een enorme cirkel- hoed van stro plant. Uit dit alles valt af te; leiden dat de hoed weer bij het zomergebeuren hoort. Eli- sabèth van der Helm schrijft zelfs uit voerig over hoeden (in haar boek 'Hoe den'), een specialisme dat haar een aan stelling heeft bezorgd bij de mode-aca demie van Montaingne. Zelfs heeft de schrijfster samen met Rixt van der Tol een eigen lijn: 'Tato- que', die momenteel te koop is bij 'Ref lections' in Amsterdam. De technische basis'is altijd het ambachtelijke met vilt, stro en stof. Zo nu en dan neemt de hoed toch bizar re vormen aan. In Engeland, waar een bijzondere vorm van humor rondwaart, heeft men deze grappigheid waar overigens een heleboel mensen niet van terug hebben uitgebreid tot de hoe- denmakerij. Het is bekend dat de meest vreemdsoortige hoofddeksels op de in zicht komende paardenrennen, de Der by, maar vooral in Ascot hartje zomer, adelijke en zelfs koninklijke hoofden Waarschijnlijk zal David Shilling, die met zijn zomercollectie op deze evene menten evenals op de 'Royal Regatta' (roeiwedstrijden) in Henley 'mikt, toch bot vangen met zijn creaties: de 'Mad Hats' (krankzinnige hoeden). Shilling heeft zich laten inspireren door Equa- dor, waar hij zijn basismateriaal van daan heeft: het traditionele stro voor deze streek. Hij is ernaar op speurtocht gegaan en heeft zo het hoedenmakers vak nieuwe impulsen gegeven. De merkwaardige decoraties in de vorm van balletjes, maïskolven, beestjes en iets wat op een theepotje lijkt, heeft hij samengebonden tot een krans om een hoed van wit stro met vierkante 'bol'. Een hoed van hard rose stro is versierd met vliegende vogeltjes, rafels en kleine kruipdiertjes. Ook zitten bossen poppe tjes aan de rand van een gedessineerde strohoed. Met zijn ontwerpen is hij er nu eenmaal graag op uit een knuppel in het hoenderhok te gooien. Waarschijn lijk is hem dit opnieuw gelukt, al valt niet te garanderen dat hij onverdeeld succes zal hebben. Hoe het ook zij: de hoed is overduidelijk terug! TINY FRANCIS Hoeden met 'aanhangsels' en 'opzet- sels'. Het materiaal is knalrose stro (bo venste hoed) en doorvlochten gemêleerd stro in Equadoriaanse motieven (fuchsia, Ziektekiemen zijn levende wezens en hebben net als wij een geschiedenis. Neem de ziektekiem vanhet merk 'pasteurella', alias de pestba cil. In het rampjaar 1348 kwam de Zwarte Dood zo maar uit de lucht vallen en sleepte in enkele jaren een kwart tot een derde van de Europese bevolking naar het graf. Vanwege de armzalige stand van de toenmalige ge neeskunde kon de pestbacil ongestoord zijn gang gaan. Vreemd. Want als deze ziek tekiem echt zo dodelijk was, waarom roeide het dan de rest van Europa niet uit? Daar zijn twee redenen voor want bij een infectieziekte heb je twee partijen: de ziek tekiem en het slachtoffer. Een snel dodende ziektekiem of het nu om een virus, bacterie of schimmel gaat graaft bij wijze van spreken zijn eigen graf. Hij doodt de patiënt en daarmee pleegt hij zelfmoord. De wat tammere broertjes en zusjes laten hun slachtoffer in leven, en krij gen dus ook veel meer kan sen om, na besmetting, op an dere slachtoffers over te stap pen. Juist de zwakkere broe ders hebben de beste overle vingskansen want die bijten minder heftig in de hand die hen voedt. Dat is de reden waarom een nieuwe infectie ziekte altijd eerst (zoals nu aids) grimmig om zich heen slaat, om naderhand stukken onschuldiger te worden. Dat is ook een van de redenen waarom de pestbacil niet ge heel Europa doodde. Gelukkig zijn we niet weer loos tegen elke inbrekende ziektekiem. We hebben een 'immunologisch systeem', een afweerapparaat, dat onmid dellijk de oorlog verklaart aan elk microbeest dat ons li chaam waagt binnen te klim men. Essentieel hierbij is dat ons afweerapparaat de ziek tekiem ook als vreemde bin nendringer herkent. Hoe gaat dat? Al onze lichaams cellen hebben een soort pin code op hun celwand zitten, het HLA-systeem, Die wordt voortdurend door onze af weer gecontroleerd, en alles wat een afwijkende code heeft krijgt onmiddellijk een vloed aan afweercellen en antistoffen over zich heen. Maar daar is iets merkwaar digs mee. Je zou verwachten dat alle mensen dezelfde pin code op hun cellen hebben, want per slot van rekening zijn we geen ziektekiem voor elkaar. Dat is en medici waren daar aanvankelijk zeer verbaasd over niet het geval. Dat blijkt wel bij transplanta tie. Als daarbij geen bijzonde-' re maatregelen worden ge troffen zal het ontvangende lichaam het transplantaat heftig bestrijden als ware het een ziektekiem. „Het kan toch niet zo zijn", aldus een beroemde opmerking uit 1968 van de onderzoeker Ceppelli- ni, „dat het de speciale be doeling van de natuur is ge weest om chirurgen een voet dwars te zetten". Tien jaar daarvoor had de Nederlandse afweerdeskundige, de Leidse professor dr Jon van Rood, achterhaald dat onze pincode tamelijk ingewikkeld in el kaar zit. Er zijn zelfs miljoe nen combinaties mogelijk. Vanwaar die overdaad? Waarom moeten alle mensen zo nodig hun eigen indivi duele en erfelijke code heb ben, terwijl een uniforme menselijke code voldoende is voor het afweersysteem om onderscheid te kunnen ma ken tussen eigen lichaamscel len en ziektekiemen? In 1964 infecteerde de onder zoeker Lilly ingeteelde mui zen met een kankerverwek kend virus. Wat bleek? Mui zen met een bepaalde code op hun cellen kregen eerder kanker dan anderen. Zo'n proef kun je bij mensen niet doen, maar een wreed 'expe riment van de natuur' hielp de wetenschap een handje. In 1845 vertrokken vijf sche pen met ruim 360 boeren naar Suriname om daar een bedrijf op te zetten. Binnen een jaar was de helft van hen gestorven aan een felle tyfus- epidemie. Nog eens 20 pro cent stierf aan gele koorts. De emigratiestroom stopte abrupt. De overlevenden vermengden zich niet met de omringende 'heidenen' en huwden slechts met elkaar. Jaren later, in 1976, kwam de Leidse onderzoeker Vries op een briljant idee. Hij spoorde 60 afstammelingen op en ver geleek hun code met die van de Nederlandse bevolking. Die bleken zeer verschillend te zijn. Het kon niet anders zijn dan dat mensen met een bepaalde pincode toendertijd in overmaat gestorven wa- Nog een conclusie. Sommige codes maken je blijkbaar ex tra gevoelig voor een bepaal de ziekte, in dit geval tyfus en gele koorts, andere be schermen je er juist tegen. We hebben dus als mensheid een heel repertoire van mil joenen verschillende codes met verschillende gevoelig heden voor verschillende ziekten. Maar wat heb je aan dat repertoire als je bij de ge voelige pechvogels hoort? Antwoord: niets. Dit systeem is niet bedoeld voor mensen, maar voor de mensheid. Wel ke ziekte ook toeslaat, er is altijd wel een groep mensen die er tegen bestand is. Men sen kunnen wel ten onder gaan aan een gevaarlijke in-_ fectieziekte, maar de mense lijke soort niet. Er zijn meer van die 'wrede experimenten van de natuur' geweest. Indianen en eski mo's zijn bijna uitgestorven nadat ze voor het eerst te maken kregen met het voor hen vreemde mazelenvirus. Miljoenen doden zijn er toen gevallen, maar gelukkig had den enkelen van hen een mazelen bestendige pincode. Hun afstammelingen zijn nu net zo tegen dit virus bestand als wij. Met het aidsvirus, dat op dit moment in Afrika zich rampzalig aan het versprei den is, zal het niet ander gaan. Het zal vooral de mak kelijkste slachtoffers kiezen, de mensen met de gevoelig ste pincode. Omdat deze code (het HLA-systeem) erfelijk is, zullen de overlevenden deze aids-bestendige eigenschap aan hun kinderen doorgeven. Bij chimpansees, waar aids al veel langer voorkomt, is deze ziekte niet dodelijk. Zo heeft elke verschrikkelijke infec tieziekte zijn 'Opkomst en Ondergang'. Aan alles komt een einde. Een hoed die je niet gauw 'over het hoofd' ziet van Rob Kroner. foto: pr Naar Henley of de paardenrennen met de nieuwste creatie van David Shilling, Engelse hoedenmaker. foto: pr Conny Arendse voor een prikbord met foto's van getrans planteerde mensen. foto: hennie van essen. tietafel, want de toen aange boden donororganen bleken beschadigd. Dat was een ver- schikkelijke teleurstelling". Conny Arendse is na revali datie in december 1986 naar huis terug gegaan. In de pers in Engeland en Nederland werd aandacht aan deze voor Nederland eerste hart/long transplantatie besteed. Haar donor-longen gaven veel pro blemen. Steeds weer infec ties. Haar maag speelde voortdurend op en zij gaf veel over. Voedsel verdroeg zij mondjesmaat. Een lichte afstoting van de longen ging over in een niet te stuiten af stoting. Ze raakte nog zieker en afgetakelder dan voor de transplantatie. Lange tijd verdroeg ze geen voedsel of drinken en zij moest met son devoeding en zuurstof in le- ven worden gehouden. Wachtlijst In augustus 1988 was er weer een geschikte donor met pas sende organen en onderging Conny Arendse in het Hare field Hospital voor de tweede keer een hart/longtransplan tatie. Daarmee werd haar ge val uniek voor Nederland. Henny Termeulen: „Profes sor Yacoub oordeelde dat deze moedige vrouw een tweede kans geboden moest worden, al kon hij haar maar 25 procent overlevingskan sen bieden. Zelf heeft Conny Arendse erg getwijfeld of ze een tweede transplantatie wel wilde. Maar op aandrin gen van haar man Bert en hun dochter is zij er toe over gegaan, ook omdat ze anders toch dood zou gaan. Het leek haar beter om op de operatie tafel te sterven, dan lang zaam te stikken van be nauwdheid. Ze leefde nog als een plant, zonder te kunnen eten, drinken of te kunnen lopen en om zo verder te moeten gaan, zag ze ook niet zitten". Conny Arendse heeft die ontzettend zware ingreep op nieuw doorstaan en leeft in middels tweëeneenhalf jaar met haar tweede donor-hart en -longen. „Ik kan een rede lijk normaal leven leiden en voor het eerst van mijn leven zelf fietsen en badminton spelen. Net als alle andere transplantatiepatiënten moet ik mijn verdere leven medi cijnen tegen afstoting en in fectie slikken". „Alleen een paar mensen in mijn straat weten wat ik sinds 1986 doorgemaakt heb. Verder kan ik zonder te veel aandacht gewoon leven. Als ik wel eens iemand over mijn transplantaties wil vertellen, wordt er al gauw gezegd: O, bij mijn oom is ook een hart operatie met drie omleidin gen gedaan'. Dan houd ik maar snel mijn mond", ver telt Conny Arendse. Ze heeft er weer net een check-up bij dokter Brandon Madden in het Harefield Hospital opzit ten. Tussendoor wordt ze in Leiden door dokter Verwey gecontroleerd. Contact Henny Termeulen heeft con tact gehouden met Conny Arendse: „Van de zeventien Nederlanders hebben er vier een hart/longtransplantie on dergaan. Over de keren dat het niet goed ging met Ne derlanders en ik een tas met kleren van de overleden pa tiënt aan de familie mee naar Nederland terug moest ge ven, praat ik liever niet. De eerste maal dat ik een loden kist (kosten 800 pond) moest bestellen om de overledene terug te laten vliegen, herin ner ik mij nog heel goed. De laatste keer is gelukkig al weer twee jaar geleden". HENNIE VAN ESSEN Frank Govers laat vaak hoeden dragen in lente/zomer 1991. foto: pr

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 10