Vijf verrassende eeuwen
wetenschap en geneeskunde
1
mal
Ie
LEIDS MUSEUM BOERHAAVE WEER OPEN
Ccidóc QowvcvnV
ZATERDAG 23 MAART 1991
3 tuinf
?t fon j
VOO
fel e
rloop
nvlof
iterst rechts: De
ie arts is een
tventiende eeuws
vierluik. Het geeft
teer hoe een
ioodzieke patient
'ijlt geneesheer ziet.
n de hoogste nood is
Ie arts de verlosser
•fIf (foto). Als hij
met de rekening
verschijnt is dat als
ten duivel.
fOTOMAARTEN VAN
VELDE
Rechts:
Apothekerspotten.
a Geneesmiddelen
verden in de
;eventiende en
\chttiende eeuw
)e waard in Delftse
ardewerkpotten. De
tot met het opschrift
,Requies Pur"
[jongensrustbevatte
een opiumhoudend
middel. Dat was
btdoeld om kinderen
suf en stil te krijgen.
FOTO: MAARTENVAN
VELDE
ft irn v'f1
fier**
Een ouderwetse hart-longmachine en een ijzeren long.
r voor rughakking. De Zweedse arts Gustav Zander ontwikkelde rond 1865 toestellen voor
l lichaamsoefening. FOTO: MAARTEN VAN DE VELDE
LEIDEN - Een pyrometer, ampu
tatiebestek, een wrijvingselektri
seermachine, een heliumliquefactor
eri een snaargalvanometer. Het zijn
allemaal instrumenten die de be
zoeker bij een wandeling door vijf
eeuwen natuurwetenschappen en
geneeskunde in het Leidse Mu
seum Boerhaave zullen verbazen.
Het rijksmuseum gevestigd in het
Caeciliagasthuis wordt maandag
heropend.
Het museum is in 1976 vernoemd naar
de beroemde Leidse hoogleraar Herman
Boerhaave (1668-1738). Hij doceerde ge
neeskunde. plantkunde en scheikunde.
Een betere 'naamheilige' is niet mogelijk
voor een museum dat in zijn verzame
lingen de geschiedenis van de natuurwe
tenschappen en de geneeskunde be
strijkt. Het museum is ontstaan op initi
atief van de fysicus C. Crommelin en de
zooioog C. van der Klaauw, beiden
werkzaam aan de Leidse universiteit.
Bezorgd om het voortbestaan van waar
devolle oude instrumenten die zij op
zolders en in kasten
aantroffen, stichtten
zij in 1928 het Neder-
landsch Historisch
Natuurwetenschappe
lijk Museum. De uni
versiteit stond het
puikje van het na
tuurwetenschappelijk
erfgoed in bruikleen
aan het nieuwe mu
seum af. Een onder
komen werd gevon
den in een oud labo
ratorium op het ter
rein van het oude
Academische Zieken
huis aan de Steen
straat. In 1931 wer
den de deuren voor
het publiek geopend.
Dolhuis
Het laboratorium was
echter veel te klein
voor alles wat vanuit
heel Nederland toe
stroomde. In 1988
werd het gesloten.
Een ruimere, histo
risch bijzonder pas
sende behuizing el
ders in de Sleutelstad
diende zich aan: het
Caeciliagasthuis aan
de Lange St. Agnie-
tenstraat. Van oor
sprong was dit een
vrouwenklooster.
Kort voor 1600 werd
het ingericht als pest
en dolhuis. Met op de
begane grond tiwntig
donkere dolhuiscellen
en daarboven de zie
kenzalen. Ruime zalen met hoge ramen
die veel lucht en licht toelieten. Herman
Boerhaave - de leermeester van Euro
pa - gaf in die zalen zijn studenten les
aan het bed van de zieke. Medische stu
denten uit heel de wereld trokken hier
voor naar Leiden.
Met de verbouwing, restauratie en
nieuwbouw van het nieuwe onderkomen
werd in 1984 begonnen. Het opknappen
plus inrichten duurde zes jaar. De kos
ten bedroegen in totaal ruim 30 miljoen
gulden. Maar het resultaat mag er zijn.
Het gebouw is prachtig gerenoveerd. En
het heeft de ruimte om de tweeduizend
voorwerpen uit de collectie te tonen. In
ruim twintig verschillende zalen en zaal
tjes maakt de bezoeker kennis met de
stormachtige ontwikkeling die de medi
sche en natuurkundige wetenschap heeft
doorgemaakt. In de rustige binnentuin
kan even worden uitgeblazen van alle
verrassingen. Toekomstige uitvinders
kunnen alvast met natuurkundige wet
ten experimenteren in een speciale doe-
tentoonstelling. Toestellen uit het verle
den zijn daarvoor nagebouwd. Niet-ac-
tievelingen kunnen gewoon uren, ja zelfs
dagen ronddwalen.
De opstelling is chronologisch; bewust is
ervoor gekozen nu eens niet per vakge
bied ten toon te stellen. De huidige op
splitsing in natuurkunde, sterrenkunde,
scheikunde en geneeskunde kwam ook
pas aan het eind van de negentiende
eeuw in zwang. Voor een universeel ge
leerde als Christiaan Huygens en voor
veel hoogleraren, onder wie Boerhaave
zelf, golden deze grenzen evenmin.
Snijtafel
De bezoeker begint en eindigt de rond
gang door het museum bij het Anato
misch Theater. Een reconstructie op
ware grootte van de snijzaal van de me
dische faculteit in de zeventiende eeuw.
In Leiden was die gehuisvest in de Be-
gijnkerk aan het Rapenburg. De snijtafel
blijkt leeg. Het ontleden van mensen en
dieren gebeurde alleen in de winter. Dan
was het koud genoeg om de kadavers
enige tijd te kunnen bewaren. In de zo
mer werd het 'Theatrum Anatomicum'
ingericht als rariteitenkabinet, met sche
dels, mummies en skeletten. En met
vlaggen met moralistische spreuken.
Deze zomeropstelling is in het museum
te bewonderen.
De chronologische opstelling is in drie
perioden verdeeld. Het eerste tijdvak
loopt van 1500 tot 1750. Ook toen werd
er al volop geopereerd. De chirurgische
instrumenten van de Haagse chirurgijn
Cornelis Solingen vallen op door hun
eenvoud. Hij was wars van de in zijn da
gen gebruikelijke versieringen; vuilnes-
ten noemde hij dat. Hij maakte zijn in
strumenten veelal zelf. Bijvoorbeeld het
kurketrekkerachtige 'elevatorium biploï-
dum' om een ingedeukt schedeldak weer
op zijn plaats te krijgen. Heel efficient
was ook het dubbelzaagje met borstel.
Trots is het museum op de microscopen
van Antoni van Leeuwenhoek uit Delft.
Er zijn er nog tien bewaard in de wereld
en drie daarvan zijn in Leiden te bewon
deren. De microscopen waarmee Van
Leeuwenhoek zijn baanbrekende ontdek
kingen deed, blijken onooglijke instru
mentjes ter grootte van een lucifersdoos
je te zijn. Ze bestaan uit een piepklein
lensje tussen twee metalen plaatjes. Op
een pin werd het te bestuderen preparaat
- onder meer insekten, tandsteen en
walvisogen - vastgezet.
Slordig
Christiaan Huygens slaagde er als eerste
in een slingeruurwerk te construeren.
Een vrij opgehangen slinger geeft zijn re
gelmatige gang door aan het klokmecha-
nisme. De Haagse klokkenmaker Samuel
Coster kreeg het alleenrecht op het ge
bruik van Huygens' vinding. De klok in
het museum is het oudste bewaard ge
bleven slingeruurwerk. Huygens ont
wierp ook een heel precies model van
het zonnestelsel. Het planetarium werd
aangedreven door een uurwerk geregeld
door een onrust met spiraalveer. Hoe
precies zijn apparaten ook waren, Huy
gens zelf kliederde er op los, zo blijkt uit
de in het museum aanwezige kladjes
waarop hij zijn uitvindingen kriebelde.
Het zijn niet alleen instrumenten die
worden getoond in het Anatomisch The
ater. Ook boeken, prenten, lichaamsde
len op sterk water, apothekerspotten en
wassen modellen van het menselijk li
chaam zijn te bewonderen.
De jaren 1750 tot 1850 beslaan het twee
de tijdvak. Daarin spelen de instument-
makers een belangrijke rol. Leidenaar
Jan Paauw heeft de pyrometer vervaar
digd. Met deze vuurmeter is te bepalen
in hoeverre metalen uitzetten bij verhit
ting. Een bijna letterlijke illustratie van
de door Francis Bacon verwoorde
grondgedachte van de experimentele na
tuurkunde dat de natuur alleen haar ge
heimen prijsgeeft als ze op de pijnbank
wordt gelegd.
Aandacht voor verzamelaars is er ook.
De Leidse hoogleraar Bernhard Siegfried
Albinus legde een aanzienlijke verzame
ling anatomische preparaten aan. Hij
vervaardigde ze ook zelf. Met een injec
tiespuit werd een mengsel van vloeibare
was en talkpoeder in de bloedvaten van
het preparaat gebracht. Dat het daardoor
een levensecht aanzien kreeg, bewijst
een kinderarmpje compleet met kanten
mouwtje. Broer en opvolger Frederik
Bernhard Albinus bracht een uitgebreide
verzameling chirurgische instrumenten
bijeen. Het amputatiebestek, een zaag en
twee messen, werd in zijn tijd regelmatig
gebruikt.
N obelprijswinnaars
Wetenschap werd rond 1800 heel popu
lair en niet alleen bij wetenschappers.
Gegoede burgers bestudeerden thuis on
der de microscoop allerlei preparaatjes.
En verbaasden zich over de wonderen
der natuur. Schelpjes, diertjes, plantjes,
steentjes en zaden werden op kleur en
vorm gerangschikt. De tableaus, die
meer weg hebben van kleurige schilderij
en, werden in speciale kasten opgebor
gen. Natuurkundige proeven werden bij
genootschappen gedemonstreerd. Diepe
indruk maakte de wrijvingselektriseer
machine. En dat niet alleen vanwege de
reusachtige afmetingen. De Amsterdam
se arts Jan Rudolph Deiman slaagde er
met Adriaen Paest van Troostwijk in
met de elektrische ontladingen van dit
toestel water te ontleden in twee gassen.
De zo onstane waterstof en zuurstof wer
den in één moeite door weer tot water
herenigd. De oude vier-elementenleer
(aarde, water, lucht en vuur) vond defi
nitief het graf. De fundamenten voor de
moderne scheikunde waren gelegd.
Het laatste tijdvak, van 1850 tot 1975,
kenmerkt zich door gigantische appara
ten. En door negen Nederlandse Nobel
prijswinnaars. De verschillende takken
van wetenschap en geneeskunde scheid
den zich van elkaar. En worden ook
over aparte zalen getoond, 4q 1902 werd
voor het eerst een betrouwbaar elektro
cardiogram opgetekend. Ontdekt werd
dat bij de samentrekking van het hart
elektrische stroompjes optreden. Fysio
loog Willem Einthoven ontwikkelde een
apparaat waarmee dat gemeten kon wor
den, de snaargalvanometer. De proefper
soon zat met een hand en een voet in
vloeistofbakken waarin de geleidende
elektroden werden gehangen. Einthoven
kreeg de Nobelprijs voor geneeskunde in
1924.
IJziGE koude
Een zaal in Museum Boerhaave staat vol
voorlopers van de huidige fitness-appa-
ratuur. De Zweedse arts Gustav Zander
ontwikkelde met veel succes een reeks
gymnastiektoestellen en massage-appara
ten. Overal in de wereld ontstonden
Zander-instituten. Dat in Rotterdam
sloot in 1939 als laatste de deuren. De
toestellen gingen naar Leiden.
Het bereiken van ijzige koude was de
grote uitdaging voor Heike Kamerlingh
Onnes. Hij werd in 1882 benoemd op de
eerste leerstoel voor experimentele fysica
aan de Leidse universiteit. In 1908 be
reikte hij als eerste de temperatuur waar
bij helium vloeibaar wordt: -269 graden
Celcius. Dat deed hij met behulp van de
heliumliquefactor. Het Natuurkundig
Laboratorium bouwde hij om tot een
ware wetenschapsfabriek. Wander Jo
hannes de Haas kreeg in 1924 de leiding
over dit lab. Al enige jaren werd gewerkt
aan een reusachtige elektromagneet. In
1931 was het 14 ton zware gevaarte ge
reed om lage-temperaturenrecords te
verbeteren. Het was het jaar waarin het
Leidse museum voor het eerst zijn deu-
en opende en gewoon doorging met het
verzamelen van wetenschappelijke mo
numenten. En dat gebeurt nog steeds.
De instrumenten waarmee nu wordt ge
werkt, krijgen in de toekomst mogelijk
ook een plaats in het Caeciliagasthuis.
Museum Boerhaave, een museum met
een open einde.
KARIN SWIERS