Zussen beheren 'Heerenleed' Indiase Kohinoor knipoogt naar de Westerse mode Leidse Courant Dinsdag 5 maart pagina 3 door LOEK MOOR In tegenstelling tot de flitsende op elkaar volgende trends zoals in de westerse mode, zit er in de Oosterse kledingmarkt nog weinig schot. Zo zullen de vrouwen in India en Pakistan niet snel overgaan tot het dra gen van ontwerpen van Franse of Italiaanse couturiers. Ze hebben er ook geen behoefte aan, want de traditie is hun hei lig Wel wordt er bij het ontwerpen van de sari, sal war (jurk en broek), de kameez (jurk), du- perta (de sluier) wel degelijk met één oog naar de westerse wereld gekeken. Het zijn met name de kleuren van de stof fen en de geborduurde motie ven die in ontwikkeling zijn. Er is tegenwoordig meer varia tie mogelijk. Niet alleen in de keuze van de stof, maar ook in de wijze van draperen van de sari's. De Oosterse mode als je daar van kunt spreken is tijdloos, kleurrijk en bruisend. Wie bij voorbeeld een Hindoestaanse bruiloft bezoekt, heeft het idee in een schatkamer te zijn be land, waar de schitteringen op de kleding van de feestgangers pijn doen aan de ogen. „Toch vind ik de westerse mode niet saai", zegt mevrouw S. Kohinoor (65). Zij drijft aan de Haagse Zoutmanstraat met haar Egyptische schoonzoon Ushama Abdul Latief een win kel waar Indiase en Pakistaan-1 se maatkleding wordt ge maakt. „De westerse mode is anders, verandert meer. Maar ik heb respect voor elke cul tuur. Net zo goed als men res pect moet hebben voor mijn ge woonten en tradities". Phagri Mevrouw Kohinoor maakt al 55 jaar kleding. „Ik ben in In dia geboren. Mijn ouders wa ren zakenlieden. Toen ik tien was moest ik van mijn moeder voor het eerst achter de naai- I machine. Nog zo'n handding, weet u wel? Naaien en ontwer pen ging bij ons van moeder op Mevrouw Kohinoor ontwerpt zelf oos terse kleding. Foto Stephen Evenhuis. Een typisch Indiase outfit. Foto Wilco dochter. Het is altijd een hobby van mij gebleven. Ook toen we in 1967 via Suriname naar Ne derland kwamen". In 1975 opende ze een winkel aan de Weimarstraat. Al snel wisten vooral Hindoestaanse families haar te vinden. Kohi noor („tante" voor bekenden) moest de trouwkleding maken en niemand anders. „Echte pa tronen heb je niet. Ze komen met wensen en ideeën, kijken in modebladen en ik maak het. Natuurlijk ontwerp ik ook zelf kleding en bewerk de stoffen". Ze snelt weg en komt terug met een phagri. Dit is een soort tul band die de bruidegom tijdens de huwelijksplechtigheid draagt. Het zijden, crèmekleu rige hoofddeksel is voorzien van zilveren borduursels en gouden sterretjes. Dat doet ze allemaal zelf, omdat ze haar ei gen inbreng belangrijk vindt. „Vroeger ging het opleggen van motieven met de hand. Nu kunnen we ook veel machinaal verwerken. Maar niet alles, meneer. Nee, niet alles. Zoals deze phagri, dat is handwerk". Ze trekt uit een lade een koren- blauwe zijden lap tevoorschijn. Op de stof zijn met messing draad kralen motieven genaaid en heel fijntjes tot een bloem afgewerkt met goud en zilver draad. „Deze stoffen koop ik natuurlijk niet in Nederland." Invloeden „Dat zou veel te duur zijn. We importeren ze uit Pakistan en India. Da's een stuk goedkoper. Er zijn trouwens ook klanten die zelf de stof op de markt uit zoeken en dan naar onze win kel komen. Het maakt me niet uit, meneer. Als ze een blauwe jas willen hebben is dat mij om het even. Ik heb nooit com mentaar. De mensen gaan hen bewonderen meneer, en niet mij". Wie de oosterse modebladen inkijkt, valt het onmiddellijk op dat er veel westerse model len worden gebruikt om de kle ding te showen. Je zou gemak kelijk kunnen denken dat de commercie de westerse vrou wen min of meer dwingt een salwar te gaan dragen. Op zich kan dit natuurlijk geen enkel kwaad. Bij het ontwerpen van een tuniek met broek heeft een aantal Europese couturiers, zich in de loop der jaren ook duide lijk door India en Pakistan la ten beïnvloeden. „Van de vier klanten die in onze winkel bin nenkomen is er toch wel één Nederlandse bij. Ze vinden de kleding feestelijker en de stof fen mooier, vrolijker. Die trend lijkt zich verder door te zetten". Of de klanten binnenkort nog steeds op hun wenken worden bediepd door de allervriende lijkste mevrouw Kohinoor valt te betwijfelen. „Mijn kinderen vonden dat ik al die jaren hard genoeg heb gewerkt, dus heb ik het bedrijf onlangs overgedaan aan mijn schoonzoon. Ik ben er nog wel hoor, want als ik thuis zit dan ga ik denken aan de vervelende dingen die ik in mijn leven heb meegemaakt. Dat is niet goed. Je moet bezig blijven meneer, want je weet nooit hoe lang je nog leeft...". door KARIN SWIERS Denk aan zussen en kleding en visioenen over de meest afgrijse lijke ruzies doemen op. Niet in Leiden. Daar vinden twee zussen juist dat ze elkaar aanvullen qua ideeën over kleding, mode, stof fen, kleuren en accessoires. Die ideeën worden werkelijkheid in hun winkel „Heerenleed" aan de Breestraat 108. Let wel, ze ver kopen alleen damesmode. Voor Wilma (30) en Astrid de Graaf (28) ging drie maanden geleden met het openen van een eigen winkel een jarenlang gekoesterde wens in vervul ling. Na de Modevakschool bleef het ideaal voor allebei, ondanks verschillende andere baantjes, toch het maken en verkopen van originele kle ding. Kleding die ze zelf leuk vinden. De collectie valt dan ook nauwelijks bij de stan daardcollecties in te delen. Er is een collectie galakleding, een gebloemde tricot-collectie, maar ook zijn daar zijden blou ses, tops, kanten rokjes, jasjes van lakplastic en truien met pareltjes. „We hebben galakle ding en draagbare kleding. De nadruk ligt daarbij op origina liteit, goede kwaliteit en betaal baarheid. Dat zijn de drie kre ten die je aan de collectie kunt verbinden", zeggen ze allebei oijna tegelijkertijd. De collectie galakleding ma ken ze zelf. Doelgroep: studen ten en werkende jongeren. „Studenten hebben vaak feest kleding nodig. Maar vooral in Leiden wisten ze niet waar ze terecht konden. Nu, een paar maanden na de opening, slaat het in als een bom. Ze stellen het ook op prijs als ze in een jurk lopen waarin ze niet tien ónderen tegen komen. Van een jgalajurk maken we slechts en kele stuks. En soms vinden we 'een jurk zo uniek dat we beslui- Voor iedereen die van originele kleding houdt ten er maar één exemplaar van te maken", geeft Wilma aan. Heren lijden De doelgroep waar op werd ge mikt, bleek al snel groter dan verwacht. „Mensen van alle leeftijden lopen hier binnen. Iedereen die van iets origineels houdt", merkt Astrid op. En ook aan galakleding is na de feestdagen nog steeds behoefte. „Dit punt is ideaal, het ligt heel goed in de loop, maar er komen ook mensen langs die de etala ge vanuit de bus zien. Dat ver tellen ze dan ook. Dat ze zo Astrid (links) en Wilma (rechts) en de Graaf maken puur de kleding die ze zeif leuk vin den. Foto Wim van Noort nieuwsgierig zijn geworden dat ze komen kijken". Drie pas poppen in de etalage wisselen heel regelmatig van kleding.' Om de nieuwsgierigheid te prikkelen. Wilma vindt de aanloop hartstikke leuk. „Onze kleding is origineel, de winkel is origineel. En we willen het heel gezellig houden. De drem pel is laag, iedereen kan hier binnen lopen. Dat zit in het in terieur, in de kleding, in de naam en in onszelf", vertelt ze enthousiast. Aan de naam zit nog een ver haal vast, kondigt Astrid al la chend aan. „We waren in eer ste instantie op zoek naar een Franse of Italiaanse naam. De naam moest origineel, pakkend en begrijpelijk zijn. We hebben woordenboeken erbij gepakt en zijn er dagen mee bezig ge weest. Mijn broer zat op een dag erbij en die werd het na uren echt zat. Hij vertrok en riep achteloos over zijn schou der: joh, waarom noem je het geen Herenleed. Wij keken el kaar aan en dachten, dit is ge weldig. Mannen vinden het na melijk meestal niet leuk om met hun vrouw op stap te gaan, op zoek te gaan naar nieuwe kleren", weet ze. „Je kunt de naam op vele manieren uitleg gen, dus hebben we er voor de duidelijkheid maar damesmo de aan vast geplakt", vult Wil ma aan. En op de naam Hee renleed kwamen al vele leuke reacties. „Oudere echtparen lo pen langs, die schateren echt. Er zijn mannen die hun vrouw tegenhouden om te kijken. De mensen onthouden het gemak kelijk", heeft Astrid al ge merkt. Serie rokjes De zussen willen zo lang moge lijk het winkeltje met z'n twee- en runnen. „We zijn 51 uur per week open en daarna kruipen we achter de naaimachine. Dus ook op zondag en zaterdag avond". Achter in de winkel staan twee naaimachines en de bijbehorende garens, stoffen en een strijkplank. In de winkel wordt gewerkt, maar er wordt ook werk mee naar huis geno men. Ze vinden het geen van beiden vervelend. „Ieder mo ment kun je spullen maken waar je zelf achter staat. Het is zo leuk om eigen ideeën uit te werken. Wat je zelf mist, maar wel leuk vindt, dat maak je met plezier. En als je dan ziet dat het aanslaat, dat het goed ver koopt, dan is dat helemaal ge weldig". Wilma en Astrid zijn het wat dat betreft volledig met elkaar eens. Eensgezind De zussen dragen hun produk- ten „natuurlijk" zelf. Wilma vertelt dat ze zich soms moet bedwingen. „We maken puur wat we zelf mooi vinden. Vaak denk ik, dat wil ik zelf aan. Maar dat kan niet altijd natuur lijk, de kleding moet in het rek". Qua stoffengebruik zijn ze het vaak eens. Allebei hou den ze van natuurlijke produk- ten, en proberen die ook zo veel mogelijk te gebruiken. De zus sen blijven eensgezind. Zijn er dan helemaal geen verschillen in smaak? Die zijn er wel. Wil ma blijkt van lichte kleuren te houden en Astrid van donkere kleuren en aardetinten. Maar dat vult elkaar juist aan. Zo blijft de collectie breed en di vers. „Kleding die we allebei leuk vinden, daarvan weten we zeker dat het aanslaat". Toch weer twee handen op één buik.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 21