Israël leeft in sfeer van ingehouden angst inal Ie Grieks-Albanese vluchtelingen niet welkom in Griekenland Ceidóc Qowiant ZATERDAG 12 JANUARI 1991 PAGINA 38 ATHENE - De taxichauffeur rijdt ze bijna omver. Ze lopen midden op de snelweg alsof ze nog in het bijna autoloze Albanië zijn. Man, vrouw, drie kleine kinderen. Ik spreek ze aan. Ze willen hun ver haal kwijt. Zij is 22 en hij 25. Ze zien er twee keer zo oud uit. Twaalf uur hebben ze gelopen. Ze zijn over bergen geklommen met de kinde ren op de arm. Als enige proviand wat droog brood en water van gesmolten sneeuw. Een militaire patrouille kreeg hen in het vizier. Er werden schoten ge lost. Ze lieten zich op de bevroren grond vallen en bedekten de kinderen met hun lichaam. De soldaten bleven echter op een afstand en lieten hen verder onge moeid. De vrouw brak in tranen uit, wil de de moed opgeven en terugkeren. De man dwong haar verder te gaan. Na uren verderstrompelen met huilende kinderen konden ze van moeheid, kou, honger en ellende niet verder. Ten einde raad gingen ze maar aan de kant van een zandweggetje zitten. Klaar om zich over te geven aan de eerste de beste Albanese patrouille. Plotseling verscheen een oude man op een boerenkar. Hij riep: „Wees maar niet bang meer, jullie zijn in Grieken land. Jullie zijn vrij". Ze vielen op de knieën en dankten God en kusten daar na de aarde. Verkleumd Andere vluchtelingen hebben soortgelij ke verhalen. Jongens en meisjes, niet ou der dan 16 jaar, net van de schoolban ken, die zich bij groepen vluchtelingen hebben aangesloten om de gevaarlijke tocht te ondernemen naar het beloofde land. in hun geval Griekenland. Hun ou ders hadden geprobeerd ze van deze ris kante tocht af te houden, maar tenslotte moesten ze voor de aandrang van hun kinderen zwichten, 's Nachts in het bergdorp Samanta op de grens van Alba nië verwacht men, zoals nu al ruim een week het geval is, vluchtelingen. Opeens verschijnen de eerste groepjes. Mannen en vrouwen in lompen en vaak vrijwel zonder schoeisel. Verkleumd, hongerig, doorweekt, maar dolgelukkig dat ze Griekenland hebben bereikt. De meesten hebben een shock, maar sommigen vertellen hun relaas. Al enke le weken is bekend dat de grenzen naar Griekenland niet meer worden bewaakt. Op plaatsen waar vroeger geen vlieg doorheen kon, zouden ze nu ongehin derd kunnen passeren. Grensbewoners hebben hen de weg gewezen. Overigens tegen betaling van goed geld. Soms wel twee jaarsalarissen. Het onder hoogspan ning staande prikkeldraad was bedekt door de meters hoge sneeuwlaag. Over de sneeuwheuveltjes heen konden zij zonder gevaar over deze versperring heenkomen. Ze hebben zich gevoed met wat oud brood en suiker in gesmolten sneeuw. Ze weten te vertellen dat twee vrouwen die een dag tevoren een vlucht poging hadden gewaagd, in een ravijn zijn gestort. Op de vraag waarom ze zijn gevlucht, is het antwoord onveranderlijk: „We wil len niet meer in de hel van Ramiz Alia leven. We zijn de slavernij en de honger moe". In de beloofde hervormingen van het regime hebben ze geen vertrouwen. Schandelijk Een uur lang staan deze mensen on danks hun honger en doorweekte kleren geduldig te wachten bij een barak waar een vadsige militair traag, bureaucra tisch en arrogant hun persoonsbewijzen aanneemt. Daarna worden ze overge bracht naar een nabije school. De op vang is teleurstellend, om niet te zeggen schandelijk. Een grote zaal met een piep klein kacheltje, waaromheen zich een groep al eerder gearriveerde Albanezen verdringt. Er is niemand om de nieuw aangekomen vluchtelingen enige hulp te bieden. Geen soep, zelfs geen kop thee om ze wat te laten bijkomen. De vluchtelingen ontdoen zich van de natte kleren en hangen wat tegen de muur of gaan op de grond zitten in af wachting van de militaire vrachtwagens die hen pas de volgende dag zullen ko men ophalen om ze naar het binnenland te brengen. Maar niet alleen aan de grens, ook in de meer permanente kam pen verderop in het binnenland is de toestand ellendig, hoewel het aanvanke lijk nog erger was, totdat er enkele ver beteringen werden aangebracht. Het excuus van de Griekse autoriteiten is dat ze niet voorbereid waren op een dergelijke golf van vluchtelingen: in een week een kleine zesduizend. Maar dat is een zwakke verontschuldiging. Iedereen in Griekenland wist dat de etnische Grieken (dat wil zeggen Albanezen van Griekse afkomst die Grieks spreken, grieks-orthodox zijn maar vooral Grieks voelen) zodra er kans toe was massaal zouden uitwijken naar het Griekse moe derland. De onvoldoende opvang van de Griekse Albanezen lijkt dan ook alleen maar te wijten aan het spreekwoordelij ke gebrek aan organisatietalent van de Grieken. De Griekse Albanezen, hoewel volgens ■1^ De opvang van de Albanese vluchtelingen in Griekenland is erbarmelijk. Hier geeft een priester een pakje kleding aan mensen die net zijn aangekomen. FOTO: AP Griekse opvattingen Grieken, zijn hier niet welkom. De economie van Grieken- land is niet bepaald florissant en het land kan moeilijk het grote aantal be rooide mensen, die bovendien voor het merendeel ongeschoold zijn, opnemen. De omstandigheden in de opvangkam pen blijven dus beneden de maat om de stroom vluchtelingen naar Griekenland niet aan te moedigen. Nu zijn het er nog maar zesduizend, afgezien van de vier duizend die al eerder legaal, met een paspoort, naar Griekenland ging^p en verkozen er te blijven. In Griekenland bestaat de angst dat er tienduizenden of misschien wel hon derdduizenden etnische Grieken zich een weg naar de vrijheid zullen banen, wat voor dit land een catastrofe zou be tekenen. De EG is met een half miljoen dollar de vluchtelingen bijgesprongen. Een druppel op een gloeiende plaat. Ook proberen de Griekse autoriteiten de vluchtelingen ervan te overtuigen dat het beter is als ze terugkeren naar de Al banese dorpen waar ze vandaan komen. De Grieken wijzen erop dat zij dan niet hun bezittingen en rechten in Albanië verliezen. Bovendien zou het jammer zijn dat Griekse Albanezen niet aan het proces van de democratisering in Alba nië meedoen. Dit alles klinkt nogal hypocriet. In de meeste gevallen hebben de mensen am per iets dat de moeite waard is om voor terug te keren. Zoals een van de vluchte lingen zegt: „Ik knoop me liever op aan 'de eerste de beste boom, dan dat ik naar die hel terugkeer. Als de Grieks politici zoveel vertrouwen hebben in de demo cratische toekomst van Albanië, laten zij daar dan maar een tijdje gaan wonen. Wij blijven wel hier". Wat Griekenland ook niet aanstaat is dat, als de Griekse minderheid van naar schatting vierhonderdduizend zielen uit Albanië verdwijnt, de Griekse diaspora nog meer slinkt. Zijn immers niet deze eeuw de belangrijke Griekse koloniën in Izmir en Istanbul verdwenen en zijn de Grieken uit de Sovjetunie ook niet bezig terug te keren naar Griekenland? Aan de andere kant zijn de Griekse politici - hoe raar het ook moge klinken - er niet zo enthousiast over dat Albanië in de nabije of verdere toekomst een demo cratische staat belooft te worden. Alba nië is het enige land in Europa met een moslimmeerderheid. Dit houdt in dat op de Balkan, grenzend aan Griekenland, een moslimstaat kan ontstaan, waarbij eventueel het Joegoslavische Kosovo, ook al met een islamitische Albanese be volking. zich zou kunnen aansluiten. Zo'n moslimstaat van vijf miljoen inwo ners zou het Griekenland en Joegoslavië, die toch al te kampen hebben met lastige moslimminderheden, bijzonder moeilijk kunnen maken. Zo'n land zou onder in vloed van het fundamentalisme kunnen komen. Er zijn al indicaties dat de Turk se en de Saudiarabische fundamentalis ten zich interesseren voor het nieuwe Al banië. Ze hebben al kredieten aangebo den. Ramiz Alia is geen aantrekkelijke figuur, maar met een mogelijke Albanese ayatollah komt men hier in de Balkan van de regen in de drup. Gastvrijheid zoek Ondertussen slenteren de Albanese vluchtelingen doelloos rond in de vluch telingenkampen. Griekenland is niet het land van melk en honing dat ze ver wacht hadden. Ook hebben ze geen au to's, appartementen en kleurentelevisies ontvangen, die ze, naar hun was verteld, zouden krijgen. Op het ogenblik bestaat hun bezit uit niets meer dan wat oude kleren, een pakje sigaretten en kauw gum. Er is zo langzamerhand in Noord-Grie kenland een sociaal probleem ontstaan. De vluchtelingen zijn vijftig jaar achter. Ze hebben'geen benul van moderne hy giëne. Ze weten niet eens wat een tan denborstel is en weten geen gebruik te maken van een modern toilet. Ze doen vaak hun behoefte zo maar ergens op de grond van de barakken waarin ze bivak keren. Ook is er geklaagd over de eerste diefstallen. Geen wonder overigens dat deze mensen zich vergrijpen aan goede ren die overal overvloedig zijn uitge stald, terwijl ze geen cent op zak hebben om iets te kopen. De traditionele Griekse gastvrijheid is in dit geval ook nergens te bekennen. In een cafeetje in een doip vroeg een Alba nese vluchtelinge mij voor haar een nummer te draaien van een familielid van een familielid van een familielid. Ze had zelf nog nooit een telefoon aange raakt. Eenmaal aan de lijn meldde de Albanese opgetogen dat ze eindelijk erin was geslaagd Griekenland te bereiken en vroeg of ze voorlopig bij deze familie onderdak kon krijgen. De vluchteling kreeg koel en kort 'nee' op haar rekest Met tranen in de ogen liet ze de hoorn zakken. Helaas behoort dit geval niet tot de uitzonderingen. AB COURANT TEL AVIV - De oude man op het bankje in het park heeft dit keer geen aandacht voor de vogeltjes, die hij anders elke dag met brood kruimels van thuis komt verwen nen. De middagkrant met schreeu wende oorlogskoppen ligt ongele zen naast hem. Knipperend tegen de nog warme winterzon zegt hij: „Ik ben 84 jaar. Ik heb de Duitse concentratiekampen overleefd en ook nog vijf oorlogen hier in Israël. En nu bedreigt Saddam Husayn ons met gas! Mij kan het niet meer schelen. Maar mijn kinderen, mijn kleinkinderen". Er is spanning in Tel Aviv. Er is een sfeer van ingehouden angst. Moeders ko pen in de supermarkten extra voedsel in. Vaders krijgen een oproep Voor het le ger. Het ergste wordt verwacht. Niet al leen de blauwe verduisteringslampen worden klaargelegd, ook grote stukken dik plastic, waarmee de ramen moeten worden dichtgeplakt, als de raketten - God bewaar ons! - richting Tel Aviv komen. Tochtstrips, waarmee de kieren van de ramen en deuren kunnen worden dichtgeplakt zijn al bijna uitverkocht en het mannetje in de winkel waarin ik zelf mijn inkopen doe. waarschuwtme: ..Denkt u eraan een natte dweil tegen de deurrand te leggen en vooral het sleutel gat met plakband dicht te plakken". Luguber, die voorbereidingen. Maar al maandenlang leven de Israëli's met Sad dam Husayns dreiging Tel Aviv met chemische raktetten te bestoken. Ook dat went. schijnt het. „Wat denk je", vertelt mijn buurman, „ik kan toch niet elke dag in de schuil kelder gaan zitten?". Als het gebeurt, zo is de stemming, dan zien we wel. En in tussen zitten de Israëli's op de terrasjes en gaan ze naar de bioscoop alsof er niets aan de hand is. „Weet je wat Sad dam Husayns probleem is?", lacht een zakenman. „Zijn raketten doen er niet meer dan een paar minuten over om Tel Aviv te bereiken. Maar daarna heb je vier uur nodig om te parkeren". Galgenhumor En een ander denkt leuk te zijn met de suggesties: „Gas bestellen? Niet nodig. We krijgen het straks voor niets". In de galgenhumor, die zich van de Is raëli's heeft meester gemaakt, worden cheques uitgeschreven voor de 16e en 17e januari, met de lachende veronder stelling dat ze dan toch niet meer kun nen worden geïnd. Voor dit weekeinde zijn ook vrolijke feestjes gepland. Vrien den nodigen mij uit met de mededeling: „Je komt toch ook? We gaan het einde van de wereld vieren". Velen zijn vertrokken. In alle stilte. „Een zakenreis", meldt een Israëli die op het vliegveld Ben Goerion wordt aan gesproken. Waarom vrouw en kinderen FOTO'S: Ai Annelien blijft laconiek. Haar dochter is in het leger. Haar zoon zal zeker worden opgeroepen, zegt ze. „Maar geen haar op mijn hoofd, die eraan denkt de benen te nemen". Vakantie Bij het schrijven van deze regels bereikt mij het telefonische verzoek van mijn familie toch maar een vakantie in Ne derland te overwegen. Ik heb geprobeerd ze gerust te stellen, maar ik denk niet dat het lukte. Want ook zij weten dat we allemaal de draagbare radio's hebben klaar staan (de elektriciteit kan uitvallen, is er gezegd) en ook flessen mineraalwa ter (want het water kan ondrinkbaar worden). En dat niet alleen in de slaap- kamerkast het gasmasker naast de stapel handdoeken staat, maar ook het gaspak dat ik op het laatste moment nog heb weten te bemachtigen. „Sje Jijiè, je kunl het maar beter hebben", zeggen ze hier. En wat Bush, Saddam Husayn of Shamir ook zullen besluiten, morgen schijm weer de zon. En de vrienden die dar feestje ter viering van het 'einde der w reld' hebben georganiseerd, hebben oi het bandje klaar liggen dat we met z'i allen uit volle borst willen meezingen het liedje van de vrede. Het Israëlische leger verkeert in de allerhoogste staat van paraatheid. Maar de bevolking leeft al maanden met een oorlogsdreiging, en ook dat schijnt te wennen. hem dan begeleiden? „Ach, het is toch wel goed om even weg te wezen", is zijn ontwijkende antwoord. Hij schaamt zich. Want weglopen in tijd van nood betekent in Israël zoveel als landverraad. Juist nu, zeggen de meesten, moet je loyaal zijn met het land. En terwijl dui zenden buitenlanders in de afgelopen da gen - vaak tegen elke prijs - een kaartje proberen te bemachtigen op de laatste vluchten van de buitenlandse lucht vaartmaatschappijen, melden de kranten trots dat groepen Amerikaanse joden voor en zelfs op de 15e januari zullen ar riveren om samen met de Israëli's te zijn. Saamhorigheid Samen in het gevaar geeft ook een ge voel van geestelijke kracht. Plotseling vergeten de mensen hun ruzies. Plotse ling is er wederzijdse hulp. En zelfs de taxichauffeur met wie ik de oorlogskan sen bespreek, roept me joviaal toe: „Maak je geen zorgen, schatje. Steun maar op ons leger". En dat is wat de Israëli's een paar keer per dag van hun leiders horen. „Er is geen enkele reden voor paniek", sprak donderdagavond premier Shamir zijn volk toe. „Het leger is paraat en heeft antwoorden op elk gevaar". Of alle ant woorden er zijn, zal in de komende da gen moeten blijken, maar het leger is in staat van zeer hoge paraatheid. Zeer veel Israëli's hebben in de afgelopen dagen het bevel gekregen naar hun basis te ko men en dit keer is er geen mogëlijkheid voor uitstel. Zonen hebben thuis af scheid genomen 'tot na de oorlog'. Zenuwachtig Zelfs Peretz, de plantenman, is nu ze nuwachtig. Anders de rust zelve.kan hij nu nauwelijks zijn gedachten houden bij de ficussen en de palmboompjes in zijn populaire kwekerij. „Sorry hoor, maar mijn assistent die de prijzen moet weten, is al door het leger opgeroepen", zegt hij. En even later, met zijn snoei schaartje op de snijtafel tikkend: „Dit wordt een oor log waarbij niet alleen ik aan het front, maar ook mijn vrouw en kinderen in Tel Aviv in gevaar zijn". Het gevaar is voor de Israëli's reëel. In de postkantoren kopen ze het door de regering gesubsidieerde boek 'Noodsitua ties' waarin precies staat hoe je je gas masker op moet zetten en zelfs hoe je uit een speciaal vast te draaien rietje moet drinken. Een nieuw boek 'Wat te doen in geval van een chemische aanval' wordt met grote advertenties in de kran ten aangeprezen. Van de week werd ik tegengehouden toen ik mijn auto wilde parkeren onder een groot warenhuis in het hartje van Tel Aviv. Ik moest mijn bagageruimte openmaken. Toen ik verbaasd vroeg waar dat voor nodig was, kreeg ik als uitleg: „Mevrouw, het is oorlog". En zo denkt kennelijk ook de Neder landse ambassade erover. De telefoniste had, toen ik er even kwam kijken, al tientallen malen het keurig op het briefje getikte advies aan in Israël verblijvende Nederlanders voorgelezen: „Als Uw aan wezigheid in Israël niet noodzakelijk is, raden wij U aan te vertrekken". Het moeten er velen geweest zijn, die dat ad vies ter harte namen. Op het laatste toe stel van de KLM deze week was geen plaatsje meer over. En de ambassadeur samen met de Nederlandse diplomaten maken zich dit weekeinde op te verhui zen naar de residentie van de ambassa deur in Herzlya, ongeveer 20 kilometer ten noorden van Tel Aviv. „We hadden eigenlijk niet Saddam Hu sayn in de kaart willen spelen", krijg ik op de ambassade te horen. „Maar onze eigen veiligheid gaat nu toch voor". De ambassade, gelegen vlak naast een zeer gevoelig militair doel in Tel Aviv zou tenslotte geraakt kunnen worden. Strategische deskundigen in Israël win den er inmiddels geen doekjes meer om. Niet alleen raketten kunnen de stad be reiken, ook laag vliegende Succhoi-24- bomrfienwerpers. En ook al zal de scha de waarschijnlijk niet vreselijk groot zijn, een bom op een flatgebouw kan tenslotte de nodige slachtoffers veroorza ken. Douches Vlak bij de ambassade, bij het Ichilov- ziekenhuis staan de douches klaar, waar slachtoffers van een chemische aanval moeten worden afgespoeld. En een ver pleegster die daar werkt, werd deze week plotseling heel nerveus toen zij en haar collega's de instructies hadden doorge nomen voor noodsituaties. „Het lijkt nu allemaal veel reëler", vertelt ze me. Zo reëel is het gevaar kennelijk, dat openbare parken zijn aangewezen als noodbegraafplaatsen en dat vrijwilligers al klaar staan om hulp te bieden bij de evacuatie van burgers uit getroffen stadsdelen. „We hebben een grote oefe ning gehouden", vertelt Annelien Kish. „Ik zal gaan helpen en niet bang thuis blijven. Laten de mensen in Nederland niet denken dat we allemaal zitten te trillen als een rietje, want zo is het echt niet. Vergeet niet dat we hier zo onge veer om de tien jaar oorlog hebben. We zijn het, zogezegd, gewend".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 38