na brugklas Vlonteur tweewielers: een beroep leren terwijl je verdient Krijtwit ZATERDAG 12 JANUARI 1991 PAGINA 9 Mijn eerste dag op de grote school - ik was ruim zes en een half jaar oud - is mij altijd bijgebleven. Helaas zag ik toen geen kans er direct lering uit te trekken. Met 45 meisjes en jongens zaten we angstig naar de meester te staren. Sommigen snikten zelfs, wilden weer naar huis. De meester keek ons triomfantelijk aan. Dit zeldzame moment van totale macht over een complete klas moest gekoesterd worden. De hele dag glom de man: hij alleen wist alles, kon alles en mocht alles. Wij wisten absoluut niets en wij wisten dat. Onze hersenen leken op sponzen die gulzig de stroom kennis opzogen die de meester over ons heen goot. Deze genoot als nooit tevoren en die eerste dag had hij even het gevoel dat hij een rimpelloos jaar tegemoet zou gaan. Maar nog voordat de eerste pauze was aangebroken werd die illusie wreed verstoord. De meester was juist bezig onze eerste grote A op het bord te krassen, toen hij een leerling ongevraagd de banken zag verlaten richting aeur. Snel greep hij het jochie beet en vroeg hem wat deze wel dacht dat-ie aan een doen was. ,,Als ik mot, dan mot ik", antwoordde deze en hij had daarmee direct alle lachers op zijn hand. En de meester werd wit, krijtwit. Deze nederlaag op wat de gemakkelijkste schooldag uit het leven van een op macht beluste onderwijzer heet te zijn, was het begin van het einde. Dat doffe besef knakte de man volkomen en na een plotselinge vrije middag kregen we een dag later al onze tweede meester. Ons volgende slachtoffer, zo was bijna de hele klas zich direct bewust van de nieuwe situatie. Ik had dat toen niet door en bleef tot en met de overgang naar de middelbare school een leergierig knaapje. Toen ik eindelijk de smaak van vervelend doen - en niet leren - te pakken had, liet ik die niet meer los. Rechte spoor Eenmaal - hoewel ook toen slechts tijdelijk - geraakte ik weer op het rechte spoor en meldde mij aan op de School voor Taal en Letterkunde om mij te bekwamen in de Engelse taal. Een MO- akte was handig, de gekozen taal was leuk, maar vond ik les geven wel zo ideaal? Die vraag stelde ik mezelf amper en helaas lichtte ook het krijtwitte gezicht van mijn eerste meester niet op als een waarschuwingslamp bij een afgraving. Met open ogen stapte ik af op de diepe kuil waarin reeds zovelen vóór mij aan bodemonderzoek hadden gedaan. Maar redding was op komst. Het liefste schepsel dat ooit via ouders op de wereld is gezet hield mijn aandacht dermate af van de lessen en de studieboeken, dat ik aan het eind van de rit net niet het minimale aantal punten bijeen had gesprokkeld om mij leraar te mogen noemen. Toen ook deze jongedame inzag dat ik niet meer dan een 5 1/2 waard was en daarom met een ruime voldoende trouwde, bood de lege situatie uitzicht op een nieuwe toekomst, weg van het onderwijs. Nu, enkele banen en schepsels later, overvalt mij toch vaker dan me lief is de gedachte: „Zou het toch niet leuk zijn geweest Engelse les te geven?" En af en toe luidt het antwoord daarop „yes", ook al is het onderwijsbeleid in Nederland slecht en zijn veel scholieren hondsbrutaal. Onderwijzer en leraar word je uit een soort roeping. Wie echt wil, moet les geven. Wie het niet redt - tijdens de studie of voor de klas - kan alleen zichzelf verwijten dat hij niet uit het goede hout is gesneden. Dit lesje leer ik alleen mezelf, want ik ben onbevoegd. HERMAN JANSEN AGAWA-SCHOLENGEMEENSCHAP JEEFT LBO EN MAVO ONDER ÉÉN DAK EN HAAG - De scholen voor •t lager beroepsonderwijs (lbo), nds kort het voorbereidend be- iepsonderwijs, kampen met een ;cht imago. Ouders prefereren de leoretische mavo boven de prak- jkgerichte scholen. En dat terwijl ;t bedrijfsleven moord en brand hreeuwt omdat het maar geen lequaat geschoold personeel kan ijgen. De Haagse christelijke holengemeenschap Kagawa edt, naast de mavo, een scala aan ogelijkheden voor lager beroeps- nderwijs. Na een tweejarige brug- ïriode kan een leerling kiezen: ich de theoretische vorming, of ;ver praktijkgericht? ^dere directeur zal natuurlijk zeggen dat jn leerlingen goed terechtkomen maar directeur van Kagawa, A. Riphagen, hijnt er het recht toe te hebben. De ;rlingen die na een tweejarige brugklas ^fcorstromen naar het lager en vervol- ns naar het middelbaar beroepsonder- js, doen het beter dan hun collega's rs van de mavo naar het mbo ,Ze hebben een betere voorberei- ng gehad op het praktijkgerichte mbo. 'a' twee jaar met hun neus in de boe- ai, willen die kinderen meer. Ze willen je :tie, ze willen iets concreets zien. Daar- Dor bieden we hun de mogelijkheden", ia een leerprogramma dat zoveel mo- ilijk is samengesteld op basis van de dividuele wensen van de leerling, ordt geprobeerd het maximale uit een leerling te halen. Een bijdrage daartoe vormt de intensieve persoonlijke bege leiding. In het rooster is daarvoor ruimte gemaakt door de lessen met vijf minuten in te korten, van 50 naar 45 minuten. Daarmee was Kagawa één van de eerste scholengemeenschappen waar de lessen 'maar' drie kwartier duren. V EILIG Voor de onderbouw, dus de klassen één en twee, betekende dat een uitbreiding van het aantal lesuren van 30 naar 33. Die drie extra lessen worden besteed aan mentoruren. Elke klas heeft een vaste mentor, die de leerlingen begeleidt vanaf het moment dat zij de school binnenko men tot het moment waarop zij de school verlaten. Zo groeit er een hechte band tussen leerling en mentor, die zijn pappenheimers uit en te na leert kennen. De mentor moet ook voor zowel kind als ouders altijd aanspreekbaar zijn. Op die manier wil de school een klimaat scheppen waarin een kind zich thuis voelt. Directeur Riphagen: „De leerlin gen moeten zich veilig voelen. Pas dan kunnen ze zich optimaal ontwikkelen. Kinderen die de capaciteiten hebben en daarnaast kunnen terugvallen op een re latief sterke thuissituatie, hebben niet zo veel problemen als het alleen maar draait om het overbrengen van theoreti sche kennis. Anderen hebben daar wel moeite mee en hebben wel een veilig kli maat nodig hebben om in te gedijen. Hopelijk vinden ze dat binnen onze school". Riphagen waarschuwt in dit verband 1RANCHE WIL AF VAN „DENIGRERENDE" TERM FIETSENMAKER 'OORSCHOTEN - „Op de fiets, p de fiets, ga je heerlijk en het öst bijna niets". Een lied van de 'jager Max van Praag uit de jaren 'r''g waarmee hij vandaag de dag altijd actueel zou zijn. Want eden ten dage wordt er weer bijna et zoveel gefietst als toen, al moet at 'bijna niets' wel met een korrel- zout worden genomen. hnX een goede fiets moet wel eerst ge- ocht en betaald worden. Daarna is het aak - wil je er ook plezier aan blijven lieven - hem ook vakkundig te laten iderhouden. De tweewielerbranche zit is goed. s gevolg van de toenemende populari- it van de fiets, groeit in de werkplaat- in van de tweewielerbedrijven intussen hoeveelheid werk. En dat opent per- jectieven voor jongeren die zich aange- okkken voelen tot het vak van 'mon- ur tweewielers'. Zoals Pascal Vergeer i Marco Lekkerkerk, die in Wassenaar erk hebben gevonden bij rijwiel- en omfietshandel Hagen. ïpijt Pascal was vooral bezig met zijn sport, laar om toch werk om handen te heb- n kwam hij destijds bij ons. Eerst nog oor halve dagen, wat zowel hem als ons Ded is bevallen. Inmiddels heeft hij zijn pleiding hier voltooid", zegt J.G. Ha- in niet zonder trots maar tegelijkertijd iet iets van spijt in zijn stem, want vol einde maand ziet hij Pascal vertrekken, kmdat hij onder de wapenen moet. ielukkig is in Marco Lekkerkerk ie- land gevonden, die nu ook meent zijn lekomst - met als leermeester zoon en Hagen - in de tweewielerbranche te ebben gevonden. Hij is een van de jon- iren die met het kiezen van dit vak de id duidelijk mee heeft. )e verkoopcijfers van nieuwe fietsen ijzen dat uit. Vijf jaar geleden waren et er nog 990.000. Een jaar later zakte et iets in, maar sindsdien is er geen ouden meer aan. In 1988 ging het al m 1.02.000 nieuwe fietsen en in 1989 aren het er zelfs 1.177.000. Een onmis- inbaar stijgende lijn. an de fiets zelf is eigenlijk niet veel eranderd in de loop der jaren. Hij ziet r in principe nog net zo uit als pakweg ijftig jaar geleden. Het verschil zit 'm leer in de veelheid aan soorten: gewone etsen, crossfietsen, high-tech-racefiet- ïn, sportfietsen, toerfietsen en noem ze lemaal maar op. Ook fietsen met hulp- lotor - destijds de voorlopers van de romfiets'en - komen steeds meer in. Veelzijdig Werken met fietsen is dus echt veelzij- ig", zegt de heer J. Dörr, consulent van NNOVAM, het Innovatie- en Onder- jjscentrum Motorvoertuigen- en twee- ïelerbranche, dat in Voorschoten is ge- estigd en dat alle touwtjes in handen eeft van de opleiding van 'monteur weewielers' in ons land. „Noem ze 'ooral geen 'fietsenmakers', want dat i'ordt beschouwd als iets denigrerends. daarmee jaag je heden ten dage de vak eden tegen je in het harnas. Het gaat m een 'monteur tweewielers', wiens fak veel meer omvat dan alleen maar iet repareren van een fiets. Éen fietsen maker is - als je het woord letterlijk Marco Lekkerkerk (rechts) wordt bij zijn opleiding lot 'monteur tweewielers' begeleid door leermeester B.P.J. Hagen van de firma Hagen in Wassenaar. FOTO: W1M VAN NOORT neemt - eigenlijk de fabrikant van de fiets". De tweewielerbranche is veel uitgebrei der dan de fiets alleen. De bromfiets hoort er immers ook bij. De laatste, tijd begint de verkoop zelfs weer licht te stij gen, alhoewel er zo'n twintig jaar gele den veel meer brommers in Nederland reden dan nu. Als de Nederlanders beter op het milieu willen gaan letten en toch niet zelf willen trappen, kunnen ze nog altijd het beste een brommer kopen, om dat die ten opzichte van de auto minder vervuilend en zuiniger is, redeneert de INNOVAM. De bromfietsverkoop zou dus nog wel eens flink kunnen stijgen. Tweewielers worden onderhouden en ge repareerd in meestal wat kleinere bedrij ven, waar drie tot vijf medewerkers be zig zijn. Vaak gezellige bedrijven waar persoonlijk contact met de klanten en collega's belangrijk is. Vakmanschap, deskundigheid en het leuk vinden om met veel verschillende mensen om te gaan zijn zaken bij die bij het tweewie- lerberijf horen. Hoewel de fiets in feite altijd dezelfde is gebleven, is hij de laatste jaren toch wel wat gecompliceerder geworden. Dat geldt ook voor de bromfiets. Een fiets- versnelling en een bromfietsontsteking zijn nu eenmaal geen dingen die je in een handomdraai repareert. De grotere verscheidenheid aan fiets- en bromfiets- modellen en -uitvoeringen maakt het noodzakelijk de opleiding niet te beper ken tot het repareren van de eenvoudige fiets of bromfiets. Vaak is de monteur pok degene die nog hele andere talenten in huis heeft en zich bijvoorbeeld ont popt als een uitstekende verkoper in het winkelgedeelte of als iemand die net zo thuis is in het magazijn als in zijn broek zak. Schoolgeld Voor de opleiding tot tweewielermon- teur moet uiteraard schoolgeld worden betaald. Dat bedrag wordt vastgesteld door de overheid en de hoogte is afhan kelijk van de leeftijd. De leerling moet rekening houden met kosten voor stu dieboeken en het reizen. Theoretisch kan hij worden opgeleid op streekscho len voor beroepsbegeleidend onderwijs, door het hele land verspreid. Soms kan dat ook aan technische scholen. Belang rijk is in elk geval, dat hij (of zij) in een bedrijf gaat werken waar het praktijkdeel van de opleiding geheel kan worden af gewerkt. „Hoe meer de opleiding op de praktijk is gericht, hoe sneller je het vak leert. Met opleidingen volgens het leerlingwezen zit je midden in die praktijk en al lerend krijg je het vak zo onder de knie", aldus INNOVAM, dat belangstellende jonge ren altijd adviseert ermee te beginnen, zodra ze zelf een geschikte baan hebben gevonden bij een goed fiets- of brom- fietsbedrijf waar het nodige kan worden Opleiding Daarbij komen dan een arbeidsovereen komst, de opleiding en de leerovereen komst aan de orde. Als vooropleiding kan dienen een diploma lbo motorvoer tuigentechniek, elektrotechniek of me chanische techniek. Ook mavo, leao, lmo of Ihno kan, mits daarbij examen is gedaan in de vakken natuurkunde en wiskunde. Andere ervaring kan ook tot aanbeveling strekken, maar dan moet er wel een verklaring bij van gelijkwaardig heid. De opleiding duurt twee jaar. Vier dagen per week wordt er gewerkt, een dag wordt op school doorgebracht voor de broodnodige theorie. Uiteindelijk wordt onder toezicht van INNOVAM een exa men afgelegd, dat kan leiden tot het offi ciële vakdiploma. Men is dan niet alleen thuis in vaktechnische vaardigheden, maar kan ook werken met de computer en weet het nodige af van elektriciteits- en milieuleer. Het gaat overigens niet om een vak dat uitsluitend voor jongens interessant is. „Indertijd heb ik ook een meisje als monteur in dienst gehad. De mensen ke ken er wel even van op, maar het ging prima. Ze is later weggegaan omdat ze trouwde", vertelt Hagen, die overigens vindt dat de opleiding van monteurs door INNOVAM goed is geregeld. Wie overweegt de opleiding voor twee- wielermonteurte gaan volgen, moet maar bedenken dat men al lerende nog betaald wordt ook. AAD VAN HOLSTEIN INNOVAM, Rouboslaan 30, 2252 TR Voorschoten, gratis informatielijn: 06- 022 65 56. Directeur A. Riphagen te midden van enkele leerlin gen. FOTO: STEP HEN EVENHUIS ook voor de kwalijke gevolgen die de vorming van grote scholengemeenschap pen op de individuele leerlingen heeft. Meisjesklas „Op een aantal punten is schaalvergro ting funest. In grotere gehelen is per soonlijke aandacht moeilijk te verwezen lijken. Leerlingen die begeleiding nodig hebben, dreigen dan al vlug te verdrin ken". Voor hem betekent de sterke na druk op persoonlijke aandacht de invul ling van de christelijke identiteit. „Leer lingen in hun waarde laten, hun keuzes respecteren, hen niet een bepaalde kant willen opdringen, dat heeft voor mij al les te maken met de christelijkheid van Kagawa". Om allochtone meisjes te behouden voor het Nederlands onderwijs heeft de school sinds het begin van dit cursusjaar voor hen een speciale klas ingericht. Daarmee richt Kagawa zich op meisjes die in het land van herkomst al onder wijs hebben gevolgd maar 'moeilijk aan sluiting vinden bij ons onderwijssys teem. „Zij missen bijvoorbeeld de basis kennis van het Nederlands. Maar daar naast moeten ze thuis al vechten om naar school te mogen gaan. Islamitische ouders beschouwen meisjes vanaf twaalf jaar als volwassen en dus moeten zij ver van de mannen worden gehouden. En in het Nederlandse onderwijs krijgen jon gens en meisjes nog steeds zoveel moge lijk gezamenlijk les. Hoewel we nog steeds enigszins naar vorm en inhoud zoeken, heeft het nu al zijn effectiviteit bewezen. Ouders maken op gemengde scholen bijvoorbeeld altijd bezwaar te gen gymlessen. Bij deze klas gebeurt dat niet, ook al krijgen de meisjes, het zijn er nu twaalf, drie uur gymnastiek in de week". Het is de bedoeling dat de leerlingen die de 'meisjesklas' doorlopen, instromen in de bovenbouw van het lhno. „Allochto ne meisjes komen nog steeds meestal op de huishoudschool terecht, waar ze vaar dig met naald en draad leren omgaan. Daar wordt in hun cultuur veel waarde aan gehecht. Je ziet de cultuurpatronen door de opleidingen heen gevlochten. Allochtonen zijn bijvoorbeeld zelden op een opleiding consumptieve technieken te vinden: zij gaan op een heel andere manier met eten om dan wij". De school zit hu nog gedeeltelijk in de verbouwing. Alle lessen worden name lijk geconcentreerd in de gebouwen aan de Beresteinlaan. De plannen voor een nieuwe kantine, een verbindingsgang tussen de gebouwen aan de Berestein laan en de Melis Stokelaan en nieuwe lo kalen voor onder meer schilderen wor den in de loop van dit jaar uitgevoerd. MONIQUE ROSO CeidócSouAatit'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1991 | | pagina 33