Wijzigingen uitkeringen en minimumloon per 1 januari 1991 '5 i Sociale verzekeringen IOAW, IOAZ en bijstandsuitkeringen t e te BINNENLANDCcidócSoivtatlt VRIJDAG 28 DECEMBER 1990 PAGINAL Wettelijk minimumloon TOAW TO A 7 en I' Wettelijk minimumloon DEN HAAG De brutobedragen van het wettelijk minimum loon en het minimumjeugdloon worden per 1 januari 1991 met 1,27 procent verhoogd. Dit is het resultaat van de aanpassing van het minimumloon aan de ontwikkeling van de cao-lonen volgens de geldende wettelijke regels. Voor een werknemer van 23 jaar of ouder wordt het bruto minimumloon per 1 januari 1991: per maand: 2.067,00 per week 477,00 per dag 95,40 De bruto minimumjeugdlonen bedragen per 1 januari 1991: leeftijd percentage van het per maand per week minimumloon van 23-j. en ouder 15 72,5 61,5 52,5 45,5 39,5 34,5 30 1 757,00 1.498,60 1.271,20 1.085,20 940,50 816,50 713,10 620,10 405,50 345,80 293,40 250,40 217,00 188,40 164,60 143,10 De werkgever is niet wettelijk verplicht aan partieel leerplichtige jongeren het minimumloon te betalen voor de dagen waarop de leerplicht geldt. Zo is bijvoorbeeld per 1 januari 1991 het bruto mini mumjeugdloon voor een 16-jarige bij twee dagen partiele leerplicht en een werkweek van drie dagen 427,86 gulden per maand en 98,76 gulden per week. Door de bruto verhoging vallen de netto mini mumloon- en minimumjeugdloonbedragen hoger uit. De netto be dragen zijn, anders dan de bruto bedragen, echter niet wettelijk be paald. Ze kunnen per bedrijfstak of bedrijf verschillen. Dit komt door verschillen in de inhoudingen op het loon, ondermeer in ver band met de premieheffing voor de sociale zekerheid. Er is alleen rekening gehouden met die inhoudingen die voor alle werknemers gelden. Pensioenpremies en vut-premies zijn dus buiten beschou wing gelaten. De onderstaande netto bedragen geven daarom alleen een globale aanduiding. De netto minimumloonbedragen voor werknemers van 23 jaar en ouder zijn afgerond globaal als volgt: Belastinggroep per maand per week 1 1.348,00 311,00 1.515,00 349,00 3 1 654,00 381,00 4 1.626,00 375,00 5 1.674,00 386,00 6 1.540,00 355,00 Voor alleenstaande werknemers var 22 jaar en jonger, ingedeeld in tariefgroep 2, bedraagt het netto minimumloon globaal: Leeftijd per maand per week 22 1.311,00 303,00 21 1 139,00 263,00 20 986,00 228,00 19 862,00 199,00 18 766,00 177,00 17 683,00 158,00 16 615,00 142,00 15 553,00 128,00 Op bovenstaande netto bedragen is de nominale premie voor de Ziekenfondswet (dat is het deel van de premiebijdrage dat als een vast bedrag moet worden betaald) nog niet in mindering ge bracht. Deze premie wordt niet door de werkgever op het loon ingehouden, maar moet door de werknemer zelf aan het zieken fonds worden bestaald. DEN HAAG Per 1 januari 1991 worden de uitkerin gen op grond van een aantal sociale-verzekeringswet- ten verhoogd. Dit is een gevolg van de halfjaarlijkse aanpassing van het wettelijk minimumloon aan de loonontwikkeling en de wijzigingen in de sociale premies. Tevens is rekening gehouden met de effecten van de wet die de koopkrachtverbetering voor bejaar den met een aanvullend pensioen regelt. De AOW-uit- kering voor gehuwden met een toeslag stijgt met onge veer 1,75 procent ten opzichte van eind 1990. AOW Het AOW-pensioen voor gehuwden is netto gelijk aan 50 pro cent van het netto minimumloon als beide partners 65 jaar of ouder zijn. Het netto pensioen van een gehuwde met een partner jonger dan 65 jaar en van een ongehuwde is gelijk aan 70 pro cent van het netto minimumloon. Éénoudergezinnen ontvangen een pensioen dat netto gelijk is aan 90 procent van het netto mi nimumloon. Het gaat hier om ongehuwde bejaarden met een kind dat jonger is dan 18 jaar voor wie zij kinderbijslag ontvan gen. De gehuwde gepensioneerde met een partner jonger dan 65 jaar kan een toeslag op het ouderdomspensioen ontvangen, die af hankelijk is van het inkomen van die jongere partner. Van dit inkomen wordt eerst een deel buiten beschouwing gelaten. Deze vrijlating bedraagt 15 procent van het bruto minimumloon met inbegrip van de overhevelingstoeslag (344,22 gulden) en een der de deel van het meerdere aan bruto inkomsten. Wat daarna overblijft wordt in mindering gebracht op de toeslag. Bij een bruto inkomen van de jongere partner van meer dan 1.138,20 gulden (met inbegrip van de overhevelingstoeslag) per maand bestaat geen recht meer op een toeslag. AOW (vóór-Oortse bedragen) bruto bruto vak. p. mnd. uitk. p. mnd. Gehuwden, partner 65 848,62 57,56 Gehuwden met toeslag 1.697,24 115,11 Gehuwden zonder toeslag en ongehuwden 1.174,99 80,59 Ongehuwden m. kind tot 18 jr. 1.526,68 103,59 Maximale toeslag 522,25 AWW (vóór-Oortse bedragen) bruto bruto vak. p. mnd. uitk. p. mnd. Weduwen m. kind tot 18 jr. 1.704,58 115,71 Weduwen z. kind tot 18 jr. 1 179,80 81,00 Wezen tot 10 jr. 377,54 25,92 Wezen van 10 tot 16 jr. 566,30 38,88 Wezen van 16 tot 27 jr. 755,07 51,84 Kinderbijslag De prijzen zijn in de periode van april 1990 tot oktober 1990 ge middeld met 1,94 procent gestegen. Als gevolg daarvan zullen de kinderbijslagbedragen per 1 januari 1991 met eenzelfde percen tage worden verhoogd. Deze bedragen worden overigens voor het eerst uitgekeerd na afloop van het eerste kwartaal van 1991. Kinderbijslagbedragen naar leeftijd per kind bij verschillende gezinsgrootten met ingang van 1 januari 1991 (in guldens, per kind. per kwartaal): 0 t/m 5 jr. 6 t/m 11 12 t/m 17 jr. en 18 t/m 24 jr. loosheid beneden het relevante sociale minimum dalen, zijn be palingen van kracht die voorzien in een verhoging van de uitke ring tot dit minimum. Dit zijn de zogeheten kopjes op de uitke ring. Voor 1991 is de tijdelijke alleenstaandentoeslag verlengd zij het dat de toeslag op een lager niveau (845,00 gulden in 1991) is vast gesteld dan in 1990. Ten.einde te voorkomen dat een nieuwe groep van 27-jarigen in 1991 voor het eerst recht op de toeslag krijgt, is de leeftijdsgrens voor het recht op toeslag met één jaar verhoogd naar 28 jaar Dit heeft tot gevolg dat voor de bereke ning van de verhoogde uitkeringsbedragen thans wordt gere kend met de categorieën 21 jaar, 22 jaar, 23 tot en met 27 jaar en 28 jaar en ouder. Deze kopjesbedragen zijn per 1 januari 1991 als volgt vastgesteld: Alleenstaanden:AAW/WAO WW WWV AOW bruto per mnd. bruto vak. uitk. p. mnd. Gehuwden, partner 65+ 938,11 57,82 Gehuwden met toeslag 1.876,22 115,63 Gehuwden zonder toeslag en ongehuwden 1.346,90 80,94 Ongehuwden met kind tot 18 jaar 1.687,32 104,07 Maximale toeslag 529,32 De vakantie-uitkeringen zijn, evenals de maandbedragen van de AOW, per 1 januari 1991 Gezinnen met: 70 procent 100 procent 130 procent 1 kind 251,94 359,91 467,88 2 kinderen 309,13 441,62 574,11 3 kinderen 325,70 465,28 604,86 4 kinderen 352,77 503,95 655,14 5 kinderen 369,00 527,14 685,28 6 kinderen 387,25 553,22 719,19 7 kinderen 400,31 571,87 743,43 8 kinderen 416,16 594,51 772,86 AWW Het pensioen voor een weduwe met een kind jonger dan 18 jaar is netto gelijk aan het minimumloon. Voor een weduwe zonder kind jonger dan 18 jaar, is het pensioen of uitkering netto gelijk aan 70 procent van het minimumloon. Weduwnaars kunnen on der dezelfde voorwaarden als weduwen aanspraak maken op een AWW-pensioen. AWW bruto per mnd. bruto vak. uitk. p. mnd. Weduwen m kind tot 18 jr.2.315,35 146,14 Weduwen z. kind tot 18 jr. 1.631,09 102,30 Wezen tot 10 jr 521,95 32,74 Wezen van 10 tot 16 jr. 782,92 49,10 Wezen van 16 tot 27 jr. 1.043,90 65,47 De vakantie-uitkeringen zijn, evenals de maandbedragen van de AWW, per 1 januari 1991 aangepast. AOW en AWW: bijzondere bepalingen Naast deze pensioenbedragen worden tevens zogeheten fictieve pensioenbedragen vastgesteld die zouden hebben gegolden als de voorstellen' van de Commissie-Oort niet zouden zijn ingevoerd. De reële pensioenbedragen worden daartoe verminderd met een fictieve overhevelingstoeslag. Voor het jaar 1991 is in deze fictie ve overhevelingstoeslag tevens opgenomen het bedrag waarmee het bruto AOW-pensioen extra is verhoogd als gevolg de tijdelij ke koopkrachtmaatregel voor bejaarden met een aanvullend pensioen 1991. De zogenaamde „vóór-Oortse AOW/AWW-be- dragen" zijn in tweeërlei opzicht van belang. In de eerste plaats kunnen deze bedragen worden gehanteerd bij de berekening van de pensioenaanspraken. Hiermee wordt voorkomen dat de verhoging van de AOW/AWW-uitkering op grond van de Oort- maatregeln zou leiden tot een kleiner aanvullend pensioen. In de tweede plaats kunnen deze „vóór-Oortse bedragen" worden gebruikt bij de vaststelling van het franchisebedrag, waarover geen premies voor de aanvullende pensioenen worden geheven. Het gezinskinderbijslagbedrag wordt voor een gezin met één kind verhoogd met een opslag van 18,44 gulden per kwartaal. Voor een gezin met twee of meer kinderen bedraagt de opslag 36,88 gulden per kwartaal. In verband met de Wet op de Studiefinanciering is het recht op kinderbijslag voor kinderen van 18 tot 25 jaar afgeschaft. Ech ter: heeft een kind van 18 tot 25 jaar geen recht op studiefinan ciering, dan kan toch nog recht op kinderbijslag bestaan. Grondslagen AAW De algemene grondslag van de AAW wordt per 1 januari 1991 verhoogd. Ook de grondslagen voor de AAW-gerechtigden be neden de 23 jaar, die worden afgeleid van de minimumjeugdlo nen, worden op die datum verhoogd. Deze grondslagen zijn per 1 januari 1991: vanaf 23 jaar 95,40 22 jaar 81,10 21 jaar 69,16 20 jaar 58,68 19 jaar 50,08 18 jaar 43,40 De individuele grohdslagen in de AAW worden per 1 januari 1991 eveneens verhoogd, en wel met 1,27 procent. Daglonen De daglonen waarnaar de uitkeringen op grond van de WAO, de WW en de WWV worden berekend, worden per 1 januari 1991 verhoogd met 1,26 procent. Minimum- en maximumdaglonen In een aantal gevallen worden op grond van de overgangswet geving in het kader van de stelselherziening sociale zekerheid de uitkeringen op grond van de Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV) nog berekend naar het minimumdagloon. Het minimumdagloon bedraagt per 1 januari 1991 163,40 gulden. Het maximumdagloon voor de berekening van de WW-, WWV-, WAO-, en de Ziektewetuitkeringen wordt per 1 januari 1991 vastgesteld op 274,01 gulden. Kopjes op de uitkeringen Teneinde te voorkomen dat de loondervingsuitkeringen op mi nimumniveau van alleenstaanden van 21 jaar of ouder bij werk- vanaf 28 jaar 67,47 67,80 73,24 van 23 tot 28 jaar 69,18 69,45 74,95 van 22 jaar 58,05 58,28 62,97 van 21 jaar 49,14 49,36 53,28 excl. vakantietoeslag Vereveningsbijdrage premieheffing De vereveningsbijdrage op WWV-uitkeringen bedraagt 2,40 pro cent. namelijk 1,15 procent Ziektewetpremie, 0,65 procent wachtgeldpremie en 0.60 procent werkloosheidspremie. Voor de AAW-uitkeringen bestaat de vereveningsbijdrage eveneens uit 2,40 procent, alsmede uit 11,12 procent WAO-premie met een premievrije voet van 95,00 gulden per dag. Over Ziektewet-, WW- en WAO-uitkeringen worden premies werknemersverze keringen geheven. Daarbij wordt voor de heffing van de wacht geldpremie en Ziektewetpremie uitgegaan van een gemiddeld percentage. Dat gemiddelde bedraagt voor de wachtgeldpremie 0,65 procent voor zowel de uitkeringsgerechtigde als voor de be drijfsvereniging. De gemidelde Ziektewetpremie bedraagt 1,15 procent voor de uitkeringsgerechtigde en 6,3 procent voor de be drijfsvereniging. Deze gemiddelden gelden niet wanneer de uit kering via de werkgever aan de uitkeringsgerechtigde wordt bteaald. In dat geval gelden de percentages van de betreffende bedrijfstak. AWBZ De regeling voor de eigen bijdrage verandert per 1 januari 1991 niet. Het minimum ter vrije besteding blijvende bedrag (het zo genoemde zakgeld) verandert evenmin. Dit is voor ongehuwden 3.899,52 gulden en voor gehuwden 6.506,152 gulden. Per 1 juli 1991 zullen deze bedragen worden gewijzigd. Premiepercentages werkg. werkn. totaal max.ink. AOW 1) AWW 1) AAW 1) AWBZ 1) WAO 2) Wachtgeldverz. 3) 0,44 Werkloosheidsverz. 4)1,00 ZW 5) 6,20 ZFW 4) 6) 4,95 Vorstverlet 3) 0,25 VUT 3) 1.03 14,05 14,05 42.966 p.j. 1,10 1,10 idem 1,80 1,80 idem 5,80 5,80 idem 12,00 12,00 274,00 p.d. 0,44 0,88 idem 0,60 1,60 idem 1,20 7,40 idem 2,85 7,80 171,00 p.d. 0,25 0,37 1,40 De overhevelingstoeslag die door werkgevers bovenop het bru toloon wordt betaald - ter compensatie van de AAW- en AWBZ- -premie die voor rekening van de werknemer komt - bedraagt 11 procent van het loon waarover premie wordt geheven. De toe slag wordt berekend over maximaal 68.700 gulden. 1). Voor de volksverzekeringen geldt een premievrije voet van 4.660 gulden per jaar. 2). De franchise of premievrije voet bedraagt 95,00 gulden per dag. 3). Geraamd gemiddelde voor bedrijven: deze premies worden vastgesteld door de besturen van de bedrijfsverenigingen. 4). Over de verdeling van de premie moet de Raad van State nog adviseren. 5). Gemiddelde premie. 6). Voor de AOW-uitkeringsgerechtiden die verzekerd zijn vol gens de verplichte ziekenfondsverzekering geldt een premie van 1,90 procent over de AO W-uitkering. Over het meerdere dient een premie te worden betaald van 7,25 procent. Loon grens 52.300 gulden. Per maand en per volwassene is boven dien een nominale premie van 18,80 gulden verschuldigd; voor meeverzekerde kinderen is de premie 9,40 gulden per kind per maand. Er is voor maximaal twee kinderen premie verschuldigd. DEN HAAG Met ingang van 1 januari 1991 worden der' standsuitkeringen en de bedragen voor de berekening vanf, IOAW- en IOAZ-uitkeringen verhoogd. Dit is een gevolg van. verhoging van het minimumloon, waaraan de bijstandsnorm en de grondslagen IOAW en IOAZ zijn gekoppeld. De bijstarj?, uitkering voor echtparen zonder en met kinderen stijgt per L nuari 1991 met ongeveer 1,75 procent. ioaw/ioaz De IOAW is bestemd voor oudere langdurig werklozen die jaar of ouder waren op het moment dat zij werkloos werdeijïl voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen, ongeacht leeftijd. De IOAW- geldt, nadat de uitkeringsperiode voor nieuwe werkloosheidswet inclusief de vervolguitkering is i streken. Voor de IOAZ komen mensen van 55 jaar of oudeiC] gedeeltelijk arbeidsongeschikte (ongeacht hun leeftijd) ex-z standigen in aanmerking die noodgedwongen hun bedrijf beroep moesten beëindigen. De bruto grondslag bedraagt voor: per maand vak.uitk. p.m. |ft Gehuwde en ongehuwde partners 2.244,80 Eenoudergezinnen 2.041,31 Alleenstaanden van af 27 jaar, die zijn ingedeeld in tarief groep 6 1.630,04 130,40 Op deze bedragen worden inkomsten uit of in verband met arljol. van de werkloze of zelfstandige en zijn of haar partner in min ring gebracht. In tegenstelling tot de Bijstandswet wordt geen r< ning gehouden met andere inkomsten en met vermogen. Als gez inkomsten worden afgetrokken, zijn de netto uitkeringen gelijk C 100 procent van het netto minimumloon voor gehuwde en oir c huwde partners, 90 procent van het netto minimumloon voor oudergezinnen en 70 procent van het netto minimumloon voorLve leenstaanden vanaf 23 jaar. jj BIJSTAND (netto bedragen) Voor echtparen zonder en met kinderen is het normbedn0p per weekper maand Hieronder vallen ook twee ongehuwden die een gezamenlijk/'^6 huishouding voeren. Dus ook mensen van hetzelfde geslacht. Sai°P menwonende familieleden in de eerste of tweede graad zijn hieri'e van uitgesloten. 09. R( Voor eenoudergezinnen is het normbedrag: |er per weekper maand O 1 340,62 1.476,04 Bij gezinnen die met anderen een woning bewonen, vindt ee^0g vaste aftrek plaats van 173,40 gulden per maand. Het vakantiej,na geld bedraagt bij echtparen 93,90 gulden per maand en bij eenou'^G dergezinnen 84,51 gulden per maand. eej Voor thuisinwonende werkloze kinderen zijn de norm dragen: 1 fr ner week maand bij 20 jaar bij 19 jaar bij 18 jaar 108,69 87,56 86,91 per week 470,97 379,42 376,59 per maand 1.148,03 224,85 974,33 195,66 847,88 185,07 801,99 Voor alleenstaande woningdelers zijn de normbedragen: per week per maand bij 22 jaar bij 21 jaar bij 18-19-20 jaar bij 23 jaar en oude: bij 22 jaar bij 18 t/m 21 jaar 224,91 190,45 185,07 974,63 825,30 801,99 Het vakantiegeld voor alleenstaanden en thuiswonende kindi bedraagt per maand: r" bij 23 jaar en ouder 65,73 fser bij 22 jaar 68,87 bij 21 jaar 58,88 £rl< bij 20 jaar 50,02 unt bij 19 jaar 43,63 B bij 18 jaar 37,29 £ev, Het vakantiegeld wordt eens per jaar, in juni, uitbetaald. zijn ilijl Woonkosten dud Huurders met een huur tussen 277,08 en 775,00 gulden per majpe] hebben meestal recht op huursubsidie. Bijstandspntvangers meUan eigen huis waarvan de woonkosten tussen 277,08 en 775,00 gulrpo per maand liggen, kunnen een toeslag krijgen die gelijk is aanj huursubsidie. Lja Bij woonkosten boven 775,00 gulden per maand kan hooguit tijdtf^j een toeslag worden gegeven. (ljS( Verdiensten uit (deeltijd-)arbeid Jj, Van het geld dat een bijstandsontvanger verdient, wordt 25 prod niet van de uitkering afgetrokken. Voor eenoudergezinnen gd TT dat de eerste 82,00 gulden van wat de ouder per maand verdi niet wordt afgetrokken. thr Inwonende kinderen, onderverhuur en kostgangers j Op de uitkering van ouders met inwonende kinderen met eigenpi komsten wordt - ongeacht het aantal kinderen - een bedrag r 40,02 gulden per week of 173,40 gulden per maand in mindering bracht. Dit blijft achterwege als er uitsluitend kinderen zijn die gr diefinanciering hebben of (beneden 21 jaar) een inkomen dat oi) veer zo hoog is als de RWW-uitkering voor een thuisinwonei Dezelfde aftrek geldt voor bijstandsgerechtigden met één onij huurder. Voor mensen met één kostganger geldt een aftrek L 60,72 gulden per week of 263,11 gulden per maand. Heeft men nple dan één onderhuurder of kostganger, dan stelt de gemeente perjpn val vast welk gedeelte van het kostgeld of de bruto onderhkei wordt aangemerkt als netto inkomen dat op de uitkering in miii ring wordt gebracht. Van inkomsten uit arbeid mag niet meer worden gehouPaë dan: s 246,01 gulden per maand voor het hoofd van een eenoudergeziifcve voor een echtpaar met of zonder kinderen; |rgj 172,20 gulden per maand voor een alleenstaande van 23 jaar off der; L0n 70,65 gulden per maand voor een thuiswonende van 20 jaar. pa J— oijdu Voor alleenstaanden beneden de 23 jaar en thuisinwonënden de 20 jaar gelden andere bedragen. Eigen vermogen Jarli Niet al het spaargeld behoeft te worden aangesproken, voordat voor bijstand in aanmerking komt. Het vrij te laten vermogen Tn 16.700 gulden voor gezinnen; Hp 8.350 gulden voor alleenstaanden. Voor mensen jonger dan 65 jaar die een bijstandsuitkering ont\ gen en een eigen huis bewonen, geldt een extra vrijlating. Bij wordt van het vermogen in het huis namelijk nog eens 15.000 den volledig vrijgelaten en van het meerdere de helft. De totale mogensvrijlating is begrensd tot 76.500 gulden voor gezinnen 68 150 gulden voor alleenstaanden Ziekenfonds-/Ziektekostenpremie Wie verplicht verzekerd is bij een ziekenfonds moet van zijn/B80 uitkering de zogeheten nominale premie aan het ziekenfonds b^r len. 1 Wie niet verplicht verzekerd is, ontvangt bij het normbedrag vergoeding voor de betaling van een particuliere ziektekostenvegidi kering, die dezelfde risico's dekt als de verplichte ziekenfondsvean kering. De vergoeding wordt verminderd met een bedrag dat aa verplicht verzekerde in dezelfde omstandigheden als nominale ;edi mie aan het ziekenfonds moet betalen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 6