„Volksverhuizing dreigt als we
Oost-Europa in de steek laten"
CDA-VOORZITTER VAN VELZEN WAARSCHUWT:
Hulp opvoeren
Argwaan
Eigen parochie
Uitgangspunten
'CG/idóetEkxnant
Vandaag wordt de
grote VARA-actie
voor de
Sovjetunie
gehouden. Mede
door alle
gekrakeel over het
wel of niet
bestaan van
hongersnood
onder de Russen,
raken sommige
zaken sterk
onderbelicht,
vindt cda-
voorzitter Wim
van Velzen. Als
eerste man van
een
internationale,
christen
democratische
werkgroep doet
hij een klemmend
beroep op een
ieder om zich te
realiseren wat er
werkelijk op het
spel staat: de
toekomst van heel
Europa. Als de
Oosteuropeanen
niet spoedig forse
hulp krijgen, is de
ellende niet te
Vorig jaar stond
West-Europa te
juichen toen
duizenden
Oostduitsers, al dan
niet in hun
vervuilende
Trabantjes, de wijk
namen naar het
Westen. Inmiddels
zijn de perspectieven
danig veranderd en
wordt, als er niet
gebeurt, zelfs rekening
gehouden met een
ware 'volksverhuizing'.
FOTO: A DN
DEN HAAG - „Volksverhuizin
gen, zoals in het begin van onze
jaartelling. Ja, daar praten we echt
over. Als er zo'n vijf, zes, zeven
miljoen mensen naar het Westen
gaan verhuizen, kun je dat toch
moeilijk anders noemen. Er zijn
zestig miljoen Polen en daarachter
nog eens zestig miljoen Oekraïners.
Als die honger krijgen, wie zal hen
er dan van weerhouden te gaan lo
pen?"
CDA-voorzitter Wim van Velzen
spreekt deze woorden met veel overtui
ging uit. Als voorzitter van een speciale
werkgroep van de EVP (Europese chris
ten-democraten) voor Oost-Europa
meent hij te weten waarover hij spreekt.
Hij ziet er zelfs niet tegenop Ruud Lub
bers te weerspreken. De premier zei vo
rige week op zijn vrijdagse persconferen
tie dat er géén reden is om te veronder
stellen dat de Oosteuropeanen binnen
kort massaal onze grenzen zullen over
Van Velzen: „Ik zeg niet dat al die men
sen in Den Haag terecht zullen komen.
Maar dat ze eventueel gaan lopen, is
voor mij een zekerheid, bijvoorbeeld als
we niet structureel iets aan de voedselte
korten gaan doen. Komen ze dan ook
hier? Welnu, Nederland is een aantrek
kelijk land vanwege het sociale zeker
heidsstelsel en de gemakkelijke toegan
kelijkheid. We mogen dus niet uitsluiten
dat ons land ook een deel van die mil
joenen meekrijgt. Dat kün je ook niet
uitsluiten. Als ze niet legaal kunnen ko
men. komen ze wel illegaal. We hebben
nu al asielzoekers uit Roemenië en Po
len. Die vangen we op in centra. En wat
doen we daarna? Sturen we ze allemaal
gewoon weer terug? Ik moet het nog
zien".
De Westeuropeanen zouden zich vol
gens Van Velzen veel meer moeten af
vragen hoe zij de Oosteuropeanen in
staat kunnen stellen te blijven waar ze
nu wonen. Met andere woorden: de hulp
aan de oosterburen moet fiks worden
opgevoerd. Veel Nederlanders zijn het
eens met die stelling, maar helaas alleen
met de mond. De CDA-voorzitter verge
lijkt de situatie in ons land met die in de
recente Duitse verkiezingscampagne.
„Kanselier Kohl wees op z'n eigen land
vlak na de Tweede Wereldoorlog. De
Duitsers waren de vijanden, de aanrich-
ters van veel leed, maar toch kregen zij
Marshall-hulp van de Amerikanen.
Daardoor heeft de Bondsrepubliek zich
goed kunnn herstellen en is zelfs een
economische supermacht geworden.
Zouden de Westduitsers dan nu niet de
zelfde bereidheid moeten hebben om
hun broeders aan de andere kant van de
voormalige Muur te helpen, vroeg Kohl.
Natuurlijk wel. Kohl bood dus optimis
me aan. Hij deed een beroep op de soli
dariteit. Zijn tegenstander La Fontaine
(sociaal-democraat, RH) riep alleen
maar pessimisme op; hij had het over de
kosten en dat het toch allemaal veel te
weinig was. Een beetje dezelfde teneur
vind je in Nederland. We vinden het al
lemaal o zo belangrijk wat er gebeurt in
Oost-Europa, maar als het op uitgeven
aan komt: houden we de pas in. Ik vind
dat jammer, heel jammer".
Van Velzen constateert dat er argwaan
bestaat in Nederland als het gaat om het
geven van concrete hulp aan Midden- en
Oost-Europa. Sommige politici zoals
PvdA-minister Pronk zien de hulp aan
de Tweede Wereld als een mogelijke be
dreiging van de hulp aan de Derde We
reld. „Begrijp me goed", zegt de CDA-
voorzitter. „ook ik vind dat Afrika niet
moet opdraaien voor Oost-Europa. In
Afrika hebben ze ellende genoeg. Maar
als ik kijk naar het geheel aan financiële
mogelijkheden zou ik zeggen: het ware
toch beter dat men in Nederland zowel
het een als het ander fors zou aanpak
ken. De koppeling die gelegd wordt tus
sen die twee zaken vind ik onjuist".
Dan zijn er de financiële problemen in
eigen land. Van Velzen constateert dat
de discussie over de tussenbalans van
het kabinet al het andere overschaduwt.
„Minister Kok van financiën kijkt thans
waar hij met de collectebus kan rond
gaan". De CDA-voorzitter Velzen zou
het zeer onjuist vinden als daardoor de
regels van het stringente begrotingsbe
leid ook op de hulp aan Oost-Europa
van toepassing zouden worden ver
klaard.
„Kijk, die hulp is nogal laat op gang ge
komen. Daardoor wordt het geld voor
dit jaar niet opgemaakt. Moeten we dat
nu volgens de regels in januari inleve
ren? Nee toch zeker. We praten over een
totaal bedrag van 65 miljoen in 1990 en
200 miljoen in 1991. Als daar nou in
1990 vijftien miljoen van overblijft, la
ten we dat dan gewoon bovenop het be
drag voor 1991 zetten".
De CDA-voorzitter erkent dat hij ook
een beetje voor eigen parochie preekt.
Zijn partij heeft ruim een half miljoen
van de regering gekregen om de zuster-
groeperingen in Oost-Europa te helpen.
Ook dat geld komt dit jaar niet op; de
overblijvende middelen zou de CDA-
voorzitter graag toevoegen aan zijn
Oosteuropees budget voor 1991. Dat
verzoek aan het kabinet vindt Van Vel
zen ook volkomen logisch. „In sommige
landen is het niet eenvoudig hulp te bie
den. Neem Polen. Bij de campagne voor
de presidentsverkiezingen hebben we
nog weinig kunnen doen. Dat komt door
het gebrek aan partijstructuur in Polen.
Er zijn daar vijf k zes verschillende
christen-democratische stromingen. Op
wie moet je je dan richten? Ook Joego
slavië is heel moeilijk voor ons. In het
bovenste gedeelte, IGoatiè en Slovenië,
gaat het wel, maar Servië is voor ons
niet te bereiken. Dat komt door het feit
dat veel communisten van het oude re
gime daar nog steeds op sleutelposities
zitten".
Wat doet het CDA nu precies voor de
zusterpartijen?
„Allereerst cursussen verzorgen. Vorige
week hebben we hier nog veertig chris
ten-democratische Hongaarse burge
meesters gehad die in september geko
zen waren. Die hebben we allerlei prakti
sche en ideologische lessen gegeven. De
eenvoudigste dingen weten deze mensen
niet. Het is bijna ontroerend te zien hoe
hongerig ze zijn naar kennis. Een ge
meenteraad. .hoe werkt dat? Wat is de
rol van de burgemeester? De afgelopen
45 jaar is er voor die mensen gedacht.
Nu moeten ze dingen zelf doen".
„We geven ook cursussen daar. Prof.
Theunissen uit Groningen, expert op het
gebied van vrede en veiligheid, is nu in
Polen. De afgelopen jaren hebben ze
daar alleen maar de visie onder ogen ge
kregen van het Warschau Pact. Nu pro
beren we ook de kijk van de NAVO op
de zaak te tonen. Theunissen is daar sa
men met een medewerker van het we
tenschappelijk instituut van het CDA.
Hij vertelt wat sociale markteconomie
nu eigenlijk is; legt uit dat het iets meer
is dan alleen een kleinere of' grotere
overheid".
Zoals gezegd is Van Velzen ook voorzit
ter van de werkgroep Oost-Europa van
de EVP en de Europese Unie van chris
ten-democraten. Met die pet op draagt
de CDA-president formele verantwoor
delijkheid voor het opbouwen van de
contacten met de zusterpartijen in Oost-
Europa. Allereerst beoordeelt hij welke
partijen voor die status in aanmerking
komen. „Ze moeten het programma van
de EVP aanvaaren, de uitgangspunten
daarvan moeten terug te vinden zijn in
hun eigen programma's, ze moeten deel-
gemomen hebben aan verkiezingen en ze
CDA-voorzitter
W. van Velzen:
hulp aan Oost-
Europa moet!
FOTO: DIJKSTR.4
moeten tenminste toegang hebben gekre
gen tot het parlement".
Voorts coördineert Van Velzen de in
spanningen van de diverse Westeurope-
se christen-democratische partijen ten
behoeve van Oost-Europa. „Vergis je
niet, hoor. Dat simpele managements-
werk is a 'hell of a job'. Maar gelukkig
zijn we nu zover dat er resultaten ge
boekt worden. Duitse, Italiaanse, Belgi
sche en Nederlandse christen-democra
ten gaan gezamenlijk in Budapest een
centrum openen voor politieke scholing,
enigszins naar het model van onze
CDA-kaderschool. Daar zullen Westeu-
ropese gastdocenten heel gecondenseerde
cursussen geven op het gebied van de
christen-democratie. Die cursussen du
ren vier a zes weken en zijn bedoeld
voor Polen, Hongaren, Tsjechoslowaken
en Joegoslaven".
Van Velzen hoopt dat deze cursisten ook
later contact met elkaar zullen houden.
Dat is des te belangrijker, vindt hij, om
dat de samenwerking tussen politici van
deze nationaliteiten vaak moeilijk is als
het gevolg van het zogeheten minderhe
denprobleem. „De helft van de Honga
ren woont buiten Hongarije, dat wil zeg
gen in Roemenie, Tsjechoslowakije en
de Oekraïne. Er zijn Tsjechen die in hun
eigen dorp geen brood willen kopen, om
dat zij dan in een Hongaarse winkel te
recht moeten en in het Hongaars worden
aangesproken. Ook veel Roemenen en
Joegoslaven wonen buiten hun lands
grenzen en dat veroorzaakt navenante
problemen".
„We gaan nu een klein studieclubje ma
ken. Daar komt iemand van ons weten
schappelijk instituut in, iemand van de
Konrad Adenauer Stiftung, het weten
schappelijk bureau van de CDU, en ie
mand van de Italiaanse christen-demo
craten. Ook de Oosteuropese christen
democraten leveren drie a vier man. Ge
zamenlijk gaan zij een analyse maken
van de problemen. Die moet zo rond de
zomervakantie klaar zijn. Dan wil ik
van de collega-partijvoorzitters horen of
ze met de analyse kunnen instemmen.
Zonder dat ga ik niet verder. Anders
wordt het alleen maar geëmmer. Vervol
gens willen we dan in oktober in de
Hoge Tatra, in de bergen dus, ver van
alles verwijderd, een conferentie houden
van een paar dagen over mogelijke op
lossingen".
Oplossingen? Voor zulke ingewikkelde
problemen?
„Jazeker," zegt Van Velzen zelfbewust.
„Je kunt denken aan een statuut voor
minderheden. Op basis van wederkerig
heid af te sluiten, over de positie van
bijvoorbeeld de Hongaren in Tsjechoslo
wakije en omgekeerd".
Hoe hard de hulp aan Oost-Europa no
dig is, blijkt volgens Van Velzen wellicht
nog het best uit de situatie in de voor
malige DDR. „Je zou zeggen dat daar nu
het meest is veranderd. Vergeet het
maar. De communistische SED is nog
steeds actief en bezet bijvoorbeeld sleu
telposities in het bedrijfsleven. De zoge
heten 'Kombinaten' (staatsbedrijven)
zijn nog lang niet allemaal ontmanteld.
Bij die ontmanteling moeten mensen
ontslagen worden. En wat doen die
voormalige SED'ers? Die zetten nog
steeds die mensen op straat die zij niet
goed vinden. Als dit al gebeurt in de
DDR, kunt u zich voorstellen hoe de za
ken staan in Hongarije en Tsjechoslowa
kije".
En in de Sovjetunie? Van Velzen heft de
handen ten hemel. „Dat is nog een vol
strekt ander hoofdstuk. In de voormalige
satellietlanden weten de oudere mensen
nog wel zo ongeveer wat een markteco
nomie inhoudt. De communistische om
wenteling daar geschiedde eind jaren
veertig. De Sovjetunie daarentegen da
teert van 1917. Daar zijn dus domweg
geen mensen meer die weten wat begrip
pen als 'markt' en 'prijs' betekenen.
Daarom loopt alles nu in het honderd.
Ze hadden daar een commandostruc
tuur. Om de zaak te veranderen moest
er meer vrijheid komen. En dan gaat
meteen het hele systeem naar z'n groot
je".
„Logistiek functioneert er niets meer.
Dat hebben we aan het begin van dit
jaar al duidelijk gemerkt. Toen hoorden
we al dat hele vrachttreinen zoek raak
ten. Die vertrokken van een station vol
met lading, met name voedsel, en die
kwamen nooit aan. Verdwenen naar de
zwarte markt. De toestand in de Sovjet
unie wordt almaar erger. Temeer omdat
Russen extreem gevoelig zijn voor on
derlinge verschillen. Maar een marktsys-
tcem betekent per definitie verschillen.
Hoe zal dat uitwerken. Ik ben heel erg
benieuwd. Denk eens aan de moeite die
wij in Nederland hebben met de verant
woordelijke samenleving, de gedachte
dat de overheid niet alle problemen kan
oplossen. Dat staat in geen enkele ver
houding tot wat in de Sovjetunie moet
veranderen. Als je je dat realiseert, krijg
je pas echt bewondering voor mensen als
Gorbatsjov en Jeltsin, die het toch maar
proberen".
RIK IN 'T HOUT
BRUSSEL - Door omstandigheden he
ik onlangs een week in de schaduw vai
het Brusselse Atomium mogen werken.
De negen bollen van dat bouwwerk zij)
daar in de jaren vijftig in de lucht
gehangen en hangen er nog steeds.
Met het Atomium lijkt het net zo te ga
als met de Eiffel toren m Parijs. Die ive
destijds ook voor tijdelijk gebruik
gebouwd. Ingenieurs voorspelden dat d
constructie van hun ondernemende
collega Eiffel spoedig in elkaar zou
storten en dat daarom snelle
ontmanteling van de toren geboden wa
Dat is gelukkig niet gebeurd.
De Eiffeltoren is intussen een monume
in de geschiedenis van het westers
bouwen geworden en bovendien een soi
waarmerk van Parijs. Hel is een van dt
weinige technische kunststukken uit de
vorige eeuw die nog steeds tot de
verbeelding spreken.
Voor wat betreft het Atomium lijkt de
geschiedenis zich ie herhalen. Na de
wereldtentoonstelling van 1958, waarvi
het destijds als blikvanger diende, raak
het snel in verval. Het stond vele jaren
kwijnend en roestig op de Heizelvlakle
en de Brusselse stadsbestuurders leken i
vergeten dal hel ding eindelijk maar ee gei
moest worden afgebroken. Het Atomiui
was na enkele jaren verworden tot een
vage herinnering aan een gebeurtenis
waaraan een vorige generatie zich had
vergaapt. Het was het symbool van het
soort vooruitgang waarin aan de
vooravond van de jaren zestig nóg werd
geloofd.
Merkwaardigerwijs was de meer dan
honder meter hoge bollenconstructie
- een tweehonderd miljard keer
vergrootte ijzerkristalmolecule - ook hi
symbool van het geloof in de
onbekommerde toekomst die de
kernwetenschappen voor de wereld in
petto had.
Hel Atomium is op het nippertje van de
ondergang gered. De negen zilveren
bollen van elk achttien meter doorsnee
zijn opgepoetst, het binnenwerk heeft ee
verfje gekregen en het publiek kan zich
weer in het binnenste begeven. Bovendit
begint het Atomium voor Brussel te
worden wat de Eiffeltoren voor Parijs al.
zovele jaren is: een prachtige,
monumentale extravagantie waarvan hi
zonde zou zijn als ze nooit was gebouwt
Ik heb het Atomium nu in de regen
gezien. En tegen een achtergrond van et
opgaande zon bij koud vriesweer. Ik hel
het in de mist gezien, die de bovenste
bollen onzichtbaar had gemaakt, zodat
het teek alsof een aantal uil de ruimte
afkomstige balonnen op het punt stonde
op de aarde neer te dalen. Ik heb het
Atomium in het licht van de
ondergaande zon, en bij volstrekt donkei
gezien.
In al die verschillende omstandigheden
bleek het een boeiend en soms zelfs
aangrijpend bouwwerk te zijn, ofschoon
de keer dal ik het bij een opgaande
winterzon zag de meest overrompelende
ervaring was.
Ik stond in een gebouw aan de westelijk
kant van het Atomium. Uil een door ae
zon roodgekleurd verschiet rezen de
bouwwerken van Brussel op. Hele en
halve wolkenkrabbers, een reeks
kerktorens en de donkere korst van
tienduizenden huizen - tussen welke de
schemerige restanten van de voorbije
nacht nog hingen - vormden de
achtergrond van dit wonderlijke geval di
zich plotseling leek te warmen aan de
vroege, onwennige de zon. De bollen
begonnen te gloeien alsof binnenin een
reusachtig elektrisch element was
aangebracht dat door het eerste licht van
de dag werd gevoed. De zon zelf vormde
de tiende bol die, getemperd door rossigel
en paarse nevelslierten, dwars door de
metalen constructie heen scheen. De
lucht was ijl en gevuld met de
horizontale conaensstrepen van
overvliegende vliegtuigen.
Het leek er een ogenblik op alsof de
negen bollen vlam zouden vatten. Maar
in plaats daarvan doofde hun diepe gloei
snel uit en maakte plaats voor een
zilveren geschitter dat weliswaar heel
mooi was, maar dat de betovering snel
ongedaan maakte.
Ik was alweer wat wijzer geworden,
dacht ik. De mens is inderdaad op z'n
best als hij onnuttige dingen doet, zich
aan zijn buitennissigheden overgeeft,
zoals ingenieur Eiffel en Andre
Waterkeyn, de man die het Atomium
ontwierp.
Je weet tevoren nooit wat een monument
wordt en wat niet. Soms straft de
toekomst alle ambities genadeloos af en
dat gebeurt voorat in de bouwkunst nogal
eens. Maar een enkele keer omhelst
diezelfde toekomst een rariteit als een
kind dat ze zelfheeft voortgebracht. Of
dat kind uit ijdelheid, gekte,
schoonheidsgevoel, losgeslagen fantasie
of dodelijke ernst is geboren, dóet
nauwelijks ter zake. Dat het er is lijkt in
dat soort omstandigheden al meer dan
genoeg te zijn. Het toeval - dat altijd al
met de toekomst heeft samengezworen
doet de rest.