Fuga en contrapunt, muzikale constructie van emotioneel boek Interessant debuut van Kamiel Vanhole Waarom zoudei transcripties niet mooi zijn BOEKEN EN PLATEN foid&iQowuvnt DINSDAG 23 OKTOBER 1990 PAGI Ook dat nog!' leuker op tv „Ook dat nog), de vrolijke kant van moedwil en misverstand". Uitgeverij Novella. Prijs 14,90. Ook dat nog! Na één seizoen al een neerslag van het populaire komische televisieprogramma in een pocketboekje. Om de populariteit goed uit te buiten, kon dit werkje niet uitblijven. Maar het succes van de KRO- serie is slechts te benaderen voor wie de voor de serie zo kenmerkende typetjes en de daarbij behorende stemmen erbij kan fantaseren. Het boekje geeft een droge weergave van de vrolijke kant van moedwil en misverstand. Op zich humoristisch genoeg om de lezer te doen glimla chen, maar het komt met de beste wil niet uit de schaduw van de televisiepresentatie. Een vergelijking tussen televi sie en lektuur is doorgaans goedkoop, in dit geval echter geoorloofd omdat het over dracht van exact dezelfde tek sten betreft. De gesprekken en monologen zijn. afgewisseld met de eerder in de uitzendin gen getoonde opmerkelijke en grappige advertenties, in spreektaal op de bladzijden ge drukt. Het consumentenpanel voelt met behulp van een der tigtal waargebeurde opstapjes de maatschappij aan de tand en schroomt daarbij satire en overdrijving niet. „De waar heid is absurd en behoeft, be halve een klein accent, een ge ringe herhaling en wat een voudige verschuivingen, wei nig extra ingrepen", schrijft Aad van den Heuvel in het voorwoord. „Ook dat nog!" kreeg onlangs de Televizierring 1990 uitge reikt. Het programma was ge nomineerd door de lezers van AVRO's televizier en kreeg in een steekproef onder het Ne derlandse volk veertig procent van de stemmen. De andere genomineerden waren „Me disch Centrum West" van de TROS en „Keek op de week" van de VPRO. HENK SWAGER JEROEN BROUWERS' „ZOMERVLUCHT" Jeroen Brouwers: „Zomervlucht" - roman. Uitgave De Arbeiderspers. Gebonden 49.90; Ing. 29.90. Toen de grote componist van de fuga, Johann Sebastian Bach, voor het eerst van zijn leven begon aan een fugati- sche compositie, die was geba seerd op de letters van ziin ei gen naam. Bach, stierf hij. Deze constatering is een be langrijk feit voor de hoofdper soon van de nieuwe roman van Jeroen Brouwers, „Zo mervlucht". Reinier Saltsman, componist, musicoloog met internationale faam, in het verleden ook nog beroemd pianist, maken we mee in deze roman in een kri tieke en definitieve fase van zijn leven. Het verhaal is als een fuga gecomponeerd en daarin is de fuga, het fugitie- ve, de vlucht, het centrale the ma. Een magistraal en kleur rijk spel op alle registers die het thema en de literaire rega len bieden, dat levert deze compositie van Jeroen Brou wers op. Inderdaad, hopelijk wordt uit het onderstaande dit duidelijk: „Zomervlucht" is als een mu ziekstuk van hoge orde, tege lijk koel, geraffineerd en bijna wiskundig en bovendien emo tioneel, meeslepend en vol passie en duisterheden. Als de meest briljante werken van Bach bijvoorbeeld. Deze over drijving is bedoeld om een idee te geven van de enorme creatieve kracht die Jeroen Brouwers in zijn nieuwe ro man vertoont. „Zomervlucht" beschrijft het leven van Reinier Saltsman, die we op de eerste pagina van de roman reeds ontmoeten in een situatie, waarin hij de dood onder ogen ziet. Het the ma van het verhaal is daarmee vastgesteld, zoals in een fuga de opening altijd bestaat uit een heel simpele melodie, het thema van dit muziekstuk. Saltsman, die zijn achternaam liefst met twee sol-sleutels voor de S schrijft, is geobse deerd door de spiegel, symbool van dood, contrapunt en con- tra-creativiteit. Zijn voornaam is een spiegeling, twee letter grepen die elkaar t.o.v. de middelste letter herhalen. He She De 'grote' spiegel in het leven van Reinier Saltsman wordt gevormd door zijn ontbreken de ouders, goochelaars of illu sionisten van internationaal formaat, bekend als He She. Zij zijn lang geleden bij een scheepsramp omgekomen. De jonge Reinier wordt opgevoed -in het hotel dat toebehoort aan zijn grootvader, die ook Rei nier heet. De spiegeling is dui delijk: de spiegel is de dood, zoals herhaaldelijk wordt vast gesteld. De kern van het verhaal is de zomerreis, de 'vlucht'(?), die Saltsman naar New York maakt. Hij neemt afscheid van zijn tweede vrouw, Karin. Eerder was hij getrouwd met Tilda, die veel ouder was dan hij. Zijn grootse carrière als pi anist op klassieke podia heeft hij opgegeven, hij is daarna in ternationaal beroemd gewor den door zijn boek over Bach's fuga-kunst. Het heeft geen zin hier in het kort het verhaal na te vertellen, want net als in een fuga stromen en bewegen de verhaalelementen als muzi kale thema's door en over el kaar, in harmonie en contra punt, in fuga en spiegeling, voor zover die begrippen el kaar tegenstellen of relfecte- ren. Dat is een heel impone rend, meeslepend spel, waar door 'Zomervlucht' een mu ziekstuk wordt, dat tegelijk al les van een roman in alle op zichten en technieken blijft bevatten. Bij aankomst in new York wordt Saltsman ontvangen door een oude studiegenoot uit Wenen, de homoseksuele Bel gische musicoloog Jef Door nik, die op een heel fraaie ma nier ten tonele gevoerd wordt in zijn merkwaardig taaltje. Een Vlaming, die veramerika niseerd is in zijn taal en dan ook nog probeert Nederlands te praten. De man is zijn hele leven al tevergeefs verliefd op Saltsman en woont nu met een jonge Italiaan in New York. Daar maakt hij tv-program- ma's over muziek en uiteraard legt Saltsman daarin uit wat de kunst van.de fuga is. Ook maakt Saltsman in de stad kontakt met een prachtige, jonge, zwarte vrouw, een vi taal pianiste, met wie hij een intense relatie krijgt. Dat is een enorme opleving uit zijn crisis, die na-het mid-life ge beuren is blijven bestaan. Bij dit alles heeft hij door de jet lag geen besef van de tijd, alles is voor hem daarmee in de war, waar allerlei andere za ken een bijdrage toe leveren. Het Circus Hammerstein (de naam al in dit pianistenver- haal!), het gedoe met zijn hor loge, zijn kettingrokerij, die leidt tot pijnlijke verbrande vingers. Homerus-citaten uit het Odysseusverhaal spelen een rol, zijn muziekkunst en de goochelkunst van zijn ou ders blijken elkaar te spiege len; het vrijen met de mooie, jonge zwarte Mariëlle staat in contrapunt met zijn aseksuele omgang met huwelijkspartner Karin, waarbij ook nog het feit komt dat hij hoort grootvader te zijn geworden via de doch ter uit zijn eerste huweijk, die ongeveer even oud moet zijn als de mooie, jonge, zwarte Mariélle. Alles vol contrapunt en nergens beklijft iets. De fuga is de vlucht van alles weg. Naar de dood en naar ver daarachter. De Koningshavenbrug in Rotterdam raakt buiten dienst na ingebruikname van de spoortunnel in de Maasstad. FOTO: SF Magnifieke stoomrossen en ontzag inboezemende diesels Op het gebied van 'spoor en trein' worden de nodige jaar boeken en -ovërzichten uitge bracht, waarbij ik niet alleen aan Nederlands-, maar ook aan Duits- en Engelstalige uit gaven denk, die hier aftrek, althans belangstelling vinden. Maar in dezelfde prijsklasse prefereer ik meestal toch een mooie platenkalender. die be halve die fraaie platen ook wat informatie terzake biedt, over zowel het materieel 'als de - doorgaans fraaie - locatie, 't Is niet hetzelfde, een jaarboek of een platenkalender, dat be sef ik ook wel, maar de treino- fiel in het algemeen 'valt' den kelijk toch wel op de prachtige foto, met de informatie die daarbij hoort. 'Waarom 'vallen' hij en ik dan niet op de toch veel informatie en plaatjes biedende jaarboe ken? Omdat de plaatjes - in derdaad - niet voor niets met het verkleinwoord worden aangeduid, en zo klein zijn dat ze nauwelijks informatie bie den. Zodat je verplicht bent opsommende dus hoogstsaaie informatie tot je te nemen, in formatie die bovendien alleen de echte fanaten die volledig thuis zijn in het spoortech- nisch woordenboek iets zegt. Toch heb ik als lomomotieven- liefhebber in het algemeen en stoombewonderaar in het bij zonder zéér genoten van een nieuw jaarboek. Dat jaarboek heet niet mis te verstaan: „Spoor Trein", Wat maakt deze uitgave zo an ders? De aanpak! Een jaarboek in deze sector heeft de neiging naar volledigheid te streven, althans een zekere volledig heid te pretenderen. Dit nieu we jaarboek probeert dat geenszins. „Spoor en trein", geeft weliswaar 'feiten, ont wikkelingen en actualiteiten in binnen en buitenland', maar dan wel een keuze daaruit, te bepalen door de redactie zelf. Die zich afvraagt: wat waren de meest markante feiten, ont wikkelingen, actualiteiten? De keuze wordt vervolgens sfeer- beschrijvend uitgediept. Na tuurlijk biedt „Spoor en trein" ook van die verschrikkelijk saaie en naar volledigheid strevende opsommingen, maar dan binnen de verdeling naar het principe 'voor elck wat wils', zodat Guus Ferrée van uit zijn eigen ervaringen kan terugblikken op het stoomfeest van 150 jaar Spoorwegen in Nederland, op een zo lezens waardige manier, met aardige anecdotes, dat ook een visser of basketballer er plezier aan kan beleven. Daarentegen is het artikel „NS in beeld, cij fers en letters materieelover- zicht per 1 februari 1990" ty pisch gedacht voor de freak die van zijn hoofd een 8-bits spoorinventarisatie heeft ge maakt, een floppy die af en toe aanvulling behoeft. Maar ge lijk daarachteraan komt „De Tsjechische spoorwegen nader bezien" vol prachtig platenma teriaal van magnifieke stoom rossen en stoere, ontzag inboe- zemende diesels en elektri- schen. Je ziet het direct: die Tsjechen en Slowaken hóuden van die machtige machines die ze zelf bouwen, ze stralen driften uit die tussen de rails worden ver taald in ontzag afdwingende hoeveelheden kilojoules of paardekrachten. Wat dacht u van een diesel als de T669 of T478, of de T478 met z'n vier kante bril op! Mooie machines hoor, die je als spoorliefhebber op de flanken zou willen kop pen als een paardeliefhebber zijn/haar paard. En dan rijdt daar over twee bladzijden te gelijk een van de fraaiste stoomlocomotieven ooit in Tsjechoslo wakije gebouwd. Een 'pacific' die bovendien tot de mooiste van Europa be hoort, vind ik persoonlijk. Nee, de eerste editie van het jaarboek „Spoor trein" heeft veel te bieden voor de liefheb ber die sterk weet te relative ren zowel als voor hen die hun leven hebben afgestemd op 'het spoor'. Tja, Ferree's over zicht van het Utrechtse stoom feest in 1989 is natuurlijk interessant voor zowel een groot als een ouder publiek. En het verhaal met veel pla ten in de stoom, diesel- en elektrosfeer over '150 jaar spoorwegen in Italië' is na tuurlijk ook interessant, maar dót graaft af en toe al weer zo diep dat je de neiging krijgt vermoeid te geraken. En je pakt juist de trein om niet ver moeid te geraken, dat is voor het autorijden weggelegd. Maar interessant is het vooral vanwege de onbekendheid met het terrein. Een typisch en specifiek verhaal is het overzicht van drie jaar bouw aan de Spoortunnel Rotter dam, waarvoor uiteindelijk de Koningshavenspoorbrug moet wijken. Hoogst interessant en razend boeiend was daarna het artikel met zijn keur aan fraaie platen van 150 jaar spoorlijn Dresden-Leipzig: ein delijk heb ik ook een foto van de Pruisische T3 (latere Bau- reihe 89) met losse tender, waarvan maar vijf exemplaren hebben bestaan. De MBS in Haaksbergen beschikt over een nog niet rijvaardige T3 zonder losse tender. De model liefhebber vindt beide T3-ty- pen in het pakket van Fleisc- hmann HO. Waarvan acte. Als bijzonderheid heeft „Spoor Trein" editie 1 nog een kleurkatern met fraai fotoma teriaal uit de verschillende hoofdstukken. ALPHONS B. TER BRAKE Jeroen Brouwers Het verhaal eindigt met de verdrinkingsdood van Salts man, die van een boot wordt afgeslagen bij een tochtje rond Manhattan. De lezer weet dan al dat hij niet zal verdrinken. Mariëlle, die met hem mee van boord is gevallen, is bij hem en zo beleeft hij met haar zijn droom van de opera die hij nog ooit wil schrijven: de dubbele zelfmoord van de Duitse dichter Heinrich von Kleist en zijn geliefde. Hier worden beiden echter gered en de lezer begrijpt dan al wat volgt, want in een fuga mag het eind, de climax, geen ver rassend nieuw element bren gen. Saltsman keert met een door FOTO: PERS UNIE zijn onderdompeling in die smerige rivier totaal onlees baar paspoort terug in Neder land. Met Mariëlle is het over en samen met zijn paspoort is alles van zijn persoonlijkheid weg. Een gruwelijk beeld van verloren kunstenaarsschap en van weggeveegde persoonlijk heid. Zo'n prachtig boek, waarin zo'n eenheid en consistentie heerst kun je eigenlijk alleen maar van Brouwers en Mu- lisch verwachten. Bij Jeroen Brouwers blijft de emotionali teit daarbij aanwezig, als een zonnewarmte in dit zo door dachte en wiskundige spel van thema's, motieven en literaire melodieën. JAN VERSTAPPEN Kamiel Vanhole: „Een Demon in Brussel" (verhalen). Uitgeverij Meu- lenhoff/Kritak. Prijs ƒ29,50. )Vat is Kamiel Vanhole, een historicus, een journalist of een schrijver? Te oordelen naar de verhalen in zijn de buutbundel „Een Demon in Brussel" is hij een mengeling van alle drie. Literair-histori- sche reportages lijkt me daar om een betere benaming voor deze prozastukken dan verha len. De 36-jarige Vanhole verenigt echter nog meer kwaliteiten in zich. Hij schrijft met kennis van zaken over zijn onderwer pen en met een aanstekelijk enthousiasme. Als hij het over Céline of Baudelaire heeft heb je de neiging onmiddellijk hun werk te gaan (her)lezen, als hij Lissabon beschrijft wil je er di rect naar toe. En dat terwijl Vanhole niet eens uitsluitend over deze onderwerpen schrijft, maar ze evenzeer als illustratiemateriaal gebruikt om aan de hand daarvan iets heel anders duidelijk te ma ken. Zo onderneemt hij in „Zwarte Aarde" een voettocht van Brussel naar de Borinage. Hij doet dat letterlijk en figuurlijk in het voetspoor van Vincent van Gogh, die in de Borinage werkte als predikant, nadat hij de theologische opleiding in Amsterdam vaarwel had ge zegd en vóórdat hij aan zijn ware 'roeping' als schilder be gon. Wat aanvankelijk een es say over Van Gogh lijkt (en wat ook tal van interessante feiten naar voren brengt) blijkt uiteindelijk een stuk over het armoedige leven van de Waalse mijnwerkers in de vorige eeuw. Van Goghs chris tendom wordt afgezet tegen over het opkomende socialis me, de ellende van toen tegen over de grauwheid van nu. Iets soortgelijks doet de schrij ver in het titelstuk „Een De mon in Brussel", over de Fransman Charles Baudelaire, die in 1864 naar de Belgische hoofdstad kwam en daar zijn laatste levensjaren sleet. De aan een geslachtsziekte lijden de dichter had heel wat op de 'petites Beiges' aan te merken: een niet-bestaand straatleven ('Kleine tuintjes. Ieder op zich zelf. Geen openbare toiletten'), leren van onze elementaire be hoeften (zie Manneke Pis). Brussel was een provincienest vergeleken met Parijs, maar het kon slechter. Vanhole laat zien hoe de eens briljante dichter van „Les Fleurs du Mal" langzaam maar zeker geestelijk en lichamelijk afta kelt, een ouwe zeur wordt die geen enkel stuk meer kan af maken en alleen nog notities en fragmenten produceert. Bo vendien legt hij in een stuk van nog geen dertig bladzij den, in heldere taal en met kundige gebruikmaking van citaten uit brieven, dagboeken en biografieën, Baudelaires drijfveren, thema's en neuro ses bloot. Opnieuw gaat het Vanhole echter niet in de eerste plaats om de kunstenaar over wie hij schrijft. Aan de hand van Bau delaire beschrijft hij het aparte en volkse negentiende eeuwse Brussel, dat hij elke keer afzet tegen het plompe en vaak lelij ke moderne. De negentiende eeuwer Baudelaire staat model voor het oude Brussel. De he dendaagse projectontwikke laars staan voor Vanhole gelijk aan de virussen die lichaam en geest van de dichter sloopten. In „Een Knekeldans" heeft Vanhole het over de Franse romancier Louis Ferdinand Céline en probeert hij diens razende stijl psychologisch te verklaren. De ervaringen die Céline opdeed in de loopgra ven bij leper, tijdens de eerste wereldoorlog maakten hem, net als zoveel anderen, kapot. Céline wilde veel meer getui genis afleggen. Al zijn haat, zijn afkeer en zijn angsten bal de hij samen in één boek, dat als een pispot in het gezicht van zijn lezers moest worden geslingerd. Uit die angsten is wellicht ook zijn stijl ontstaan: een opgejaagde stijl, die net als hijzelf nooit rust vond en al maar verder werd gedreven, zonder respijt. Ja, zo zie ik hem nu over het behang dave: ren, als een ruiter van de Apo calyps die zijn paard niet meer in toom weet te houden, een man die drijft op losgeslagen woorden. Maar natuurlijk gaat dit stuk eigenlijk niet over Céline en in plaats daarvan over de wonden die de eerste wereld oorlog heeft geslagen. Het bijzondere van Kamiel Vanhole zit hem niet in wat hij meedeelt. Hoe interessant het ook is wat hij óver Baude laire of Céline te zeggen heeft, het staat vast al ergens in een proefschrift of biografie. De combinatie van journalistiek en proza, van geschiedschrij ving en literatuur, en vooral het sterke historische gevoel dat uit zijn stukken spreekt, maakt ze apart. Vanhqle weet dat echte litera tuur niet draait om het con strueren van fantasiewerelden en fraaie zinnen, maar om het weergeven van een zo intens mogelijk werkelijkheidsbele- ven. Daar is hij met deze bun del zeer goed in geslaagd en dat maakt Vanhole verreweg de interessantste debutant van de afgelopen jaren. JEROEN KUYPERS Klavierconcerten J.S. Bach door Andras Schift en het Europees Kamer Orkest; Decca 425676-2. Rameau en Purcell door het Or kest van de Achttiende Eeuw on der leiding van Frans Brüggen; Philips 426714-2. Symfonieën en concerten van Carl Ph. Emanuel Bach door het Treiburger Barok Orkest; Deut sche Harmonia Mundi RD77187 Bij veel muziekliefhebbers bestaat een soort antipathie tegen transcripties: bewer kingen van een muziekstuk voor andere instrumenten. Dat is wel eens anders ge weest. In de negentiende eeuw bijvoorbeeld was die muzikale vorm redelijk ge bruikelijk. Dat deze muziekvorm in onze tijd niet zo'n grote plaats inneemt heeft wel licht ook te maken met be paalde opvattingen over ori ginaliteit: een componist is alleen goed als hij 'unieke' muziek maakt. Zo'n houding is eigenlijk merkwaardig. Want waarom zouden 'mooi' of 'goed' gekoppeld moeten worden aan 'oorspronkelijk' of 'uniek'? In de muziekgeschiédenis blijkt een grootheid als Bach helemaal niet zulke voor waarden te stellen: hij ge bruikte naar hartelust mu ziek van bijvoorbeeld Vival di voor eigen composities en speelde binnen zijn eigen oeuvre voortdurend leentje buur. Dat Bach en met hem velen in zijn tijd niet zo veel moeite had met 'le nen' is mede verklaarbaar uit de volstrekt andere posi tie van de kunstenaar in die tijd. Pas iri de romantiek is de figuur van de kunstenaar goed in de belangstelling ko men te staan. Op bestelling Bach was kerkmuzikant in stedelijke dienst, Haydn was nog hofmusicus en voor bei den gold dat er werd gecom poneerd 'op bestelling'; het ambachtelijke van het com poneren was toen veel be- langrijer dan de later zo ge cultiveerde individuele in spiratie van de kunstenaar die zorgde voor 'nieuwe' en ongehoorde muziek. Wie de kunstenaar hoog op het voetstuk zet -sommige ideo logen van de romantiek spraken over kunstenaars als beriliddelaars tussen de kosmische wereld en de ge wone stervelingen- stelt an dere eisen dan iemand die de componist beschouwt als een vakman die z'n werk goed moet doen. Tot de bekendste 'leenmu- ziek' van Bach behoren zijn klavierconcerten. Het gaat in dit geval om de BWV- nummers 1052-1059, de kla vierconcerten voor één cla- vecimbel (of piano). Aan deze acht concerten liggen vooral vioolconcerten en de len van cantates van Bach ten grondslag. Voor het zes de klavierconcert diende het vierde Brandenburgse Con cert als basis. De concerten zijn niet echt populair; er bestaat bij som migen zelfs een uitgespro ken antipathie tegen. De grote Bachliefhebber en kenner Albert Schweitzer bijvoorbeeld heeft zich ui terst negatief uitgelaten over de transcripties voor klavier. Hij verwijt Bach onder meer haast en slordigheid bij het geschikt maken van de vioolmuziek voor het clave- cimbel en vindt de resulta ten duidelijk beneden de stand van. Bach. Een zekere afstandelijkheid bij het aanhoren van sommi ge gedeelten is wel te begrij pen. Zo hier en daar is de melodiek een beetje triviaal, vooral in de hoekdelen. De Siciliano's of anders ge noemde middendelen daar entegen zijn vaak van een ontroerende schoon i Bach op z'n best. Schift Een heel goede maniei (opnieuw) kennis te m met de muziek is een ui ring van Andras Schiff no) met het Europees K Orkest onder leiding Marieke Blankestijn. twee cd's staan alle acht certen voor één klavie dit geval een mooie Bi dorfer piano. Deze opnamen zijn dus gemaakt vanuit 'authe i ke' oogmerken; daai kunnen we terecht bij o i meer Trevor Pinnock. Dat een moderne pian een modern ensemble mooie muziek kunnen ken van Bachs transcri| wordt overtuigend duid bij het beluisteren vai cd's. Schiff is een heel n kale man, zoals we al wl en dat feit onderstreep zeer nadrukkelijk. Zijn sieringen in de pianoj, zijn sierlijk en beweej) prachtig kortom. J Het Europees Kamer Oij is een goede tegen-spelt lijkt het soms dat pianis' orkest niet helemaal dei de opvatting hebben ov< manier waarop een 1 wordt gespeeld en de ti|< zijn niet altijd cons Maar die zaken zijn i c betrekkelijk. Voorop het muzikale plezier d; op heel veel punten straalt. Tenslotte: de aut tieke benadering van g muziek is gewenst da ker maar tot een dogi sche voorkeur kan het:® komen voor wie de ui a ring van Blankestijn heeft gehoord! Meevallers Nieuwe compactplaten behoorlijk duur en he daarom voor heel veel n '-j sen een goede zaak dal; grote maatschappijen 'iUi vallers' presenteren. Ph heeft een nieuwe cd Frans Brüggen met zijn kest van de Achttie Eeuw in de aanbieding; speeld worden de Suite if tor en Pollux van Ran| en drie Fantasies van cell. j De uitvoering hoeft nai lijks nog aangeprezen; F Brüggen is een trendset j, de muzikant bij wie veel te genieten en te 1< valt. Wie goed naar F luistert en niet al te vas aan eigen opvattingen, merken dat Frans Brüj f met z'n ensemble sma i kan veranderen. Na B gen ga je anders luistfe naar muziek. De Deutsche Harm F Mundi deed een cd van I1" Philipp Emanual Bach iiai aanbieding. Het betreft 5( hier een opname van k thentieke snit: het Frei ger Barokorkest onder ,t ding van Thomas Hen broek speelt samen met v dreas Staier, clavecimbe Hans-Peter Westerm S hobo. Opgenomen zijn d< 5 geheten Hamburger syl n nieën (Wq 182,3&4&5) w twee concerteft (Wql65P; 43,4). Het is aantrekkel a muziek op een aanstekel wijze gebracht en als zi >a nig is ook deze aanbiei 5I de moeite waard. P' LÜTSEN KOOIS1J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 6