p ll mal Ie Ook secretaresses en boekhouders moeten bejaarden helpen eten Het eerste bloed; januari 1949 ROTTERDAMS VERPLEEGHUIS KONDIGT NOODPLAN AF Lokmiddelen Thuiszorg Heimwee ZATERDAG 13 OKTOBER 1990 PAGINA 27 Een dezer dagen verschijnt in de Verenigde Staten een boek van onze correspondent in Zuid-Afrika, Anthony Hazlitt Heard: The Cape of Storms', een persoonlijke geschiedenis van de crisis in Zuid-Afrika. Tony Heard was van 1971 tot 1987 hoofdredacteur van de Cape Times in Kaapstad. In 1986 kreeg hij de „Golden Pen of Freedom" van de internationale federatie van krantenuitgevers. Hij werd ontslagen als hoofdredacteur na een omstreden interview in Londen met Oliver Tambo, een van de leiders van het ANC. Als correspondent van onze krant levert hij sindsdien geregeld artikelen over de actuele ontwikkelingen in Zuid-Afrika, die hij met grote kennis van zaken in een historische context plaatst. Hij was in 1988 gasthoogleraar aan de befaamde universiteit van Havard in de Verenigde Staten. In The Cape of Storms vertelt hij onder meer over de zwarte onlusten in de jaren zestig, de verdwijning van zijn vader, zijn jeugd als 'blanke' in het conservatieve Natal en zijn bewustwording van het rassenonrecht. Hieronder een voorpublikatie, waarin Heard schetst hoe hij als twaalfjarig jongetje voor het eerst getuige was van raciaal geweld, iets wat diepe indruk op hem gemaakt heeft. 'THE CAPE OF STORMS' OVER CRISIS IN ZUID-AFRIKA DURBAN - Mijn eerste kennismaking met raciaal geweld vond plaats in Dur ban - in feite waren het de eerste grote onlusten waarmee de nieuwe regering die in 1948 was gekozen werd gecon fronteerd. De lange zomervakantie liep ten einde en wij troffen voorbereidingen om terug te keren naar Treverton in Mooirivier. Het was vochtig, de heetste tijd van het jaar. Dat was het moment, de nacht van 13 januari 1949, dat de Zulu's opston den tegen de Indiërs. Het volk van Zak- ha«, die in de negentiende eeuw in de ge schiedenis van Natal bekend stond als de Zwarte Napoleon, kwam in botsing met de afstammelingen van de zoge naamde koelies die uit India geïmpor teerd waren om te werken in de rietsui kervelden van Natal. De Indiërs waren geen partij voor de Zulu's. Rond 1949 telde de Zulu-bevol- king van Natal enige miljoenen; de'Indi- sche gemeenschap bestond uit ongeveer driehonderdduizend man. Het commer ciële succes van de Indiërs gaf reden tot wrijving - het wekte afgunst en wrok op bij andere rassen. Hoewel de oorzaken van de onlusten, en de gebeurtenissen zelf, gehuld gingen in controverse en verwarring, lijkt het erop dat een ondergeschikt, spontaan incident - de mishandeling van een Zulujongen door een Indiër - de aanleiding was voor het bloedbad. In de twee dagen dat de onlusten voort duurden, vluchtten de Indiërs voor de impis (legers) van de Zulu's, leefden de blanken in doodsangst en werd het uiter ste gevergd van de politie. De Zulu's wa ren gedisciplineerd en wreed. Zij zwaai den met hun traditionele knopkieries (stokken met aan het eind een knots), met messen en kapmessen voor suiker riet of 'rietmessen'. Het precieze dodenaantal zal waarschijn lijk nooit vastgesteld worden. Een on derzoekscommissie noemde een cijfer van vijftig Indiërs en zeven acht Afri kanen, hetgeen aan de voorzichtige kant Tony Heard tijdens een werkbezoek aan onze redactie. zou zijn. Duizend of meer mensen - on der wie een klein aantal blanken - raak ten gewond: De commissie meldde dat de Indiërs „als schapen afgeslacht wa ren". De regering klaagde over de be richtgeving in de kranten, vooral over de buitenlandse verslaggeving. Een bericht uit de New York Sun dat geciteerd werd in het parlement gaf een indruk van de sfeer: „De woonwijken zijn in vuur en vlam gezet door strijdkreten roepende inboorlingen". In de binnen- en buitenlandse politiek werd de nieuwe Zuidafrikaanse regering aangesproken over de oorzaken van de onrusten -iets waarover de regering zeer gebelgd was. Generaal Smuts, die nadat hij in 1948 de verkiezingen had verloren oppositieleider was geworden, omschreef de incidenten als de eerste vruchten van de regeringspolitiek van raciale onder drukking. Smuts zei onder meer: „Wat in Durban is gebeurd, is een signaal. We nemen de niet-Europese bevolking nu kleine rechten af die zij generaties lang genoten heeft". De zwarte nationalistische groeperingen gaven blijk van verantwoordelijkheids gevoel en verzochten de ordeverstoor ders dringend kalm te blijven en niét in de handen te spelen van de politieke ge lederen die de rassenhaat wilden voeden ten koste van de Afrikaanse zaak. De redactionele correspondent van de New York Times, G.H. Archambault, had kritiek op het feit dat er weinig ge daan was aan zwarte huisvesting. „Zij kraken en bouwen krotten", schreef Ar* chambault, een opmerking die een gene ratie later met evenveel recht gemaakt kon worden. Hij merkte ook op: „De Britse Zuidafrikanen gedragen zich nog steeds alsof Zuid-Afrika een buitenpost van het rijk is en de Zuidafrikaners heb ben nog steeds die patriarchale houding ten opzichte van de niet-Europeanen". De raciale uitbarsting in Durban ging straal langs mij heen. Ik bevond me in het appartement van Vida, mijn moe der, op de achtste verdieping van Chel sea Court op de Victoria Embankment, ook wel de Esplanade genoemd. Het ap partement keek uit over de baai van Durban. In de verte lag de met groen Tony Heard tijdens een interview in 1987 leiders van het ACN. Het interview leidde Zuidafrikaanse krant Cape Times. overdekte Bluff, een grote kaap die'een natuurlijke haven vormde. Aan de Bluff lag een fabrieksschip van een walvis vaarder, op een punt dat gemarkeerd werd door walvisspek, bloed en vraat zuchtige haaien. 'Kreunende Minnie', een baggerboot die zijn naam had gekre gen van inwoners die hun nachtrust ver stoord zagen, maakte dag en nacht al ra telend de baai schoon. Op de Esplanade bevond zich de jachtclub van Durban, die bezocht werd door de trendy-non chalante blanke jetset. In de ondiepe de len van de baai glinsterden boven de zandbanken scholen zeebarbeel. Halver wege de baai lag Salisbury Island, voor ons een plaats van spannende mangro vemoerassen, mamba's en eitjes van de zilverreiger, waar de Britten en Zuidafri kanen tijdens de oorlog in het geheim een grote marinebasis gebouwd hadden. De Esplanade was omlijst door hoge pal men en rotspartijen. Een standbeeld van Dick King, die in 1842 een rit van 6000 mijl van Durban naar Grahamstone had ondernomen om het Britse garnizoen dat onder druk stond van de Boeren ver sterkingen te brengen, toont hem ver moeid naast zijn eveneens uitgeputte paard. Het toneel was dat van een met palmen omzoomde rust. in Londen met Oliver Tambo, een van de tot zijn ontslag als hoofdredacteur van de FOTO: ANP Tot 13 januari 1949. Mijn herinneringen van de onlusten be perken zich tot korte flitsen, maar dit in cident heeft een krachtige en blijvende indruk gemaakt. Een doodsbange Indi sche jongen kwam de Esplanade afren nen, sprong over een muur en stortte van de spoorbaan. Dertig of veertig Zu lu's achtervolgden hem zwaaiend met rietmessen en knopkieries. Van achter het raam op de achtste verdieping van Chelsea Court was geen geluid te horen. Er was alleen maar die menigte die een man achtervolgde, als roofdieren in een woeste jacht op een antilope. Dat was alles. De doodsangst van een eenzame man. En een jongetje van twaalf, met zijn neus tegen het raam ge drukt, aan de grond genageld... Ik realiseerde me met een rilling wat er aan de hand was. De man werd achter volgd omdat hij een Indiër was en om geen enkele andere reden. Achtervolgers en achtervolgde werden vager en verdwenen langs de spoorweg, in de richting van het douanekantoor. ANTHONY HEARD 'The Cape of Storms - A Personal History of the Crisis in South Africa', door Anthony Heard. Uitgeverij: University of Arkansas Press, Fayettevill (VS). ROTTERDAM - Het schrijnend tekort aan ziekenverzorgers in Ne derland kent zijn dieptepunt in verpleeghuis Stadzicht in Rotter dam. Om te voorkomen dat de be woners uitdrogen is k\ het perso neel ingeroosterd om te helpen bij het verstrekken van maaltijden en koffie en thee. „Het is van de gek ke. Maar je kunt die bewoners toch niet laten verrekke?" Hultermans schudt zijn hoofd. Hij is aangenomen om administratief werk te verrichten en nu kan hij op gezette tij den naar de .verpleegafdelingen worden geroepen om de dementerende bewoners eten of drinken te geven. „Daar ben ik niet voor aangenomen! Dit is oneigenlijk gebruik van werknemers". En toch zal Hultermans 'naar boven gaan' als ze hem nodig hebben. „Vanuit een emotio nele binding. Je wil de bewoners niet aan hun lot overlaten". Zijn collega evenzo: „Als het niets anders kan... Je voelt je toch verantwoordelijk voor Stadzicht, je staat in dienst van de bewo ners". In het 'Bruin Café' van Stadzicht lepelt een oude grijze vrouw advocaat met slagroom. Haar dochter vertelt dat de overbuurman een hartaanval op straat heeft gekregen en binnenkort „dus ook wel in een verpleeghuis zal zitten". De oude vrouw lepelt door. Direct moet ze weer naar boven. Naar de afdeling, waar een dag voorbij is als er drie maaltijden verstrekt zijn en twee keer koffie en thee is geschonken. Duizenden bejaarden wachten op een plaats in een verpleeg huis. Om de wachtlijsten weg te werken wil de overheid meer verpleeghuizen bij bouwen. Maar wie moeten er in de hui zen gaan werken? De verzorgingstehui zen' schreeuwen nu al om personeel. Het Rotterdamse Stadzicht het hardst. Het verpleeghuis wordt draaiende gehouden door de helft van het aantal werknemers dat er voor staat. Er zouden 170 mensen moeten werken, maar er zijn 30 vacatu res, 47 zieken en 8 zwangeren. De direc tie heeft inmiddels een opnamestop afge kondigd (244 van de 261 bedden zijn be zet) en één afdeling gesloten. De bewo ners zijn verspreid over andere afdelin gen. In kranten en weekbladen hebben tientallen advertenties gestaan voor de werving van nieuw personeel. Toen nie mand reageerde heeft de directie een zo genoemde headhunter ingeschakeld om gekwalificeerd personeel binnen te ha len. Zonder resultaat. „De kleefkracht van Stadzicht moet worden vergroot", concludeerde de directie en er werden plannen ontwikkeld die ziekenverzorgers niet alleen moeten binnenhalen, maar vooral ook binnenhouden. Directeur be heer J. Wartna: „We kennen een giganti sche zuigelingensterfte. Binnen twee jaar is veertig procent van de instromers weer verdwenen". Als lok- en lijmmid- delen wil de directie volgend jaar starten met een crèche, bedrijfsvervoer voor de avondploeg (Stadzicht ligt buiten de stad en is moeilijk bereikbaar met openbaar vervoer), arbeidsmarkttoeslagen en aan brengpremies voor werknemers die Stad zicht ziekenverzorgers bezorgt die langer dan een jaar blijven. Hoeveel premie Stadzicht wil betalen, kan de directie nog niet zeggen. De plannen moeten eerst nog goedkeuring vinden. In de tus Op het kille linoleum probeert een kat huiselijk te zijn. Een kleine bejaarde vrouw loopt onrustig rond en praat voortdurend in zichzelf. Een oude grijs aard roept onverstaanbare woorden. Maar het gros van de dertig bewoners op de afdeling is stil, zit uitgeteld en in ge dachten verzonken achterover in een stoel. Een gesprek is niet of nauwelijks mogelijk. En toch, heimwee. Een oma met een smoezelig vestje schuifelt naar Yvonne. Voorzichtig neemt ze haar hand en streelt deze. „U kietelt me", zegt Yvonne. De vrouw richt haar oude hoofd op en haar ogen schitteren. „Dat weet ik. Ik denk dat ik maar ga zitten. Daarachter op die stoel bij die andere vrouwen. Maar ik moet wel opletten dat ik er niet naast ga zitten. Want ik ben niet goed wijs". Heimwee. „Naar de mensen. Ze intrige ren me. Ze geven je toch wat terug. Je moet er wel oog voor hebben, want het zijn vaak heel subtiele dingen waar je weer een hele tijd op kunt teren. De blik in iemands ogen als je hem of haar helpt met eten, een aanraking, een gebaar. Als je daar geen oog voor hebt en alleen de lasten ziet, taai je zo af'. Of de media alsjeblieft oog willen heb ben voor deze zonnige zijde van het vak, smeken directie, administratie, verzor ging en verpleging bijna in koor. Toen zij nog actie voerden voor meer salaris, kon de hoge werkdruk en het karige sala ris niet voldoende worden benadrukt. Maar nu de cao-onderhandelingen zijn afgerond en het personeelstekort alleen maar nijpender is geworden, dringt ie dereen aan op een positief verhaal. Een verhaal dat jongeren en werklozen doet besluiten zich te laten (om)scholen tot ziekenverzorger. Zoals Karin Vos, die na tien jaar administratieve werkzaamhe den op kantoor voor de ziekenverzor ging heeft gekozen. Of Sylviana Colli, die een korte opleiding heeft gevolgd tot verpleegassistente. Met alle geduld geeft ze een bewoonster een puddinkje te eten. „Ik heb zelf zo'n oma gehad. Bo vendien hebben oudere mensen me al tijd al geïnteresseerd. Vanuit de Suri naamse cultuur is het toch zo dat je voor ouderen moet zorgen. En je krijgt veel van ze terug. Sommigen nemen je hand en geven een kus, zeggen dat ze van je gedroomd hebben of je gemist hebben. Dat zijn mooie momenten". De verpleegassistenten zijn op initiatief van Stadzicht opgeleid. Joziasse: „Door dat ze taken aan de onderkant van de ziekenverzorging weghalen, wordt het vak van ziekenverzorger aantrekkelijker. Je kunt ziekenverzorgers laten doen waarvoor ze geleerd hebben". Maar dan moeten er wel voldoende ziekenverzor gers zijn. En die zijn er niet. Het even wicht tussen gekwalificeerde en niet-ge- kwalificeerde mensen is zoek. Directeur Wartna: „De verpleegassistenten verlich ten voor een deel de lasten, maar zijn niet dé oplossing. Het aantal ziekenver zorgerden is al zó drastisch naar bene den gebracht dat het echt niet verder te rug kan wil je nog fatsoenlijke zorg over houden". Dé oplossing moet volgens Joziasse ge zocht worden in de versterking van de eerste-lijnszorg. „De overheid moet veel meer geld geven voor thuiszorg, zodat er geen extra verpleeghuizen hoeven wor den bijgebouwd waarvoor toch geen per soneel is". MONIQUE VAN DE VEN De verplegers van Stadszicht zouden graag meer doen voor hun demente bejaarden. In de inmiddels gesloten afdeling van Stadszicht staan de kamers leeg. Op het kille linoleum probeert een kat huiselijk te zijn. FOTO'S: STEPHEN EVENHUIS sentijd moeten de bezettingsproblemen worden opgelost met het noodplan van de directie, waarbij op ztlle werknemers een beroep kan worden gedaan tijdens de spitsuren op de verpleegafdelingen. Om het hoge ziekteverzuim terug te brengen wil de directie starten met be- drijfsfysiotherapie. Veel werknemers hebben last van rugklachten als gevolg van het tillen van bewoners die veel hulpbehoevender zijn dan tien jaar gele den, terwijl er minder handen zijn om ze uit bed en bad te tillen. Baden is er trouwens bijna niet meer bij. Om niet te vervuilen worden de bewo ners één keer per week onder de douche gezet. De andere dagen van de week moeten ze genoegen nemen met een washand over handen, voeten en billen. Er is geen tijd voor meer. Niet voor een extra douchebeurt of nagels knippen, laat staan voor uitstapjes. Alle verpleeg huizen in Nederland moeten zich beper ken tot het noodzakelijke. In Stadzicht komt ook het noodzakelijke in het ge drang. Het verstrekken van de warme maaltijd is verworden tot „het naar bin nen gooien van een koude kwak". „En het gebeurt ook wel eens dat door onder bezetting een halve afdeling een hele dag niet uit bed komt", vertelt Yvonne in 't Veld. Maar het meest storende nog vindt zij het gebrek aan tijd om persoon lijk aandacht te besteden aan bewoners. „Je ziet mensen in hun functioneren achteruit gaan. Ze krijgen minder aan dacht, worden niet meer geactiveerd of geprikkeld en gaan zitten suffen". Yvon ne is terug van weggeweest. Na tien jaar ziekenverzorging nam ze vorig jaar april ontslag. „Je moest steeds harder werker en zag steeds minder resultaat Van je in spanningen. Toen ben ik in de dagbe handeling gaan werken, maar ik kreeg toch heimwee". W Verplegers jouden gm ™rer doer """r CeidócSouAont

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 27